Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen

[Regeling vervalt per 28-02-2026.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 november 2020, nr. 2020-000066691, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen voor de verbetering van het binnenklimaat in scholen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bouw- en installatiekosten: kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid, inclusief kosten voor sloop en lood- en asbestverwijdering;

  • CO2-concentratie: de concentratie van kooldioxide, uitgedrukt in parts per million (ppm), gemeten in de ademzone van verblijfsruimten gedurende de gebruikstijd van die ruimten;

  • hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging van het voortgezet onderwijs: hoofdvestiging, nevenvestiging of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • project: technisch, functioneel of in de tijd samenhangend geheel van werkzaamheden van een gemeente, een gemeente en een schoolbestuur of een schoolbestuur aan één of meer schoolgebouwen op dezelfde locatie;

  • school of nevenvestiging van het primair onderwijs: basisschool of school voor speciaal onderwijs, of nevenvestiging van een basisschool of school voor speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • schoolgebouw: gebouw dat mede dan wel uitsluitend wordt gebruikt voor een door het Rijk bekostigde school of nevenvestiging van het primair onderwijs, of voor een door het Rijk bekostigde hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging van het voortgezet onderwijs, met uitzondering van verticale scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en agrarische opleidingscentra als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Doelstelling van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van projecten waarmee middels noodzakelijke en energiezuinige maatregelen het binnenklimaat in bestaande schoolgebouwen kunnen worden verbeterd.

Artikel 3. Plafond voor verstrekken van specifieke uitkeringen

  • 1 Het plafond voor het totaal van aanvragen voor specifieke uitkeringen bedraagt € 197.217.000.

  • 2 Bij het bereiken van het plafond doet de minister daarvan onverwijld mededeling in de Staatscourant.

Artikel 4. Verstrekken van de specifieke uitkering

  • 1 De minister kan op aanvraag aan gemeenten eenmalige specifieke uitkeringen verstrekken voor projecten betreffende het verbouwen van bestaande schoolgebouwen waarin in ieder geval noodzakelijke en energiezuinige maatregelen worden getroffen om het binnenklimaat te verbeteren.

  • 2 Een project, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval maatregelen die zullen leiden tot:

    • a. een luchtverversingscapaciteit van ten minste 6 dm3/s per persoon of een CO2-concentratie van maximaal 1.200 ppm, in schoolgebouwen die zijn gebouwd voor 1 april 2012 of op grond van een bouwvergunning die is aangevraagd voor 1 april 2012; en

    • b. een luchtverversingscapaciteit van ten minste 8,5 dm3/s per persoon of een CO2-concentratie van maximaal 950 ppm, in schoolgebouwen die zijn gebouwd op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen aangevraagd op of na 1 april 2012;

  • 3 Een project, bedoeld in het eerste lid, omvat daarnaast, voor zover deze maatregelen nog niet getroffen zijn in de schoolgebouwen op de locatie van het project:

    • a. het aanbrengen van kooldioxidemeters die voldoen aan de in artikel 3.143, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving genoemde eisen, in iedere onderwijsruimte in het schoolgebouw, voorzien van monitoring waarvan de gegevens tenminste een jaar beschikbaar blijven; en

    • b. het aanbrengen van een energieregistratie- en bewakingssysteem met rapportagefunctie per dag, week en jaar.

Artikel 5. In aanmerking komende kosten

  • 1 Een specifieke uitkering kan worden verstrekt voor de kosten voor een project als bedoeld in artikel 4, bestaande uit:

    • a. bouw- en installatiekosten van de gemeente; en

    • b. het subsidiëren of bekostigen van bouw- en installatiekosten van een schoolbestuur.

  • 2 Een specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor:

    • a. kosten die reeds uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd of bekostigd; en

    • b. kosten die worden gemaakt ten behoeve van delen van het schoolgebouw die niet gebruikt worden door de school.

Artikel 6. Maximale hoogte specifieke uitkering

  • 2 Een specifieke uitkering voor een project bedraagt in totaal maximaal:

    • a. € 150.000 voor een of meer schoolgebouwen met in totaal minder dan 250 leerlingen;

    • b. € 210.000 voor een of meer schoolgebouwen met in totaal 250 tot 500 leerlingen;

    • c. € 420.000 voor een of meer schoolgebouwen met in totaal 500 tot 1000 leerlingen;

    • d. € 800.000 voor een of meer schoolgebouwen met in totaal 1000 tot 2000 leerlingen; of

    • e. € 1.000.000 voor een of meer schoolgebouwen met in totaal 2000 leerlingen of meer.

Artikel 7. Aanvraag van de specifieke uitkering

  • 1 Een aanvraag voor een specifieke uitkering wordt ingediend door de gemeente waarin het project plaatsvindt.

  • 2 Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan worden ingediend van 4 januari tot en met 30 juni 2021 en van 1 oktober 2021 tot en met 30 april 2022.

  • 3 Een aanvraag voor een specifieke uitkering wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 8. Aanvraagvereisten

  • 1 Een aanvraag heeft betrekking op één project.

  • 2 Een aanvraag voor een specifieke uitkering bevat:

    • a. adresgegevens van het schoolgebouw of de schoolgebouwen in het project;

    • b. een verklaring waaruit blijkt dat de luchtverversing in het schoolgebouw of de schoolgebouwen niet voldoet aan de waarden, genoemd in artikel 4, tweede lid, onder a of b;

    • c. een overzicht van de maatregelen als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, die worden toegepast, inclusief de beoogde luchtverversingscapaciteit of CO2-concentratie waartoe de maatregelen zullen leiden;

    • d. het aantal leerlingen waarvoor de schoolgebouwen in het project gebruikt worden, vastgesteld op 1 oktober 2020;

    • e. een begroting voor de werkzaamheden waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd; en

    • f. een tijdsplanning van de werkzaamheden waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd.

  • 3 De minister beslist op een aanvraag binnen acht weken na ontvangst ervan. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met acht weken worden verlengd.

Artikel 9. Wijze van verdelen

  • 1 De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van dag van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2 Indien een gemeente niet voldoet aan de voorschriften voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft om de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag alsnog voldoet aan de voorschriften als datum van ontvangst.

  • 3 Indien de minister op de dag dat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 10. Verplichtingen

  • 1 De gemeente is verplicht om:

    • a. de activiteiten die onderdeel uitmaken van het project, bedoeld in artikel 4, eerste lid, te starten uiterlijk 31 december 2023 en af te ronden uiterlijk 31 augustus 2025, dan wel te waarborgen dat het schoolbestuur dat subsidie of bekostiging ontvangt de activiteiten respectievelijk start en afrondt uiterlijk diezelfde datums;

    • b. opgedane kennis en ervaring te delen met het Kennis- en innovatieplatform verduurzaming maatschappelijk vastgoed;

    • c. medewerking te verlenen aan de minister bij het verzamelen van informatie ten behoeve van een evaluatie van deze regeling; en

    • d. onverwijld een schriftelijke melding te doen bij de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt niet tijdig of geheel zullen worden verricht, dat niet tijdig of geheel aan de verplichtingen in dit artikel zal worden voldaan of zich andere omstandigheden zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijzigen of intrekken van de specifieke uitkering.

  • 2 Indien uit de informatie, bedoeld in het eerste lid, onder d, blijkt dat de afronding van de activiteiten, buiten de schuld van de gemeente, niet mogelijk is voor de datum, genoemd in het eerste lid, onder a, kan de minister op schriftelijk en gemotiveerd verzoek bepalen dat de activiteiten op 28 februari 2026 afgerond dienen te worden.

  • 3 De in een beschikking opgenomen uiterste datums voor het starten en het afronden van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden als ‘31 december 2023’ respectievelijk ‘31 augustus 2025’ gelezen.

Artikel 11. Afwijzingsgronden

Een specifieke uitkering wordt niet verstrekt als:

  • a. de activiteiten waarvoor specifieke uitkering wordt aangevraagd, zijn gestart voor 1 oktober 2020;

  • b. er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd niet of niet geheel zullen worden uitgevoerd of de gemeente niet zal voldoen aan de in deze regeling opgenomen verplichtingen; of

  • c. er voor een project als bedoeld in artikel 4, eerste lid, reeds een specifieke uitkering op basis van deze regeling is verstrekt.

Artikel 12. Voorschot

Bij verlening van de specifieke uitkering wordt een voorschot van 100 procent van de specifieke uitkering verstrekt.

Artikel 13. Verantwoording, vaststelling terugvordering

  • 2 De minister stelt de specifieke uitkering vast nadat de gemeente, op de in het eerste lid bedoelde wijze, de eindverantwoording aan de minister heeft verstrekt.

  • 3 Indien de uiterlijke datum voor het afronden van de activiteiten, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a of, indien van toepassing, artikel 10, tweede lid, is verstreken, stelt de minister de specifieke uitkering vast aan de hand van de eerstvolgende verantwoordingsinformatie die na die uiterlijke datum wordt verstrekt.

  • 4 Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet, niet geheel, of onrechtmatig is besteed kan de minister de uitkering ter hoogte van het niet-bestede of onrechtmatig bestede deel terugvorderen.

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 28 februari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn verstrekt.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven