Tijdelijke regeling subsidie ondernemingen Brexit Adjustment Reserve

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 18-01-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 20 oktober 2022, nr. WJZ/ 21120487, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van Brexit Adjustment Reserve (Tijdelijke regeling subsidie ondernemingen Brexit Adjustment Reserve)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PbEU 2021, L 357), artikel 63 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PbEU 2018, L 193) en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • auditautoriteit: door de minister aangewezen autoriteit als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de BAR-verordening;

  • BAR-verordening: verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PbEU 2021, L 357);

  • basisdouanevereisten: douanevereisten voor ondernemingen die goederen exporteren naar en importeren uit of vervoeren via het Verenigd Koninkrijk, bestaande uit aanvragen voor de volgende vergunningen, registraties of beschikkingen:

    • a. registratie als bedoeld in artikel 9 van het Douanewetboek van de Unie voor het digitaal uitwisselen van berichten met de Douane en om digitaal aangifte te doen voor douaneregelingen in het vrije verkeer brengen en uitvoer;

    • b. beschikking betreffende een bindende inlichting als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie;

    • c. vergunning voor het bepalen van de bedragen voor het vaststellen van de douanewaarde van goederen, als deze bedragen niet meetbaar zijn op de datum waarop de douaneaangifte is aanvaard, als bedoeld in artikel 73 van het Douanewetboek van de Unie;

    • d. vergunning geregistreerde exporteur voor het opstellen van oorsprongsverklaringen bij de export van goederen waarvoor in het Verenigd Koninkrijk een preferentiële regeling geldt als bedoeld in artikel 68 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);

  • brancheorganisatie: een vereniging of stichting, die op 1 januari 2021 in het handelsregister stond ingeschreven, die belangen behartigt van haar leden, bestaande uit ondernemingen die tot eenzelfde bedrijfstak behoren;

  • Brexit: terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie;

  • complexe douanevereisten: vereisten voor ondernemingen die goederen exporteren naar en importeren uit of vervoeren via het Verenigd Koninkrijk, bestaande uit aanvragen voor de volgende vergunningen:

    • a. vergunning voor het beheer van een opslagruimte voor tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 148, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie;

    • b. vergunning voor een bijzondere regeling als bedoeld in artikel 210, aanhef en onderdelen b, c en d, van het Douanewetboek van de Unie;

    • c. vergunning voor de status van toegelaten afzender als bedoeld in artikel 233, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van het Douanewetboek van de Unie;

    • d. vergunning voor de status van toegelaten geadresseerde als bedoeld in artikel 233, vierde lid, aanhef en onderdeel b, van het Douanewetboek van de Unie;

    • e. vergunning voor het gebruiken van zegels van een speciaal soort voor de identificatie van onder de douaneregeling douanevervoer geplaatste goederen als bedoeld in artikel 233, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van het Douanewetboek van de Unie;

    • f. vergunning voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als douaneaangifte voor douanevervoer als bedoeld in artikel 233, vierde lid, aanhef en onderdeel e, van het Douanewetboek van de Unie, voor vervoer door de lucht, of vervoer over zee;

    • g. vergunning toegelaten afgever voor het afgeven van bewijzen van douanestatus van Uniegoederen, zonder dat een onderneming deze vooraf door de bevoegde douaneautoriteiten van het land van export hoeft te laten aftekenen als bedoeld in artikel 128, eerste lid, onderdeel a, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);

  • de-minimisverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de algemene de-minimisverordening;

  • douanevereisten:

    • a. basisdouanevereisten;

    • b. complexe douanevereisten;

  • Douanewetboek van de Unie: verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);

  • handelsregister: handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

  • kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • kosten derden: kosten, waarvoor een onderneming een factuur van een derde ontvangt en in haar administratie bewaart;

  • landbouw de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352);

  • landbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten plaatsvindt;

  • middelgrote onderneming: middelgrote onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • mkb-onderneming: kleine onderneming of middelgrote onderneming;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • opgaaf intracommunautaire prestaties: de opgaaf van intracommunautaire leveringen en intracommunautaire diensten;

  • reserve: reserve voor aanpassing aan de Brexit als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de BAR-verordening;

  • verklaring landbouw de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de landbouw de-minimisverordening;

  • verklaring visserij de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat de subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de visserij de-minimisverordening;

  • visserij de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190);

  • visserij- of aquacultuuronderneming: onderneming die actief is in de visserij- of aquacultuursector, zijnde alle activiteiten voor de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten.

Artikel 1.2. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor activiteiten op de gebieden, genoemd in artikel 2 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, voor zover deze passen binnen de activiteiten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de BAR-verordening.

  • 2 Subsidie wordt verleend aan een onderneming die in de periode van het jaar 2015 tot en met het jaar 2020 geen douaneaangiften heeft gedaan, behoudens in incidentele gevallen, in verband met het importeren van goederen uit een land of exporteren van goederen naar een land buiten de Europese Unie, en dat met ingang van 1 januari 2021 wel moet doen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid komt een onderneming die in de periode van het jaar 2015 tot en met het jaar 2020 meer dan incidenteel douaneaangiften heeft gedaan in verband met het importeren van goederen uit een land buiten de Europese Unie of exporteren van goederen naar een land buiten de Europese Unie, in aanmerking voor subsidie als bedoeld in het eerste lid, indien als gevolg van de Brexit:

    • a. de totale omzet van het jaar 2021 ten opzichte van de totale omzet van het jaar 2020 die niet is gerelateerd aan handelsactiviteiten met landen binnen de Europese Unie met ten minste 25 procent is toegenomen; of

    • b. het aantal douaneaangiften in 2021 ten opzichte van 2020 met ten minste 25 procent is toegenomen.

Artikel 1.3. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. een beschrijving van de subsidiabele activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. gegevens over de subsidieaanvrager, waaronder de naam van de subsidieaanvrager, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer en, voor zover van toepassing, het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • c. gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • d. een kopie van de aangifte van de omzetbelasting over de jaren 2015 tot en met 2021 die voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968;

    • e. een begroting met een specificatie van de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • f. voor zover relevant, gegevens waarmee de subsidieaanvrager kan aantonen dat de subsidieaanvrager een mkb-onderneming is; en

    • g. informatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel f, en punt 4, onder a, van bijlage III bij de BAR-verordening.

  • 3 Indien een onderneming in de periode van het jaar 2015 tot en met 2021 goederen of diensten heeft geleverd aan ondernemingen in andere lidstaten van de Europese Unie, gaat de aanvraag vergezeld van een kopie opgaaf intracommunautaire prestaties over de jaren 2015 tot en met 2021 die voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Algemene Douanewet.

Artikel 1.4. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen de redelijk te maken kosten derden in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit.

  • 2 Voor indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Bij subsidie aan een ondernemer waar een Europees steunkader op van toepassing is, komen alleen de kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

Artikel 1.5. Openstellingsperiode en subsidieplafond

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 november 2022 tot en met 13 januari 2023.

  • 2 Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 09.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 3 Het subsidieplafond bedraagt € 33.000.000.

Artikel 1.6. Verdeling subsidieplafond

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt met betrekking tot de verdeling de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als dag van binnenkomst.

  • 3 Indien de minister op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1.7. Beslissing op de aanvraag

De minister geeft een beschikking op een aanvraag om subsidie binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag. Indien niet binnen deze termijn kan worden beslist, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en hij noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel kan worden genomen.

Artikel 1.8. Niet-subsidiabele kosten

De kosten, bedoeld in artikel 7 van de BAR-verordening, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.9. Realisatietermijn

De op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteiten worden voor het indienen van een aanvraag om subsidievaststelling door de subsidieontvanger voltooid.

Artikel 1.10. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels;

  • b. de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • c. de subsidie bestemd is voor:

    • 1°. een rechtspersoon of natuurlijke persoon tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of

    • 2°. een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, die al in moeilijkheden verkeerde voor 1 januari 2021;

  • d. het onaannemelijk wordt geacht dat de subsidiabele activiteiten binnen de termijn, bedoeld in artikel 1.9, kunnen worden voltooid;

  • e. de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie;

  • f. de aanvrager niet op 1 januari 2021 in het handelsregister stond ingeschreven;

  • g. minder dan € 5.000 van de totale omzet van een aanvrager in het jaar 2020 verkregen is door middel van:

    • 1°. handelsactiviteiten met het Verenigd Koninkrijk; of

    • 2°. handelsactiviteiten met landen binnen de Europese Unie, waarvoor doorvoer door het Verenigd Koninkrijk noodzakelijk was.

Artikel 1.11. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 2 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de in deze regeling gestelde regels zal worden voldaan.

  • 3 Indien de subsidieontvanger voornemens is een of meerdere opdrachten te verstrekken aan één opdrachtnemer, waarbij de totale waarde van de opdrachten hoger zal zijn dan € 25.000, vraagt de subsidieontvanger voorafgaand aan de opdrachtverlening drie offertes op bij van elkaar onafhankelijke aanbieders.

  • 4 Indien het derde lid van toepassing is, gunt de subsidieontvanger de opdracht aan de aanbieder met de economisch meest voordelige offerte.

  • 5 De minister kan op verzoek van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het derde lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 6 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de subsidieontvanger voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.

  • 7 De administratie wordt ten minste tien jaar na de datum van de betaling van de minister aan de subsidieontvanger bewaard.

  • 8 In geval van een gerechtelijke procedure wordt de administratie ten minste tien jaar na de datum van de afhandeling van de gerechtelijke procedure bewaard.

  • 9 De subsidieontvanger verleent de auditautoriteit, de Europese Commissie of de Europese Rekenkamer alle medewerking die deze redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun taken.

  • 10 De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 1.12. Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk 15 augustus 2023.

  • 2 Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 De aanvraag om subsidievaststelling bevat in ieder geval gegevens over de subsidieontvanger, waaronder naam, adres, rekeningnummer en het door de minister toegekende referentienummer.

Artikel 1.13. Beschikking tot subsidievaststelling

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Artikel 1.14. Cumulatie subsidie

Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten, of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat krachtens deze regeling kan worden verstrekt noch meer bedraagt dan toegestaan volgens de toepasselijke Europese steunkaders.

Artikel 1.15. Instandhouding investering

  • 1 Indien subsidie wordt verstrekt voor een activiteit als bedoeld in artikel 5, zevende lid, van de BAR-verordening, wordt de beschikking tot subsidievaststelling onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd indien binnen vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de betaling aan de subsidieontvanger, of in voorkomend geval binnen een in de voorschriften betreffende staatssteun gestelde termijn, een van de volgende gebeurtenissen op de activiteiten van toepassing is:

    • a. beëindiging van een productieactiviteit of overbrenging daarvan buiten de lidstaat waar voor deze activiteit financiële steun uit de reserve is ontvangen;

    • b. eigendomsoverdracht van een infrastructuurvoorziening waardoor een onderneming of een overheidsinstantie een onrechtmatig voordeel behaalt; of

    • c. een substantiële verandering in de aard, de doelstellingen of de uitvoeringsvoorwaarden waardoor de oorspronkelijke doelstellingen worden ondermijnd.

  • 2 De in het eerste lid vastgestelde termijn van vijf jaar wordt in geval van het behoud van investeringen of van door het mkb gecreëerde werkgelegenheid, verkort tot drie jaar.

Hoofdstuk 2. Voorlichtingscampagnes

Artikel 2.1. Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • voorlichtingscampagne: een samenhangend programma gericht op de bewustwording, informatievoorziening en gedragsverandering van ondernemingen die te maken krijgen met veranderingen in de processen en systemen die noodzakelijk zijn voor de export naar, de import uit en het vervoer via het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 2.2. Subsidieaanvraag

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een onderneming of brancheorganisatie om bij te dragen aan de financiering van de noodzakelijk te maken kosten voor de ontwikkeling en de uitvoering van een voorlichtingscampagne als gevolg van de Brexit.

  • 2 De subsidie wordt enkel verstrekt:

    • a. aan een onderneming die opdracht geeft, en het initiatief neemt, tot het ontwikkelen en uitvoeren van een voorlichtingscampagne die niet ten bate van de onderneming zelf is;

    • b. aan een brancheorganisatie die opdracht geeft, en het initiatief neemt, tot het ontwikkelen en uitvoeren van een voorlichtingscampagne die niet ten bate van de brancheorganisatie zelf is.

Artikel 2.3. Hoogte subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt 100 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000 per subsidieaanvrager.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie ten hoogste:

    • a. indien de subsidieaanvrager een landbouwonderneming is, 100 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000 per subsidieaanvrager;

    • b. indien de subsidieaanvrager een visserij- of aquacultuuronderneming is, 100 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 30.000 per subsidieaanvrager.

Artikel 2.4. Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.4 komen als subsidiabele kosten in aanmerking:

  • a. kosten voor het ontwikkelen van de inhoud van en de communicatiemiddelen ten behoeve van een voorlichtingscampagne, bestaande uit:

    • 1°. de bouw van een website ten behoeve van de voorlichtingscampagne;

    • 2°. het opzetten van een voorlichtingscampagne met behulp van sociale media; of

    • 3°. het gebruik van overige communicatiemiddelen; of

    • 4°. de coördinatie van de opzet en uitvoering van de voorlichtingscampagne; of

  • b. kosten van vrij toegankelijke fysieke of digitale bijeenkomsten voor de doelgroep als onderdeel van de voorlichtingscampagne.

Artikel 2.5. Informatieverplichtingen

  • 1 Onverminderd artikel 1.3, tweede lid, bevat de aanvraag tot subsidieverlening de volgende gegevens:

    • a. een beschrijving van de voorlichtingscampagne, waaronder:

      • 1°. een samenvatting van de voorlichtingscampagne;

      • 2°. de doelstellingen van de voorlichtingscampagne;

      • 3°. een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van de voorlichtingscampagne en de noodzaak van de ter uitvoering daarvan te maken kosten blijken; en

      • 4°. de activiteiten en wijze van uitvoering daarvan;

    • b. een beschrijving van de eigen taken en verantwoordelijkheden van de subsidieaanvrager bij de ontwikkeling en uitvoering van de voorlichtingscampagne;

    • c. informatie waaruit blijkt in hoeverre de voorlichtingscampagne bijdraagt aan de doeleinden waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • d. de verwachte realisatietermijn;

    • e. een de-minimisverklaring.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, bevat de aanvraag tot subsidieverlening:

    • a. indien de subsidieaanvrager een landbouwonderneming is, een verklaring landbouw de-minimissteun;

    • b. indien de subsidieaanvrager een visserij- of aquacultuuronderneming is, een verklaring visserij de-minimissteun.

Artikel 2.6. Afwijzingsgronden

  • 1 Onverminderd artikel 1.10 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, indien er ten aanzien van de aanvrager al eerder een subsidie als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is verstrekt.

Artikel 2.7. Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.12, derde lid, bevat een verzoek tot subsidievaststelling gegevens die aantonen welke subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd, alsmede de hieraan verbonden kosten.

Artikel 2.8. Staatssteun

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, bevat staatssteun en is verenigbaar met de interne markt door middel van respectievelijk de algemene de-minimisverordening, de landbouw de-minimisverordening of de visserij de-minimisverordening.

  • 2 De minister maakt na de datum van vaststelling van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de BAR-verordening.

Hoofdstuk 3. Opleidingen

Artikel 3.1. Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  • basisopleiding tot douanedeclarant: een opleiding die opleidt tot douanedeclarant;

  • bedrijfsplan fytosanitair: beschrijving van de uitwerking van een bedrijfserkenningssysteem voor fytosanitaire producten van een onderneming van een erkenningshouder, waarin verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken in combinatie met onder de erkenning vallende bedrijven, processen en systemen zijn vastgelegd;

  • douanedeclarant: een natuurlijk persoon die namens een onderneming douaneformaliteiten afhandelt;

  • opleider: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich bij de uitoefening van zijn beroep of bedrijf bezighoudt met het geven van de basisopleiding tot douanedeclarant of de vakopleiding tot douanedeclarant;

  • opleiding voor douaneprocedures in de praktijk: een opleiding die gericht is op de meest elementaire kennis over douaneformaliteiten;

  • opleiding fytosanitair controlemedewerker: een opleiding die in samenspraak met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit specifiek is ontwikkeld ten behoeve van een bedrijfserkenningssysteem voor fytosanitaire producten voor ondernemingen die een handelsrelatie hebben met het Verenigd Koninkrijk;

  • vakopleiding tot douanedeclarant: een opleiding gericht op kennisontwikkeling ten behoeve van meer uitgebreide douaneformaliteiten bij de in-, uit- en doorvoer van goederen;

  • werknemer: werknemer als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  • werkgever: werkgever als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3.2. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een onderneming om bij te dragen aan de financiering van de noodzakelijke kosten voor opleiding van werknemers vanwege het voldoen aan douanevereisten of fytosanitaire controles als gevolg van de Brexit.

  • 2 De minister verstrekt, indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, subsidie voor maximaal:

    • a. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 heeft uitbesteed aan een derde partij, twee werknemers voor het volgen van de opleiding voor douaneprocedures in de praktijk;

    • b. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 niet heeft uitbesteed aan een derde partij en de douanevereisten voor de aanvrager onder de categorie basisdouanevereisten vallen:

      • 1°. twee werknemers voor het volgen van de basisopleiding tot douanedeclarant;

      • 2°. één werknemer voor het volgen van de vakopleiding tot douanedeclarant;

    • c. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 niet heeft uitbesteed aan een derde partij en de douanevereisten voor de aanvrager zowel onder de categorie basisdouanevereisten als de categorie complexe douanevereisten vallen:

      • 1°. twee werknemers voor het volgen van de basisopleiding tot douanedeclarant;

      • 2°. twee werknemers voor het volgen van de vakopleiding tot douanedeclarant.

  • 3 De minister verstrekt, indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, subsidie voor maximaal:

    • a. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 heeft uitbesteed aan een derde partij, één werknemer voor het volgen van de basisopleiding tot douanedeclarant;

    • b. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 niet heeft uitbesteed aan een derde partij en de douanevereisten voor de aanvrager onder de categorie basisdouanevereisten vallen, twee werknemers voor het volgen van de vakopleiding tot douanedeclarant;

    • c. in het geval de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 niet heeft uitbesteed aan een derde partij en de douanevereisten voor de aanvrager zowel onder de categorie basisdouanevereisten als de categorie complexe douanevereisten vallen, twee werknemers voor het volgen van de vakopleiding tot douanedeclarant.

  • 4 De minister verstrekt een aanvrager subsidie voor maximaal tien werknemers voor het volgen van de opleiding fytosanitair controlemedewerker.

Artikel 3.3. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a. in het geval de subsidieaanvrager een middelgrote onderneming is, 60 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 7.500;

  • b. in het geval de subsidieaanvrager een kleine onderneming is, 70 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 8.750;

  • c. in het geval de subsidieaanvrager geen mkb-onderneming is, 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 6.250.

Artikel 3.4. Subsidiabele kosten

  • 1 Onverminderd artikel 1.4 komen als subsidiabele kosten in aanmerking:

    • a. kosten voor de opleiding voor douaneprocedures in de praktijk;

    • b. kosten voor de basisopleiding tot douanedeclarant of een vergelijkbare opleiding;

    • c. kosten voor de vakopleiding tot douanedeclarant of een vergelijkbare opleiding;

    • d. kosten voor de opleiding fytosanitair controlemedewerker.

  • 2 De opleiding, bedoeld in het eerste lid, wordt door een onderneming als werkgever aangeboden aan een werknemer van deze onderneming.

  • 3 Kosten voor een opleiding van een persoon die op het moment van de aanvraag om subsidie niet in dienst is van de werkgever komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 4 Onverminderd artikel 1.7 komen reis- en verblijfskosten niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 3.5. Informatieverplichtingen

  • 1 Onverminderd artikel 1.3, tweede en derde lid, bevat de aanvraag tot subsidieverlening:

    • a. een omschrijving van de te volgen opleiding en de gegevens van de opleider, waaronder het post- en bezoekadres van de opleider;

    • b. indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, een overzicht van het aantal douaneaangiften in de jaren 2020 en 2021;

    • c. een overzicht van de voor 2020 en 2021 afgegeven douanevergunningen; en

    • d. een kopie van één van de voor 2020 of 2021 afgegeven douanevergunningen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid bevat de aanvraag tot subsidieverlening die betrekking heeft op de opleiding fytosanitair controlemedewerker, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onderdeel d, een door de aanvrager opgesteld bedrijfsplan fytosanitair.

Artikel 3.6. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.10 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 3.2, voor zover op grond van deze paragraaf voor hetzelfde type opleiding voor dezelfde werknemer eerder subsidie is verleend aan de subsidieaanvrager.

Artikel 3.7. Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.12, derde lid, bevat een verzoek tot subsidievaststelling gegevens die aantonen welke opleidingen zijn gevolgd, alsmede de hiermee gemoeide kosten.

Artikel 3.8. Staatssteun

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel n, in samenhang met artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 De minister maakt na de datum van vaststelling van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de BAR-verordening.

Hoofdstuk 4. Aanpassing van ICT-infrastructuur

Artikel 4.1. Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • douane aangiftesoftware: software die noodzakelijk is voor het doen van douaneaangiften, voor zowel standaardpakketten als voor maatwerkproducten.

Artikel 4.2. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een mkb-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de noodzakelijk te maken kosten voor het aanpassen van haar ICT-infrastructuur met als doel te voldoen aan nieuwe eisen van overheden of marktpartijen als gevolg van de Brexit.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien de investering voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de investering wordt uitsluitend in de vestiging waarvoor subsidie wordt ontvangen gebruikt;

    • b. de investering wordt als afschrijfbare activa beschouwd;

    • c. de investering wordt op marktvoorwaarden aangekocht van derden zonder banden met de subsidieontvanger, en

    • d. de investering behoort ten minste drie jaar tot de activa van de subsidieontvanger.

Artikel 4.3. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a. in het geval de subsidieaanvrager een middelgrote onderneming is, 10 procent van de subsidiabele kosten;

  • b. in het geval de subsidieaanvrager een kleine onderneming is, 20 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.4. Subsidiemaximum

  • 1 Indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, bedraagt het maximum subsidiebedrag:

    • a. indien de douanevereisten voor de aanvrager onder de categorie basisdouanevereisten vallen, € 20.000;

    • b. indien de douanevereisten voor de aanvrager zowel onder de categorie basisdouanevereisten als de categorie complexe douanevereisten vallen, € 40.000.

  • 2 Indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, bedraagt het maximum subsidiebedrag € 20.000.

Artikel 4.5. Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.4 komen als subsidiabele kosten de volgende kosten in aanmerking:

  • a. kosten van de aanschaf van:

    • 1°. douane aangiftesoftware; of

    • 2°. gebruikslicenties voor douane aangiftesoftware; of

  • b. kosten voor de aanschaf van producten die noodzakelijk zijn voor douaneaangiften, die niet zijn opgenomen in onderdeel a.

Artikel 4.6. Informatieverplichtingen

Onverminderd artikel 1.3, tweede en derde lid, bevat een aanvraag om subsidie ten minste de volgende gegevens:

  • a. indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, een overzicht van het aantal douaneaangiften in de jaren 2020 en 2021;

  • b. een overzicht van de voor 2020 en 2021 afgegeven douanevergunningen; en

  • c. een kopie van een van de voor 2020 of 2021 afgegeven douanevergunningen.

Artikel 4.7. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.10 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, indien:

  • a. er ten aanzien van de aanvrager al eerder een subsidie als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, is verstrekt;

  • b. de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 heeft uitbesteed aan een derde partij.

Artikel 4.8. Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.12, derde lid, bevat een verzoek tot subsidievaststelling gegevens die aantonen welke ICT-aanpassingen hebben plaatsgevonden, alsmede de hiermee gemoeide kosten.

Artikel 4.9. Staatssteun

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 4.2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel c, in samenhang met artikel 17 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 De minister maakt na de datum van vaststelling van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de BAR-verordening.

Hoofdstuk 5. Externe consultancy product- en procesvereisten douane

Artikel 5.1. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de noodzakelijke kosten voor het verkrijgen van advies van een consultant met betrekking tot het voldoen aan product- en procesvereisten op grond van douaneregelgeving als gevolg van de Brexit.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien het advies:

    • a. wordt gegeven door een externe consultant;

    • b. niet van permanente of periodieke aard is; en

    • c. niet behoort tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming.

Artikel 5.2. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten voor een mkb-onderneming.

Artikel 5.3. Subsidiemaximum

  • 1 Indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, bedraagt het maximum subsidiebedrag:

    • a. indien de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 heeft uitbesteed aan een derde partij, € 20.000;

    • b. indien de douanevereisten voor de aanvrager onder de categorie basisdouanevereisten vallen, € 20.000;

    • c. indien de douanevereisten voor de aanvrager zowel onder de categorie basisdouanevereisten als de categorie complexe douanevereisten vallen, € 40.000.

  • 2 Indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, bedraagt het maximum subsidiebedrag:

    • a. indien de aanvrager de douaneaangiften in het jaar 2021 heeft uitbesteed aan een derde partij, € 10.000 per subsidieontvanger;

    • b. indien de douanevereisten voor de aanvrager onder de categorie basisdouanevereisten vallen, € 10.000 per subsidieontvanger;

    • c. indien de douanevereisten voor de aanvrager zowel onder de categorie basisdouanevereisten als de categorie complexe douanevereisten vallen, € 20.000 per subsidieontvanger.

Artikel 5.4. Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.4 komen als subsidiabele kosten de advieskosten voor het voldoen aan product- en procesvereisten op grond van douaneregelgeving als gevolg van de Brexit in aanmerking.

Artikel 5.5. Informatieverplichtingen

Onverminderd artikel 1.3, tweede en derde lid, bevat een aanvraag om subsidie ten minste de volgende gegevens:

  • a. indien de aanvrager een onderneming is als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, een overzicht van het aantal douaneaangiften in de jaren 2020 en 2021;

  • b. een overzicht van de voor 2020 en 2021 afgegeven douanevergunningen;

  • c. een kopie van één van de voor 2020 en 2021 afgegeven douanevergunningen; en

  • d. de adviesvraag die de subsidieaanvrager in het kader van de consultancy wil stellen.

Artikel 5.6. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.10 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, indien er ten aanzien van de aanvrager al eerder een subsidie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, is verstrekt.

Artikel 5.7. Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.12, derde lid, bevat een verzoek tot subsidievaststelling gegevens die aantonen dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verstrekt, zijn uitgevoerd, alsmede de hiermee gemoeide kosten.

Artikel 5.8. Staatssteun

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 5.1, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel d, in samenhang met artikel 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 De minister maakt na de datum van vaststelling van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de BAR-verordening.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Artikel 6.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling subsidie ondernemingen Brexit Adjustment Reserve.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 oktober 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

Naar boven