Voorbeeld 1
Oud- gedeputeerde A heeft een uitkering van 3 jaar en twee maanden. Na een jaar blijkt
uit sollicitatiegesprekken dat zij voor het werk in het bedrijfsleven dat zij ambieert,
wezenlijke kennis en/of vaardigheden mist. Om deze achterstand in te lopen, is een
diploma van een bepaalde opleiding vereist. Deze opleiding duurt drie maanden.
Aan de vereisten van §9, a tot en met d is voldaan. Voor de vraag of de opleiding rendeert (§9, e), is van belang dat de
aanvraag is gedaan op een tijdstip dat ligt op minder dan de helft van de uitkeringsduur.
Een opleidingsduur van een drie maanden is in deze casus verdedigbaar, mede gezien
de resterende uitkeringsduur van circa anderhalf jaar. Overigens zou ook kunnen worden
bezien of een EVC in dit geval een goed instrument zou zijn. Verder is van belang
welke intensiteit de opleiding heeft; zie §9, h en §7, e. Voordat de factuur wordt voldaan, heeft A een verklaring getekend dat zij de scholingskosten
terugbetaalt als zij de scholing niet afrondt.
Voorbeeld 2
Voormalig wethouder B heeft een Appa-uitkering voor twee jaar uit een ambt met 60%
tijdsbestedingsnorm. Hij had zijn functie als ICT-adviseur naast het wethoudersambt
aangehouden. Hij verzoekt nu om een aanvullende opleiding op dat ICT-gebied.
Deze aanvraag stuit af op §9, d. Deze scholing vloeit voor een groot deel voort uit en komt ten goede aan dat werk
dat betrokkene al deed als ICT-adviseur. Het ligt dan niet in de rede de kosten hiervan
ten laste te brengen van de Appa.
Voorbeeld 3
Voormalig burgemeester C heeft een uitkeringsduur van drie jaar. Zij wil graag een
opleiding van zes weken volgen die start vier maanden voor het einde van de uitkeringsduur.
Deze aanvraag stuit af op §9, e. De periode tot einde uitkeringsduur is zodanig kort dat deze niet meer rendeert
voor de Appa.
Voorbeeld 4
De heer D, die een Appa-uitkering van drie jaar en twee maanden geniet op basis van
zijn vroegere ambt van minister, wil graag kortdurende cursussen doen ten behoeve
van enerzijds zijn commissariaten, anderzijds zijn zojuist gelanceerde adviesbedrijf
en verder zijn ad hoc optredens als voorzitter van symposia e.d. De kosten van deze
cursussen tellen op tot €50.000.
Op zichzelf kan de heer D scholing aanvragen met het oog op verschillende inkomstenbronnen,
maar het daaraan verbonden totaalbedrag aan kosten moet wel in verhouding blijven
tot de uitkering. Een bedrag van €50.000 is een zodanig hoog bedrag aan scholing dat
dit bedrag niet redelijk is te achten. Deze aanvraag moet als zodanig op basis van
§9, g, worden afgewezen, maar kan worden aangepast tot een meer reële hoogte.
Voorbeeld 5
Het voormalige kamerlid E wil een cursus volgen in het buitenland.
In principe zijn opleidingen in het buitenland niet uitgesloten, maar van mevrouw
E wordt wel een extra motivering gevraagd waarom zij juist deze cursus wil volgen.
Zijn er geen alternatieven in Nederland? De insteek voor de beoordeling van de aanvraag
door de uitvoeringsorganisatie is: Nee, tenzij. Als het verzoek wordt toegestaan,
worden de reis- en verblijfkosten, net als voor scholing in het binnenland, ook vergoed.
Deze kosten worden ook in de beoordeling betrokken.
Voorbeeld 6
Het verzoek van voormalig commissaris van de Koning F om een cursus in het buitenland
te volgen, wordt afgewezen, omdat er genoeg alternatieven zijn in Nederland. F volhardt
echter in zijn standpunt dat die cursus in het buitenland voor hem het beste is.
Indien de heer F ondanks de afwijzing van zijn verzoek, toch deelneemt aan die cursus
in het buitenland, worden de kosten ervan niet vergoed. Deelname aan deze cursus laat
de sollicitatieplicht onverlet. Ingeval van een werkaanbod tijdens zijn verblijf in
het buitenland kan hij dus niet tegenwerpen dat hij een scholingsactiviteit verricht.
Voorbeeld 7
Voormalig waterschapsvoorzitter G heeft toestemming van de uitvoeringsorganisatie
voor het volgen van een opleiding van drie maanden. Na twee maanden stopt zij hiermee
om persoonlijke redenen.
De kosten van de opleiding zijn na de goedkeuring van de uitvoeringsorganisatie en
de vaststelling in het re-integratieplan betaald door het overheidsorgaan. Mevrouw
G heeft een verklaring getekend dat zij de scholingskosten terugbetaalt als de scholing
niet wordt afgerond. Nu zij op basis van een in de privésfeer genomen beslissing stopt
met de opleiding, zij de opleiding niet heeft afgerond en geen certificaat kan overleggen,
moet zij deze opleidingskosten dus alsnog betalen. Dit kan via een terugbetaling,
maar ook via verrekening, al dan niet via een betalingsregeling, met de resterende
uitkering.
Het zonder goede redenen beëindigen van de in het plan opgenomen scholing kan voor
de uitvoeringsorganisatie bovendien aanleiding zijn voor een sanctie. Als onderdeel
van het plan is het volgen van die scholing een in het plan opgenomen verplichting.
Voorbeeld 8
H was dagelijks bestuurder van een waterschap en is politiek beschadigd toen hij als
zodanig moest aftreden. Hij kan vanwege de media-aandacht voorlopig niet meer terug
in een politiek ambt. H wil zich oriënteren op een totaal andere soort werkkring en
wil in het verlengde daarvan een scholing volgen van een half jaar, een dag in de
week.
Vanwege deze specifieke omstandigheden ligt een intensievere begeleiding van H voor
de hand. Een andere oriëntatie vergt naar alle waarschijnlijkheid meer aan scholing.
Overweging hierbij is dat deze scholing zo vroeg mogelijk in de uitkeringsperiode
wordt vastgelegd in het re-integratieplan en uitgevoerd, zodat het effect ervan kan
renderen tijdens de uitkeringsduur. Een andere overweging is de inschatting hoe succesvol
deze nieuwe oriëntatie is wat betreft te genereren inkomsten (§9, e). Zoals aangegeven in §4 gaat het bij scholing in het kader van de Appa om het zo snel mogelijk vinden van een nieuwe betalende baan; en daar kan deze nieuwe
werkomgeving of andere richting bij helpen. De scholing moet er naar verwachting toe
bijdragen dat de uitbetaling van de uitkering tot nihil terug wordt gebracht; of tot
het bedrag aan uitkering gezien het voor betrokkene maximaal haalbare niveau van te
verwerven nieuwe inkomsten. Aangezien er sprake is van een substantiële scholing is
er gelet op §9, h en §7, e een verzwaarde motivering vereist. Als toestemming wordt verleend, moet H een verklaring
tekenen dat hij de scholingskosten terugbetaalt als hij de scholing niet afrondt.
Voorbeeld 9
De heer I heeft destijds zijn studie afgebroken om wethouder te worden. Na acht jaar
behoorde zijn partij niet meer tot het college van de middelgrote gemeente. Hoewel
I kan wijzen op een aantal grote, intergemeentelijke, projecten die onder zijn leiding
succesvol tot stand zijn gebracht, heeft hij geen ander diploma dan zijn VWO.
De heer I heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voor hem zou een EVC-vakbekwaamheidsbewijs
een uitkomst zijn, omdat hiermee een objectieve, gecertificeerde derde voor potentiële
werkgevers aantoonbaar maakt welke competenties I tijdens zijn wethouderschap heeft
ontwikkeld. Uit die EVC-procedure zou ook aanvullende scholing kunnen voortvloeien.
Voorbeeld 10
Oud-burgemeester J heeft een uitkeringsduur van drie jaar en twee maanden. Zij wil
niet meer door in de politiek en wil zich omscholen via een tweejarig traject in een
richting die goede vooruitzichten kent op een baan na het behalen van dit diploma.
Deze aanvraag stuit af op §9, e en h/§7, e. De periode van scholing ten opzichte van de uitkeringsduur is zodanig dat deze niet
meer rendeert voor de Appa. Bovendien gaat het om een meerjarige opleiding en de kosten daarvan worden niet
vergoed Dat het diploma goede vooruitzichten geeft op een baan doet hieraan niet af.
De Appa-uitkering is geen vorm van studiefinanciering.
Voorbeeld 11
Voormalig wethouder K geeft aan dat hij door een simpele procedure/ korte opleiding
een accreditatie kan verkrijgen en daarmee zijn kansen vergroot op de arbeidsmarkt.
Het re-integratiebureau acht deelname hieraan zeer raadzaam.
De vraag is of hier sprake is van een opleiding of van een accreditatie-
procedure. De motivering is hier bepalend. In het eerste geval kan deze wel worden
vergoed; in het tweede geval niet.
Voorbeeld 12
Ex- dagelijks bestuurder van een waterschap L wil graag vijf cursussen doen omdat
hij zich verder wil toeleggen op toezichthoudende functies. De kosten bedragen €15.000.
De duur van de uitkering is nog twee jaar en vier maanden. De cursussen worden gegeven
verspreid over drie maanden, duren in totaal zeven weken en vergen veel voorbereiding.
Hier is sprake van substantieel onderwijs (zie §9, onder e) waarvoor de verzwaarde motivering voor betrokkene/het re-integratiebureau vereist
is (‘Niet, tenzij’). Enerzijds geldt hier het uitgangspunt van individueel maatwerk,
maar anderzijds het rendementsaspect en de regel dat de Appa geen studiefinanciering is. Een belangrijke factor hierbij is ook de gevraagde intensiteit
van de scholing. Ingeschat moet worden dat betrokkene drie maanden niet beschikbaar
is voor de arbeidsmarkt; al blijft de algemene regel gelden dat hij wel in voorkomend
geval een aanbod moet accepteren. Verder is de hoogte van het totaalbedrag (in casu
€15.000) van belang: zijn die in verhouding met de hoogte van de uitkering en met
het vooruitzicht op de hiermee te genereren nieuwe inkomsten. Over het algemeen brengen
toezichthoudende functies niet zoveel op.
Voorbeeld 13
Oud-wethouder M treedt af maar heeft politiek verlof, dus zij keert terug bij haar oude werkgever, een onderwijsinstelling. Haar wethoudersbezoldiging
was hoger dan haar salaris als leraar, dus er resteert nog Appa-uitkering. Zij wil
haar als wethouder opgedane ervaring benutten in een andere baan en vraagt zich af
of zij zich voor scholing op dat vlak tot haar werkgever moet richten of tot de gemeente.
Zoals beschreven op blz. 31 van de brochure is op het moment van aftreden de grond
voor het verleende politieke verlof komen te vervallen. M moet zich dus meteen na
aftreden weer melden bij de onderwijsinstelling. Herstel in de oude functie is geen
verplichting voor de werkgever, maar dat was in dit geval geen probleem.
Ook al vervult M weer de functie die zij vervulde voordat zij politiek ambtsdrager
werd, zij ontvangt nog een deel van haar uitkering. Voor dat resterende deel geldt
voor haar de sollicitatieplicht. Met de sollicitatieplicht bestaat er recht op re-integratiebegeleiding
en scholing ten laste van de Appa. Nu M scholing wil aanvragen ten behoeve van een andere baan stuit deze aanvraag
niet af op §9, d. In tegenstelling tot de casus in voorbeeld 2 is er geen sprake van scholing die
voortvloeit uit en ten goede komt aan het werk bij de onderwijsinstelling. Indien
is voldaan aan de overige in §9 genoemde voorwaarden bestaat recht op deze scholing
ten laste van de Appa, en daarmee de gemeente. Zou M een ‘opfriscursus’ moeten volgen
om zich weer te kwalificeren als leraar bij deze onderwijsinstelling dan ligt het
op basis van dezelfde redenatie voor de hand dat de kosten daarvan komen voor de onderwijsinstelling
en niet ten laste van de Appa.