Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Bureau Financieel Toezicht
De Staatssecretaris van Justitie,
Overwegende dat artikel 113 van de Wet op het notarisambt voorschrijft dat de Minister van Justitie telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal
een verslag zendt over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het functioneren
van het Bureau Financieel Toezicht (BFT), en het laatste verslag bij brief d.d. 9
november 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden;
Overwegende dat het takenpakket van het BFT de afgelopen jaren is uitgebreid met het
toezicht in het kader van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties;
Overwegende dat de Gerechtsdeurwaarderswet thans partieel wordt geëvalueerd door de
Commissie evaluatie Gerechtsdeurwaarderswet (Commissie Van der Winkel);
Overwegende dat de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt (Commissie Hammerstein) aanbevelingen heeft gedaan voor de versterking van het toezicht
en het scheiden van toezicht en tuchtrecht, en er voor de uitwerking van deze aanbevelingen
thans een wetsvoorstel in voorbereiding is;
Overwegende dat het wenselijk is om thans de organisatorische vraagstukken met betrekking
tot het BFT te evalueren en advies in te winnen met het oog op de positionering van
het BFT;