Juridisch kader
Werknemers, die in het kader van transnationale dienstverrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de
Europese Unie (WagwEU) tijdelijk in Nederland arbeid verrichten, en wier arbeidsovereenkomst wordt beheerst
door een ander recht dan het Nederlandse recht, hebben ten minste recht op de zogeheten
‘harde kern’ van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Deze ‘harde
kern’ betreft ook de algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen die betrekking
hebben op de onderwerpen, genoemd in artikel 2a, eerste en vierde lid, van de Wet op het verbindend en het onverbindend
verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet Avv). Het toezicht op de naleving van deze bepalingen berust bij sociale partners en
paritaire handhavers. Zij kunnen zich onder bepaalde voorwaarden voor de benodigde
informatie tot de Nederlandse Arbeidsinspectie wenden, op grond van artikel 10a, eerste tot en met vierde lid, Wet Avv.
Artikel 10a Wet Avv regelt dat de Nederlandse Arbeidsinspectie op verzoek van organisaties van werkgevers
en werknemers of paritaire handhavers (zoals de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten
(SNCU)) gegevens kan verstrekken, mits die gegevens noodzakelijk zijn voor het toezicht
op de naleving van cao-bepalingen ten aanzien van gedetacheerde werknemers. Het gaat
om gegevens die de Arbeidsinspectie uit verschillende bronnen kan hebben verkregen:
-
– gegevens op grond van artikel 8 WagwEU. Dit betreft gegevens die de Arbeidsinspectie heeft verkregen in verband met de melding
die dienstverrichters en bepaalde categorieën van zelfstandigen moeten doen, voorafgaande
aan een transnationale dienst in Nederland;
-
– gegevens op grond van artikel 4, eerste lid, WagwEU. Dit betreft gegevens die verkregen zijn van andere lidstaten in verband met de administratieve
samenwerking en bijstand;
-
– gegevens op grond van de artikelen 4, tweede lid, en 5 WagwEU. Dit betreft gegevens die de Arbeidsinspectie verwerkt ten behoeve van het toezicht
op de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet, de Wet Avv en de WagwEU.
Artikel 10a Wet Avv draagt zo bij aan de publiek-private samenwerking ten behoeve van het toezicht op
de naleving van cao’s met betrekking tot gedetacheerde werknemers.
Welke concrete gegevens kunnen worden verstrekt door de Arbeidsinspectie is nader
bepaald in artikel 4, tweede lid, van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie (BagwEU). Hierin staan limitatief de gegevens opgesomd, waaronder begrepen persoonsgegevens,
die door de Arbeidsinspectie kunnen worden verstrekt.
In artikel 4, eerste lid, BagwEU staan enkele voorwaarden waar een verzoek als bedoeld in artikel 10a Wet Avv moet voldoen. Deze voorwaarden zijn nader vormgegeven in paragraaf 2 van deze bijlage.
Tot slot is in artikel 4, derde lid, BagwEU bepaald dat de gegevens, waarvan het niet noodzakelijk is om ze te verstrekken in
een vorm die het mogelijk maakt een natuurlijke persoon te identificeren, worden gepseudonimiseerd
voorafgaande aan de verstrekking.
Met deze maatregelen, in aanvulling op de maatregelen die zijn beschreven onder 2
(het indienen van een verzoek), wordt geborgd dat de gegevensverwerking in dit kader
in lijn is met onder meer de beginselen van transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking
en proportionaliteit van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). In aanvulling
daarop, neemt de Arbeidsinspectie de volgende vereisten en beginselen in acht:
-
• Alleen de gegevens worden verwerkt die toereikend zijn voor de doeleinden waarvoor
zij worden verwerkt (dataminimalisatie) – verstrek dus niet meer informatie dan nodig is voor de handhaving van de relevante
cao-bepalingen door sociale partners of paritaire handhavers, en verstrek ook alleen
informatie met betrekking tot de periode die voor deze handhaving noodzakelijk is
(periodes waarin cao-bepalingen niet algemeen verbindend zijn verklaard kunnen bijvoorbeeld
buiten beschouwing blijven, omdat dienstverrichters alleen gebonden zijn aan cao-bepalingen
die betrekking hebben op de (uitgebreide) harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
die avv’d zijn);
-
• De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moet evenredig zijn met het nagestreefde doel – aangezien handhaving ook consequenties kan hebben
voor de gedetacheerde werknemers, kan het aangewezen zijn om hun gegevens te pseudonimiseren
voor zover dat de handhaving niet onevenredig bemoeilijkt;
-
• Deel in principe geen bijzondere categorieën van persoonsgegevens, tenzij dit noodzakelijk is voor een van de doeleinden, genoemd in de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
-
• Verstrek alleen persoonsgegevens aan ontvangers die voldoende technische of organisatorische
maatregelen hebben getroffen om een passende beveiliging ervan te waarborgen, zodat
de persoonsgegevens beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking
en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging.
Uitgangspunten
Adequaat en effectief toezicht speelt een sleutelrol bij de bescherming van de rechten
van gedetacheerde werknemers en het garanderen van gelijke randvoorwaarden voor de
dienstverrichters, terwijl een zwakke controle de doeltreffendheid van de op dit gebied
geldende regels ondermijnt. Sociale partners onderschrijven de betekenis van goede
en doortastende handhaving bij vermoedens van niet naleving ten aanzien van gedetacheerde
werknemers. Zij staan voor bescherming van werknemers en een gelijk speelveld voor
Nederlandse werkgevers en buitenlandse dienstverrichters.
Nauwe samenwerking tussen de Nederlandse Arbeidsinspectie en de sociale partners op
het gebied van detachering is hierbij van belang. De uitgangspunten voor de gegevensverstrekking
zijn met sociale partners besproken. Zij kunnen de gegevens die nodig zijn voor het
toezicht op de naleving van cao’s niet altijd zelf met succes vorderen bij werkgevers
of werknemers. In het geval dat deze gegevens zich reeds in de administratie van de
Arbeidsinspectie bevinden kunnen sociale partners de benodigde gegevens via die route
verkrijgen. De Arbeidsinspectie vervult hiermee een belangrijke ondersteunende rol
bij de toezichttaak van sociale partners. Een geest van samenwerking, voortdurende
dialoog en wederzijds begrip zijn in dit verband van wezenlijk belang.
De Arbeidsinspectie heeft deze beleidsregel getoetst op handhaafbaarheid, en heeft
daarbij geen op- of aanmerkingen gemaakt.
2. Het indienen van een verzoek door de verzoeker
Het verzoek op grond van artikel 10a, eerste tot en met vierde lid, Wet Avv wordt ingediend door een vereniging van werkgevers of vereniging van werknemers (of
meerdere verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid) die een verzoek voor algemeenverbindendverklaring
heeft of hebben ingediend. Eveneens komt hiervoor in aanmerking een volledig rechtsbevoegde
rechtspersoon als omschreven in artikel 10a, tweede en vierde lid, van de Wet Avv.
Het verzoek wordt altijd bij de Arbeidsinspectie ingediend, ook indien de benodigde
informatie uitsluitend is verkregen door de Sociale verzekeringsbank via de melding
op grond van artikel 8 WagwEU. Het verzoek wordt voorts schriftelijk ingediend, waar in dit verband mede onder
wordt verstaan elektronisch.
Het verzoek wordt in behandeling genomen indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die het verzoek indient:
-
a. bevoegd is tot de indiening van het verzoek (dit kan met name blijken uit een daartoe
verstrekte machtiging);
-
b. duidelijk maakt van welke onderneming de verzoeker het vermoeden heeft dat deze de
verbindend verklaarde cao-bepaling of -bepalingen niet naleeft (dit kan blijken uit
het verstrekken van een uittreksel van de inschrijving in het register van de Kamer
van Koophandel van de onderneming waarvan de verzoeker een vermoeden heeft dat deze
de cao niet naleeft. Indien dit niet mogelijk is, kan de verzoeker op een andere wijze
de identiteit van de onderneming zo nauwkeurig mogelijk kenbaar maken. Het kan voorkomen
dat de verzoeker zijn melding alleen kan baseren op mondeling verkregen informatie
van werknemers. Hierdoor is het mogelijk dat de verzoeker per abuis niet de werkelijke
onderneming aanwijst waarop de gegevens betrekking moeten hebben. De Arbeidsinspectie
stelt de verzoeker hiervan in kennis en biedt de gelegenheid een hernieuwd verzoek
in te dienen waarin de naam van de bedoelde onderneming wordt vermeld);
-
c. aangeeft op grond waarvan het vermoeden leeft dat die onderneming een of meerdere
verbindend verklaarde cao-bepalingen niet naleeft (de verzoeker motiveert het vermoeden
zoveel mogelijk met objectieve gegevens, zoals een brief aan de desbetreffende onderneming
waarin deze wordt verzocht om de cao-bepalingen na te leven, concrete meldingen of
een bewijs dat de ondernemer is aangeschreven om inzage te geven in de stukken);
-
d. aangeeft op welke periode het vermoeden van niet-naleving betrekking heeft (deze periode
dient te vallen binnen het tijdvak waarover de cao-bepalingen algemeen verbindend
zijn verklaard);
-
e. specificeert welke gegevens de natuurlijke persoon of rechtspersoon wenst te ontvangen,
die noodzakelijk zijn om na te gaan of verbindend verklaarde bepalingen van cao’s
die van toepassing zijn op gedetacheerde werknemers, in de zin van artikel 2a, eerste en vierde lid, Wet Avv worden nageleefd.
Op de verzoeker rust de inspanningsverplichting om de bij hem bekende feiten en omstandigheden
te melden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van bewijsrechtelijke acties die zijn
ondernomen ten behoeve van een civielrechtelijke vordering, zoals het verzamelen van
getuigenverklaringen, of met een verslag van de situatie aan de hand van de aangetroffen
feiten en omstandigheden.
De Nederlandse Arbeidsinspectie kan in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens
die door de verzoeker worden verstrekt om de noodzaak te motiveren, en heeft dan ook
geen plicht de juistheid hiervan te verifiëren.
3. Weigering van een verzoek
Indien de verzoeker bovenstaande gegevens niet bij het verzoek verstrekt, kan bepaald
worden het verzoek niet verder in behandeling te nemen. De verzoeker wordt hiervan
in kennis gesteld en krijgt daarbij de gelegenheid om alsnog binnen een redelijke
termijn de gevraagde informatie te verstrekken. Worden de nodige gegevens ook dan
niet verstrekt, dan wordt het informatieverzoek geweigerd. Dit wordt schriftelijk
medegedeeld aan de verzoeker.