Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023

[Regeling vervalt per 01-08-2028.]
Geraadpleegd op 29-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 01-08-2023 t/m 31-01-2024

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juli 2023, nummer 4718821, houdende regels voor de subsidiëring van projecten ter ondersteuning van zelfstandig vertrek van vreemdelingen en gemeenschapsonderdanen uit Nederland (Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet overige JenV-subsidies en artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • brutoloon: brutosalaris, inclusief vakantiegeld, een beloning in de vorm van een dertiende maand en eindejaarsuitkering, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst.

  • CAO: een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • directe loonkosten: loonkosten van personeel, waarbij de gerealiseerde uren direct betrekking hebben op deelnemers aan het project dan wel loonkosten van personeel die direct te relateren zijn aan de uitvoering van subsidiabele activiteiten;

  • financieringsplan: een beschrijving van de benodigde en beschikbare financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, waaronder in ieder geval een liquiditeitsplan waaruit blijkt op welke wijze de projectkosten gefinancierd worden;

  • FX JRS: Frontex Joint Reintegration Services;

  • gemeenschapsonderdaan: onderdaan van de lidstaten van de Europese Unie, of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, of van de Zwitserse Bondsstaat, alsmede hun familieleden als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • handleiding: Handleiding Projectadministratie Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023, zoals beschikbaar op www.dienstterugkeerenvertrek.nl;

  • indirecte kosten: kosten die niet kunnen worden aangewezen als specifieke kosten van het project, en niet rechtstreeks verband houden met de uitvoering ervan;

  • minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;

  • onderdaan van een derde land: eenieder die geen gemeenschapsonderdanen zijn;

  • penvoerder: door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband;

  • project: het specifieke praktische middel waarmee een subsidieontvanger een activiteit of meerdere activiteiten in het geheel of gedeeltelijk uitvoert;

  • projectperiode: periode tussen het tijdstip waarop activiteiten starten en worden afgerond;

  • REAN-programma: het programma ‘Return and Emigration Assistance from The Netherlands’ van de Internationale Organisatie voor Migratie;

  • samenwerkingsverband: samenwerking tussen twee of meer in Nederland gevestigde, niet-gouvernementele organisaties met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht;

  • specifieke kosten: kosten voor goederen, diensten en financiële bijdragen die rechtstreeks aan de deelnemer ten goede komen om perspectief te bieden op herintegratie in het land van herkomst of bestemming na vertrek.

  • vreemdeling: eenieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.

Artikel 2. Aard en doel van de projecten

De minister kan een subsidie verstrekken voor projecten zonder winstoogmerk op het gebied van het bevorderen van het zelfstandig vertrek en het bieden van ondersteuning bij het zelfstandig vertrek uit Nederland van doelgroep A, vreemdelingen, en doelgroep B, gemeenschapsonderdanen.

Artikel 3. Doelgroep A – Vreemdelingen

  • 1 Doelgroep A zijn vreemdelingen die in Nederland verblijven, een visumplicht hebben om naar Nederland te reizen en waarvan het land van herkomst of bestendig verblijf op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld of anderzijds wordt toegestaan onder het huidige beleid, en

    • a. die geen verblijfsrecht hebben in Nederland;

    • b. van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen en waarvan de vertrektermijn nog niet is verstreken;

    • c. die een aanvraag voor een verblijfsvergunning hebben ingediend en in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag en die hun aanvraag voor een verblijfsvergunning intrekken voordat zij Nederland verlaten; of

    • d. die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en die hun verblijfsrecht opzeggen voordat zij Nederland verlaten.

  • 2 In afwijking van het tweede lid zijn uitgesloten vreemdelingen:

    • a. die beschikken over voldoende financiële middelen om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken;

    • b. die zich niet naar Nederland hebben begeven met de intentie zich voor lange duur alhier te vestigen;

    • c. met een nationaliteit die volgens het geldende terugkeerondersteuningsbeleid is uitgesloten van herintegratieondersteuning;

    • d. die onvoldoende medewerking verlenen om zelfstandig terug te keren via het REAN-programma van de Internationale Organisatie voor Migratie of via het JRS-programma van Frontex;

    • e. van wie het vertrek uit Nederland een doorkruising betekent van een strafrechtelijk vervolgingstraject waar zij bij betrokken zijn;

    • f. die in de afgelopen vijf jaar met assistentie van de Internationale Organisatie voor Migratie of de Frontex JRS uit Europa zijn vertrokken, of op kosten van de Nederlandse overheid dan wel de Europese Unie zelfstandig zijn vertrokken of zijn uitgezet naar een land buiten de Europese Unie;

    • g. waarbij het vertrek met ondersteuning van een terugkeerproject maatregelen ter uitvoering van de uitzetting doorkruist;

    • h. die terugkeerondersteuning in contanten of in natura uit een andere bron ontvangen;

    • i. die een zwaar inreisverbod van meer dan vijf jaar opgelegd hebben gekregen of veroordeeld zijn voor zedenmisdrijven, doodslag, moord, mensenhandel of mensensmokkel;

    • j. van wie de asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.

Artikel 4. Doelgroep B – Gemeenschapsonderdanen

Doelgroep B zijn gemeenschapsonderdanen die de intentie hadden om zich voor langere duur in Nederland te vestigen, die het niet gelukt is om in Nederland voldoende inkomsten te genereren om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, die niet over voldoende financiële middelen beschikken om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken en die sociaal maatschappelijke begeleiding nodig hebben bij hun terugkeer of herintegratie.

Artikel 5. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan een subsidie verstrekken voor projecten voor doelgroep A die uitsluitend zijn gericht op de volgende activiteiten:

    • a. vreemdelingen te bewegen tot zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • b. vreemdelingen voor te bereiden op zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • c. vreemdelingen perspectief te bieden op herintegratie in het land van herkomst of bestemming na vertrek.

  • 2 De minister kan een subsidie verstrekken voor projecten voor doelgroep B die uitsluitend zijn gericht op de volgende activiteiten:

    • a. gemeenschapsonderdanen te bewegen tot zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • b. gemeenschapsonderdanen voor te bereiden op zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • c. het organiseren van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van gemeenschapsonderdanen;

    • d. gemeenschapsonderdanen te ondersteunen bij de herintegratie in het land van herkomst na vertrek. Deze herintegratieactiviteiten zijn gericht op gemeenschapsonderdanen met ernstige medische of verslavingsproblemen of die geen sociaal netwerk hebben om op terug te vallen.

Artikel 6. De subsidieaanvrager

De subsidie wordt aangevraagd door een in Nederland gevestigde, niet-gouvernementele organisatie met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht.

Artikel 7. Aanvraagtijdvakken, subsidieplafond en verdeling bij overschrijding subsidieplafond

  • 1 Een subsidie kan uitsluitend worden verstrekt als de minister de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een tijdvak voor de indiening van een aanvraag voor subsidie.

  • 2 De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om subsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken, zoals genoemd in de hoofdstukken 2 en 3.

  • 3 Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van ontvangst van de volledige subsidieaanvragen.

    Wanneer meerdere subsidieaanvragen op dezelfde dag zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de toewijzing van subsidie bepaald door de selectiecommissie van de DT&V. De selectiecommissie houdt in ieder geval rekening met het unieke karakter van de ingediende projectvoorstellen, de waarschijnlijkheid dat de beoogde doelstellingen behaald worden en mogelijke risico’s, waaronder financiële risico’s.

Artikel 8. De subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag heeft steeds betrekking op één project.

  • 2 De looptijd van een project bedraagt minimaal twaalf en maximaal vierentwintig maanden.

  • 3 Het project start op zijn vroegst op de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag en uiterlijk zes maanden na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

  • 4 Als meerdere rechtspersonen in een project samenwerken, kan slechts één van hen de subsidie aanvragen.

  • 5 Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, wordt bij de subsidieaanvraag een kopie van de ondertekende samenwerkingsverklaring meegezonden.

  • 6 Als voor een project cofinanciering wordt verkregen van een derde, wordt bij de subsidieaanvraag een ondertekende cofinancieringsverklaring meegezonden. De cofinancieringsverklaring vermeldt het bedrag van de cofinanciering en of het bedrag een absolute bijdrage of een bedrag naar rato van de daadwerkelijk gemaakte kosten betreft.

  • 7 De subsidieaanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een projectbeschrijving;

    • b. een begroting;

    • c. een financieringsplan;

    • d. een verklaring omtrent het gedrag van alle bestuurders van de rechtspersoon en projectleiders die niet ouder is dan drie maanden;

    • e. een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon;

    • f. de door het bestuur vastgestelde jaarrekening van het boekjaar voorafgaand aan het jaar van indiening van de subsidieaanvraag;

    • g. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;

    • h. de balans en de resultatenrekening van de subsidieaanvrager van de laatst afgesloten kalendermaand voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

  • 8 De projectbeschrijving en begroting worden ingediend onder gebruikmaking van daartoe door de minister beschikbaar gestelde formulieren.

  • 9 De projectbeschrijving bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de voorgenomen activiteiten, waaronder de omvang, de doelgroep en de regio waar de activiteiten worden uitgevoerd;

    • b. een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft en de daarbij behorende indicatoren;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd, verantwoord en geadministreerd;

    • d. de duur van de projectperiode;

    • e. een beschrijving van de benodigde operationele kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit.

Artikel 9. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 Projecten worden altijd uitgevoerd in samenwerking of in afstemming met de Dienst Terugkeer en Vertrek.

  • 2 De volgende rapportageverplichtingen zijn van toepassing:

    • a. voor alle projecten dient halverwege de projectperiode een inhoudelijke en financiële voortgangsrapportage te worden ingediend, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd over de voortgang van het project;

    • b. indien er omstandigheden optreden die de voortgang, inhoud of de administratieve organisatie van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan zo spoedig mogelijk melding aan de minister;

    • c. de subsidieontvanger verleent aan de minister of de daartoe door de minister aangewezen instanties medewerking aan het opstellen van evaluatierapporten met betrekking tot deze regeling, en draagt, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, er zorg voor dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent;

    • d. over de voortgang van de ondersteuningstrajecten wordt op dossierniveau informatie uitgewisseld met de DT&V.

  • 3 De volgende administratievoorschriften zijn van toepassing:

    • a. de subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten;

    • b. de volledige administratie is per project te allen tijde voor controle beschikbaar. De subsidieontvanger stelt voor een controle een geschikte ruimte aan de subsidieverstrekker ter beschikking;

    • c. de projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten;

    • d. de financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend;

    • e. indien er in het project sprake is van deelnemers geeft de deelnemersadministratie inzicht in de subsidiabiliteit van de individuele deelnemer, de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer;

    • f. ter zake van de directe loonkosten dient een door middel van een inzichtelijk tijdschrijfsysteem controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig te zijn;

    • g. de subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan de minister dan wel door de minister daartoe aangewezen instanties inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt de subsidieontvanger de minister desgevraagd informatie over het project die voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kan worden;

    • h. in de administratie is op het moment van het doen van de aanvraag een verklaring omtrent het gedrag opgenomen van elke bestuurder en projectleider. Indien zich gedurende de loop van een project wijzigingen in het bestuur voordoen ofwel nieuwe projectleiders worden betrokken bij de uitvoering van het project, dan dienen voor deze bestuurders en projectleiders verklaringen omtrent het gedrag worden opgenomen in de administratie. Deze verklaringen omtrent het gedrag dienen binnen twee maanden na aantreden te worden toegevoegd aan de administratie en dienen op het moment van opname niet ouder te zijn dan drie maanden;

    • i. kosten die in strijd met deze regeling zijn gemaakt of geadministreerd, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4 De volgende bescheiden zijn beschikbaar:

    • a. de subsidieontvanger bewaart alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het gesubsidieerde project tot ten minste 5 jaar na afloop van de vaststelling van de subsidie;

    • b. van alle administratieve bescheiden wordt het origineel bewaard. Hiervan kan worden afgeweken, indien het origineel conform de procedure in de handleiding wordt overgezet en bewaard op een andere gegevensdrager. Het overbrengen op een andere gegevensdrager geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze is de volledige bewaartermijn beschikbaar en kan binnen een redelijke tijd leesbaar worden gemaakt;

    • c. de administratie is zodanig ingericht en wordt zodanig gevoerd en bewaard, dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de subsidieontvanger de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie;

    • e. de computersystemen die gebruikt worden voor documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat, voldoen aan aanvaarde beveiligingsstandaarden die waarborgen dat de bewaarde documenten aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat er voor controledoeleinden op kan worden vertrouwd;

    • f. alle administratieve bescheiden zijn beschikbaar voor de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger is en blijft verantwoordelijk voor een correcte opslag van alle administratieve bescheiden, ook als hij een derde met de opslag belast.

Artikel 10. Beslissing op de aanvraag

  • 1 De datum van ontvangst is de datum waarop de aanvraag volledig is ingediend.

  • 2 Op de aanvraag wordt uiterlijk dertien weken na ontvangst van de aanvraag beslist.

  • 3 Desgevraagd verstrekt de subsidieaanvrager een nadere toelichting op de projectbeschrijving en de begroting.

  • 4 De beschikking vermeldt in ieder geval de projectperiode, het maximumbedrag van de subsidie, alsmede de doelgroep.

Artikel 11. Weigering van de subsidie

De minister kan een subsidie weigeren wanneer:

  • a. de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten. Van een onredelijke verhouding is in ieder geval sprake indien de kosten per vreemdeling meer bedragen dan € 8.800,00, voor zover het ziet op een project voor doelgroep A, dan wel indien de kosten per vreemdeling meer bedragen dan € 2.750,00 voor zover het ziet op een project voor doelgroep B;

  • b. onaannemelijk is dat subsidieaanvrager beschikt over operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

  • c. onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de subsidieaanvrager zal voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

  • d. onaannemelijk is dat met de uitvoering van het projectplan de met de subsidie beoogde doelstelling wordt bereikt. Bij deze beoordeling worden de behaalde resultaten van eerdere projecten betrokken;

  • e. onaannemelijk is dat de voorgenomen subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten eenvoudig te verantwoorden en te controleren zijn;

  • f. de voorgenomen subsidiabele kosten reeds uit hoofde van nationale of Europese subsidieprogramma’s worden gefinancierd zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt;

  • g. het onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager beschikt over kwalitatieve en kwantitatieve operationele capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

  • h. anderszins op grond van diens eerdere subsidieverleningen voor vergelijkbare activiteiten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager de activiteiten goed zal uitvoeren en aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal voldoen; of

  • i. een projectaanvraag leidt tot een onevenwichtige regionale spreiding van terugkeerprojecten of er al een ander terugkeerproject wordt uitgevoerd dat zich richt op dezelfde of een vergelijkbare doelgroep.

Artikel 12. Subsidiabele kosten

  • 1 Ter uitvoering van de subsidiabele activiteiten van het project komen voor subsidiëring uitsluitend de volgende kostensoorten in aanmerking:

    • a. directe loonkosten voor zover deze berekend zijn op basis van het aantal werkelijk gerealiseerde uren tegen een individueel berekend tarief bepaald;

    • b. uitgaven verstrekt aan vreemdelingen en gemeenschapsonderdanen die Nederland aantoonbaar hebben verlaten;

    • c. reis- en verblijfskosten;

    • d. kosten van materieel, met inbegrip van afschrijvingskosten;

    • e. kosten van verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten met uitzondering van kantoorkosten;

    • f. kosten van onderaanneming; en

    • g. kosten van huur van onroerende zaken.

  • 2 De subsidiabele kosten worden verhoogd met een opslag van maximaal 9% ter dekking van de Indirecte kosten.

  • 3 De kosten van de door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project worden, indien een berekening overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, niet mogelijk is, berekend door het aantal uren dat de betrokken persoon aan het project ten behoeve van deze activiteiten heeft gemaakt, te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 39.

Artikel 13. Niet subsidiabel

Niet voor subsidiëring komen in aanmerking:

  • a. onredelijk of niet noodzakelijke kosten voor uitvoering van het project of een onderdeel daarvan;

  • b. kosten van het project die qua prijsniveau niet in een redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties of hetgeen gebruikelijk is;

  • c. de aankoop, bouw of renovatie van onroerend goed;

  • d. belasting over de toegevoegde waarde, behalve indien deze krachtens het nationale recht inzake belasting over de toegevoegde waarde niet terugvorderbaar is;

  • e. fooien en geschenken;

  • f. representatiekosten en representatievergoedingen;

  • g. kosten van ontspanningsactiviteiten ten behoeve van personeelsleden van het project;

  • h. kapitaalopbrengsten, schulden en kosten van schulden, rente op schulden, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, verschuldigde rente, dubieuze vorderingen, boetes, financiële sancties, gerechtskosten en buitensporige of roekeloze uitgaven;

  • i. kosten van de inrichting van een kantoor;

  • j. kosten gemaakt buiten de projectperiode, met uitzondering van kosten die na afloop van de projectperiode zijn gemaakt voor:

    • 1°. de directe loonkosten voor de projectcoördinatie en -administratie ten behoeve van het opstellen van de einddeclaratie;

    • 2°. de kosten voor onderaanneming ten behoeve van het opstellen van de einddeclaratie;

    • 3°. de directe loonkosten of de kosten van onderaanneming ten behoeve van de loonadministratie tot 13 weken na afloop van de projectperiode; en

    • 4°. de kosten van specifieke uitgaven in verband met doelgroepen tot 4 weken na afloop van de projectperiode;

  • k. bijdragen in natura, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid;

  • l. kosten voor woon-werkverkeer, tenzij een cao van toepassing is waarin staat dat medewerkers recht hebben op vergoeding hiervan;

  • m. kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, die in Nederland zijn gemaakt en zijn voorgeschoten door een deelnemer;

  • n. kosten die reeds uit andere nationale of Europese middelen worden gefinancierd zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt.

Artikel 14. Bevoorschotting

  • 1 In het geval van verlening van de subsidie wordt een voorschot verleend tot maximaal 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

  • 2 Vier weken na het verstrijken van de helft van de looptijd, kan een aanvullend voorschot van maximaal 30% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag worden verleend.

  • 3 Aan de subsidieontvanger kan een nadere financiële en inhoudelijke onderbouwing, inclusief specificatie van reeds gemaakte kosten alsmede zekerheid worden gevraagd ten behoeve van het verlenen van een voorschot.

  • 4 Het maximale voorschot per project bedraagt 80% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een inhoudelijke en financiële eindrapportage gevoegd. De financiële eindrapportage wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 2 Voor projecten waarvoor een maximale subsidie is verstrekt van meer dan € 125.000, wordt bij het verzoek om vaststelling tevens een volgens het door de minister opgestelde accountantsprotocol opgestelde verklaring van een accountant gevoegd.

  • 3 De minister stelt binnen 22 weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie de subsidie vast.

Artikel 16. Intrekking en terugvordering subsidie

  • 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2 Gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan de minister is voorgelegd en de minister daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Hoofdstuk 2. Bepalingen die zien op doelgroep a

Artikel 17. Specifieke eisen aan het project

  • 1 Een project dient zich te richten op een specifieke doelgroep van vreemdelingen die zich in Nederland bevinden.

  • 2 Subsidiabele activiteiten:

    • a. de herintegratieondersteuning kan alleen ten goede komen aan onderdanen van een derde land die Nederland daadwerkelijk verlaten;

    • b. de herintegratieondersteuning is gericht op het verwerven van inkomsten om te voorzien in het eigen levensonderhoud na terugkeer en/of op de sociale herintegratie in de lokale gemeenschap of familie. De herintegratieondersteuning kan gericht zijn op het opzetten van een eigen bedrijf, maar kan ook bestaan uit tijdelijke huisvesting na terugkeer of scholing;

    • c. herintegratieondersteuning wordt bij voorkeur verstrekt in het land van herkomst dan wel na het overschrijden van de Nederlandse buitengrens. Bij uitzondering en na goedkeuring door de DT&V kan de herintegratieondersteuning in Nederland worden verstrekt als dit gebeurt met het oog op aanwending van de ondersteuning in het land van herkomst en de ondersteuning uiterlijk de dag voor het geplande vertrek uit Nederland wordt overhandigd aan de deelnemer.

  • 3 Voor het verstrekken van de herintegratieondersteuning in het land van herkomst of bestemming, dient de subsidieontvanger gebruik te maken van de volgende netwerken:

    • a. Frontex Joint Reintegration Services;

    • b. European Reintegration Support Organizations network;

    • c. Internationale Organisatie van Migratie.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het derde lid kunnen subsidieontvangers slechts na toestemming van de minister gebruik maken van een lokale partnerorganisatie op voorwaarde dat het een institutionele partner betreft, waarvan de minister kan vaststellen dat deze aantoonbaar kwalitatief goede herintegratieondersteuning verstrekt. De subsidieontvanger dient in een dergelijk geval bij de projectaanvraag een door de subsidieverstrekker beschikbaar gesteld formulier in te vullen, op grond waarvan een beoordeling van de voorwaarden en kwaliteitseisen wordt uitgevoerd.

Artikel 18. Specifieke verplichtingen

  • 1 Projecten worden uitgevoerd in nauw overleg met een lokale afdeling van DT&V. De minister geeft aan welke afdeling het aanspreekpunt wordt voor de lokale samenwerking. Nadat subsidie is verstrekt, dient de subsidieontvanger afspraken te maken met deze afdeling over de onderlinge samenwerking. Deze afspraken behelzen onder andere hoe vaak er onderling overleg plaatsvindt over de voortgang van het terugkeertraject van individuele deelnemers, de locaties waar de organisatie actief is en de frequentie van spreekuren of voorlichtingsbijeenkomsten op locaties.

  • 2 De deelname van iedere individuele deelnemer dient ter verificatie aan de minister te worden voorgelegd via een daarvoor beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier vermeldt via welk herintegratieprogramma of netwerk de vreemdeling ondersteuning ontvangt.

    De verificatieprocedure staat omschreven in de Handleiding.

  • 3 De deelname van iedere individuele deelnemer aan een project is beperkt tot vier maanden vóór vertrek en twaalf maanden na vertrek. Deze periodes kunnen in overleg met de minister worden verlengd.

  • 4 Deelname aan een project kan voortijdig worden beëindigd door de minister wanneer deelname de gedwongen terugkeer belemmert of omdat er geen uitzicht is op zelfstandig vertrek via het REAN-programma, JRS-programma of het ERSO-netwerk. Er is in beginsel geen uitzicht op vertrek via het REAN-programma, het JRS-programma of het ERSO-netwerk als een deelnemer zich na drie maanden nog niet heeft ingeschreven voor een van deze programma’s of netwerken.

  • 5 Indien een vreemdeling niet of niet meer deelneemt aan het project dient de subsidieontvanger de DT&V daarvan onverwijld in kennis te stellen door middel van het door de DT&V beschikbaar gestelde formulier.

  • 6 Voor iedere deelnemer aan het project wordt een persoonlijk herintegratieplan opgesteld. In het herintegratieplan wordt in ieder geval beschreven:

    • a. welke belemmeringen er zijn voor terugkeer en herintegratie en hoe deze kunnen worden weggenomen;

    • b. waaruit de herintegratieondersteuning bestaat die de deelnemer rechtstreeks ten goede komt; en

    • c. hoe die ondersteuning bijdraagt aan de duurzame economische en sociale herintegratie van de betreffende deelnemer.

Artikel 19. Aanvullende bepalingen subsidiabele kosten

  • 1 De specifieke uitgaven in verband met doelgroepen die direct ten goede komen aan de vreemdelingen kunnen in natura of in contanten worden verstrekt. Deze kunnen bestaan uit:

    • a. reiskosten van een deelnemer naar het land van herkomst, mits deze niet door een ander programma of andere organisatie worden betaald;

    • b. herintegratieondersteuning in het land van herkomst, zoals deze volgens het geldende terugkeerondersteuningsbeleid is geformuleerd.

    • c. basisvertrekondersteuning vlak vóór vertrek naar het land van herkomst, zoals deze volgens het geldende terugkeerondersteuningsbeleid is geformuleerd;

    • d. post-arrival ondersteuning in het land van herkomst, zoals deze volgens het geldende terugkeerondersteuningsbeleid is geformuleerd.

    Voor de specifieke bedragen in natura en in contanten wordt verwezen naar het geldende terugkeerondersteuningsbeleid zoals gepubliceerd op de website van de DT&V.

    Deze uitgaven zijn subsidiabel voor zover zij niet door een ander programma of organisatie worden betaald of vergoed.

  • 2 De ondersteuning in natura kan niet bestaan uit het verstrekken van consumentenelektronica of kleding, tenzij hier expliciet toestemming voor is gegeven door de subsidieverstrekker.

  • 3 De natura herintegratieondersteuning dient gebaseerd te zijn op een individueel herintegratieplan. De kosten van verstrekte ondersteuning die niet aansluiten bij het herintegratieplan zijn niet subsidiabel.

  • 4 De ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling is alleen subsidiabel voor deelnemers van wie de deelname na verificatie is goedgekeurd door de minister.

  • 5 Kosten voor training, opleiding en begeleiding van een deelnemer in Nederland, komen niet ten laste van de kosten die de vreemdeling direct ten goede komen. Deze activiteiten worden aangemerkt als activiteiten die een deelnemer bewegen tot of voorbereiden op hun vertrek uit Nederland en vallen onder de kostenpost 'verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten'.

  • 6 Kosten voor ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling zijn alleen subsidiabel als deze:

    • a. in Nederland zijn gemaakt en direct zijn betaald door de subsidieontvanger;

    • b. buiten Nederland zijn gemaakt en zijn gecontroleerd en goedgekeurd door de lokale partner van de netwerken van Frontex JRS, het ERSO netwerk, het internationale netwerk van de Internationale Organisatie van Migratie of de door de minister goedgekeurde lokale partner van de subsidieontvanger waarmee de subsidieontvanger een overeenkomst heeft gesloten.

  • 7 De kosten voor herintegratie in het land van bestemming, niet zijnde het land van herkomst, zijn alleen subsidiabel als het land van bestemming op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld of anderzijds wordt toegestaan onder het huidige beleid.

Artikel 20. Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 30.000 en maximaal € 450.000 per project per tijdvak van 12 maanden.

  • 2 Organisaties die nog geen ervaring hebben met het organiseren van terugkeerprojecten die door de minister worden gesubsidieerd, komen in aanmerking voor een maximale subsidie van € 175.000 met een maximale projectduur van twaalf maanden.

  • 3 Een subsidie van meer dan € 350.000 per tijdvak van 12 maanden wordt alleen verstrekt aan organisaties:

    • a. die eerder vergelijkbare activiteiten hebben uitgevoerd met subsidie van de minister;

    • b. waarvan de minister heeft vastgesteld dat de organisatie zich heeft gehouden aan de verplichtingen die aan de eerder verleende subsidie waren verbonden; en

    • c. die tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag minstens 40 vreemdelingen hebben begeleid die in deze periode ook daadwerkelijk uit Nederland zijn vertrokken.

Artikel 21. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project voor doelgroep A worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 augustus 2023 tot en met 30 november 2023.

Artikel 22. Subsidieplafond

Het maximale beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 21, € 2.700.000.

Hoofdstuk 3. Bepalingen die zien op doelgroep b

Artikel 23. Specifieke eisen aan het project

  • 1 De activiteiten worden landelijk uitgevoerd in nauwe samenwerking met gemeenten en maatschappelijke organisaties. Projecten zonder landelijke dekking komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2 Een Nederlandse gemeente die het project meefinanciert dient een door het bevoegde gezag ondertekende co-financieringsverklaring op te stellen.

  • 3 In afwijking van artikel 9, derde lid, onder h, is het niet noodzakelijk om van medewerkers die tijdelijk werkzaam zijn voor het project, een verklaring omtrent het gedrag in de projectadministratie op te nemen.

Artikel 24. Specifieke verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger houdt een registratie bij waaruit blijkt of een deelnemer behoort tot de doelgroep van het project. In deze registratie zijn in ieder geval de personalia en nationaliteit van de deelnemer, de Nederlandse gemeente waar de deelnemer verblijft en de plaats waar de deelnemer naar toe terugkeert, opgenomen.

  • 2 Voor deelnemers waarvoor in het land van herkomst herintegratieondersteuning wordt georganiseerd, wordt een herintegratieplan opgesteld. Uit het herintegratieplan blijkt de noodzaak tot het verstrekken van herintegratieondersteuning en bevat in ieder geval een beschrijving van de verstrekte ondersteuning.

  • 3 Deelnemers dienen een formulier te ondertekenen voor de ontvangst van het vervoersbewijs en de ondersteuningsbijdrage. Het ondertekende formulier maakt onderdeel uit van de projectadministratie.

  • 4 Gemeenschapsonderdanen die in de afgelopen twee jaar met assistentie van een terugkeerproject uit Nederland zijn vertrokken, komen in beginsel niet in aanmerking voor deelname aan het project. Als sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals ernstige verslavingsproblematiek, kan een uitzondering worden gemaakt. De subsidieontvanger registreert de uitzonderingen die zij maakt en bespreekt deze periodiek met de minister.

Artikel 25. Aanvullende bepalingen subsidiabele kosten

  • 1 De specifieke uitgaven in verband met doelgroepen die direct ten goede komen aan de Gemeenschapsonderdaan en in natura worden verstrekt, kunnen bestaan uit:

    • a. reiskosten van een deelnemer naar en in het land van herkomst;

    • b. herintegratieondersteuning in het land van herkomst, zoals deze volgens het geldende terugkeerondersteuningsbeleid is geformuleerd;

    • c. kosten van medische of sociaal-maatschappelijke begeleiding tijdens de terugreis

  • 2 De reiskosten, bedoeld in het eerste lid, onder a, bestaan uit een bus- of vliegticket waarbij gekozen wordt voor de meest economische optie. Als de deelnemer tijdens zijn terugreis wordt begeleid door een medische of sociaal-maatschappelijke begeleider, wordt een vliegticket als de meest economische optie beschouwd.

  • 3 De herintegratiekosten, bedoeld in het eerste lid, onder b, kunnen onder andere bestaan uit onderdak, sociale begeleiding, medische behandeling en ondersteuning bij het afkicken van een verslaving. Alleen herintegratiekosten die binnen drie maanden na terugkeer zijn gemaakt komen voor subsidie in aanmerking.

  • 4 Als het vanuit medisch of sociaal oogpunt noodzakelijk is, kan de Gemeenschapsonderdaan tijdens zijn reis begeleid worden door een medische of sociaal-maatschappelijke begeleider. De noodzaak van de begeleiding dient uit het persoonlijke dossier van de deelnemer te blijken.

  • 5 De specifieke uitgave in verband met doelgroepen die direct ten goede komen aan de Gemeenschapsonderdaan en in contanten worden verstrekt, kan bestaan uit een ondersteuningsbijdrage ter dekking van eerste levensbehoeften tijdens de terugreis van maximaal € 35 per deelnemer.

  • 6 Reis- en verblijfskosten van projectmedewerkers die niet permanent in Nederland wonen, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en die tijdelijk voor het project werkzaam zijn, zijn subsidiabel onder de kostenpost reis- en verblijfskosten. Als er gedurende de projectperiode een aparte woning wordt gehuurd voor het verblijf van deze buitenlandse medewerkers, dan vallen de woonlasten onder de kostenpost 'huur van onroerende zaken'.

  • 7 Kosten voor opvang van Gemeenschapsonderdanen in Nederland zijn alleen subsidiabel als deze ter overbrugging van de periode tot het vertrek uit Nederland noodzakelijk zijn en de duur van de opvang beperkt is tot maximaal zeven dagen voor de dag van het vertrek.

Artikel 26. Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 2.000.000 per project per tijdvak van 12 maanden.

  • 2 De subsidie ten behoeve van projecten als bedoeld in dit hoofdstuk worden voor maximaal 50% door de Dienst Terugkeer & Vertrek gefinancierd. De overige 50% van de subsidiabele kosten van een project dienen gezamenlijk gefinancierd te worden door Nederlandse gemeenten, die in dit kader een co-financieringsverklaring hebben opgesteld, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid.

Artikel 27. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project voor doelgroep B worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 augustus 2023 tot en met 30 november 2023.

Artikel 28. Subsidieplafond

1. Het maximale beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 21, € 4.000.000.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 29. Intrekking Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019

De Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2023 en vervalt met ingang van 1 augustus 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor laatstgenoemde datum zijn aangevraagd. De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 31. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023.

’s-Gravenhage, 6 juli 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

E. van der Burg

Naar boven