Stcrt. 2015, 7675, datum inwerkingtreding 24-03-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.
2 Indien de overbrenging een voorlopig gehechte jeugdige betreft, dan wel bij het vonnis
een executie-indicator is gegeven, vraagt de directeur toestemming aan het openbaar
ministerie. Indien de overbrenging een jeugdige betreft die met toepassing van artikel
6.2.2, tweede lid, van de Jeugdwet in een inrichting is geplaatst, overlegt de directeur
met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
5 Indien spoedeisende medische zorg geboden is, kan afgeweken worden van de in dit artikel
gestelde procedure. De directeur vraagt in dat geval achteraf toestemming aan het
openbaar ministerie of overlegt met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel
1.1 van de Jeugdwet.
6 De directeur meldt de plaatsing in het ziekenhuis dan wel in een andere instelling
en de beëindiging van die plaatsing aan de selectiefunctionaris. De beëindiging van
de plaatsing wordt tevens gemeld aan de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel
1.1 van de Jeugdwet.