Besluit van 22 december 2020 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid
voor de luchtvaart, het Besluit luchtvaartuigen 2008 en het Besluit vluchtuitvoering
in verband met de uitvoering van de bepalingen inzake onbemande luchtvaartuigen opgenomen
in verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli
2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting
van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot
wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010,
(EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement
en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008
van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad
(PbEU 2018, L 212), van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/945 van de Commissie
van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit derde landen afkomstige
exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen (PbEU 2019, L 152) en uitvoeringsverordening
(EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures
voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 26 augustus
2020, nr. IenW/BSK-2020/151587, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan
in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;
Gelet op verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van
4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en
tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart,
en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU)
nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen
(EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PbEU 2018, L 212), van gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/945 van de Commissie van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit
derde landen afkomstige exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen (PbEU 2019,
L 152), en uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie
van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152) en de artikelen 1.5, 2.2, derde lid, en 4.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 november 2020,
nr. W17.20.0293/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 22 december
2020, nr. IENW/BSK-2020/225630, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht
in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan: