Deelregeling meerjarige festivalsubsidies Fonds Podiumkunsten 2025-2028

Geraadpleegd op 17-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 17-10-2023 t/m heden

Deelregeling van het bestuur van het Fonds Podiumkunsten van 11 oktober 2023, houdende meerjarige festivalsubsidies Fonds Podiumkunsten 2025-2028

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bestuur: de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

  • festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd;

  • Fonds Podiumkunsten: de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

  • Nederland: het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland inclusief de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  • landsdelen: Noord (provincies Friesland, Groningen en Drenthe);Oost (provincies Overijssel en Gelderland);Midden (provincies Flevoland en Utrecht); Zuid (provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg); West (provincies Noord-Holland en Zuid-Holland); Caribisch deel van het Koninkrijk (drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba en landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten);

  • kernactiviteit: het organiseren van een festival op het gebied van professionele podiumkunsten in Nederland;

  • programmeringskosten: de kosten in de vorm van uitkoopsommen, honoraria en gages voor de professionele podiumkunstprogrammering;

  • programmagegevens: overzichten van de programmering van professioneel podiumkunstenaanbod;

  • solvabiliteit: het eigen vermogen gedeeld door het vreemd vermogen.

Artikel 1.2. Doel

Het bestuur kan meerjarige subsidies verstrekken aan festivalorganisaties voor activiteiten die bijdragen aan de presentatie en ontwikkeling van actuele en onderscheidende podiumkunst gespreid over Nederland en de aansluiting daarvan bij een breed publiek in de jaren 2025 tot en met 2028.

Artikel 1.3. Subsidievorm

  • 1 Een meerjarige festivalsubsidie kan bestaan uit een programmeringsbijdrage en een aanvullende organisatiebijdrage.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

  • 3 Het bestuur kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid subsidie verlenen voor een kortere periode als de financiële gegevens met betrekking tot de aanvrager daartoe aanleiding geven.

Artikel 1.4. Subsidieplafonds

  • 1 Voor de periode 2025-2028 zijn per kalenderjaar de volgende bedragen beschikbaar voor het verstrekken van programmeringsbijdragen aan festivalorganisaties:

    Noord: € 575.000;

    Oost: € 225.000;

    Midden: € 325.000;

    Zuid: € 925.000;

    West: € 1.075.000;

    Caribisch deel van het Koninkrijk: € 130.000.

  • 2 Voor de periode 2025-2028 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar ten behoeve van organisatiebijdragen: € 4.020.000.

  • 3 De bedragen genoemd in het eerste en het tweede lid gelden als subsidieplafond.

  • 4 Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

  • 1 Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, subsidie weigeren:

    • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • b. als het bestuur op basis van de aanvraag onvoldoende ervan overtuigd is dat de uit te voeren activiteiten kunnen worden gerealiseerd;

    • c. als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet in Nederland plaatsvinden;

    • d. als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • e. als de aanvrager een rechtspersoon is met winstoogmerk;

    • f. als de aanvrager in 2022 en 2023 niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarde(n) of verplichting(en), waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • g. als aan de aanvrager voor zijn kernactiviteit subsidie is of zal worden verleend op grond van de Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2025-2028 dan wel op grond van een meerjarige regeling van een van de andere Rijkscultuurfondsen;

    • h. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

  • 2 Het subsidie wordt in ieder geval geweigerd:

    • a. voor zover de aanvrager in de aanvraag niet verklaart dat hij de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie toepast;

    • b. als aan de aanvrager voor zijn kernactiviteit subsidie is of zal worden verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Paragraaf 2. Procedure

Artikel 2.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor meerjarige festivalsubsidie kan uitsluitend worden gedaan door een rechtspersoon die primair gericht is op het organiseren van een festival op het gebied van professionele podiumkunsten in Nederland.

Artikel 2.2. Indienen aanvraag

  • 1 Aanvragen dienen uiterlijk 31 januari 2024 om 23.59 uur te zijn ontvangen.

  • 2 Een aanvraag wordt digitaal ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 3 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds Podiumkunsten en vergezeld gaat van de op het formulier vermelde bijlagen.

  • 4 Er kan per rechtspersoon één aanvraag worden ingediend.

Artikel 2.3. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend de kosten in aanmerking die in rechtstreeks verband staan tot het te organiseren festival.

  • 2 Kosten zijn uitsluitend subsidiabel indien deze na indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger zijn gemaakt.

Artikel 2.4. Beoordeling

  • 1 Aanvragen worden voorgelegd aan een adviescommissie per landsdeel, mits zij voldoen aan de vereisten om voor een meerjarige festivalsubsidie in aanmerking te komen.

  • 2 De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in deze regeling.

  • 3 De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte op basis van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.5. Verdeling budget programmeringsbijdrage

  • 1 Aanvragen die aan de vereisten voldoen om voor een programmeringsbijdrage in aanmerking te komen, worden per landsdeel onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2 Als een subsidieplafond voor een landsdeel ontoereikend is om alle aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' te honoreren, worden die aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de beoordelingen met bijbehorende waarderingen op de van toepassing zijnde criteria.

  • 3 Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies 'honoreren'. Vervolgens worden de aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 4 Aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ die na toepassing van het tweede lid gelijk eindigen in de rangorde, worden gerangschikt op basis van de toegekende waardering op het criterium ‘artistieke positie’. Alsdan gelijk geëindigde aanvragen worden eerst nader gerangschikt op basis van de toegekende waardering op het criterium ‘publieksfunctie’ en vervolgens op basis van de toegekende waardering op het criterium ‘inbedding’.

  • 5 Aanvragen die na toepassing van het vierde lid alsnog gelijk eindigen in de rangorde, worden gerangschikt op basis van geografische spreiding binnen het betreffende landsdeel.

  • 6 Indien het bestuur een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst de subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was toegewezen alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 7 In de situatie dat in een of meer landsdelen het subsidieplafond niet wordt bereikt, kan het bestuur besluiten om het resterende budget toe te voegen aan de subsidieplafonds van een of meer van de overige landsdelen.

Artikel 2.6. Verdeling budget organisatiebijdrage

  • 1 Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 2.5 van de regeling, aan een aanvrager een aanvullende organisatiebijdrage verstrekken vanwege de betekenis van een festival voor de landelijke culturele infrastructuur.

  • 2 De adviescommissies dragen per landsdeel een beperkt aantal festivals voor dat in aanmerking komt voor een aanvullende organisatiebijdrage.

  • 3 De adviescommissies prioriteren per landsdeel de festivals die zij voordragen naar de mate waarin zij van betekenis zijn voor de landelijke culturele infrastructuur.

  • 4 Festivals die na toepassing van het derde lid gelijk eindigen in de rangorde, worden gerangschikt op basis van geografische spreiding binnen het betreffende landsdeel.

  • 5 Festivals die na toepassing van het derde en het vierde lid alsnog gelijk eindigen in de rangorde, worden nader gerangschikt op basis van de mate waarin het festival bijdraagt aan de pluriformiteit van het festivalaanbod binnen het betreffende landsdeel.

  • 6 Indien het beschikbare budget onvoldoende is om aan alle voorgedragen festivals een organisatiebijdrage toe te kennen, wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding van festivals over de landsdelen. Waar dat niet goed mogelijk is, kan het bestuur het aantal festivals dat wordt ondersteund op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en het aantal inwoners van het landsdeel meewegen.

Artikel 2.7. Besluit

Het bestuur informeert de aanvrager binnen 26 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies, wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden.

Paragraaf 3. Meerjarige festivalsubsidie: programmeringsbijdrage

Artikel 3.1. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor een programmeringsbijdrage kan worden ingediend voor het organiseren van een festival op het gebied van de professionele podiumkunsten dat minimaal eenmaal per twee jaar plaatsvindt.

Artikel 3.2. Instapeisen

  • 1 Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een programmeringsbijdrage dient te kunnen aantonen dat hij minimaal twee edities van het betreffende festival heeft georganiseerd.

  • 2 Een aanvrager dient aan te tonen dat het bedrag aan programmeringskosten in de periode 2022-2023 per editie gemiddeld minimaal € 50.000 bedroeg.

  • 3 In afwijking van het tweede lid geldt:

    • a. voor jaarlijkse festivals waarvan in de periode 2022-2023 slechts één editie is gerealiseerd vanwege covid-19-maatregelen in het eerste kwartaal van 2022: een aanvrager dient aan te tonen dat het bedrag aan programmeringskosten gemiddeld minimaal € 50.000 per editie bedroeg, berekend over de in de periode 2022-2023 gerealiseerde editie van het festival en de laatste gerealiseerde representatieve editie van het festival vóór 1 januari 2022;

    • b. voor tweejaarlijkse festivals waarvan in de periode 2022-2023 één editie is gerealiseerd: een aanvrager dient aan te tonen dat het bedrag aan programmeringskosten gemiddeld minimaal € 50.000 per editie bedroeg, berekend over de in de periode 2022-2023 gerealiseerde editie van het festival en de laatste gerealiseerde representatieve editie van het festival vóór 1 januari 2022;

    • c. voor tweejaarlijkse festivals waarvan in de periode 2022-2023 geen editie kon worden gerealiseerd vanwege covid-19-maatregelen in het eerste kwartaal van 2022: een aanvrager dient aan te tonen dat het bedrag aan programmeringskosten gemiddeld minimaal € 50.000 per editie bedroeg, berekend over de laatste twee gerealiseerde representatieve edities van het festival vóór 1 januari 2022;

    • d. voor festivals waarvan in januari 2024 de tweede editie is gerealiseerd: een aanvrager dient aan te tonen dat het bedrag aan programmeringskosten gemiddeld minimaal € 50.000 per editie bedroeg, berekend over de in de periode 2022-2023 gerealiseerde editie van het festival en de in januari 2024 gerealiseerde editie van het festival.

  • 4 Het bestuur kan besluiten een aanvraag die niet voldoet aan het vereiste uit het tweede of het derde lid in behandeling te nemen als sprake is van een beperkt verschil tussen het bedrag aan werkelijke programmeringskosten en de vereiste programmeringskosten.

  • 5 Een aanvrager zendt complete programmagegevens en jaarrekeningen over de jaren 2022 en 2023 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds Podiumkunsten. De jaarrekening 2023 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk 30 april 2024 is ontvangen. Aanvragers als bedoeld in het derde lid zenden complete programmagegevens en jaarrekeningen over de jaren waarin de laatste twee edities van het festival zijn gerealiseerd mee.

  • 6 Een aanvrager dient ook te voldoen aan de volgende vereisten:

    • a. De aanvrager dient aan te tonen dat:

      • i. het bestuur dan wel de raad van toezicht bestaat uit minimaal drie personen die onafhankelijk toezicht houden op de activiteiten;

      • ii. er een directiereglement dan wel reglementen voor bestuur en raad van toezicht zijn, waarin afspraken zijn gemaakt over de taak-, verantwoordelijksheids- en bevoegdheidsverdeling;

      • iii. de aanvrager een procedure heeft vastgelegd in het geval er sprake is van (mogelijke) belangenverstrengeling bij een van de leden van de directie, het bestuur of de raad van toezicht.

    • b. In het kader van de toepassing van de Fair Practice Code dient een aanvrager zijn beloningsbeleid, met inachtneming van fair pay, openbaar te hebben gemaakt.

  • 7 Het bestuur kan besluiten om een aanvraag die niet voldoet aan de vereisten uit het zesde lid in behandeling te nemen als de aanvrager slechts in beperkte mate niet voldoet aan deze vereisten. Het bestuur kan in dat geval voorwaarden verbinden aan het besluit om de aanvraag te honoreren. Dit is afhankelijk van de mate waarin de aanvraag niet voldoet aan de vereisten uit het zesde lid.

Artikel 3.3. Beoordeling

  • 1 Aanvragen voor een programmeringsbijdrage worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a) artistieke positie;

    • b) publieksfunctie;

    • c) inbedding.

  • 2 In de toelichting op deze regeling zijn de criteria en de wijze waarop de adviescommissies de criteria wegen, uitgewerkt.

Artikel 3.4. Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de programmeringsbijdrage wordt bepaald op basis van de programmeringskosten aan de hand van het volgende overzicht:

     

    I.

    Programmeringskosten € 50.000 tot € 100.000

    € 32.000

     

    II.

    Programmeringskosten € 100.000 tot € 200.000

    € 49.000

     

    III.

    Programmeringskosten € 200.000 tot € 300.000

    € 65.000

     

    IV.

    Programmeringskosten € 300.000 tot € 400.000

    € 97.000

     

    V.

    Programmeringskosten € 400.000 en hoger

    € 130.000

    Deze bedragen zijn per jaar op basis van prijspeil 2023 en kunnen worden geïndexeerd. Het percentage indexatie zal dan gelijk zijn aan het percentage indexatie van de instellingssubsidie van het Fonds Podiumkunsten door het Ministerie van OCW.

  • 2 De programmeringskosten als bedoeld in het eerste lid worden bepaald op basis van de financiële gegevens van de laatste twee edities van het festival.

  • 3 Het bestuur kan ten nadele van de subsidieontvanger afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien een strikte toepassing hiervan zou leiden tot een kennelijk onredelijk resultaat.

Paragraaf 4. Meerjarige festivalsubsidie: organisatiebijdrage

Artikel 4.1. Waarvoor kan worden aangevraagd

Onverminderd het bepaalde artikel 3.1 van de regeling, kan een aanvullende organisatiebijdrage worden aangevraagd voor festivals die van betekenis zijn voor de landelijke culturele infrastructuur.

Artikel 4.2. Instapeisen

  • 1 Een aanvrager die mede aanvraagt voor de organisatiebijdrage dient, onverminderd het bepaalde in artikel 3.2 van de regeling, te kunnen aantonen dat de artistieke en zakelijke verantwoordelijkheden niet bij dezelfde personen belegd zijn en dat dit in de komende periode ook niet het geval zal zijn.

  • 2 Het bestuur kan besluiten om een aanvraag die niet voldoet aan het vereiste uit het eerste lid in behandeling te nemen als de aanvrager slechts in beperkte mate niet voldoet aan dat vereiste. Het bestuur kan in dat geval voorwaarden verbinden aan het besluit om de aanvraag te honoreren. Dit is afhankelijk van de mate waarin de aanvraag niet voldoet aan het vereiste uit het eerste lid.

  • 3 Aanvragers kunnen alleen worden voorgedragen voor een aanvullende bijdrage uit het budget voor een organisatiebijdrage indien zij voldoen aan de volgende vereisten:

    • a. de adviescommissie van het betreffende landsdeel heeft positief geadviseerd over de aanvraag voor de programmeringsbijdrage;

    • b. de aanvrager kan aantonen dat gemeente(n) of provincie(s) jaarlijks gemiddeld een financiële bijdrage doen van ten minste € 100.000;

    • c. de aanvrager kan aantonen dat de totale lasten bij de laatste twee edities van het festival jaarlijks gemiddeld ten minste € 500.000 bedroegen.

Artikel 4.3. Voordracht

  • 1 Een beperkt aantal festivals komt in aanvulling op de bijdrage in de programmeringskosten in aanmerking voor een organisatiebijdrage.

  • 2 De adviescommissies doen hun voordracht op basis van de mate waarin een festival van betekenis is voor de landelijke culturele infrastructuur. In de toelichting op deze regeling is dit criterium en de wijze waarop de adviescommissies dit criterium wegen, uitgewerkt.

Artikel 4.4. Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de organisatiebijdrage wordt bepaald aan de hand van het volgende overzicht:

     

    I.

    Totale lasten tot € 500.000

    Geen bijdrage

     

    II.

    Totale lasten € 500.000 tot € 1.000.000

    Maximaal € 150.000

     

    III.

    Totale lasten € 1.000.000 en hoger

    Maximaal € 300.000

    Deze bedragen zijn per jaar op basis van prijspeil 2023 en kunnen worden geïndexeerd. Het percentage indexatie zal dan gelijk zijn aan het percentage indexatie van de instellingssubsidie van het Fonds Podiumkunsten door het Ministerie van OCW.

  • 2 De totale lasten als bedoeld in het eerste lid worden bepaald op basis van de financiële gegevens van de laatste twee edities van het festival.

  • 3 Voor zover de subsidieontvanger valt in categorie II of III als bedoeld in het eerste lid, dient deze in zijn aanvraag te vermelden welk bedrag aan financiële bijdragen van gemeente(n) of provincie(s) hij verwacht te ontvangen gemiddeld over de periode 2025-2028, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de regeling.

  • 4 Het bestuur kan ten nadele van de subsidieontvanger afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien een strikte toepassing hiervan zou leiden tot een kennelijk onredelijk resultaat.

Paragraaf 5. Verplichtingen en verantwoording

Artikel 5.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds Podiumkunsten op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten en stuurt exemplaren van drukwerk dat betrekking heeft op de gesubsidieerde activiteiten aan het Fonds Podiumkunsten. Daarnaast levert de subsidieontvanger minstens twee rechtenvrije foto’s aan, die het Fonds Podiumkunsten met naamsvermelding mag gebruiken in zijn communicatie-uitingen.

  • 3 Voor zover de subsidieontvanger een organisatiebijdrage ontvangt, dient deze aan te tonen dat de financiële bijdragen van gemeente(n) of provincie(s) gemiddeld over de periode 2025-2028 minimaal even hoog zijn als de door het Fonds Podiumkunsten toegekende organisatiebijdrage.

  • 4 Voor zover de subsidieontvanger een organisatiebijdrage ontvangt, dient deze aan te tonen dat de solvabiliteit minimaal hoger is dan 0,50 op 31 december in de jaren 2024, 2025, 2026, 2027 en 2028. Hiertoe dient de subsidieontvanger over deze jaren ieder jaar de jaarrekening aan het Fonds Podiumkunsten te sturen.

  • 5 Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in de leden een tot en met vier opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.

Artikel 5.2. Verantwoording

  • 1 De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 mei een inhoudelijke en financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar.

  • 2 De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3 De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting.

  • 4 De financiële verantwoording van aanvragers die een subsidie van minstens € 160.001 per jaar ontvangen, dient vergezeld te gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 5 Voor het bepalen van het toepasselijke verantwoordingsregime geldt als peildatum de datum waarop het besluit op de aanvraag is genomen.

  • 6 Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de inrichting van de verantwoording.

Artikel 5.3. Vaststelling subsidie

Het bestuur stelt binnen 22 weken na de laatste verantwoordingstermijn van de subsidieperiode als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 van de regeling, de subsidie vast op basis van de inhoudelijke en financiële verantwoordingen over de respectievelijke jaren.

Artikel 5.4. Reserveringen

  • 1 Voor zover het bedrag van een verleende subsidie na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het bepaalde in deze regeling niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt, kan het worden gereserveerd. De aldus gereserveerde middelen kunnen uitsluitend worden besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.

  • 2 Het bestuur kan voor een of meer subsidieontvangers of voor een categorie subsidieontvangers een maximaal percentage van de verleende subsidie of een maximaal bedrag vaststellen waarboven het totaal van de reservering, bedoeld in het eerste lid, niet uitkomt.

Paragraaf 6. Overige bepalingen

Artikel 6.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling meerjarige festivalsubsidies Fonds Podiumkunsten 2025-2028.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d. 11 oktober 2023

V.C.W.M. van Hulst,

directeur‑bestuurder

Naar boven