Subsidieregeling LLO-Katalysator (LLO-professionalisering opleiders 2023–2026)

[Regeling vervalt per 31-12-2026.]
Geraadpleegd op 30-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 07-07-2023 t/m 29-03-2024

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 juni 2023, nr. 1409103, houdende regels voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het Leven Lang Ontwikkelen-Katalysator programma voor Bouwsteen 3 (Subsidieregeling LLO-professionalisering opleiders 2023–2026)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • beoordelingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 25;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • LLO: Leven Lang Ontwikkelen;

  • LLO-oplossing: leer- of ontwikkelactiviteit of reeks van activiteiten gericht op het oplossen van een competentieknelpunt van werkenden, werkzoekenden en werkgevers binnen de context van een (arbeidsmarkt)regio of sector;

  • LLO-organisatie: organisatie van een opleider of samenwerkingsverband met de organisatiecapaciteit en dienstverlening om vraaggericht en op maat LLO-oplossingen te bieden aan de arbeidsmarkt;

  • LLO-professionalisering: op grond van deze regeling gesubsidieerd geheel van professionaliseringsactiviteiten gericht op het ontwikkelen van de LLO-organisatie van een publieke opleider of van een samenwerkingsverband met het doel vraaggericht en op maat LLO-oplossingen te kunnen bieden aan de arbeidsmarkt;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • opleider: publieke opleider of private opleider formeel onderwijs;

  • penvoerder: penvoerder als bedoeld in artikel 4;

  • private opleider formeel onderwijs: andere dan een in artikel 1.1.1 bedoelde instelling die op grond van artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 van de wet mag afgeven voor het met goed gevolg afleggen van het examen van ten minste één beroepsopleiding of rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • project: in het kader van deze subsidieregeling ontplooide activiteiten in het kader van de LLO-professionalisering van een publieke opleider of van een samenwerkingsverband;

  • publieke opleider: instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 of 1.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4;

Artikel 3. Subsidieverstrekking kleine en grote projecten

  • 1 De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken aan een publieke opleider of aan de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een klein of groot project dat is gericht op het professionaliseren van de LLO-organisatie van de aanvrager.

  • 2 Voor een klein project bedraagt de subsidie ten minste € 50.000, maar minder dan € 125.000.

  • 3 Voor een groot project bedraagt de subsidie ten minste € 125.000 en ten hoogste € 2.000.000.

  • 4 Subsidieaanvragen die betrekking hebben op een bedrag van minder dan € 50.000,– of meer dan € 2.000.000,– worden afgewezen.

Artikel 4. Subsidieaanvrager

  • 1 Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een publieke opleider of door een publieke opleider die deelneemt aan een samenwerkingsverband, en die namens dat samenwerkingsverband als penvoerder optreedt.

  • 2 Een samenwerkingsverband bestaat ten minste uit twee opleiders, waaronder in ieder geval één publieke opleider.

  • 3 Er kunnen alleen opleiders deelnemen aan een samenwerkingsverband.

  • 4 De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder, ongeacht welke partij in het samenwerkingsverband feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op aanvragen die in de eerste aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, zijn ingediend, is een bedrag van € 16.000.000 beschikbaar, waarvan:

    • a. € 1.400.000 beschikbaar is voor kleine projecten; en

    • b. € 14.600.000 beschikbaar is voor grote projecten.

  • 2 De subsidieplafonds voor de aanvraagronden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b, c en d, zullen door wijziging van deze regeling aan deze regeling worden toegevoegd. Daarbij wordt eveneens een onderverdeling gemaakt tussen het bedrag dat beschikbaar is voor kleine projecten, en het bedrag dat beschikbaar is voor grote projecten.

  • 3 Indien een beschikbaar bedrag voor een aanvraagronde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, b of onderdeel c, niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag dat in de daaropvolgende aanvraagronde beschikbaar is.

Artikel 6. Algemene bepalingen subsidieaanvraag

  • 1 Op grond van deze regeling kan subsidie worden aangevraagd:

    • a. van 2 oktober 2023 tot en met 16 oktober 2023;

    • b. van 1 april 2024 tot en met 15 april 2024;

    • c. van 30 september 2024 tot en met 14 oktober 2024;

    • d. van 31 maart 2025 tot en met 14 april 2025.

  • 2 Aanvragen die buiten een in het eerste lid bedoelde aanvraagronde worden ingediend, worden afgewezen.

  • 3 Een publieke opleider of samenwerkingsverband kan per aanvraagronde ten hoogste één subsidieaanvraag indienen.

  • 4 Een publieke opleider kan per aanvraagronde als deelnemer aan meerdere samenwerkingsverbanden deelnemen, doch kan per aanvraagronde ten hoogste eenmaal als penvoerder optreden.

  • 5 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe is bekendgemaakt op de website van DUS-I.

Paragraaf 2. Kleine projecten

Artikel 7. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een publieke opleider of aan de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een klein project als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.

  • 2 Een klein project is gericht op het opstellen van een LLO visie en strategie en op het formuleren van de eisen voor een LLO-organisatie en op het inventariseren van de relevante professionaliseringsopgaven.Subsidiabele activiteiten voor een klein project zijn:

    • a. het opstellen van een visie en strategie gericht op LLO op basis van een analyse van de regionale of sectorale arbeidsmarkt waar de subsidieaanvrager zich op richt;

    • b. het formuleren van de eisen voor de benodigde LLO-organisatie om de arbeidsmarkt vraaggericht en op maat te bedienen; en

    • c. het inventariseren van de professionaliseringsopgaven om de beoogde LLO-organisatie te kunnen ontwikkelen.

Artikel 8. Subsidieaanvraag klein project

In aanvulling op het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, dient de subsidieaanvrager voor een klein project de volgende documenten in:

  • a. een visiedocument als bedoeld in artikel 9;

  • b. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 10;

  • c. een begroting als bedoeld in artikel 11;

  • d. een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 12; en

  • e. een samenvatting van de aanvraag die openbaar gemaakt kan worden.

Artikel 9. Visiedocument

In het visiedocument beschrijft de aanvrager:

  • a. de ambitie van de aanvrager ten aanzien van LLO;

  • b. een beschrijving van de arbeidsmarkt binnen de regio of sector waarop de aanvrager zich met LLO op richt;

  • c. een beschrijving van de organisatie van de aanvrager en de mate waarin LLO verankerd is in strategie, beleid en uitvoering; en

  • d. de ambitie van de aanvrager ten aanzien van de beoogde LLO-organisatie.

Artikel 10. Activiteitenplan

In voorkomend geval in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a. een projectbeschrijving met de projectdoelstellingen in relatie tot het visiedocument;

  • b. een beschrijving van de projectorganisatie met een verdeling van de taken waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidieaanvrager in staat is het voorstel binnen de gestelde tijd uit te voeren; en

  • c. een activiteitenplanning met een uitgewerkt overzicht van realiseerbare activiteiten in het eerste jaar van de projectperiode en dat bestaat uit fasering, mijlpalen en beoogde tussentijdse resultaten en eindresultaten.

Artikel 11. Begroting

  • 1 De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, voorzien van een toelichting. Op de begroting is artikel 3.5 van de Kaderregeling van toepassing.

  • 2 Voor de begroting kan worden gekozen uit vier functies met een vast integraal uurtarief inclusief opslag voor overhead en administratie:

    • a. secretarieel of administratief medewerker € 63;

    • b. projectmedewerker € 86;

    • c. projectleider, docent of onderzoeker € 108;

    • d. (associate) practor, lector, of hoogleraar € 127.

  • 3 De begroting wordt aangeleverd in het hiervoor door DUS-I beschikbaar gestelde format.

Artikel 12. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 De samenwerking binnen een samenwerkingsverband voor een klein project wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

  • 2 De samenwerkingsovereenkomst wordt ondertekend door de partijen in het samenwerkingsverband.

  • 3 In de samenwerkingsovereenkomst is in elk geval vastgelegd:

    • a. de beoogde start- en einddatum van het project;

    • b. dat de penvoerder gemachtigd is om als penvoerder namens het samenwerkingsverband op te treden;

    • c. wat elke partij in het samenwerkingsverband inhoudelijk, organisatorisch dan wel financieel bijdraagt aan het project;

    • d. dat elke partij in het samenwerkingsverband de intentie heeft om na afloop van het project de samenwerking te verduurzamen;

    • e. dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waar geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij kunnen aansluiten; en

    • f. dat alle partijen in het samenwerkingsverband medewerking verlenen aan de verantwoording van de subsidie en aan de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en dat alle gegevens die daarvoor noodzakelijk zijn op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 13. Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidieontvanger die subsidie ontvangt voor een klein project, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het project wordt afgerond binnen een termijn van één kalenderjaar, gerekend vanaf het moment van subsidieverstrekking;

  • b. de subsidieontvanger zendt binnen 13 weken na de afronding van het project, doch uiterlijk binnen 13 weken na het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn, een eindrapportage aan de minister. De eindrapportage wordt opgesteld met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld;

  • c. de subsidieontvanger verleent gedurende de looptijd van de regeling op verzoek van de minister medewerking aan regionale of sectorale bijeenkomsten om aldaar de opgedane inzichten van het project toe te lichten;

  • d. de subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verstrekte subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd;

  • e. de subsidieontvanger voert met betrekking tot de financiering van en de kosten en inkomsten uit economische activiteiten een gescheiden boekhouding, indien de subsidieontvanger naast niet-economische activiteiten ook economische activiteiten verricht;

  • f. de activiteiten bevoordelen geen individuele ondernemingen;

  • g. de subsidieontvanger maakt alle resultaten van activiteiten voor eenieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk;

  • h. de subsidieontvanger verleent opdrachten aan derden voor uitvoering van de activiteiten, of een deel daarvan, op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven en houdt zich aan de toepasselijke wet- en regelgeving;

  • i. de administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 14. Vaststelling en verantwoording

  • 1 Indien de aanvraag voor een klein project ingevolge artikel 26 voor subsidie in aanmerking komt, stelt de minister de subsidie direct vast binnen 22 weken na de sluiting van de desbetreffende aanvraagperiode.

  • 3 De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4 Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 15. Betaling

Het subsidiebedrag voor een klein project wordt ineens betaald.

Paragraaf 3. Grote projecten

Artikel 16. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een publieke opleider of de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een groot project als bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid.

  • 2 Een groot project is gericht op de ontwikkeling en professionalisering van een LLO-organisatie. Subsidiabele activiteiten voor een groot project zijn:

    • a. activiteiten gericht op de verbetering van de onderwijslogistiek en bedrijfsvoering door het verbeteren van logistieke en administratieve processen en systemen;

    • b. activiteiten gericht op de ontwikkeling van het aanwezige menselijk kapitaal door middel van deskundigheidsbevordering onder docenten, examenfunctionarissen, onderzoekers en ondersteunend personeel of door het aanstellen van personeel met de benodigde capaciteit en expertise;

    • c. activiteiten gericht op de ontwikkeling van de organisatiecapaciteit en dienstverlening door middel van het afstemmen en optimaliseren van de visie, strategie, besturing, beleid, de uitvoering en bedrijfsvoering in lijn met de beoogde LLO-organisatie.

Artikel 17. Subsidieaanvraag subsidie

In aanvulling op het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, dient de subsidieaanvrager die subsidie aanvraagt voor een groot project de volgende documenten in:

  • a. een visiedocument als bedoeld in artikel 18;

  • b. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 19;

  • c. een begroting als bedoeld in artikel 20;

  • d. een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 21; en

  • e. een samenvatting van de aanvraag die openbaar gemaakt kan worden.

f.

Artikel 18. Visiedocument

  • 1 In het visiedocument beschrijft de subsidieaanvrager de LLO visie en strategie en de professionaliseringsopgaven om tot de beoogde LLO-organisatie te komen.

  • 2 Het visiedocument bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de LLO ambitie, visie en strategie en de wijze waarop de werkgevers, werkenden en werkzoekenden in de regio of sector waar de subsidieaanvrager zich op richt bereikt gaan worden;

    • b. een beschrijving van de beoogde LLO-organisatie waarmee de relevante arbeidsmarkt vraaggericht en op maat bediend kan worden;

    • c. een analyse waarin de huidige organisatiecapaciteit en dienstverlening van de aanvrager, afgezet is tegen de benodigde organisatiecapaciteit en dienstverlening voor de LLO-organisatie;

    • d. een overzicht van de professionaliseringsopgaven die noodzakelijk zijn om de beoogde LLO-organisatie te realiseren; en

    • e. een ordening van de professionaliseringsopgaven begeleid door een toelichting op de verwachte bijdrage van elke opgave aan het realiseren van de beoogde LLO-organisatie.

Artikel 19. Activiteitenplan

In voorkomend geval in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a. een projectbeschrijving met de projectdoelstellingen in relatie tot het visiedocument;

  • b. een beschrijving van de projectorganisatie met een verdeling van de taken waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidieaanvrager in staat is het voorstel binnen de gestelde tijd uit te voeren;

  • c. een activiteitenplanning met een uitgewerkt overzicht van realiseerbare activiteiten in het eerste jaar van de projectperiode en dat bestaat uit fasering, mijlpalen en beoogde tussentijdse resultaten en een overzicht van realiseerbare activiteiten voor het tweede jaar van de projectperiode, bestaande uit fasering, mijlpalen en beoogde eindresultaten;

  • d. een analyse van de risico’s en een beschrijving van de wijze waarop deze risico’s worden gemitigeerd;

  • e. een beschrijving van de lerende aanpak waarmee de voortgang en de uitkomsten van het project worden geëvalueerd en de aanpak indien nodig wordt bijgesteld;

  • f. een beschrijving van de bijdrage en het bereik van het project aan de organisatieontwikkeling, het menselijk kapitaal en de dienstverlening van de subsidieaanvrager; en

  • g. een beschrijving van de wijze waarop de subsidieaanvrager de activiteiten en resultaten na afronding van het project wil verduurzamen en verankeren.

Artikel 21. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 De samenwerking binnen een samenwerkingsverband voor een groot project wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

  • 2 De samenwerkingsovereenkomst wordt ondertekend door de partijen in het samenwerkingsverband.

  • 3 In de samenwerkingsovereenkomst is in elk geval vastgelegd:

    • a. de beoogde start- en einddatum van het project;

    • b. dat de penvoerder gemachtigd is om als penvoerder namens het samenwerkingsverband op te treden;

    • c. wat elke partij in het samenwerkingsverband inhoudelijk, organisatorisch dan wel financieel bijdraagt aan het project;

    • d. dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waar geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij kunnen aansluiten;

    • e. de financiële of bestuurlijke afspraken over de verduurzaming van de activiteiten en de samenwerking na afloop van het project, waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de ambities over het bereik onder werkgevers, werkenden en werkzoekenden gerealiseerd gaan worden;

    • f. dat alle partijen in het samenwerkingsverband medewerking verlenen aan de verantwoording van de subsidie en aan de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en dat alle gegevens die daarvoor noodzakelijk zijn op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 22. Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidieontvanger voor een groot project, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het project wordt afgerond binnen een termijn van ten hoogste twee kalenderjaren, gerekend vanaf het moment van subsidieverlening;

  • b. de subsidieontvanger zendt een voortgangsrapportage aan de minister met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld, een jaar na de datum van de subsidieverlening;

  • c. de subsidieontvanger zendt binnen 13 weken na de afronding van het project, doch uiterlijk binnen 13 weken na het einde van de in onderdeel a bedoelde termijn, een eindrapportage aan de minister, die is opgesteld met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld;

  • d. de subsidieontvanger verleent gedurende de looptijd van de regeling op verzoek van de minister medewerking aan regionale of sectorale bijeenkomsten om aldaar de opgedane inzichten van het project toe te lichten;

  • e. de subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd;

  • f. de subsidieontvanger voert met betrekking tot de financiering van en de kosten en inkomsten uit economische activiteiten een gescheiden boekhouding, indien de subsidieontvanger naast niet-economische activiteiten ook economische activiteiten verricht;

  • g. de activiteiten bevoordelen geen individuele ondernemingen;

  • h. de subsidieontvanger maakt alle resultaten van activiteiten voor eenieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk;

  • i. de subsidieontvanger verleent opdrachten aan derden voor uitvoering van de activiteiten, of een deel daarvan, op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven en houdt zich aan de toepasselijke wet- en regelgeving;

  • j. de administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 23. Verlening en verantwoording

  • 1 Indien een aanvraag ingevolge artikel 26 voor subsidie in aanmerking komt, verleent de minister de subsidie. De minister besluit binnen 22 weken op de aanvragen voor grote projecten.

  • 3 De subsidieontvanger toont via een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 5 De minister stelt de subsidie vast binnen een jaar na ontvangst van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de projectperiode.

Artikel 24. Bevoorschotting en betaling

De subsidie voor een groot project wordt ieder kwartaal bij voorschot verleend, waarbij het eerste voorschot 35% van de totale toegekende subsidie bedraagt en de overige voorschotten als gelijke delen van het resterende subsidiebedrag worden uitgekeerd.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 25. Beoordeling subsidieaanvragen

  • 1 De minister stelt een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het adviseren van de minister over de beoordeling en de rangschikking van de aanvragen.

  • 2 Na de sluitingsdatum van de desbetreffende aanvraagperiode worden de ingediende volledige aanvragen, voor grote en voor kleine projecten afzonderlijk, beoordeeld door de beoordelingscommissie en voorzien van een advies aan de minister.

  • 3 De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling.

  • 4 Aanvragen voor kleine projecten worden alleen schriftelijk beoordeeld als voldoende of onvoldoende.

  • 5 Aanvragen voor grote projecten die als voldoende zijn beoordeeld worden gerangschikt op basis van hun score zodanig dat een hoger toegekende puntenscore ook leidt tot een hogere rangschikking.

  • 6 Voor aanvragen van kleine en grote projecten geldt dat de minimale score voldoende moet zijn op elk van de in bijlage 1 bedoelde criteria Impact, Kwaliteit en Verankering, om van een positief advies voorzien te worden.

  • 7 De beoordelingscommissie kent een hoger aantal punten toe naarmate de score op Impact, Kwaliteit en Verankering hoger is, blijkend uit:

    • a. de kwaliteit van het visiedocument en de verbinding met de regio of sector waar de aanvrager zich op richt;

    • b. de ambities van het project qua doelstellingen, bereik en bijdrage aan de organisatiecapaciteit en dienstverlening van de aanvrager;

    • c. de kwaliteit van de samenwerking en het draagvlak waardoor het aannemelijk is dat de doelen van het project behaald worden;

    • d. de kwaliteit van het activiteitenplan waardoor het project uitvoerbaar en haalbaar is;

    • e. de kwaliteit van de begroting waaruit blijkt dat het project zo kostenefficiënt mogelijk wordt uitgevoerd en middelen effectief worden ingezet;

    • f. er voldoende aandacht is voor de verduurzaming van de activiteiten.

  • 8 Een toelichtingsgesprek met de beoordelingscommissie is een vast onderdeel in de beoordelingsprocedure van een grote projectaanvraag.

Artikel 26. Besluitvorming minister

  • 1 De minister beoordeelt de aanvragen met kennisneming van het advies van de beoordelingscommissie.

  • 2 Indien in een aanvraagronde bij toewijzing van alle door de minister als voldoende beoordeelde aanvragen voor een klein project, het desbetreffende subsidieplafond, bedoeld in artikel 5, zou worden overschreden, bepaalt de minister de rangschikking van de aanvragen op basis van loting.

  • 3 De minister bepaalt de rangschikking van de aanvragen voor grote projecten aan de hand van de kwaliteit van de aanvragen op basis van bijlage 1, en verdeelt het beschikbare bedrag op basis van deze rangschikking totdat het budget voor die aanvraagronde is uitgeput.

  • 4 Indien de minister aan meerdere aanvragen een gelijk puntenaantal heeft toegekend, en het desbetreffende in artikel 5 bedoelde subsidieplafond ontoereikend is om alle gelijke gewaardeerde aanvragen te kunnen toewijzen, bepaalt de minister de rangschikking van deze aanvragen op basis van loting.

  • 5 Indien in een aanvraagronde voor grote projecten budget resteert, maar een gerangschikt voorstel niet volledig te honoreren is, wordt aan de subsidieaanvrager voorgesteld met het nog resterende bedrag van het subsidiebudget zijn project in volledige of aangepaste vorm uit te voeren. Indien de betreffende aanvrager hiermee niet akkoord gaat wordt de aanvraag niet toegekend.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 27. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 7 juli 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 28. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling LLO-Katalysator (LLO-professionalisering opleiders 2023–2026).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage 1. Beoordelingskader

Deze bijlage behoort bij artikel 25, derde lid, van de Subsidieregeling LLO-professionalisering opleiders 2023–2026

Kleine projecten € 50.000 tot € 125.000

Criterium

Minimumvereisten

Impact (10-punts schaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• wat de ambitie van de aanvrager is ten aanzien van LLO;

• op welke regio of sector de aanvrager zich met LLO richt en hoe de arbeidsmarkt eruit ziet;

• een beschrijving van de organisatie van de aanvrager en de mate waarin LLO verankerd is in strategie, beleid en uitvoering;

• wat de beoogde LLO-organisatie is om de ambitie van de aanvrager te verwezenlijken.

Weging 30%

In het visiedocument is in elk geval opgenomen:

• de ambitie ten aanzien van LLO van de aanvrager in elk geval qua bereik van werkenden, werkzoekenden en werkgevers;

• een beschrijving van de arbeidsmarkt met een overzicht van de relevante partijen binnen de regio of sector waar de aanvrager zich op richt;

• een beschrijving van de regionale of sectorale human capital agenda in zoverre deze beschikbaar is;

• een beschrijving van de organisatie van de aanvrager en de mate waarin LLO verankerd is in strategie, beleid en uitvoering;

• een schets van de beoogde LLO-organisatie die nodig is om de ambitie van de aanvrager te verwezenlijken en die aansluit op de vraag vanuit de arbeidsmarkt.

Criterium

Minimumvereisten

Kwaliteit (10-puntsschaal)

Inhoud

Er wordt beschreven hoe de subsidieaanvrager tot een LLO visie en strategie gaat komen en hoe de eisen voor een LLO-organisatie geformuleerd worden en op welke wijze de relevante professionaliseringsopgaven geïnventariseerd worden.

Samenwerking

a) De samenwerking met interne en externe stakeholders is helder beschreven en indien er sprake is van een samenwerkingsverband dan is er sprake van een gedragen samenwerking, bij voorkeur ook met private opleiders formeel onderwijs.

Projectorganisatie

b) Er is inzichtelijk gemaakt hoe het project georganiseerd gaat worden, waardoor een succesvolle uitvoering mogelijk is.

Begroting

c) De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, voorzien van een toelichting.

Weging 60%

Uit het visiedocument en indien van toepassing, de samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• met welke publieke opleiders en private opleiders formeel onderwijs wordt samengewerkt en waarom;

• dat de aanvrager zich voldoende georiënteerd heeft op het externe veld blijkend uit de betrokken partijen uit de regio of sector;

• wat elke partij in het samenwerkingsverband in inhoudelijk, organisatorisch of financieel bijdraagt aan het project;

• dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waar geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij kunnen aansluiten;

• wat de financiële of bestuurlijke afspraken zijn die gemaakt zijn over verduurzaming van de activiteiten en de samenwerking na afloop van het project;

• wat het draagvlak is voor het project binnen de organisatie.

In het activiteitenplan is minimaal beschreven:

• wat het project inhoudt en wat de doelstellingen zijn in relatie tot het visiedocument;

• welke resultaten het project concreet oplevert;

• welke activiteiten in samenhang worden ondernomen om het gewenste resultaat te behalen vormgegeven in een activiteitenplanning (wie doet wat wanneer en met welk resultaat) waardoor het aannemelijk is dat de projectdoelen behaald gaan worden;

• wat de projectorganisatie- en overlegstructuur is en hoe die wordt ingevuld, passend bij de omvang van het project.

Uit de begroting blijkt:

• welke kosten door wie worden gemaakt tegen welke bijdrage. Waarbij kostenefficiëntie en effectiviteit van de ingezette middelen belangrijk is;

• dat de juiste functies en uurtarieven opgenomen zijn.

Criterium

Minimumvereisten

Verankering (10-puntsschaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• hoe de visie en strategie bestuurlijk verankerd gaan worden binnen de organisatie van de aanvrager;

• hoe de uitkomsten van de analyse gebruikt gaan worden om de LLO-organisatie vorm te gaan geven;

• hoe het externe werkveld binnen de regio of sector waar de aanvrager zich op richt betrokken blijft worden na afloop van het project.

Weging 10%

Uit het visiedocument, activiteitenplan en eventuele samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• welke afspraken zijn gemaakt over de verduurzaming en verankering van de activiteiten en resultaten van het project na afloop;

• de wijze waarop de relatie met het externe werkveld en de relevante partijen in de regio of sector wordt versterkt en verduurzaamd;

• de wijze waarop de aanvrager na afloop van het project vorm gaat geven aan de LLO-organisatie en het verankeren van LLO binnen de eigen organisatie.

Grote projecten € 125.000 tot € 2.000.000

Criterium

Minimumvereisten

Impact (10-puntsschaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• wat de LLO ambitie, visie en strategie is van de aanvrager;

• hoe de aanvrager werkenden, werkzoekenden en werkgevers in de regio of sector gaat bereiken;

• op basis van een analyse wat de professionaliseringsopgaven zijn om de beoogde LLO-organisatie te bereiken;

• naast een overzicht is er ook een ordening aangegeven in de professionaliseringsopgaven op basis van de impact of bijdrage aan het bereiken van de ambitie en doelstellingen.

Weging 30%

Uit het visiedocument blijkt:

• een beschrijving van de ambitie van de aanvrager ten aanzien van LLO en van de wijze waarop de beoogde werkgevers, werkenden en werkzoekenden in de regio of sector waar de aanvrager zich op richt worden bereikt;

• de visie en strategie van de aanvrager ten aanzien van LLO en een beschrijving van de beoogde LLO-organisatie waarmee de ambitie gerealiseerd kan worden;

• een analyse waarin de huidige organisatiecapaciteit en dienstverlening van de aanvrager, afgezet is tegen de benodigde capaciteit en dienstverlening voor de LLO-organisatie;

• een overzicht van de professionaliseringsopgaven die op basis van de analyse, volgens de aanvrager noodzakelijk zijn om de LLO-organisatie te realiseren;

• een ordening van de professionaliseringsopgaven begeleid door een toelichting op de verwachte bijdrage van elke opgave aan het realiseren van de beoogde LLO-organisatie.

Criterium

Minimumvereisten

Kwaliteit (10-puntsschaal)

Inhoud

Er is duidelijk beschreven en onderbouwd voor welke LLO-professionaliseringsopgave is gekozen.

Samenwerking

a) De samenwerking met interne en externe stakeholders is helder beschreven en indien er sprake is van een samenwerkingsverband dan is er sprake van een gedragen samenwerking, bij voorkeur ook met private opleiders formeel onderwijs.

Projectorganisatie

b) Er is inzichtelijk gemaakt hoe het project georganiseerd gaat worden, waardoor een succesvolle uitvoering mogelijk is.

Begroting

c) De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten en is voorzien van een toelichting.

Weging 60%

Uit het visiedocument en indien van toepassing, de samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• met welke relevante opleiders dan wel andere partijen wordt samengewerkt en waarom;

• dat er voldoende draagvlak is intern voor het project;

• dat de aanvrager zich voldoende georiënteerd heeft op het externe veld blijkend uit de betrokken partijen uit de regio of sector;

• dat er goede afspraken zijn gemaakt waardoor het aannemelijk is dat de projectdoelen gehaald gaan worden;

• wat elke partij in het samenwerkingsverband in inhoudelijk, organisatorisch of financieel bijdraagt aan het project;

• dat er financiële of bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over verduurzaming van de activiteiten na afloop van het project waaruit blijkt dat de ambities over het bereik onder werkgevers, werkenden en werkzoekenden gerealiseerd gaan worden.

In het activiteitenplan is minimaal beschreven:

• wat het project inhoudt en wat de doelstellingen zijn in relatie tot het visiedocument;

• welke resultaten het project concreet oplevert;

• welke activiteiten in samenhang worden ondernomen om het gewenste resultaat te behalen vormgegeven in een activiteitenplanning (wie doet wat wanneer en met welk resultaat) waardoor het aannemelijk is dat de projectdoelen behaald gaan worden;

• wat de projectorganisatie- en overlegstructuur is en hoe die wordt ingevuld, passend bij de omvang van het project en waardoor het aannemelijk is dat het project binnen de gestelde tijd uit te voeren is;

• hoe het project invulling geeft aan een lerende aanpak;

• wat de risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen zijn tijdens de uitvoering van het project;

• een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager het resultaat van het project gaat evalueren.

Uit de begroting blijkt:

• welke kosten door wie worden gemaakt tegen welke bijdrage. Waarbij kostenefficiëntie en effectiviteit van de ingezette middelen belangrijk is;

• dat de juiste functies en uurtarieven opgenomen zijn.

Criterium

Minimumvereisten

Verankering (10-puntsschaal)

Er is duidelijk beschreven:

• hoe de projectresultaten van het project duurzaam verankerd worden op het strategische, tactische en operationele niveau van de organisatie die de aanvrager vertegenwoordigd;

• hoe het externe werkveld binnen de regio of sector waar de aanvrager zich op richt betrokken blijft worden na afloop van het project;

• hoe de aanvrager ook na afloop van het project vorm blijft geven aan LLO en de LLO-organisatie.

Weging 10%

Uit het visiedocument, activiteitenplan en eventuele samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• hoe de resultaten en inzichten van het project dat gericht is geweest op de onderwijslogistiek en bedrijfsvoering, het menselijk kapitaal, de organisatiecapaciteit en dienstverlening, of een combinatie hiervan, na afronding van het project worden verduurzaamd en verankerd binnen de organisatie van de aanvrager;

• hoe in het kader van LLO blijvend geïnvesteerd wordt in deskundigheidsbevordering en organisatieontwikkeling inclusief veranderkundige aanpak;

• de wijze waarop de relatie met het externe werkveld en de relevante partijen in de regio of sector wordt versterkt en verduurzaamd;

• hoe kennisdeling wordt gefaciliteerd waardoor beproefde werkwijzen, ervaringen en inzichten gebruikt kunnen worden door andere opleiders gedurende en na afloop van het subsidieproject;

• hoe de aanvrager na afloop van het project verder vormgeeft aan de LLO-organisatie.

Naar boven