Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet

Geraadpleegd op 14-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 28-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 maart 2021 tot wijziging van de Omgevingsregeling vanwege het opnemen van regels met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de richtlijn omgevingslawaai, de artikelen 2.15, tweede lid, 2.21, eerste lid, 2.24, tweede lid, 4.1, tweede lid, 20.3, eerste lid, 20.6, derde lid, 20.7, onder c, en 20.10, derde lid, van de Omgevingswet en artikel 3.2, eerste lid, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet;

Besluiten:

Hoofdstuk 4. Overgangsrecht

Artikel 4.1. (overgangsrecht herberekenen: geluidproductieplafonds rijkswegen en hoofdspoorwegen)

  • 2 Bij het herberekenen van de geluidproductieplafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden de geluidbrongegevens, behorende bij het onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet geldende geluidproductieplafond gebruikt.

  • 3 Bij het herberekenen van de geluidproductieplafonds, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, worden de geluidbrongegevens gebruikt die horen bij de in die onderdelen genoemde geluidproductieplafonds.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kunnen voor wegen, voor de situatie waarop het geluidproductieplafond als omgevingswaarde is gebaseerd:

    • a. verschillende bronregisterlijnen uit het geluidregister worden gecombineerd tot één geluidbronregisterlijn, gelegen in het midden van de rijbaan; en

    • b. geactualiseerde gegevens worden gebruikt voor de ligging van de geluidbronregisterlijnen die horen bij geluidproductieplafonds die zijn vastgesteld op basis van artikel 11.45, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • 5 Bij het herberekenen van het geluidproductieplafond van een spoorweg is het geluidproductieplafond als omgevingswaarde niet lager dan 52,0 dB, als:

    • 1°. het geluidproductieplafond na 1 juli 2012 niet is gewijzigd, anders dan om de redenen, bedoeld in artikel 11.47, eerste lid, onder a en b, van de Wet milieubeheer; en

    • 2°. er geen geluidbeperkend werk of bouwwerk aanwezig is dat is geplaatst om het geluid door de spoorweg op een geluidgevoelig gebouw te beperken.

Artikel 4.2. (overgangsrecht gecumuleerd geluid en gezamenlijk geluid industrieterreinen)

Als voor een industrieterrein nog geen geluidproductieplafond als omgevingswaarde is vastgesteld, wordt bij het bepalen van het gecumuleerde geluid als bedoeld in artikel 3.25 en het gezamenlijke geluid als bedoeld in artikel 3.26 uitgegaan van de op grond van de Wet geluidhinder, zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet, ten hoogste toegestane geluidbelasting van het industrieterrein, uitgedrukt in Lden.

Artikel 4.3. (overgangsrecht maatregelpunten)

  • 2 De maatregelpunten omvatten het totaal van de maatregelpunten van bestaande en nieuw te treffen geluidbeperkende maatregelen waarvoor maatregelpunten gelden, ten opzichte van een weg of spoorweg in de situatie zonder maatregelen, bedoeld in artikel 3.48 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 3 Bij het toepassen van tabel 2 van bijlage I wordt de hoogte van een geluidscherm of geluidwal bepaald ten opzichte van de bovenkant van het spoor of de kantstreep van de weg aan de zijde van het scherm.

Artikel 4.4. (overgangsrecht verbeelding van activiteiten op industrieterreinen op geografische kaarten)

Totdat het omgevingsplan voor een industrieterrein onherroepelijk voorziet in een geluidaandachtsgebied dat is vastgesteld op grond van artikel 3.31 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden in afwijking van artikel 12.78, aanhef en onder b, van de Omgevingsregeling, onverminderd de onderdelen a, c en d, van dat artikel, activiteiten op industrieterreinen als bedoeld in artikel 11.50, eerste lid, onder c, onder 1°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, op geografische kaarten weergegeven door verbeelding van de zone rond het industrieterrein, vastgesteld op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. (inwerkingtreding)

  • 1 Deze regeling treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Een ministerieel besluit als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-van der Meer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage I. bij artikel 4.3 van deze regeling (overgangsrecht maatregelpunten lokale infrastructuur)

In deze bijlage wordt verstaan onder D: de lengte van het deel van de loodlijn vanuit een geluidgevoelig gebouw naar een weg, respectievelijk een spoorweg, dat eindigt op de dichtstbijzijnde rand van de wegdekverharding, respectievelijk de dichtstbijzijnde spoorstaaf.

Tabel 1 Bronmaatregelen, randvoorwaarden en maatregelpunten

Omschrijving bronmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

Stille elementenverharding

– Alleen bij sanering.

3 per 10 m2 ten opzichte van elementenverharding

Dicht asfaltbeton (DAB)

– Alleen bij sanering.

5 per 10 m2 ten opzichte van elementenverharding

Steenmastiekasfalt (SMA)

– Alleen bij sanering.

5 per 10 m2 ten opzichte van DAB

zeer open asfaltbeton (ZOAB)

– Voldoende verkeersintensiteit.

– Geen wringend of remmend verkeer.

– Snelheid meer dan 70 km/u.

4 per 10 m2 ten opzichte van DAB

2-laags zeer open asfaltbeton

– Voldoende verkeersintensiteit.

– Geen wringend of remmend verkeer.

– Snelheid meer dan 70 km/u.

26 per 10 m2 ten opzichte van DAB

22 per 10 m2 ten opzichte van ZOAB

Dunne deklaag

– Niet op kruisingen met afslaand verkeer, rotondes of verkeerspleinen.

13 per 10 m2 ten opzichte van DAB

9 per 10 m2 ten opzichte van ZOAB

16 per 10 m2 ten opzichte van elementenverharding

Spoorweg

Raildemper

– Niet tegen wissels of voegen.

– Bij houten dwarsliggers als instemming is verkregen van de beheerder.

– De afstand waarover raildempers worden aangelegd is ten minste 50 m per spoor.

– Onverminderd het derde gedachtestreepje is de afstand per spoor waarover raildempers worden aangelegd ten minste twee maal D, berekend vanuit het in het geluidgevoelige cluster, waarvoor de raildempers worden overwogen, gelegen geluidgevoelige gebouw dat het dichtst bij een spoorstaaf ligt. Van deze randvoorwaarde kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– In afwijking van het vierde gedachtestreepje is bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving de afstand per spoor waarover raildempers worden aangelegd zodanig dat:

1°. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de raildempers worden overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de spoorweg loopt het gedeelte van de spoorweg met de raildempers doorsnijdt; en

2°. deze voor ten minste driekwart van alle saneringsgebouwen in het geluidgevoelige cluster waarvoor de raildempers worden overwogen, gelijk is aan de afstand tweemaal D, waarbij de onder 1° bedoelde loodlijn laatstgenoemde afstand in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

29 per meter enkel spoor

Tabel 2 Overdrachtsmaatregelen, randvoorwaarden en maatregelpunten

Omschrijving overdrachtsmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

Geluidscherm

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een geluidscherm zodanig dat dit geluidscherm ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van het geluidscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de weg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte viermaal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13b1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van het geluidscherm ten hoogste 8 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is het nieuwe geluidscherm ten minste 3 m hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal; en

2. staan, in vergelijking met een geluidscherm dat 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe geluidscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat scherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

elke m hoogte boven 8 m

53

93

133

173

212

251

289

327

44

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een geluidwal zodanig dat deze geluidwal ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van een geluidwal wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de weg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van de geluidwal ten hoogste 8 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is de nieuwe geluidwal ten minste 3 m hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal; en

2. staan, in vergelijking met een geluidwal die 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor de nieuwe geluidwal in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van die geluidwal.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Middenbermscherm

- Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een middenbermscherm zodanig dat dit scherm ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van het middenbermscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de weg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van het middenbermscherm ten hoogste 8 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een situatie waarbij een bestaand middenbermscherm wordt vervangen:

1. is het nieuwe middenbermscherm ten minste 3 m hoger dan het bestaande middenbermscherm; en

2. staan, in vergelijking met een middenbermscherm dat 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe middenbermscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat middenbermscherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

64

112

160

207

254

301

347

392

Schermtop (T-top)

– Op bestaand scherm passend.

– Passend in het profiel.

Per strekkende meter:

44

Diffractor, niet geplaatst op een geluidscherm of geluidwal

– Alleen voor situaties waarin geen kabels en leidingen hoeven te worden verlegd.

– Voldoende ruimte beschikbaar.

– Minimale geluidreductie voor afronding van 1,0 dB op ten minste één saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster.

- Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een diffractor zodanig dat de diffractor ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van de diffractor wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de weg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarde kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

Per strekkende meter:

8

Spoorweg

Geluidscherm met uitzondering van een geluidscherm bij een spoorweg dat is gelegen op een kortere afstand dan 2,5 m uit het hart van het spoor (minischerm)

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een geluidscherm zodanig dat dit scherm ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van het geluidscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de spoorweg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van het geluidscherm ten hoogste 5 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is het nieuwe geluidscherm ten minste 2 m hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal; en

2. staan, in vergelijking met een geluidscherm dat 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe geluidscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat geluidscherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

1,5 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

elke m hoogte boven 8 m

83

87

92

122

148

173

198

223

248

25

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

- Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een geluidwal zodanig dat die geluidwal ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van de geluidwal wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de spoorweg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van de geluidwal ten hoogste 5 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is de nieuwe geluidwal ten minste 2 m hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal; en

2. staan, in vergelijking met een geluidwal die 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor de nieuwe geluidwal in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van die geluidwal.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Scherm tussen sporen, met uitzondering van een geluidscherm bij een spoorweg dat is gelegen op een kortere afstand dan 2,5 m uit het hart van het spoor (minischerm)

– Niet bij wissels.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de lengte van een scherm tussen sporen zodanig dat dit scherm ten minste:

1. voor elk saneringsgebouw in het geluidgevoelige cluster waarvoor de aanleg van het scherm tussen sporen wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsgebouw naar de spoorweg loopt, doorsnijdt; en

2. voor driekwart van alle saneringsgebouwen in dat geluidgevoelige cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze randvoorwaarden kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving is de hoogte van het scherm tussen sporen ten hoogste 5 m.

– Bij toepassing van de artikelen 12.12 en 12.13a van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een situatie waarbij een bestaand scherm tussen sporen wordt vervangen:

1. is het nieuwe scherm tussen sporen ten minste 2 m hoger dan het bestaande scherm; en

2. staan, in vergelijking met een scherm tussen sporen dat 1 m lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe scherm tussen sporen in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat scherm tussen sporen.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

1,5 m

2 m

3 m

4 m

5 m

83

87

92

122

148

173

Naar boven