Subsidieregeling Npuls CTL

[Regeling vervalt per 01-09-2026.]
Geraadpleegd op 29-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 01-09-2023 t/m 01-05-2024

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 augustus 2023, nr. 40194623, houdende regels voor subsidieverstrekking in het kader van het programma Npuls ten behoeve van de inrichting en de verdere ontwikkeling van een Center for Teaching and Learning voor de periode 2023 tot en met 2026 (Subsidieregeling Npuls CTL)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • beoordelingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 14;

  • Center for Teaching and Learning: binnen een onderwijsinstelling te realiseren of verder te ontwikkelen separaat organisatieonderdeel dat met inzet van digitale mogelijkheden de onderwijsontwikkeling van en door docenten en overig onderwijspersoneel faciliteert, en kennisdeling, innovatie, ondersteuning en onderzoek stimuleert en de onderlinge verbinding van reeds aanwezige voorzieningen versterkt;

  • CTL-plan: onderdeel van de aanvraag als bedoeld in artikel 9;

  • docentontwikkeling: ontwikkeling en versterking van de eigen vakbekwaamheid onder andere met behulp van digitalisering;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • Npuls: het Nationaal Groeifondsprogramma van en voor alle mbo-scholen, hogescholen en universiteiten in Nederland, dat zich richt op het verbeteren van de onderwijskwaliteit, de adaptiviteit van het onderwijs en de verbetering van digitale vaardigheden van docenten en lerenden, door te investeren in de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de mogelijkheden van digitalisering beter te benutten;

  • onderwijsinstelling: bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de onderdelen a tot en met i, van de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • onderwijsinnovatie: nieuwe aanpak of technologie waarmee wordt beoogd het onderwijs voor studenten te verbeteren;

  • project: in het kader van deze regeling gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • samenwerking: gezamenlijk streven van onderwijsinstellingen bij het opzetten of verder ontwikkelen van een Center for Teaching and Learning.

Artikel 3. Subsidieverstrekking

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan een onderwijsinstelling voor een project waarmee een Center for Teaching and Learning wordt gerealiseerd of verder wordt ontwikkeld.

  • 2 Het subsidiebedrag per onderwijsinstelling bedraagt eenmalig ten minste € 250.000 en ten hoogste € 500.000.

Artikel 4. Ontvankelijkheidscriteria

  • 1 Een subsidie kan uitsluitend worden verleend aan het bevoegd gezag of het instellingsbestuur van een onderwijsinstelling dan wel diens rechtsvoorganger die nog geen subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag of het instellingsbestuur van de onderwijsinstelling.

  • 3 De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 8, is verplicht en is opgenomen in de begroting op het moment van indiening van de aanvraag.

Artikel 5. Aanvraagronde

  • 1 Op grond van deze regeling kan subsidie worden aangevraagd:

    • a. van 2 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023;

    • b. van 1 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024.

  • 2 In iedere aanvraagronde kan subsidie worden toegekend totdat het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6, is bereikt en tot ten hoogste 22 toekenningen.

  • 3 Aanvragen die buiten een in het eerste lid genoemde aanvraagperiode worden ingediend, worden afgewezen.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op aanvragen die zijn ingediend in de aanvraagronde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, is een bedrag van ten hoogste € 10.000.000 beschikbaar.

  • 2 Voor subsidieverstrekking op aanvragen die zijn ingediend in de aanvraagronde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, is een bedrag van ten hoogste € 10.000.000 beschikbaar.

  • 3 De minister kan het bedrag dat resteert na toewijzing van alle in aanmerking komende aanvragen in de aanvraagronde, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, toevoegen aan het beschikbare bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 7. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 Subsidiabele activiteiten ten behoeve van de inrichting en verdere ontwikkeling van een Center for Teaching and Learning zijn:

    • a. activiteiten die zijn gericht op het oprichten of verder ontwikkelen van een Center for Teaching and Learning;

    • b. activiteiten in het kader van het op te zetten of verder te ontwikkelen Center for Teaching and Learning die de ontwikkeling van docenten en overig onderwijspersoneel duurzaam bevorderen en ondersteunen;

    • c. activiteiten in het kader van het op te zetten of verder te ontwikkelen Center for Teaching and Learning waardoor de kennis over onderwijsinnovatie duurzaam wordt bevorderd en gedeeld tussen onderwijsinstellingen, docenten en studenten met behulp van digitalisering;

    • d. activiteiten die inzichtelijk maken op welke manier het Center for Teaching and Learning duurzaam wordt opgezet of hoe verduurzaming wordt geïmplementeerd in het verder te ontwikkelen Center for Teaching and Learning;

    • e. activiteiten die inzichtelijk maken op welke manier het op te zetten of het verder te ontwikkelen Center for Teaching and Learning zal worden ingebed in de samenwerkingsstructuur van de onderwijsinstellingen;

    • f. activiteiten die zijn gericht op het uitvoeren van onderzoek naar onderwijsinnovatie en docentontwikkeling als bijdrage aan het Center for Teaching and Learning.

  • 2 De onderwijsinstelling bepaalt zelf in welke volgorde, op welke wijze en op welk tijdstip de onderdelen b tot en met e, bedoeld in het eerste lid, worden gerealiseerd.

  • 3 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient iedere activiteit, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, te voldoen aan de minimumscore die is vastgesteld voor elk beoordelingscriterium van het beoordelingskader dat als de bijlage bij deze regeling is gevoegd.

  • 4 Activiteiten die eerder hebben plaatsgevonden dan de startdatum, bedoeld in artikel 12, eerste lid, alsmede kosten en uitgaven die voorafgaand aan die datum worden gedaan, zijn niet subsidiabel.

  • 5 De activiteiten voor het oprichten van een Center for Teaching and Learning moeten binnen een jaar na de startdatum, bedoeld in artikel 12, eerste lid, zijn afgerond en hebben geleid tot een opgezet Center for Teaching and Learning.

Artikel 8. Eigen bijdrage

  • 1 De eigen bijdrage bedraagt ten minste 70% van het aangevraagde subsidiebedrag.

  • 2 De verplichte eigen bijdrage, genoemd in het eerste lid, kan bestaan uit een bijdrage in geld, uit een op economische waarde bepaalbare bijdrage die relevant of noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het Center for Teaching and Learning waarvoor de subsidie is aangevraagd, of uit een combinatie van deze twee bijdragen.

Artikel 9. Aanvraag subsidie

  • 1 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website van DUS-I.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een CTL-plan dat voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 10; en

    • b. een begroting die voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 11.

Artikel 10. CTL-plan

  • 1 Het CTL-plan, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, bevat de volgende onderdelen:

    • a. een visie op de docentontwikkeling zoals de onderwijsinstelling die met het nieuw op te zetten of verder te ontwikkelen Centrum for Teaching and Learning beoogt te ontwikkelen en te versterken;

    • b. een plan van aanpak waarin met kritieke prestatie-indicatoren wordt aangegeven hoe en in welke volgorde de onderwijsinstelling haar specifieke belangrijkste doelstellingen van het Centrum for Teaching and Learning beoogt te realiseren;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de onderwijsinstelling de activiteiten zal realiseren die de verduurzaming van het Centrum for Teaching and Learning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, ten doel hebben;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop de onderwijsinstelling de activiteiten zal realiseren die de samenwerking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, ten doel hebben.

  • 2 Het CTL-plan voldoet aan de voorwaarden, genoemd in de beoordelingscriteria opgenomen in de bijlage bij deze regeling, en wordt gespecificeerd aan de hand van de bij de beoordelingscriteria gegeven deelaspecten.

  • 3 Het CTL-plan wordt aangeleverd in het door DUS-I daarvoor beschikbaar gestelde format.

Artikel 11. Begroting

  • 2 In de begroting worden de kosten per activiteit beschreven in samenhang met het gehele CTL-plan en met het in het CTL-plan gegeven tijdstraject.

  • 3 Voor de begroting wordt gekozen uit de HOT-tarieven voor vier functies met een vast integraal uurtarief inclusief opslag voor overhead en administratie:

    • a. secretarieel en administratief medewerker schaal 7;

    • b. projectmedewerker schaal 11;

    • c. projectleider, docent of onderzoeker schaal 13;

    • d. (associate) practor, lector of hoogleraar schaal 15.

  • 4 Opdrachtverlening aan derden voor uitvoering van de activiteiten of een deel daarvan wordt in de begroting opgevoerd, met inachtneming van de aanbestedingswetgeving.

  • 5 In de begroting geeft de onderwijsinstelling een onderbouwing van de eigen bijdrage.

  • 6 De begroting wordt aangeleverd in het door DUS-I daarvoor beschikbaar gestelde format.

Artikel 12. Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1. De projectduur bedraagt ten hoogste 36 maanden, gerekend vanaf de in de subsidiebeschikking opgenomen startdatum. De activiteiten starten uiterlijk in de maand september van het jaar van de subsidieverlening en niet eerder dan de datum van indiening van de aanvraag.

  • 2. De eerste voortgangsrapportage bevat in voorkomend geval een bewijs dat het CTL is opgericht.

  • 3. De subsidieontvanger geeft jaarlijks door middel van een door DUS-I voorgeschreven format voortgangsrapportage inzicht in de voortgang van de activiteiten. De eerste voortgangsrapportage wordt uiterlijk een jaar na de startdatum ingediend bij DUS-I.

  • 4. De subsidieontvanger neemt gedurende de looptijd van de regeling deel aan door Npuls georganiseerde regionale en landelijke bijeenkomsten om de opgedane kennis en inzichten te delen.

  • 5. De subsidieontvanger verleent tot uiterlijk drie jaar na de vaststelling van de subsidie medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van het CTL.

  • 6. De subsidieontvanger verleent medewerking aan de door het Herstel- en Veerkrachtplan te houden audits over de uitvoering en besteding van de subsidiegelden voor zover het door het Herstel- en Veerkrachtplan beschikbaar gestelde gelden betreft.

  • 7. De subsidieontvanger maakt op verzoek van de minister de met de subsidie ontwikkelde resultaten van de activiteiten voor eenieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk.

  • 8. De administratie van het project en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaar na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 13. Verantwoording

  • 2 De subsidieontvanger toont door middel van een eindrapportage aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 3 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verleend. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 4 De minister stelt de subsidie vast binnen een jaar na ontvangst van het jaarverslag over het laatste jaar van de projectperiode.

Artikel 14. Beoordeling subsidieaanvragen

  • 1 De minister stelt een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het beoordelen van de aanvragen.

  • 2 Na de sluitingsdatum van de desbetreffende aanvraagperiode worden de ingediende volledige aanvragen door de beoordelingscommissie beoordeeld en voorzien van een advies aan de minister.

  • 3 De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

  • 4 Een aanvraag wordt voor ieder criterium afzonderlijk met de minimumscore, genoemd in de bijlage, beoordeeld om in de rangschikking, genoemd in het vijfde lid, te worden opgenomen.

  • 5 Aanvragen worden na beoordeling gerangschikt op basis van punten op zodanige wijze dat een hoger toegekende puntenscore leidt tot een hogere rangschikking.

  • 6 Indien na toewijzing van de hoger gerangschikte aanvragen voor de betreffende ronde twee aanvragen resteren die met een gelijk aantal punten zijn beoordeeld, maar budget resteert dat toereikend is voor een aanvraag, worden deze aanvragen primair beoordeeld op grond van de geografische spreiding en secundair op grond van de onderwijssector. De aanvraag die betrekking heeft op een regio die bij de toegewezen aanvragen het minst is vertegenwoordigd, wordt in dat geval hoger gerangschikt. Indien de twee aanvragen ook na toepassing van dit criterium een gelijke beoordeling hebben, wordt de aanvraag die betrekking heeft op een onderwijssector die bij de toegewezen aanvragen het minst is vertegenwoordigd hoger gerangschikt.

Artikel 15. Besluitvorming minister

  • 1 De minister beoordeelt de aanvragen met kennisneming van het advies van beoordelingscommissie.

  • 2 Na beoordeling en rangschikking wordt in iedere ronde het maximaal aantal aanvragen voor die ronde toegekend op volgorde van rangschikking.

  • 3 Indien na toepassing van het bepaalde in artikel 14, zesde lid, twee aanvragen een gelijke beoordeling hebben, bepaalt de minister de rangschikking van deze aanvragen op basis van loting.

  • 4 De minister bepaalt de rangschikking van de aanvragen aan de hand van de kwaliteit van de aanvragen op basis van het beoordelingskader in de bijlage bij deze regeling en verdeelt het beschikbare bedrag op basis van deze rangschikking totdat het budget voor die aanvraagronde is uitgeput.

  • 5 De minister wijst de subsidie in ieder geval voor niet meer aanvragen toe dan het maximum aantal dat is bepaald voor die ronde.

  • 6 De minister besluit uiterlijk binnen 22 weken na de sluitingsdatum van een aanvraagperiode, genoemd in artikel 5, eerste lid, over de subsidieverlening.

  • 7 Indien in een aanvraagronde budget resteert, maar een gerangschikt voorstel niet volledig kan worden gehonoreerd, doet de minister aan de aanvrager het voorstel om met het nog resterende bedrag van het subsidiebudget zijn project in volledige of aangepaste vorm uit te voeren. Indien de betreffende aanvrager niet instemt met dit voorstel wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 16. Bevoorschotting en betaling

De minister verstrekt een voorschot van 100%, en bepaalt het bevoorschottingsritme in de beschikking.

Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Npuls CTL.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage behorende bij de Subsidieregeling Npuls CTL

Beoordelingskader

Toelichting op de beoordelingscriteria

Beoordelingscriterium 1

Deelaspecten

Vragen

Maximaal aantal punten

Ondergrens voor toekenning

Visie op docentontwikkeling en op onderwijsinnovatie met digitalisering

Tussen de 500 – 1.000 woorden

Weging maximaal 20 punten

1. De onderwijsinstelling beschrijft de stand van zaken op gebied van docentontwikkeling op het moment van de aanvraag en geeft een beschrijving van de concrete onderdelen die de instelling wil implementeren of verder wil ontwikkelen.

2. De onderwijsinstelling beschrijft de stand van zaken op het gebied van onderwijsinnovatie op het moment van de aanvraag en geeft een beschrijving van de concrete onderdelen die de instelling wil implementeren of verder wil ontwikkelen.

3. Het op te zetten of verder te ontwikkelen CTL bouwt voort op de huidige situatie.

4. Er is sprake van draagvlak bij en actieve betrokkenheid van docenten en overig onderwijspersoneel.

5. Er is sprake van draagvlak bij en actieve betrokkenheid van bestuur en directie.

1. Wat doet de instelling al aan docentontwikkeling en met welk resultaat? Welk verschil zal het CTL voor de docentontwikkeling maken? Welk resultaat heeft u daarbij voor ogen?

2. Hoe wordt onderwijsinnovatie al gestimuleerd en hoe verspreidt kennis over innovaties zich binnen (en buiten) de instelling? Welk verschil zal het CTL maken en welk resultaat heeft u daarbij voor ogen?

3. Welke initiatieven zijn er al rondom de CTL-doelstellingen en waar staat de instelling over 3 jaar?

4. Hoe worden docenten betrokken bij het CTL en wat motiveert hen om hieraan bij te dragen? Hoe worden docenten en medewerkers gefaciliteerd in relatie tot hun reguliere taken?

5. Waaruit blijkt het draagvlak onder zowel bestuur als directie?

20

10

Beoordelingscriterium 2

Deelaspecten

Vragen

Maximaal aantal punten

Ondergrens voor toekenning

Plan van aanpak

Tussen 1.500 – 3.000 woorden

Weging maximaal 30 punten

1. De doelen en resultaten van het CTL-project zijn helder en concreet.

2. De beoogde activiteiten passen bij de activiteiten genoemd in artikel 7, lid 1, sub a tot en met f. Deze activiteiten zijn helder omschreven, en geprioriteerd.

3. Er is een heldere en haalbare aanpak uitgewerkt in een activiteitenoverzicht met mijlpalen.

4. De onderwijsinstelling beschrijft op welke manier omgegaan wordt met voortschrijdend inzicht gedurende het project.

5. Er is inzicht in de belanghebbenden van het CTL en de wijze waarop zij worden betrokken.

1. Welke doelen en resultaten worden nagestreefd in het CTL-project? Beschrijf de doelen en resultaten SMART.

2. Hoe sluiten de activiteiten logisch aan op de activiteiten genoemd in de regeling artikel 7, lid 1, sub a tot en met f?

3. Beschrijf in het activiteitenoverzicht het wie, wat en op welk moment. Licht toe.

4. Hoe gaat u om met voortschrijdend inzicht? Wat zijn de evaluatie- en bijsturingsinstrumenten?

5. Wie zijn de belangrijkste belanghebbenden bij het CTL, vanuit welke rol en hoe zijn zij betrokken?

30

20

Beoordelingscriterium 3

Deelaspecten

Vragen

Maximaal aantal punten

Ondergrens voor toekenning

Samenwerking

Tussen 100 – 300 woorden

Weging maximaal 20 punten

1. Er is sprake van samenwerking met andere instellingen rondom de vorming van het CTL. De instelling beargumenteert waarom het kiest voor deze vorm van samenwerking.

2. Beschrijf welke vormen de samenwerking krijgt in het kader van het CTL?

1. Waarom en op welke wijze werkt de instelling samen met andere instellingen bij de vorming van het CTL? Licht dit ook toe indien de instelling slechts beperkt wil of kan samenwerken met een andere instelling.

2. In welke vorm vindt de samenwerking plaats? Is er bijvoorbeeld sprake van kennisdeling en/of intervisie?

20

10

Beoordelingscriterium 4

Deelaspecten

Vragen

Maximaal aantal punten

Ondergrens voor toekenning

Verduurzaming

Tussen 100 – 300 woorden

Weging maximaal 10 punten

1. Er is sprake van een duurzame bestendiging (in organisatorisch, financieel en kwalitatief opzicht) van het CTL binnen de instelling.

2. Er is sprake van een duurzame bestendiging van docentontwikkeling en onderwijsinnovatie binnen de instelling.

1. Op welke wijze zorgt de instelling voor de duurzame bestendiging (organisatorisch, financieel, kwalitatief) van het CTL binnen de instelling en op welke wijze worden met het CTL verkregen kennis en inzicht ingebed in de instelling?

2. Op welke wijze zorgt de instelling voor duurzame bestendiging van de docentontwikkeling en onderwijsinnovatie?

10

5

Beoordelingscriterium 5

Deelaspecten

Vragen

Maximaal aantal punten

Ondergrens voor toekenning

Financiële haalbaarheid

Weging maximaal 20 punten

In de aanvraag gaat aanvrager in op de volgende deelaspecten:

1. De begroting is ingevuld in het format van DUS-I.

 

20

10

   

Totaal aantal punten

100

55

Naar boven