b. Het weigeren van een nieuw reisdocument (waaronder de NIK!)
[Regeling vervallen per 01-03-2022]
De nieuwe signaleringsmogelijkheid van een persoon met een uitreisverbod (een 23b-signalering) leidt in drie opzichten tot een belangrijke wijziging in de behandeling van aanvragen
voor een reisdocument.
Ten eerste heeft een 23b-signalering gevolgen voor zowel de aanvraag van een paspoort
áls de aanvraag van een NIK. In tegenstelling tot de andere signaleringsgronden, moet
de verstrekkende autoriteit bij een 23b-signalering óók een NIK weigeren! Dat leidt
er toe dat de verstrekkende autoriteit ook bij alle aanvragen voor een NIK moet controleren
of betrokkene staat gesignaleerd.
NIEUW: Een verstrekkende autoriteit moet óók bij alle aanvragen voor een Nederlandse identiteitskaart controleren of betrokkene staat gesignaleerd.
|
Ten tweede komt een verstrekkende autoriteit bij een artikel 23b-signalering geen
beoordelingsruimte toe bij zijn besluit tot het weigeren van een reisdocument. In
tegenstelling tot andere signaleringsgronden, moet het bestuursorgaan de aanvraag van een paspoort of een NIK weigeren. Hij maakt dus
geen belangenafweging.
Van belang is daarom dat de verstrekkende autoriteit op de hoogte is van de precieze
grond waarop betrokkene staat gesignaleerd. Ten slotte dient alléén (!) bij een 23b-signalering
een belangenafweging achterwege te blijven. Om te achterhalen wat de signaleringsgrond
is, neemt de verstrekkende autoriteit contact op met RvIG. In dit verband wordt verwezen
naar de procedures die RvIG heeft opgesteld.
NIEUW: Een verstrekkende autoriteit moet een reisdocument, waaronder de NIK, weigeren als betrokkene is gesignaleerd op grond
van artikel 23b.
|
Ten derde is de overeenstemmingsprocedure, bedoeld in de artikelen 44, vierde lid, 45 en 46 van de Paspoortwet niet van toepassing bij een signalering op grond van artikel 23b. Bij een reguliere signalering dient – voordat een beslissing wordt genomen een reisdocument
te weigeren – de aanvrager in de gelegenheid te worden gesteld om overeenstemming
te bereiken met de signalerende autoriteit. De betrokken persoon krijgt in beginsel
twee weken de tijd om te besluiten of hij van deze procedure gebruik wenst te maken.
Maakt hij daarvan gebruik, dan wordt de beslissing gedurende acht weken aangehouden.
Deze overeenstemmingsprocedure is dus niet van toepassing bij een signalering op grond
van artikel 23b Paspoortwet. Gezien het onderliggende besluit van de minister van VenJ, en de aard van de omstandigheden
die leiden tot een uitreisverbod, heeft de wetgever de overeenstemmingsprocedure niet
opportuun geacht, omdat de kans dat deze tot een ander resultaat leidt nihil zal zijn.
NIEUW: De overeenstemmingsprocedure wordt niet toegepast bij een signalering op grond
van artikel 23b.
|
Nadat de verstrekkende autoriteit het reisdocument heeft geweigerd aan betrokkene,
doet hij van dit besluit mededeling aan de minister van BZK middels het daarvoor bestemde
C6-formulier. De minister zorgt voor opneming van die mededeling in het RPS.