Schenk- en erfbelasting, kwijtschelding

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 19-09-2020 t/m heden

Schenk- en erfbelasting, kwijtschelding

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit vervangt het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/875M en bevat het beleid over kwijtschelding van schenk- en erfbelasting als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onder 1° en 4°, en artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956. In het besluit is een nieuwe goedkeuring opgenomen voor de kwijtschelding van erfbelasting in de zin van artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956. Verder is de in het besluit van 10 juni 2010 opgenomen mandatering van de bevoegdheid om kwijtschelding te verlenen aangepast.

1. Inleiding

In dit besluit is het beleid opgenomen over kwijtschelding van schenk- en erfbelasting als bedoeld in artikel 67 Successiewet.

De onderdelen 2 en 3 zijn redactioneel aangepast. In onderdeel 2 zijn de woorden ‘(in het buitenland)’ verwijderd omdat de in dit onderdeel opgenomen goedkeuring ook geldt voor situaties in Nederland. In onderdeel 2.1 is de tekst van de goedkeuring aangepast. Verder is de bevoegdheid om kwijtschelding te verlenen in het in onderdeel 2 genoemde geval niet langer gemandateerd aan de Belastingdienst.

De bevoegdheid om kwijtschelding te verlenen in de in onderdeel 3 genoemde gevallen is aangepast naar aanleiding van een wijziging in de organisatie van de Belastingdienst.

Tot slot is in het nieuwe onderdeel 4 een goedkeuring opgenomen voor de kwijtschelding van erfbelasting in de zin van artikel 67, derde lid, Successiewet voor het geval de wettelijke verdeling (artikel 13 boek 4 BW) van toepassing is en een nalatenschap op deze wijze is verdeeld.

2. Schenking voor verschaffen levensonderhoud en bekostiging medische hulp

Gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van schenkbelasting kan worden verleend voor een schenking aan een natuurlijk persoon waarvan overtuigend wordt aangetoond, dat zij slechts heeft gestrekt tot het verschaffen van levensonderhoud van een begiftigde die verstoken is van eigen middelen van bestaan en die wegens ouderdom, invaliditeit of om andere redenen buiten staat is zich die middelen door arbeid te verschaffen (artikel 67, eerste lid, onder 1°, Successiewet). In dit verband kan ik ook gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verlenen voor een schenking voor de bekostiging van noodzakelijke medische hulp die niet door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Dit voor zover overtuigend wordt aangetoond dat de patiënt of bij een minderjarige patiënt zijn ouder(s), onvoldoende middelen heeft of hebben om de kosten te betalen.

2.1. Inzameling via een rechtspersoon. Goedkeuring

Het komt voor dat gelden voor het verschaffen van noodzakelijk levensonderhoud of voor de bekostiging van noodzakelijke medische hulp via schenkingen aan een rechtspersoon worden ingezameld. Het bepaalde in artikel 67, eerste lid, onder 1˚, Successiewet biedt geen ruimte om in geval van schenkingen aan die rechtspersoon een kwijtschelding te verlenen. Dit acht ik niet wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goed dat kwijtschelding wordt verleend van de schenkbelasting die een rechtspersoon is verschuldigd over een schenking die wordt besteed aan het verschaffen van noodzakelijk levensonderhoud van een natuurlijk persoon, zoals bekostiging van noodzakelijke medische hulp.

2.2. Verzoek om toepassing kwijtscheldingen levensonderhoud en medische hulp

Verzoeken om kwijtschelding op grond van onderdeel 2 kunnen worden gericht aan:

Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Team Brieven en Beleidsbesluiten

Postbus 20201

2500 EE Den Haag

3. Kwijtscheldingen bij schenkingen voor het algemeen nut

Gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van schenkbelasting kan worden verleend voor een schenking ten behoeve van het algemeen nut voor het grondgebied van Nederland die aan een bepaald tijdstip of een bepaalde gebeurtenis gebonden is (artikel 67, eerste lid, onder 4°, Successiewet).

3.1. Een bepaald tijdstip of een bepaalde gebeurtenis

Kwijtschelding kan worden verleend van schenkbelasting die is verschuldigd over schenkingen die zijn gedaan in het kader van een inzameling ten behoeve van het algemeen nut ter gelegenheid van een bepaald tijdstip. Een bepaald tijdstip kan bijvoorbeeld zijn een jubileum van de schenker of begiftigde van 25 jaar of een veelvoud daarvan.

Kwijtschelding kan eveneens worden verleend van schenkbelasting die is verschuldigd over schenkingen die zijn gedaan in het kader van een inzameling ten behoeve van het algemeen nut in verband met een bepaalde gebeurtenis. Een bepaalde gebeurtenis kan bijvoorbeeld zijn het stichten, het verwerven, substantiële renovatie of uitbreiding van een bijzonder gebouw, bijvoorbeeld een kerk of een concertzaal. Het onderhoud van een dergelijk gebouw valt hier niet onder. Bij de schenking moet worden aangeduid voor welk gebouw de schenking is bedoeld. Schenkingen aan een landelijk fonds, waaruit van tijd tot tijd bijdragen worden verstrekt ten behoeve van het stichten van nader te bepalen gebouwen, zijn onvoldoende ‘bepaald’. Hiervoor geldt de regeling niet. Verder moet de schenking zijn gedaan om te voorzien in een onmiddellijke behoefte aan gelden voor het beoogde doel. Zo valt bijvoorbeeld de aflossing van langlopende leningen die voor het beoogde doel zijn aangegaan niet onder deze regeling.

3.2. Periode waarvoor de kwijtschelding wordt verleend

De kwijtscheldingsregeling geldt voor schenkingen die in een bepaalde periode (de actieperiode) zijn gedaan. De verzoeker geeft zelf aan voor welke periode hij opteert. Voor jubilea en landelijke inzamelingsacties beslaat de periode maximaal één jaar. Voor jubilea geldt daarbij dat het jubileum binnen de gekozen periode moet vallen. Voor de overige gebeurtenissen is de periode een aaneengesloten tijdvak van maximaal twee jaren.

De kwijtscheldingsregeling geldt ook voor schenkingen in de vorm van periodieke giften als bedoeld in artikel 6.34 en 6.38 van de Wet inkomstenbelasting 2001, onder de volgende voorwaarden.

  • De schenking is gedaan in de actieperiode.

  • De looptijd van de termijnen is maximaal vijf jaren.

  • De eerste termijn wordt uitgekeerd in de actieperiode.

3.3. Mandatering

Artikel 67, eerste lid, aanhef en onder 4˚, van de Successiewet bevat een zogenoemde attributiebepaling. Aan de staatssecretaris van Financiën is de bevoegdheid geattribueerd tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van schenkbelasting voor een schenking ten behoeve van het algemeen nut voor het grondgebied van Nederland die aan een bepaald tijdstip of een bepaalde gebeurtenis gebonden is.

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mandateer ik met dit beleidsbesluit deze bevoegdheid met de mogelijkheid om ondermandaat te verlenen aan de inspecteur zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a1 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, die verantwoordelijk is voor het onderdeel Particulieren (hierna: inspecteur):

De inspecteur heeft mandaat tot het verlenen van kwijtschelding op grond van artikel 67, eerste lid, onder 4˚, Successiewet en alle werkzaamheden die hiermee verband houden. Aan de inspecteur wordt betreffende deze aangelegenheden ook volmacht en machtiging verleend als bedoeld in artikel 10:12 Awb. De inspecteur heeft de bevoegdheid ondermandaat te verlenen aan functionarissen werkzaam bij de Belastingdienst.

De verzoeken om kwijtschelding kunnen rechtstreeks worden gericht aan:

Belastingdienst/Schenkbelasting

Postbus 4670

5601 ER Eindhoven

4. Kwijtschelding erfbelasting bij overdracht cultuurgoed en wettelijke verdeling

Op grond van artikel 67, derde lid, Successiewet heb ik de bevoegdheid om gehele of gedeeltelijke kwijtschelding te verlenen van de verschuldigde erfbelasting en de daarmee evenredig samenhangende belastingrente, indien voorwerpen uit een nalatenschap van nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang, door de verkrijger in eigendom worden overgedragen aan de Staat.

De voorwaarden voor toepassing van deze regeling zijn nader uitgewerkt in artikel 11 tot en met 15 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956.

Als een erflater een echtgenoot en één of meer kinderen als erfgenamen achterlaat en er geen testament is, geldt op grond van artikel 13 Boek 4 BW de wettelijke verdeling. De wettelijke verdeling geldt ook als er wel een testament is en daarin de toepassing van de wettelijke verdeling niet expliciet is uitgesloten of in het testament is bepaald dat de wettelijke verdeling van toepassing is. In geval van een wettelijke verdeling kunnen de kinderen als erfgenamen ten aanzien van hun verkrijgingen geen beroep op deze kwijtscheldingsregeling doen. Het tot de nalatenschap behorende cultuurgoed wordt in geval van een wettelijke verdeling immers van rechtswege verkregen door de langstlevende echtgenoot, waardoor de kinderen niet de verkrijgers van het cultuurgoed zijn. De kinderen verkrijgen van rechtswege een onderbedelingsvordering op de langstlevende echtgenoot. De langstlevende echtgenoot is op grond van artikel 14 Boek 4 BW verplicht de schulden van de nalatenschap te voldoen, waaronder de over de verkrijging van de kinderen verschuldigde erfbelasting.

In het geval van een wettelijke verdeling kan dus in beginsel alleen kwijtschelding worden verleend van erfbelasting over de verkrijging van de langstlevende echtgenoot. Ik acht dit in het geval van een wettelijke verdeling niet wenselijk, omdat de langstlevende echtgenoot de erfbelasting over de onderbedelingsvordering van de kinderen moet voldoen en de waarde van deze vordering (mede) afgeleid is van de waarde van het cultuurgoed. Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule) het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat wanneer de langstlevende een voorwerp van nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang overdraagt aan de Staat en verzoekt om hiermee ook de erfbelasting te voldoen die verschuldigd is over de als gevolg van de wettelijke verdeling ontstane onderbedelingsvorderingen van de kinderen, ook gehele of gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend ter zake van deze erfbelasting en de daarmee evenredig samenhangende belastingrente.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.

  • De wettelijke verdeling in de zin van artikel 13 Boek 4 BW is van toepassing (en is niet ongedaan gemaakt);

  • Als gevolg van de wettelijke verdeling verkrijgt het kind een niet opeisbare onderbedelingsvordering op de langstlevende echtgenoot waarover erfbelasting verschuldigd is;

  • De hoogte van de onderbedelingsvordering wordt mede beïnvloed door de waarde van het aan de Staat over te dragen cultuurgoed.

Ouderlijke boedelverdeling

De bovenstaande goedkeuring en de daarbij vermelde voorwaarden gelden ook in het geval een nalatenschap wordt verdeeld op grond van de ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 1167 Boek 4 BW (oud).

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 september 2020

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze,

J. de Blieck

hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven