Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen

[Regeling vervalt per 04-04-2027.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 04-04-2023 t/m heden

Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen

De regeringen van Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten,

In overweging genomen hebbende dat:

de COVID-19 pandemie ernstige financieel-economische en sociale gevolgen heeft gehad voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en dat het daardoor voor deze Landen noodzakelijk is om de economische weerbaarheid en bestuurskracht te verhogen;

de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten het wenselijk achten de nodige hervormingen in de publieke sector ter verhoging van de economische weerbaarheid en bestuurskracht daadkrachtig en in samenwerking met de regering van Nederland uit te voeren;

de regering van Nederland ondersteuning wenst te bieden en in dat verband op 13 november, 2 november en 22 december 2020 met de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten de door elk Land wenselijk geachte hervormingen ter bevordering van de economische weerbaarheid en versterking van de bestuurskracht hebben vastgelegd in onderscheidenlijke landspakketten;

het wenselijk is om een werkwijze vast te stellen voor de samenwerking tussen enerzijds Nederland en anderzijds Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten ter ondersteuning en uitvoering van de in de landspakketten opgenomen hervormingen;

eigenaarschap, gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid binnen deze samenwerking de leidende beginselen vormen en de eerbiediging van de staatsrechtelijke positie en bevoegdheden van de regeringen en de Staten van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten conform het Statuut en het landsrecht hierbij als uitgangspunt geldt;

Komen als volgt overeen:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze onderlinge regeling wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a. hervormingsprojecten, -programma’s en -maatregelen: de hervormingsprojecten, -programma’s en -maatregelen die vereist zijn voor het bereiken van de beleidsdoelen, genoemd in een landspakket;

  • b. Landen: Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  • c. landspakket: een landspakket als bedoeld in artikel 3;

  • d. minister: de vakminister van een land die politieke verantwoordelijkheid draagt voor een beleidsterrein of onderdeel van het landspakket;

  • e. Minister van Algemene Zaken: de Minister van Algemene Zaken van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

  • f. Ministers van Algemene Zaken: de Ministers van Algemene Zaken van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten;

  • g. Ministers: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Minister van Algemene Zaken;

  • h. overheidsorgaan: een bij of krachtens de Staatsregeling van Aruba, van Curaçao of van Sint Maarten of onderlinge regeling in de zin van artikel 38 van het Statuut ingesteld bestuursorgaan of andere instantie die met openbaar gezag is bekleed;

  • i. plan van aanpak: een plan van aanpak als bedoeld in artikel 6;

  • j. reglement: het reglement bedoeld in artikel 4, vijfde lid, bevattende nadere regels met betrekking tot de gezamenlijke werkwijze van de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie;

  • k. Staten: de Staten van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

  • l. Statuut: Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

  • m. uitvoeringsagenda: een uitvoeringsagenda als bedoeld in artikel 5;

  • n. uitvoeringsrapportage: een uitvoeringsrapportage als bedoeld in artikel 7;

  • o. Uitvoeringsorganisaties: de uitvoeringsorganisaties, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • p. Volksvertegenwoordiging: de Staten van Aruba, van Curaçao, van Sint-Maarten, en de Staten-Generaal;

  • q. Werkorganisatie: de werkorganisatie, bedoeld in artikel 4, derde lid.

Artikel 2. Doel

Het doel van deze onderlinge regeling is om hervormingen in de publieke sectoren van de Landen door te voeren, teneinde de economische weerbaarheid en bestuurskracht van de Landen te verhogen. De hervormingen vinden op verantwoorde wijze plaats, rekening houdend met de sociaaleconomische omstandigheden en capaciteit van elk Land.

§ 2. Werkwijze bij uitvoering Landspakketten

Artikel 3. Landspakket

  • 1 De afspraken over de hervormingen in de publieke sector van een land zijn neergelegd in het landspakket van elk land.

  • 2 Een landspakket is een samenhangend pakket van beleidsdoelen, hervormingsmaatregelen en investeringen gericht op het bereiken van het doel, bedoeld in artikel 2.

  • 3 Een landspakket kan tussentijds door de regering van Nederland en de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten bij onderlinge regeling op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut, worden gewijzigd. Een wijziging komt niet tot stand dan nadat de Staten van het betrokken land gedurende tien werkdagen in de gelegenheid zijn gesteld om kennis te nemen van het ontwerp ervan en hun eventuele wensen of bezwaren ter kennis van de Minister van Algemene Zaken te brengen.

Artikel 4. Uitvoering en samenwerking

  • 1 De coördinatie van de uitvoering van de landspakketten berust in de landen bij de Ministers van Algemene Zaken. Zij worden hierin bijgestaan door onder hen ressorterende Uitvoeringsorganisaties.

  • 2 De medewerkers van een Uitvoeringsorganisatie worden aangewezen door de betrokken Minister van Algemene Zaken. De Ministers van Algemene Zaken stellen elk een werkwijze vast voor de onder hen ressorterende Uitvoeringsorganisatie.

  • 3 Ten behoeve van de implementatie van de landspakketten werken Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland samen. De coördinatie voor Nederland berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze wordt hierin bijgestaan door een onder hem ressorterende Werkorganisatie.

  • 4 De Uitvoeringsorganisaties en de Werkorganisatie hebben tot taak het gezamenlijk ondersteunen, begeleiden en monitoren van de uitvoering van hervormingen met betrekking tot de in een landspakket omschreven onderwerpen, zoals nader uitgewerkt in een uitvoeringsagenda en, voor zover relevant, in een plan van aanpak.

  • 5 De Uitvoeringsorganisaties en de Werkorganisatie voeren hun taken, bedoeld in het vierde lid, in overleg met elkaar uit. De Ministers stellen een reglement vast met nadere regels over de gezamenlijke werkwijze van de Ministers en van de Uitvoeringsorganisatie van een land en de Werkorganisatie. De reglementen worden als bijlagen A, B en C bij deze onderlinge regeling opgenomen. Een reglement kan voor elk land worden aangepast als de Ministers daarover overeenstemming bereiken.

  • 6 De Landen en Nederland verstrekken elkaar, met inachtneming van de wettelijke geheimhoudingsverplichtingen en andere wettelijke verplichtingen die in elk land gelden, alle gegevens en inlichtingen die redelijkerwijs nodig zijn voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 5. Uitvoeringsagenda

  • 1 De Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie stellen ter verwezenlijking van het landspakket ieder half jaar en, zo nodig, tussentijds gezamenlijk een concept voor een uitvoeringsagenda op. Nadat het concept is opgesteld, wordt dit ter vaststelling aan de Ministers voorgelegd. De afspraken over resultaten in een uitvoeringsagenda vormen de basis waarop de voortgang, bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt beoordeeld.

  • 2 Een uitvoeringsagenda bevat in ieder geval de hervormingsprojecten, -programma’s en -maatregelen die in de periode waar de uitvoeringsagenda op ziet worden voorbereid of uitgevoerd, onder vermelding van de te realiseren resultaten en daarbij behorende termijnen.

  • 3 Een uitvoeringsagenda houdt rekening met de uitvoerbaarheid en de specifieke omstandigheden van het desbetreffende Land.

  • 4 Als de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie geen overeenstemming bereiken over het concept voor een uitvoeringsagenda of een deel daarvan, treden de Ministers zo spoedig mogelijk met elkaar in overleg om tot overeenstemming te komen. Als dit overleg niet binnen drie weken tot overeenstemming leidt, starten zij een bemiddelingstraject volgens de procedure, bedoeld in artikel 8.

  • 5 De delen van de uitvoeringsagenda waarover bestuurlijke overeenstemming bestaat, worden uitgevoerd met ingang van de periode waarop de uitvoeringsagenda betrekking heeft.

  • 6 Nadat een uitvoeringsagenda in zijn geheel is vastgesteld, wordt deze, na afstemming tussen de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie, toegezonden aan de volksvertegenwoordigingen die het aangaan.

Artikel 6. Plan van aanpak

  • 1 Een minister of, voor zover van toepassing, een overheidsorgaan die het aangaat kan ter uitvoering van de in een uitvoeringsagenda omschreven activiteiten een concept voor een plan van aanpak opstellen voor de ontwikkeling en uitvoering van een hervormingsproject, -programma of -maatregel. Nadat het concept is opgesteld, wordt dit na instemming van de Minister van Algemene Zaken of Raad van Ministers van een land en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld. Deze procedure wordt nader uitgewerkt in het reglement.

  • 2 Een plan van aanpak bevat, voor zover relevant, in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de te bereiken doelen, op te leveren producten en bijbehorende actiepunten;

    • b. een begroting tot dekking van de benodigde financiële middelen;

    • c. het tijdpad voor de uitvoering van een hervormingsproject, -programma of -maatregel;

    • d. een beschrijving van de benodigde deskundigheid en uitvoeringscapaciteit;

    • e. een beschrijving van de vereiste regelgeving en het daarbij behorend wetgevingsproces, inclusief een wetgevingstoets;

    • f. afspraken over de rapportagelijnen;

    • g. een verdeling van de verantwoordelijkheden;

    • h. een uitvoerbaarheidstoets;

    • i. een risicoparagraaf.

  • 3 De instemming, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen onthouden, als een plan van aanpak in strijd is met de in een uitvoeringsagenda omschreven doelstellingen en beoogde resultaten of niet voorziet in de vereisten, bedoeld in het tweede lid.

    Onthouding van instemming vindt niet plaats dan nadat aan de minister of, voor zover van toepassing, het overheidsorgaan die het aangaat gelegenheid tot overleg is geboden. Als dit overleg niet tot overeenstemming leidt, starten de Ministers een bemiddelingstraject. De procedure, bedoeld in artikel 8, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Uitvoeringsrapportage

  • 1 De Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie stellen ieder halfjaar en, zo nodig, tussentijds gezamenlijk een concept voor een uitvoeringsrapportage op. Nadat het concept is opgesteld, wordt dit ter vaststelling aan de Ministers voorgelegd.

  • 2 Een uitvoeringsrapportage bevat een overzicht van de voortgang met betrekking tot de uitvoering van het landspakket, de uitvoeringsagenda en, voor zover relevant, de plannen van aanpak.

  • 3 Nadat een uitvoeringsrapportage is vastgesteld, wordt deze, na afstemming tussen de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie, verzonden naar de volksvertegenwoordigingen die het aangaan. Als de vaststelling van een uitvoeringsrapportage wordt vertraagd door een bemiddelingstraject als bedoeld in het vierde lid, worden de betreffende volksvertegenwoordigingen, na afstemming tussen de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie, hiervan in kennis gesteld.

  • 4 Als de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie geen overeenstemming bereiken over een concept voor een uitvoeringsrapportage, treden de Ministers zo spoedig mogelijk met elkaar in overleg om tot overeenstemming te komen. Als dit overleg niet binnen drie weken tot overeenstemming leidt, starten zij een bemiddelingstraject volgens de procedure, bedoeld in artikel 8.

  • 5 Als in de bemiddeling geen overeenstemming wordt bereikt, wordt het in artikel 8, derde lid, bedoelde verslag bij de uitvoeringsrapportage gevoegd. In de uitvoeringsrapportage wordt voor het onderdeel waarop de bemiddeling ziet dan volstaan met een verwijzing naar dit verslag.

Artikel 8. Bemiddeling

  • 2 De bemiddelaar doet binnen vier weken een voorstel dat ertoe strekt om alsnog overeenstemming te bereiken.

  • 3 De Ministers en andere betrokken partijen, waaronder ministers, de Uitvoeringsorganisatie en de Werkorganisatie, verlenen de bemiddelaar hiertoe de medewerking die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van zijn taak.

  • 4 Als de Ministers het voorstel, bedoeld in het tweede lid, niet volgen en overeenstemming over de betreffende kwestie uitblijft, stelt de bemiddelaar een verslag op met de conclusies van de bemiddeling. In dit verslag wordt weergegeven op welke puntende Ministers met elkaar van mening verschillen.

  • 5 Aanwijzing van een bemiddelaar vindt plaats op grond van deskundigheid, maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 6 De bemiddelaar vervult zijn rol onafhankelijk van de Ministers. Een bemiddelaar kan geen minister, staatssecretaris, Kamerlid, Statenlid, echtgenoot, levenspartner of bloed- of aanverwant tot de tweede graad van een minister, staatssecretaris, Kamerlid of Statenlid zijn.

  • 7 Eventuele kosten als gevolg van de bemiddeling worden gelijkelijk door de betrokken landen gedeeld.

  • 8 Als de Ministers binnen twee weken geen overeenstemming bereiken over de aanwijzing van een onafhankelijke bemiddelaar, verzoeken zij de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onder verstrekking van de opdracht, genoemd in het eerste lid, om hiervoor binnen twee weken een voordracht te doen. Deze voordracht wordt door de Ministers gevolgd. De leden 5, 6 en 7 zijn van toepassing.

  • 9 Als de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba er niet in slaagt om binnen twee weken een voordracht te doen voor de aanwijzing van een bemiddelaar, kan hij deze termijn, onder kennisgeving aan de Ministers, eenmaal met ten hoogste twee weken verlengen.

§ 3. Financiële ondersteuning uitvoering landspakketten

Artikel 9. Middelen

  • 1 In het kader van het bepaalde in artikel 4, stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties middelen beschikbaar ter ondersteuning van het uitvoeren van de landspakketten. Deze middelen kunnen worden aangewend voor:

    • a. de financiering van een hervormingsproject, -programma of -maatregel;

    • b. het ter beschikking stellen van deskundigheid en uitvoeringscapaciteit.

  • 2 De bekostiging van de middelen, bedoeld in het eerste lid, komt ten laste van de begroting van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 10. Evaluatie

  • 1 De Ministers van Algemene Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze onderlinge regeling aan de Volksvertegenwoordiging een verslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van deze regeling in onderscheidenlijk de Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense praktijk.

  • 2 Met het oog op het verslag, bedoeld in het eerste lid, stellen de Ministers van Algemene Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze termijn gezamenlijk een evaluatiecommissie in. De evaluatiecommissie bestaat uit vijf onafhankelijke leden die op grond van deskundigheid en volgens de volgende procedure worden benoemd:

    • a. de voorzitter in overeenstemming met de Ministers van Algemene Zaken;

    • b. een lid, aan te wijzen door de Minister van Algemene Zaken van Aruba;

    • c. een lid, aan te wijzen door de Minister van Algemene Zaken van Curaçao;

    • d. een lid, aan te wijzen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

    • e. een lid, aan te wijzen door de Minister van Algemene Zaken van Sint-Maarten.

  • 3 De evaluatiecommissie kan zich ter uitvoering van haar werkzaamheden laten ondersteunen door een of meer secretarissen.

  • 4 De evaluatiecommissie brengt uiterlijk zes maanden nadat deze is ingesteld verslag uit aan de Ministers van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Volksvertegenwoordiging. Het verslag bevat gemotiveerde oordelen en aanbevelingen.

  • 5 De instelling van de evaluatiecommissie gaat gepaard met een door de Ministers vastgestelde begroting, waarin de vergoedingen voor de leden en secretarissen, alsmede de uitgaven voor de uitvoering van de evaluatie zijn opgenomen.

  • 6 De bekostiging van de begroting van de evaluatiecommissie komt gelijkelijk ten laste van de begrotingen van de Ministeries van Algemene Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 11. Inwerkingtreding, verval en beëindiging

  • 1 Deze onderlinge regeling treedt in werking met ingang van de dag van ondertekening ervan.

  • 2 Deze onderlinge regeling vervalt vier jaar na de inwerkingtreding ervan. Zij kan in onderlinge overeenstemming tussen de Ministers en met instemming van de betrokken Staten telkens voor een periode van maximaal twee jaar worden verlengd.

  • 3 De Ministers kunnen in overeenstemming besluiten dat deze onderlinge regeling op een eerder dan het in het tweede lid genoemde tijdstip wordt beëindigd.

  • 4 Na de inwerkingtreding van deze onderlinge regeling berusten de bestaande landspakketten, uitvoeringsagenda's en plannen van aanpak op de artikelen 3, 5 en 6 van deze onderlinge regeling.

  • 5 Als een hervormingsproject, -programma of -maatregel, voortvloeiend uit een uitvoeringsagenda of een plan van aanpak, twee maanden voor het vervallen van deze regeling nog niet is afgerond, terwijl dit project, programma of deze maatregel financieel is ondersteund ingevolge artikel 9, treedt de Uitvoeringsorganisatie van het betrokken Land met de Werkorganisatie in overleg om afspraken te maken over de realisering van het project, programma of deze maatregel na het verval van de regeling. Deze afspraken behoeven de instemming van de Ministers.

Artikel 12. Citeertitel

Deze onderlinge regeling wordt aangehaald als: Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen.

Deze onderlinge regeling zal met de toelichting in het Afkondigingsblad van Aruba, het Publicatieblad van Curaçao, de Staatscourant van Nederland en het Afkondigingsblad van Sint Maarten worden geplaatst.

s-Gravenhage op, 4 april 2023.

Voor de regering van Aruba:

De Minister-President,

E. Wever-Croes

Voor de regering van Curaçao:

De Minister-President,

G. Pisas

Voor de regering van Nederland:

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Huffelen

Voor de regering van Sint Maarten:

De Minister-President,

S. Jacobs

Naar boven