Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie [...] 2006 (Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027)

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 10-10-2023 t/m heden

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 28 september 2023, nr. Min-BuZa.2023.19913-19, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027)

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 3.1, 3.2, sub b tot en met sub d, 3.4, 3.5 en 3.6, sub d en sub e, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten ter versterking van de humanitaire sector gelden voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2027 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1 Voor het in artikel 1 genoemde tijdvak geldt een subsidieplafond van EUR 60 miljoen, welke middelen als volgt zijn verdeeld over de volgende beleidsdoelen:

    • a) EUR 8 miljoen voor aanvragen gericht op ‘humanitaire toegang’;

    • b) EUR 52 miljoen voor aanvragen gericht op ‘anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises’ en/of op ‘lokaal leiderschap door middel van risico- en capaciteitsdeling’.

  • 2 Indien middelen resteren van de middelen die beschikbaar zijn voor een van de twee categorieën beleidsdoelen als bedoeld in het eerste lid, komen deze beschikbaar voor aanvragen gericht op de andere beleidsdoel(en), indien en voor zover deze aanvragen voldoen aan de maatstaven neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Versterking van de humanitaire sector 2024–2027 worden ingediend in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 1 december 2023 om 11:59 uur am CET, aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.1

Artikel 4

De verdeling van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 2, eerste lid, vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, de aanvragen die daaraan het beste voldoen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

[Red: Wijzigt het Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2022–2026).]

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die tijd zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage, met uitzondering van de appendices bij de bijlage, in de Staatscourant worden geplaatst. Appendices bij de bijlage worden via internet bekend gemaakt.2

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

P. Grotenhuis

Bijlage

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

3

2.

Terminologie

3

3.

Beleidsmatige context

4

4.

Probleem- en doelstelling

5

5.

Te subsidiëren interventies

8

6.

Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen

8

7.

Looptijd activiteiten

9

8.

Beschikbare middelen en de verdeling daarvan

9

9.

Subsidiabele kosten

10

10.

Vereisten subsidieaanvraag

10

11.

Aanvraagprocedure

11

12.

Beoordelingsprocedure

12

 

12.1

Beoordeling

12

 

12.2

Drempelcriteria

12

 

12.3

Inhoudelijke criteria

14

13.

Tijdpad

15

14.

Rapportage- en andere subsidieverplichtingen

15

15.

Administratieve lasten

15

16.

Appendices

15

Subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector

1. Inleiding

Dit subsidiebeleidskader hoort bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 28 september 2023, nr. MINBUZA-2023.19913-19, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Dit subsidiebeleidskader bevat beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.

2. Terminologie

Humanitair imperatief

Het humanitair imperatief is het recht op het ontvangen van levensreddende hulp en de plicht hulp te bieden om menselijk lijden als gevolg van rampen of conflicten te voorkomen of verminderen.

Humanitaire principes

De humanitaire principes humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit staan centraal bij het verlenen van humanitaire hulp.

Humanitaire toegang

Humanitaire toegang verwijst naar de ruimte en/of gelegenheid voor neutrale humanitaire actoren om tijdens een conflict, crisis of (natuur)ramp mensen in nood te bereiken voor het verlenen van humanitaire hulp en naar de ruimte en/of gelegenheid voor getroffen gemeenschappen om hulp te ontvangen.

Humanitaire keten

De volledige keten van bij een humanitaire interventie betrokken partijen, die het leveren van humanitaire hulp als gezamenlijk doel hebben (primaire donor, intermediaire organisatie/donor, direct uitvoerende organisatie(s)).

Anticiperende humanitaire actie

Anticiperende humanitaire actie betekent dat vooruitlopend op voorspelbare gebeurtenissen die humanitaire noden veroorzaken of verergeren, in een vroeg stadium (humanitaire) actie wordt ondernomen om die noden te voorkomen of te verminderen.

Door mensen veroorzaakte of verergerde crises

Deze term verwijst in dit subsidiebeleidskader naar crises die op kortere termijn en in directe zin door menselijk handelen of nalatigheid worden veroorzaakt of verergerd, in tegenstelling tot natuurrampen of crises als gevolg van onder meer klimaatverandering (ook als daarbij de mens indirect en op langere termijn als oorzaak kan worden aangewezen).

Non-gouvernementele organisatie (NGO)

Een NGO is een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is (ook wel genoemd maatschappelijke organisatie of civil society organisation).

Risicodeling

Risicodeling is een vorm van risicobeheer, waarbij actoren door de hele humanitaire keten heen gezamenlijk risico’s identificeren, analyseren en wegen, preventieve maatregelen ontwikkelen en afspraken maken over verantwoordelijkheden en benodigde actie als een risico materialiseert. Risicodeling betekent dat de lasten van preventieve maatregelen en de verantwoordelijkheden voor gematerialiseerde risico’s op redelijke basis gedeeld worden door de hele keten.

Capaciteitsdeling

Capaciteitsdeling verwijst naar een werkwijze waarbij humanitaire actoren gezamenlijk benodigde capaciteit, lacunes in capaciteit en prioriteiten bij de inzet en versterking van capaciteit – door de humanitaire keten heen – identificeren en prioriteren.

Conflictsensitiviteit

Deze term verwijst in dit subsidiebeleidskader naar humanitaire respons die dusdanig is ontwikkeld dat bewust negatieve effecten en onbedoelde bijdragen aan conflicten worden vermeden of geminimaliseerd.

3. Beleidsmatige context

Instabiliteit en geweld als gevolg van (geo)politieke geschillen, natuurrampen, klimaatverandering en uitbraken van infectieziektes leiden ertoe dat toenemende aantallen mensen in noodsituaties terechtkomen. De wereldwijd beschikbare middelen om hiermee om te gaan zijn onvoldoende gegroeid om alle mensen in nood van adequate en soms langdurige hulp te voorzien. Aangezien deze trend doorzet, is het noodzakelijk dat het systeem van humanitaire hulpverlening zich aanpast. Dit subsidiebeleidskader beoogt bij te dragen aan veranderingen die hiervoor nodig zijn, zoals in hoofdstuk 4 nader uiteengezet. Met dit subsidiebeleidskader wordt tevens invulling gegeven aan het derde kanaal dat aanvankelijk was voorzien onder het subsidiebeleidskader Humanitaire Hulp 2022–20263; het besluit waarmee de onderhavige beleidsregels worden vastgesteld voorziet daarom tegelijk ook in het laten vervallen van dit derde kanaal in het subsidiebeleidskader Humanitaire Hulp 2022–2026.

Hieronder volgt eerst een korte beschrijving van de bredere beleidscontext voor dit subsidiebeleidskader Versterking Humanitaire Sector 2024–2027.

3.1. Internationaal kader

Internationaal bestaat er een stevig fundament voor humanitaire hulpverlening, waar ook Nederland zich op baseert. De volgende internationaalrechtelijke en humanitaire uitgangspunten zijn bepalend:

  • De humanitaire principes: humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit;

  • Internationaal recht, in het bijzonder het humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en vluchtelingenrecht;

  • De SPHERE-standaarden 4;

  • De op de World Humanitarian Summit in Istanbul in 2016 overeengekomen Agenda for Humanity5 en de afspraken in het kader van de Grand Bargain6;

  • Verplichtingen voortvloeiend uit VN-resoluties over humanitaire hulpverlening7.

3.2. Nederlands kader

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp en diplomatie is onlosmakelijk onderdeel van het bredere Nederlandse buitenlandbeleid en het ontwikkelingsbeleid. De uitgangspunten hiervoor zijn verwoord in de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Doen waar Nederland goed in is8. Het Nederlandse humanitaire beleid is uitgewerkt in de beleidsbrief Mensen eerst: Nederlandse koers humanitaire diplomatie en hulp9. Elk jaar wordt de specifieke inzet in dat jaar toegelicht in een brief aan de Tweede Kamer over humanitaire hulp en diplomatie10. Ook de beleidsreactie11 op de evaluatie van de Nederlandse humanitaire hulp en diplomatie in de jaren 2015 – 2021 van de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, IOB, noemt een aantal uitgangspunten en prioriteiten van het Nederlandse beleid.

Het Nederlandse humanitaire beleid wordt langs twee samenhangende sporen uitgevoerd:

  • 1. Humanitaire hulpverlening bij oorlog, conflict en natuurrampen: voor het leeuwendeel door het meerjarig en flexibel financieren van het werk van vertrouwde partners zoals VN-organisaties, de Rode Kruis Rode Halve Maan-beweging en de Dutch Relief Alliance, een partnerschap van Nederlandse hulporganisaties.

  • 2. Politieke, diplomatieke en thematische initiatieven die bevorderen dat:

    • humanitaire hulp wordt verleend volgens de humanitaire principes;

    • in conflicten het internationaal humanitair recht wordt nageleefd;

    • internationale humanitaire hulpverlening effectief en efficiënt wordt uitgevoerd en optimaal aansluit op de behoeften van de getroffen bevolking.

Nederland trekt in partnerschap op met organisaties die aan deze doelen werken. Zo draagt Nederland bij aan een humanitair systeem dat zich aanpast aan veranderende omstandigheden en toenemende uitdagingen en noden.

4. Probleem- en doelstelling

Dit subsidiebeleidskader richt zich op het tweede in paragraaf 3.2 genoemde spoor, en daarbinnen meer specifiek op initiatieven en inspanningen die effectieve, efficiënte en mensgerichte humanitaire hulpverlening mogelijk maken en/of die bijdragen aan transformatie van de wijze waarop internationale humanitaire hulpverlening functioneert.

Om dit te bereiken concentreert dit subsidiebeleidskader zich op de volgende drie humanitaire uitdagingen:

  • Belemmeringen voor humanitaire toegang (zie paragraaf 4.1);

  • Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse en gebruik van data voor anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises (zie paragraaf 4.2);

  • Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap, door gebrek aan een gelijkwaardige dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen, in het bijzonder met betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s (zie paragraaf 4.3).

4.1. Belemmeringen voor humanitaire toegang

Het humanitair oorlogsrecht, dat o.a. in de Geneefse Conventies is vastgelegd, vormt het internationaalrechtelijk fundament onder het werk van humanitaire organisaties. Het beschermt hun ruimte om onafhankelijke en onpartijdige hulp te bieden aan eenieder die het nodig heeft. Bovendien beschermt het oorlogsrecht ook burgers tegen de ernstigste uitwassen van gewapend conflict.

In toenemende mate wordt het humanitair oorlogsrecht geschonden door staten en andere partijen. Zoals het multilaterale systeem in zijn geheel onder druk staat, wordt ook het internationale bestel voor humanitaire hulpverlening en bescherming ondermijnd. Spelers trachten humanitaire hulp politiek, militair strategisch of ideologisch te instrumentaliseren. De ruimte voor humanitaire organisaties om hun werk te doen, met volledige naleving van de humanitaire principes, neemt af. Steeds vaker wordt onpartijdige humanitaire toegang actief belemmerd. Veiligheid voor hulpverleners zelf en voor de mensen in nood die zij trachten te bereiken en betrekken staat onder druk. Terwijl steeds meer mensen afhankelijk worden van humanitaire bijstand, krimpt de ruimte om deze efficiënt en effectief te bieden. Nederland zet zich er daarom voor in om het respect voor het humanitair oorlogsrecht te versterken en om humanitaire ruimte te beschermen en uit te breiden.

Om adequaat en zo effectief mogelijk te kunnen opereren en reageren in situaties van onvolledige humanitaire toegang, is lokale context-specifieke informatie cruciaal. Het verkrijgen en analyseren van dit soort informatie kan niet door statenpartijen en multilaterale organisaties (alleen) verzorgd worden. Ook internationale niet-gouvernementele organisaties en netwerken en lokale organisaties zijn van groot belang om een gedegen analytische en feitelijke basis te hebben voor de noodzakelijke humanitaire diplomatie om toegang en veiligheid van hulpverleners te bevorderen.

Nederland zet zich ook in voor het versterken van het internationaalrechtelijk systeem, en op dit terrein dan met name daar waar het gericht is op vermindering van de impact van conflict op mensen en op zekerstelling van humanitaire ruimte. Ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van instrumenten om (ook toekomstige) schendingen van humanitair oorlogsrecht met effect tegen te gaan is evenzeer een stevige informatiebasis nodig over hoe schendingen in de praktijk tot stand komen en hoe bewijslast wordt opgebouwd. Voor ontwikkeling van effectieve internationale afspraken en mechanismen om beperking van humanitaire ruimte tegen te gaan, zijn bewijs en informatie uit de praktijk van groot belang; als die basis ontbreekt kunnen geen nieuwe jurisprudentie of instrumenten zoals resoluties ontstaan, en is de Nederlandse diplomatieke inzet op dit punt minder effectief.

Op grond van het voorgaande is het eerste beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:

Beleidsdoel 1: Effectievere toepassing van humanitaire principes en humanitair oorlogsrecht, waardoor meer hulpverleners veilig hun werk kunnen doen en toegang hebben tot mensen in nood

Met het oog op dit doel beoogt het subsidiebeleidskader initiatieven te steunen die het verzamelen, verwerken en toepassen van lokale, context-specifieke informatie mogelijk maken over humanitaire toegang, veiligheid van humanitaire hulpverleners en/of over naleving van (andere aspecten van) humanitair oorlogsrecht. Deze initiatieven moeten hieraan werken in meer dan een enkele specifieke crisis en daarnaast ook verzamelde informatie, inzichten en werkwijzen vertalen en operationaliseren voor gebruik in crisis-overstijgende, regionale of mondiale onderhandelingen of ontwikkelingen, ook na de subsidieperiode.

4.2. Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse en gebruik van data voor anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises

Anticiperende humanitaire actie betekent dat vooruitlopend op voorspelbare gebeurtenissen die humanitaire noden veroorzaken of verergeren, in een vroeg stadium (humanitaire) actie wordt ondernomen om die noden te voorkomen of te verminderen. Dit is relevant in geval van natuurrampen, maar ook van door de mens op kortere termijn veroorzaakte of verergerde crises. Anticiperende humanitaire actie wordt veelal in gang gezet aan de hand van onder meer prognosemechanismen, wanneer waarschuwingssignalen afgaan en vooraf bepaalde drempels voor het tijdig vrijmaken van fondsen worden overschreden. Zo kunnen organisaties proactief en doeltreffend helpen te voorkomen dat levensbedreigende situaties uitgroeien tot grootschalige rampen en zo kunnen zij gemeenschappen in staat stellen zich beter voor te bereiden op, en te weren tegen crises. Wanneer mensen minder geraakt worden door crises zijn zij weerbaarder voor toekomstige schokken. En ook helpt anticiperende humanitaire actie duurzame ontwikkelingsresultaten te beschermen en bevorderen.

Anticiperende humanitaire actie is in toenemende mate een onderdeel van het mandaat en de taakopvatting van veel humanitaire organisaties. Maar zoals de Anticipatory Action Task Force (AATF)12 heeft vastgesteld is een systeem-brede verschuiving nodig, aangejaagd door alle spelers in de hele humanitaire keten gezamenlijk, om de impact van inspanningen op dit gebied te vergroten13.

Inmiddels wordt ook gekeken naar mogelijkheden om humanitaire anticiperende humanitaire actie in te zetten in geval van door mensen veroorzaakte of verergerde crises. Ook voor het voorspellen van door mensen veroorzaakte of verergerde crises bestaan data-gedreven modellen. Deze modellen volstaan als zodanig echter niet om humanitaire anticiperende humanitaire actie op te baseren. Het voorspellende vermogen voor wat betreft concrete ontwikkelingen, en vooral voor wat betreft humanitaire impact daarvan, is onvoldoende om adequaat geïnformeerde, gerechtvaardigde en conflict-sensitieve anticiperende humanitaire actie op te baseren. Het OCHA Centre for Humanitarian Data evalueerde de technische haalbaarheid van conflictvoorspelling ten behoeve van anticiperende humanitaire actie14 en kwam op grond daarvan met een aantal aanbevelingen voor verder werk op dit gebied, die zich onder meer concentreren op de noodzaak van:

  • flexibele modellen met ruimte voor contextspecificiteit;

  • voorspelling van verschuivingen binnen conflicten;

  • voorspelling van humanitaire impact van conflicten;

  • ontwikkeling van werkwijzen die gebruik maken van lokale data en menselijke input om de uitkomsten van data-gedreven modellen context-specifiek aan te vullen en te verbeteren;

  • ontwikkeling en verfijning van modellen op transparante en reproduceerbare wijze zodat hun prestaties in uiteenlopende omstandigheden kunnen worden vergeleken;

  • onderbouwing van initiatieven met uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek; en

  • relevantie van operationeel onderzoek voor humanitaire besluitvorming15.

Op grond van het voorgaande is het tweede beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:

Beleidsdoel 2: In toenemende mate vindt ook bij door mensen veroorzaakte crises conflict-sensitieve anticiperende humanitaire actie plaats, waardoor de opwaartse druk op humanitaire noden vermindert

Met het oog op dit doel beoogt het subsidiebeleidskader initiatieven te steunen die faciliteren dat kennis en uitgangspunten voor anticiperende humanitaire actie effectiever worden toegepast in (aanloop naar) door mensen veroorzaakte, of verergerde crises. De initiatieven maken data en modellen en/of werkwijzen voor het voorspellen van crisis-veroorzakende of -verergerende menselijke dynamiek toepasbaar voor conflict-sensitieve anticiperende humanitaire actie met inachtneming van de bevindingen en aanbevelingen van de Anticipatory Action Task Force en het OCHA Humanitarian Data Centre. Opzet is bovendien dat deze modellen of werkwijzen ook toepasbaar blijven na de subsidieperiode.

4.3. Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap, door gebrek aan een gelijkwaardige dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen, in het bijzonder met betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s

Mensen en gemeenschappen die door crises zijn getroffen of die leven in situaties van verhoogd risico, zijn rechthebbenden die in het centrum moeten staan van besluitvormingsprocessen over humanitaire actie die hen aangaat16. Internationaal wordt nagestreefd om noodhulp, gebaseerd op de humanitaire principes, zo lokaal als mogelijk uit te voeren, en zo internationaal als noodzakelijk17. Streven is om obstakels voor samenwerking met lokale organisaties weg te nemen18 en om mensen die door crises worden geraakt te betrekken bij alle aspecten van de humanitaire response19.

In juni 2021 bracht de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een literatuurstudie uit, Interrogating the evidence on humanitarian localisation, waarin werd geconcludeerd dat

‘There is concern that the construction of the localisation discourse continues to place international actors at the centre; that localisation debates continue to be driven by international actors; and that little attention has been given to the role of local actors in transforming norms and practices.’ 20

Obstakels voor concrete voortgang op de lokaliseringsdoelstellingen worden in de bestudeerde literatuur voornamelijk gevonden in percepties en vooronderstellingen over zaken zoals risico’s, capaciteit en vermogen van lokale actoren om te handelen volgens humanitaire principes.

‘In turn, perceptions of and approaches to risk management impact partnership models. The literature predominantly focuses on the risks to international actors when partnering with local actors, rather than vice versa, raising issues of power imbalances. Similarly, capacity-strengthening approaches further entrench such power dynamics: despite moves towards more sustained and participatory approaches, capacity-strengthening requirements are still largely identified by international organisations and predominantly focus on local actors’ organisational capacity and their capacity to fulfil donor requirements.’

Dit kader wil enkele van deze obstakels adresseren en daarmee werkwijzen stimuleren die meer lokaal leiderschap mogelijk maken.

Risicodeling

De context waarin humanitaire hulp wordt geboden is vaak complex en humanitaire hulpverlening is niet mogelijk zonder dat risico’s worden genomen21. Humanitaire organisaties hebben veelal robuuste systemen om risico’s in te schatten en te beperken en – als een risico toch materialiseert – daar adequaat op te reageren. Donoren, zoals Nederland, verwachten dit ook. Gebrek aan een gelijkwaardiger gesprek en gezamenlijke aanpak door de hele humanitaire keten heen kan er echter toe leiden dat risico’s feitelijk worden afgeschoven op intermediaire, en vervolgens op lokale organisaties22. Dat kan op zijn beurt de uitvoeringscapaciteit van partners overbelasten, het behalen van resultaat ondermijnen en de ruimte beperken voor lokaal leiderschap bij humanitaire actie. Het is van belang de risicolast van humanitaire hulpverlening op een verantwoorde manier door alle betrokkenen in de humanitaire keten te laten dragen, en hier in gezamenlijkheid aan te werken, bijvoorbeeld gebruik makend van het Risk Sharing Framework23 dat tijdens de Jaarvergadering van de Grand Bargain in juni 2023 werd gepresenteerd.

Capaciteitsdeling

Ook over benodigde capaciteit, lacunes in capaciteit en prioriteiten bij de inzet en versterking van capaciteit, is dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen noodzakelijk. Alle partners in de uitvoeringsketen hebben specifieke eigenschappen, mandaat en expertise, die in een optimaal samenspel benut en versterkt moeten worden om goede resultaten te bereiken. Prioriteiten voor een partner of groep partners in de keten kunnen niet unilateraal worden bepaald of opgelegd door een andere partner in die keten. Een gelijkwaardiger dialoog en samenwerking ook op dit gebied zal lokaal leiderschap beter mogelijk maken.

Op grond van het voorgaande is het derde beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:

Beleidsdoel 3: Een gelijkwaardiger dialoog tussen alle partners in de hele humanitaire keten over samenwerking en het delen van capaciteit en risico’s, waardoor lokaal leiderschap van humanitaire actie toeneemt

Met het oog op dit doel wil het subsidiebeleidskader lokaal leiderschap faciliteren door mogelijk te maken dat werkwijzen worden ontwikkeld, toegepast en uitgedragen die gebaseerd zijn op een open en gelijkwaardige dialoog en samenwerking tussen partners door de hele humanitaire keten heen (back donor, intermediair, nationale en/of lokale uitvoeringspartner), met speciale aandacht voor risicodeling en capaciteitsdeling. Opzet is bovendien dat deze werkwijzen ook toepasbaar blijven na de subsidieperiode.

5. Te subsidiëren interventies

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 moeten aanvragen zich richten op ofwel beleidsdoel 1 (zie paragraaf 4.1) ofwel beleidsdoel 2 en/of 3 (zie paragraaf 4.2 en paragraaf 4.3). Een aanvraag die zich richt op beide beleidsdoelen 2 en 3 komt alleen in aanmerking voor subsidie als deze is gebaseerd op een enkele, geïntegreerde interventielogica (zie over interventielogica hoofdstuk 10, onderdeel v.).

5.1. Type interventies

Om de drie hiervoor omschreven beleidsdoelen te bewerkstelligen kunnen interventies worden ingezet die zich afwisselend richten op lokaal, nationaal, regionaal en mondiaal niveau, zoals:

  • pleitbezorging en beleidsbeïnvloeding;

  • onderzoek, data-collectie of ontwikkeling van werkwijzen, inclusief piloting, in specifieke crises;

  • verzameling en vergelijking van uitkomsten van pilots in verschillende crises;

  • vertaling van resultaten in aanbevelingen of hulpmiddelen voor mondiale, regionale en/of lokale humanitaire actoren;

  • uitdragen daarvan binnen het humanitaire speelveld.

5.2. Niet-subsidiabele activiteiten

Omdat dit subsidiekader zich richt op verandering en verbetering van het humanitaire systeem komen activiteiten die primair zijn gericht op het direct leveren van noodhulp niet in aanmerking voor subsidie onder dit subsidiebeleidskader, net zo min als activiteiten die zich slechts op één land of crisis richten.

Wel kan het verlenen van directe noodhulp onderdeel uitmaken van initiatieven onder beleidsdoelen 4.2 of 4.3, als ingezet om nieuwe werkwijzen uit te testen en uit te dragen, en waar dit aansluit op deze beleidsdoelen. Als directe noodhulpverlening op deze wijze onderdeel uitmaakt van de voorgestelde interventielogica, is dit alleen subsidiabel als het plaatsvindt in landen op de List of Recipients of Official Development Assistance van het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

Er wordt geen subsidie toegekend uit het subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 voor activiteiten waarvoor de aanvrager reeds subsidie toegekend heeft gekregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook activiteiten waarvoor een organisatie indirect een bijdrage heeft gekregen, via een subsidie of bijdrage die aan een andere organisatie is verstrekt ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, komen niet in aanmerking voor een subsidie onder dit subsidiebeleidskader.

6. Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie onder dit subsidiebeleidskader gelden de volgende vereisten:

  • De aanvrager is een non-gouvernementele organisatie (NGO).

  • De aanvrager richt zich in belangrijke mate op een of meerdere van de specifieke beleidsdoelen van dit subsidiebeleidskader (zie hoofdstuk 4); dat moet blijken uit zijn vigerende visiedocument of meerjarig strategisch plan.

  • De aanvrager heeft minstens drie jaar kennis en ervaring met type interventies die minimaal één van de in hoofdstuk 4 beschreven probleemgebieden adresseren.

  • De aanvrager voert operaties uit, dan wel heeft die uitgevoerd, en/of heeft actieve netwerken in landen die zijn getroffen of regelmatig worden getroffen door humanitaire crises; de aanvrager heeft tevens connecties met internationale humanitaire netwerken en organisaties die een rol spelen in regionale en/of mondiale processen en onderhandelingen over humanitaire hulpverlening.

  • Een organisatie kan slechts éénmaal in aanmerking komen voor een subsidie binnen dit subsidiebeleidskader. Indien een organisatie meerdere aanvragen indient wordt alleen de aanvraag die als eerste is ontvangen in behandeling genomen en worden de later ingediende aanvragen afgewezen.

Niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 komen:

  • (Lokale) overheden, intergouvernementele organisaties en organisaties waarvan een overheid de enige aandeelhouder is of een meerderheidsaandeel heeft.

  • Aanvragers die een aanvraag indienen als penvoerder namens een alliantie.

7. Looptijd activiteiten

De activiteiten worden uitgevoerd in een periode van minimaal 42 en maximaal 48 maanden; deze periode start niet eerder dan 1 januari 2024 en wordt afgerond uiterlijk op 31 december 2027.

7.1. Inceptiefase

Na subsidieverlening zullen de subsidieontvangers een inceptiefase doorlopen van (maximaal) vier maanden. Doel van de inceptiefase is om nadere invulling te geven aan de algemene en op hoofdlijnen opgestelde plannen die zijn ingediend bij de subsidieaanvraag.

Meer specifiek benutten de subsidieontvangers de inceptiefase in elk geval voor:

  • 1. Het operationaliseren en synchroniseren van de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (met indicatoren en targets) op outcome niveau en het uitwerken van de beoogde strategie voor Monitoring, Evaluatie en Leren (MEL), optimaal ingebed in de organisatie-brede MEL-strategie van de subsidie-ontvanger en eveneens aansluitend op de leeragenda en het resultatenkader van DSH-HH.

  • 2. Het uitvoeren van een studie om baseline waarden vast te stellen voor de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.

  • 3. Het bepalen van de vorm van, en aandachtspunten voor de beleidsdialoog met het ministerie om tot efficiënte en adequate samenwerking te komen waar dat nodig is voor de inzet op versterking of verandering van het humanitaire systeem.

  • 4. Het uitwerken van de bij de aanvraag ingediende begroting naar een gedetailleerde begroting voor de eerste 12 maanden van het subsidietijdvak. Voor de resterende periode van het subsidietijdvlak wordt jaarlijks met het jaarplan een gedetailleerde begroting aangeleverd.

Aldus wordt na afronding van de inceptiefase in ieder geval aan het Ministerie voorgelegd:

  • een geoperationaliseerd activiteiten- en MEL-plan (ad.1)

  • studie met baseline waarden voor de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren (ad.2)

  • gedetailleerde begroting voor de resterende periode van de eerste 12 maanden (ad.4)

8. Beschikbare middelen en de verdeling daarvan

Voor subsidieverlening in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 is in totaal EUR 60 miljoen beschikbaar voor de gehele periode van vier jaar. Uit oogpunt van doelmatigheid is gekozen voor een verdeelsystematiek die leidt tot verlening van ongeveer zeven subsidies onder dit kader, uiteraard indien en voor zover er voldoende kwalificerende aanvragen zijn.

Het beschikbare bedrag is als volgt verdeeld over de drie specifieke beleidsdoelen, met de volgende onder- en bovengrenzen per subsidie(aanvraag):

  • 1. EUR 8 miljoen voor beleidsdoel 1 humanitaire toegang.

    Hiervoor geldt per aanvraag voor de hele periode een ondergrens van EUR 3 miljoen, en een bovengrens van EUR 5 miljoen.

  • 2. EUR 52 miljoen voor beleidsdoelen 2: anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte crises en 3: lokaal leiderschap d.m.v. risico- en capaciteitsdeling gezamenlijk.

    Voor elk van deze twee beleidsdoelen geldt per aanvraag voor de hele periode een ondergrens van EUR 8 miljoen en een bovengrens van EUR 20 miljoen. Als een aanvraag inzet op zowel beleidsdoel twee als drie, geldt een ondergrens voor de gecombineerde aanvraag voor de hele periode van EUR 10 miljoen en een bovengrens van EUR 24 miljoen.

De verdeling van de voor Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 beschikbare middelen vindt plaats via een tender, dat wil zeggen aan de hand van een rangschikking op basis van kwaliteit van de tijdig ingediende subsidieaanvragen. Na sluiting van de indieningsperiode worden alle tijdig ontvangen aanvragen in behandeling genomen. De beoordeling wordt voor elke aanvraag gedaan op basis van de informatie die voor sluiting van de aanvraagtermijn is ontvangen.

De rangschikking van de aanvragen die de drempeltoets (zie paragraaf 12.2) hebben gehaald, wordt voor elk van de beide subsidieplafonds bepaald aan de hand van de beoordeling op grond van de inhoudelijke beoordelingscriteria die in paragraaf 12.3 van dit subsidiebeleidskader zijn vermeld. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking, waarbij geldt dat minimaal één subsidie per beleidsdoel wordt verleend (mits er sprake is van voldoende kwalificerende aanvragen). De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde, totdat het beschikbare budget is uitgeput.

Indien blijkt dat er te weinig kwalificerende aanvragen zijn om een van beide subsidieplafonds uit te putten, komen de daaruit resterende middelen beschikbaar voor kwalificerende aanvragen gericht op de beleidsdoel(en) waarvoor het andere subsidieplafond middelen beschikbaar stelt.

Indien in een subsidieplafond middelen resteren die minder bedragen dan bovengenoemde minimumbedragen per subsidie, wordt daarmee geen subsidie meer verleend. Ook deze middelen worden beschikbaar gesteld voor kwalificerende aanvragen ingediend onder het andere subsidieplafond. Indien deze situatie zich bij beide subsidieplafonds voordoet, worden de overgebleven middelen uit beide plafonds samengevoegd; deze middelen worden benut voor verlening van subsidie aan de kwalitatief best scorende aanvraag van de nog niet gehonoreerde aanvragen, ongeacht op welk(e) beleidsdoel(en) de aanvraag ziet en mits de aanvraag van voldoende kwaliteit is om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie.

De subsidie wordt betaald via periodieke voorschotten. Ten behoeve van het laatste financieringsjaar wordt maximaal 90% van de voor dat jaar aangevraagde middelen als voorschot betaald.

9. Subsidiabele kosten

Slechts de kosten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en die redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere wijze kunnen worden bekostigd, zijn subsidiabel.24 Activiteiten die reeds zijn gestart voor 1 januari 2024 zijn niet subsidiabel, en dus zijn de daarmee gemoeide kosten niet subsidiabel.

De subsidiabele kosten worden genoemd en toegelicht in het begrotingsmodel dat verplicht moet worden gehanteerd voor de bij de aanvraag in te dienen begroting (zie appendix 5 bij dit subsidiebeleidskader).

10. Vereisten subsidieaanvraag

Voor het indienen van een aanvraag moet gebruik worden gemaakt van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier (zie appendix 1 bij deze beleidsregels). Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld te zijn en te zijn voorzien van de op het formulier vermelde bescheiden.

Het aanvraagformulier behorende bij de subsidieaanvraag bevat de volgende verplichte bijlagen:

  • i. Recent uittreksel uit het Handelsregister, niet ouder dan 1 januari 2023;

  • ii. Het meest recente visiedocument of meerjarig strategisch plan dat uiterlijk op 1 april 2023 is gepubliceerd.

  • iii. De jaarrekeningen dan wel een overzicht van de financiële situatie van de subsidieaanvrager van de afgelopen drie jaar (2020, 2021, 2022).

  • iv. Een track record van maximaal twee pagina’s (zie appendix 5, onderdeel A) dat de relevante ervaring beschrijft met het type interventies die problemen aanpakken die door dit subsidiebeleidskader worden geadresseerd (zie hoofdstuk 4) en die door een combinatie van inzet op lokaal/nationaal/crisis-niveau en op regionaal of mondiaal niveau bijdragen aan versterking of hervorming van de humanitaire sector. Als onderdeel van het track record dient een showcase te worden aangeleverd, die deze ervaring toelicht. Indien wordt ingezet op meer dan één beleidsdoel, dient de showcase ervaring te illustreren met de geadresseerde probleemgebieden behorende bij de gekozen beleidsdoelen (zie hoofdstuk 4).

  • v. Een Programmavoorstel van maximaal 15 pagina’s (zie appendix 5, onderdeel B), bestaande uit de volgende onderdelen:

    • Globale (niet landen-specifieke) probleemanalyse, in relatie tot minstens één van de in hoofdstuk 4 benoemde beleidsdoelen (ofwel beleidsdoel 1, ofwel beleidsdoel 2 en/of beleidsdoel 3).

    • Interventielogica voor de gehele subsidieperiode, bestaande uit:

      • A. Voorgestelde combinatie van type interventies (zie hoofdstuk 5), met onderbouwing van de wijze waarop deze de geïdentificeerde problemen aanpakken;

      • B. de beoogde kwalitatieve en/of kwantitatieve tijdens de subsidieperiode te realiseren outputs en outcomes, met bijbehorende succescriteria en/of indicatoren;

    • Een overkoepelende risicoanalyse (overzicht van contextuele en programmatische risico’s) met bijbehorende mitigerende maatregelen;

    • Een plan van aanpak, op hoofdlijnen, dat inzicht geeft hoe de interventielogica gedurende de subsidieperiode in operationele plannen zal worden vertaald, inclusief:

      • A. toelichting op de wijze waarop lopende de subsidieperiode keuzes worden gemaakt, zoals voor (extra) landen-specifieke interventies;

      • B. toelichting op de wijze waarop opgehaalde informatie en geleerde lessen effectief worden gebruikt voor bijsturing van de interventies als nodig.

  • vi. Een begroting voor de eerste 12 maanden inclusief een meerjarenraming voor de resterende jaren van het subsidietijdvak, opgesteld volgens het verplichte format dat is te vinden in appendix 5, onderdeel C. De begroting geeft inzicht in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten.

  • vii. Een Organizational Risk and Integrity Assessment (ORIA) (zie appendix 2.3), dan wel een ORIA update form (appendix 2.1), dan wel een ORIA light form (appendix 2.2). In de ORIA assessment guidelines (appendix 2) wordt toegelicht welke organisatie welke informatie moet aanleveren.

11. Aanvraagprocedure

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels tot en met 1 december 2023 om 11:59 uur am CET. Aanvragen die later dan genoemde datum en tijd worden ingediend, worden afgewezen. Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag door het Ministerie is ontvangen (zie ook hierna). De aanvragende organisatie is de enige verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag.

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag niet voldoen aan de formele vereisten die op grond van dit subsidiebeleidskader aan aanvragen worden gesteld, dan kan de minister vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen. Hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de minister geen toepassing zal geven aan haar bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag.

Aanvragen dienen volledig en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.

Bij het opstellen van de subsidieaanvraag is het kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag of bijlagen niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van het aanvraagformulier – met inbegrip van bijlages – niet worden ingevuld c.q. aangeleverd, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.

De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Bijlagen die zijn opgesteld in een andere taal dienen voorzien te zijn van een vertaling in het Engels. Additionele informatie (zoals USB-sticks of links naar achtergrondinformatie over een organisatie) worden niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.

Het heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat aanvragen per e-mail in .pdf-formaat worden ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres: dsh-hh-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.

Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp-regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.25

Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.

Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden26. Indien u daar alsnog voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u dan contact op met het ministerie via het e-mailadres: dsh-hh-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.

Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail en uiterlijk tot en met 24 november 2023 richten aan dsh-hh-subsidies@minbuza.nl. Waar nodig samengevoegd met andere vragen vindt geanonimiseerde beantwoording hiervan (zoveel mogelijk) tweewekelijks plaats door middel van publicatie via internet op: https://www.government.nl/documents/questions-and-answers/qa-strengthening-the-humanitarian-sector-programme

12. Beoordelingsprocedure

12.1. Beoordeling

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subsidiebeleidskader. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.

De aanvrager en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen allereerst te voldoen aan de drempelcriteria, zoals genoemd in paragraaf 12.2. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.

Van de aanvragen die door de drempeltoets zijn gekomen wordt vervolgens de kwaliteit beoordeeld op basis van de inhoudelijke beoordelingscriteria (zie paragraaf 12.3). Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient een aanvraag van voldoende kwaliteit te zijn (dat wil zeggen minstens 65% van het maximaal aantal te behalen punten te scoren). De selectie vindt uiteindelijk plaats volgens de verdeelsystematiek zoals neergelegd in hoofdstuk 8.

12.2. Drempelcriteria

Alle tijdig ontvangen aanvragen worden als eerste beoordeeld op grond van onderstaande drempelcriteria. Aan alle drempelcriteria moet worden voldaan ten einde in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie.

Drempelcriteria over de aanvrager:

  • D1. De aanvrager is een non-gouvernementele organisatie (NGO)27.

  • D2. De aanvrager dient de aanvraag in als zelfstandige aanvrager, niet namens een alliantie.

  • D3.

    • a) De aanvrager voert operaties uit, dan wel heeft deze uitgevoerd, en/of heeft actieve netwerken in landen die zijn getroffen of regelmatig worden getroffen door humanitaire crises;

    • b) de aanvrager heeft connecties met internationale humanitaire netwerken en organisaties die een rol spelen in regionale en/of mondiale processen en onderhandelingen over humanitaire hulpverlening.

  • D4. De aanvrager richt zich in belangrijke mate op één of meerdere van de specifieke beleidsdoelen van dit subsidiebeleidskader, hetgeen blijkt uit zijn visiedocument of meerjarig strategisch plan dat uiterlijk op 1 april 2023 is gepubliceerd: 1. Effectievere toepassing van humanitaire principes en humanitair oorlogsrecht, waardoor meer hulpverleners veilig hun werk kunnen doen en toegang hebben tot mensen in nood; 2. In toenemende mate vindt ook bij door mensen veroorzaakte crises conflict-sensitieve anticiperende humanitaire actie plaats, waardoor de opwaartse druk op humanitaire noden vermindert; 3. Een gelijkwaardiger dialoog tussen alle partners in de hele humanitaire keten over samenwerking en het delen van capaciteit en risico’s, waardoor lokaal leiderschap van humanitaire actie toeneemt.

  • D5. De aanvrager heeft minstens drie jaar kennis en ervaring met interventies die minimaal één van de in hoofdstuk 4 beschreven probleemgebieden adresseren: (i) Belemmeringen voor humanitaire toegang; (ii) Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse en gebruik van data voor anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises; en/of (iii) Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap, door gebrek aan een gelijkwaardige dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen, in het bijzonder met betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s.

  • D6. Gedurende de periode 2020–2022 was gemiddeld ten minste 25% van de totale jaarlijkse inkomsten van de aanvrager afkomstig uit bronnen anders dan directe of indirecte subsidies en/of bijdragen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades).

  • D7.

    • a) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in Nederland of overige EU-lidstaten gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 205.000 (bruto).28

      Voor aanvragers statutair gevestigd in een EU-lidstaat die niet is aangesloten bij de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (appendix 3 bij deze beleidsregels) die door het Ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2023.

    • b) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zwitserland, Japan, VS/Canada gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste:29

      • Verenigd Koninkrijk

      GPB 177.136;

      • Noorwegen

      NOK 2.427.977;

      • Zwitserland

      CHF 313.392;

      • Japan

      YEN 28.500.537;

      • VS/Canada

      USD 243.013.

    • c) De bezoldiging30 van de individuele leden van management en bestuur van statutair in overige landen gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste het bedrag dat voor het land van vestiging is vermeld in de appendix 4 bij deze beleidsregels.

  • D8. De aanvrager heeft niet eerder een aanvraag ingediend voor een subsidie onder het onderhavige subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.

  • D9. De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.

  • D10. De aanvrager toont aan dat hij een integriteitsbeleid heeft vastgesteld. Hij toont aan dat hij procedures heeft ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Het screenen van personeel bij werving vormt onderdeel van dit integriteitsbeleid en de procedures om er toepassing aan te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen en racisme, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem/hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd

Drempelcriteria over de activiteiten waarvoor een subsidie wordt gevraagd:

  • D11. De aanvraag is gericht op

    ofwel beleidsdoel 1 (‘humanitaire toegang’),

    ofwel op beleidsdoel 2 (‘anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises’) en/of beleidsdoel 3 (‘lokaal leiderschap door middel van risico- en capaciteitsdeling’).

  • D12. De aanvraag bevat één samenhangende interventielogica, ongeacht het aantal beleidsdoelen waarop de aanvraag zich richt.

  • D13. De aanvraag combineert interventies die zich richten op zowel lokaal/nationaal als op regionaal/mondiaal niveau (zie voor de interventies paragraaf 5.1).

  • D14. De aanvraag is niet gericht op het leveren van noodhulp, uitgezonderd directe noodhulp die onderdeel uitmaakt van initiatieven onder beleidsdoelen 2 of 3, als ingezet om nieuwe werkwijzen uit te testen en uit te dragen, en waar dit aansluit op deze beleidsdoelen, en waar de noodhulp wordt geleverd in landen die zijn vermeld in de door het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistance.

  • D15. De aanvraag richt zich niet slechts op één land of crisis.

  • D16. De aanvraag bedraagt:

    • a) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 1: minimaal EUR 3 miljoen en maximaal EUR 5 miljoen;

    • b) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 2 of beleidsdoel 3: minimaal EUR 8 miljoen en maximaal EUR 20 miljoen;

    • c) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 2 en 3: minimaal EUR 10 miljoen en maximaal EUR 24 miljoen.

  • D17. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een looptijd van minimaal 42 en maximaal 48 maanden.

  • D18. De activiteiten starten niet eerder dan 1 januari 2024 en worden afgerond uiterlijk op 31 december 2027.

  • D19. De aanvraag heeft geen betrekking op:

    • A. proselitisme;

    • B. commerciële activiteiten;

    • C. activiteiten waarvoor reeds direct of indirect een subsidie of bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen.

12.3. Inhoudelijke criteria

De aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria worden beoordeeld op kwaliteit op grond van de hierna volgende inhoudelijke criteria. Er zijn criteria die de kwaliteit van het track record beoordelen en criteria die de kwaliteit van het Programmavoorstel beoordelen, inclusief criteria die de algehele samenhang en impact van de voorgestelde interventies beoordelen. Per set van criteria is aangegeven welk percentage van het totaal aantal te behalen punten voor die criteria kan worden behaald.

A. Track Record (25% van het totaal aantal te behalen punten)

De kwaliteit van het track record wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:

  • 1. De mate waarin de aanvrager effectieve ervaring heeft met interventies die relevant zijn voor het realiseren van de doelstellingen die door dit subsidiebeleidskader worden geadresseerd (zie hoofdstuk 4);

  • 2. De mate waarin de aanvrager effectieve ervaring heeft met het bijdragen aan versterking of hervorming van de humanitaire sector, niet alleen binnen een of enkele crises, maar ook in de humanitaire hulpverlening wereldwijd.

B. Programmavoorstel (75% van het totaal aantal te behalen punten)

De kwaliteit van het voorgestelde programmavoorstel (inclusief interventielogica) wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:

  • 3. De mate waarin de globale (niet landen-specifieke) probleemanalyse aansluit op het/de gekozen specifieke beleidsdoel(en) van het subsidiebeleidskader (hoofdstuk 4).

  • 4. De mate waarin de keuze voor het/de beleidsdoel(en) waarop wordt ingezet logisch voortvloeit/en uit het Track record en het Strategisch plan of de visie/missie van de aanvrager.

  • 5. De mate waarin de interventielogica bijdraagt aan het/de gekozen specifieke beleidsdoel(en) van het subsidiebeleidskader (hoofdstuk 4), blijkend uit de:

    • aansluiting op de probleemanalyse;

    • beoogde outcomes en outputs (met succescriteria of indicatoren);

    • beoogde wisselwerking en complementariteit tussen inspanningen op lokaal/nationaal en regionaal/mondiaal niveau;

  • 6. De mate waarin de met de voorgestelde interventies op te bouwen kennis en/of te ontwikkelen werkwijzen ook na beëindiging van het programma toegepast kunnen worden, c.q. effect zullen blijven sorteren.

  • 7. De mate waarin de risico’s voor de voorgestelde interventies in kaart zijn gebracht en deze zijn voorzien van adequate mitigerende maatregelen.

  • 8. De mate waarin de besluitvormingsmechanismen t.a.v. de activiteiten die op het moment van indiening nog niet precies kunnen worden ingevuld borg staan voor een kwalitatief goede realisatie van de doelstellingen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 9. De mate waarin de systematiek voor Monitoren, Evalueren en Leren (MEL), toereikend is voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten, outputs, outcomes en onderliggende aannames.

13. Tijdpad

Indienen subsidieaanvraag

Vanaf datum inwerkingtreding subsidiebeleidskader

Tot en met 1 december 2023 11:59 uur am CET

Beslissing op tijdig ingediende subsidieaanvragen

Uiterlijk op 1 maart 2024

14. Rapportage- en andere subsidieverplichtingen

Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.

Deze verplichtingen zullen onder andere betrekking hebben op een meldingsplicht ten aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie, zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages, zoals inhoudelijke en financiële tussen- en eindrapportages.

Indien na de looptijd van de beschikking middelen over zijn, zullen deze – tenzij het subsidietijdvak wordt verlengd – terugvloeien naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierover zal een verplichting worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.

15. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de uitvoering van dit subsidiebeleidskader bedragen EUR 1,8 miljoen voor de totale subsidieperiode. Administratieve lasten zijn de lasten die gepaard gaan met informatieverplichtingen in verband met het doen van de aanvraag en in geval subsidie wordt verstrekt het voldoen aan de daaraan verbonden verantwoordingsverplichtingen. Het bedrag van EUR 1,8 miljoen komt neer op 3,0 procent van het totale subsidiebudget. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 25 organisaties interesse hebben voor het subsidiebeleidskader en een aanvraag zullen indienen die kan worden gehonoreerd.

Bij de totstandkoming van het subsidiebeleidskader is kritisch bezien dat ten eerste de criteria voor de subsidieaanvragers en de beoogde resultaten helder zijn geformuleerd en ten tweede duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de financiering en verantwoording van de toegekende subsidies plaatsvindt. Hiermee moet een aanvrager de afweging kunnen maken of met de indiening van een subsidieaanvraag kans bestaat op een toekenning. Het ministerie beoogt op deze wijze de administratieve lasten voor de subsidieaanvragers tot een minimum te beperken.

16. Appendices

  • 1. Aanvraagformulier

  • 2. ORIA-assessment guidelines, inclusief sjablonen:

    • 2.1 ORIA Update form

    • 2.2 ORIA Light

    • 2.3 Full ORIA

  • 3. Corporate rates 2023

  • 4. Maximum Remuneration ‘overige landen’

  • 5. Templates

    • 5.1 Track Record

    • 5.2 Program Proposal

    • 5.3 Budget

  1. https://www.government.nl/ministries/ministry-of-foreign-affairs/documents/decrees/2023/10/09/subsidy-framework-strengthening-the-humanitarian-sector-2024–2027 ^ [1]
  2. https://www.government.nl/ministries/ministry-of-foreign-affairs/documents/decrees/2023/10/09/subsidy-framework-strengthening-the-humanitarian-sector-2024–2027 ^ [2]
  3. Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 15 oktober 2021, Min-BuZa.2021.10296-30, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2022–2026), Stcrt. 2021, nr. 44259. ^ [3]
  4. www.sphere.org ^ [4]
  5. www.agendaforhumanity.org ^ [5]
  6. www.interagencystandingcommittee.org/grand-bargain ^ [6]
  7. Zoals: Strengthening of the coordination of emergency humanitarian assistance of the United Nations, 01 July 2022: https://undocs.org/E/RES/2022/10 ^ [7]
  8. Beleidsnotitie Doen waar Nederland goed in is (2022) ^ [8]
  9. www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2019/03/29/mensen-eerst-nederlandse-koers-humanitaire-diplomatie-en-noodhulp ^ [9]
  10. Humanitaire hulp en diplomatie 2023, Kamerstuk 2023Z03119 d.d. 21 februari 2023 ^ [10]
  11. Kamerstukken II 2022–2023, 2023Z03057, d.d. 21/2/23 ^ [11]
  12. bestaand uit FAO, IFRC, OCHA, START Network, WFP: Terms of Reference https://www.anticipation-hub.org/Documents/Other/Anticipatory_Action_Task_Force_ToR_JAN_2021.pdf ^ [12]
  13. https://www.anticipation-hub.org/exchange/networks-and-forums/anticipatory-action-task-force-aatf ^ [13]
  14. Assessing the technical feasibility of conflict prediction for anticipatory action, OCHA Humanitarian Data Centre, October 2022 ^ [14]
  15. Zie noot 15 ^ [15]
  16. A-71-353 SG Report on the outcome of the World Humanitarian Summit, 23 augustus 2016. Par. 36 ^ [16]
  17. The Grand Bargain – A shared commitment to better serve people in need, May 2016. P.5, commitment 2 ^ [17]
  18. Idem. P.5, commitment 2.2 ^ [18]
  19. Idem. P.10, commitment 6 ^ [19]
  20. Interrogating the evidence base on humanitarian localisation, a literature review, IOB, June 2021 ^ [20]
  21. https://www.interaction.org/wp-content/uploads/2019/03/Risk-Global-Study.pdf ^ [21]
  22. Risk sharing in practice: success stories, enablers and barriers to risk sharing in the humanitarian sector, Ed Hughes; ICRC, NL MFA, June 2022 ^ [22]
  23. https://interagencystandingcommittee.org/grand-bargain-official-website/risk-sharing-framework-0 ^ [23]
  24. Artikel 14, eerste lid, Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [24]
  25. Bijvoorbeeld: e-mail 1 van 5, e-mail van 2 van 5 etc. ^ [25]
  26. Indien u daar niettemin voor kiest dient de aanvraag per aangetekende post gestuurd worden naar: Ministerie van Buitenlandse Zaken, Secretariaat DSH o.v.v. Versterking Humanitaire Sector 2024–2027, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het ministerie geheel bij de aanvrager. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding ‘port betaald’) wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd, als de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, waarbij het datumstempel van de post doorslaggevend is, en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Bij gebruikmaking van een envelop met de aanduiding ‘port betaald’ is de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig, d.w.z. uiterlijk 1 december 2023 om 11:59 uur am CET, is ingediend. Houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven. ^ [26]
  27. Zie de definitie in hoofdstuk 2. ^ [27]
  28. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd wordt verwezen naar D.7 in het aanvraagformulier. ^ [28]
  29. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd wordt verwezen naar D.7 in het aanvraagformulier. De bezoldigingsbedragen voor organisaties in deze landen zijn aangepast op basis van de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2022), Zie: Statistics | Eurostat (europa.eu). ^ [29]
  30. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd wordt verwezen naar D.7 in het aanvraagformulier. ^ [30]
Naar boven