R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 24-10-2023 t/m 22-04-2024

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 oktober 2023, nr. 41107325, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor technologiedomeinen voor de Einstein Telescope (R&D regeling technologiedomeinen Einstein Telescope)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvrager: organisatie die, al dan niet namens een consortium, optreedt als aanvrager van de subsidie;

  • AGVV: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187/1);

  • arm’s length-voorwaarde: voorwaarde tussen verschillende rechtspersonen die zijn aangegaan volgens het zakelijkheidsbeginsel zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel 39bis, van de AGVV;

  • consortium: samenwerkingsverband tussen ten minste twee niet aan elkaar gelieerde partijen;

  • consortiumovereenkomst: schriftelijke ondertekende overeenkomst waarin de afspraken van het consortium met betrekking tot het project zijn vastgelegd;

  • Einstein Telescope: nog te bouwen geavanceerd observatorium voor zwaartekrachtsgolven;

  • experimentele ontwikkeling: activiteiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de AGVV;

  • fundamenteel onderzoek: activiteiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 84, van de AGVV;

  • industrieel onderzoek: activiteiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de AGVV;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/9);

  • project: geheel van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten dat aansluit bij het doel van deze regeling, bedoeld in artikel 3 en waarvoor subsidie wordt gevraagd op grond van deze regeling;

  • technologiedomein: kennisgebied waarbinnen in het kader van de mogelijke bouw van de Einstein Telescope ontwikkeling en toepassing van innovaties nodig zijn.

Artikel 3. Doel van de regeling

De regeling heeft als doel eraan bij te dragen dat de voor de Einstein Telescope relevante technologiedomeinen worden (door)ontwikkeld, om daarmee het hightech bedrijfsleven de mogelijkheid te bieden zich te positioneren op potentiële directe en indirecte valorisatie-effecten en om bij te dragen aan een optimaal innovatief ecosysteem voor de Einstein Telescope, mede om daarmee de kans te maximaliseren dat de Einstein Telescope in de Euregio Maas-Rijn kan worden gerealiseerd. Daartoe worden op grond van deze regeling subsidies verstrekt aan kwalificerende aanvragers voor het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, voor technologiedomeinen die relevant zijn voor de Einstein Telescope.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten binnen een project:

  • a. het uitvoeren van fundamenteel onderzoek;

  • b. het uitvoeren van industrieel onderzoek of;

  • c. het uitvoeren van experimentele ontwikkeling.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kosten zijn overeenkomstig artikel 25, derde lid, van de AGVV, subsidiabel:

    • a. personeelskosten: voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel, voor zover het desbetreffende personeel zich met het onderzoeksproject bezighoudt;

    • b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover zij worden gebruikt voor het project.

    • c. kosten van gebouwen en gronden voor zover zij worden gebruikt voor het project, waarbij:

      • 1°. de kosten voor gebouwen zijn beperkt tot de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen; en

      • 2°. de kosten voor gronden worden berekend aan de hand van de kosten voor commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalskosten.

    • d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden zijn overeengekomen voor zover deze zijn gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2 Kosten zijn subsidiabele na afloop van de openstellingsperiode van het technologiedomein als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 3 Kosten zijn uitsluitend subsidiabel als deze aantoonbaar en direct zijn gerelateerd aan de subsidiabele activiteiten en de doelstelling van deze regeling en noodzakelijk voor de uitvoering van het project.

  • 4 Wanneer de kosten zoals genoemd in het eerste lid niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd.

Artikel 6. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt per aanvraag ten minste € 125.000,00.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. 100% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op uitsluitend fundamenteel onderzoek;

    • b. 50% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • c. 25% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 3 De minister verhoogt de in het tweede lid onder b en c genoemde percentages als voldaan is aan de in artikel 25, vijfde tot en met zevende lid, van de AGVV bedoelde voorwaarden, met:

    • a. 10 procentpunten, indien de aanvrager een middelgrote onderneming zoals bedoeld in de AGVV is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door deze middelgrote onderneming;

    • b. 20 procentpunten, indien de aanvrager een kleine onderneming zoals bedoeld in de AGVV is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door deze kleine onderneming.

    • c. 15 procentpunten, indien voldaan wordt aan ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid AGVV.

Artikel 7. Aanvrager

  • 1 De subsidie wordt verleend aan en verantwoord door de aanvrager.

  • 2 Op de aanvrager rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 8. Subsidieaanvraag

  • 1 De aanvrager kan subsidie aanvragen gedurende de openstellingsperiode voor een technologiedomein.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie kan uitsluitend worden ingediend gedurende een door de minister opengestelde aanvraagperiode zoals aangekondigd in bijlage 2. Aanvragen die worden ingediend na afloop van een openstellingsperiode worden afgewezen.

  • 3 De subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister beschikbaar is gesteld.

  • 4 Het aanvraagformulier gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting.

  • 5 Indien een aanvraag wordt ingediend namens een consortium, wordt bij de aanvraag tevens een consortiumovereenkomst ingediend, die ten minste voldoet aan de volgende criteria:

    • a. de samenwerkende partijen binden zich op basis van een gezamenlijk plan een bijdrage willen leveren en aan de doelstelling van deze regeling;

    • b. in de consortiumovereenkomst wordt de beoogde start- en einddatum van het project benoemd;

    • c. de samenwerkende partijen leggen de gemaakte inhoudelijke en financiële afspraken voor de samenwerking in het project schriftelijk vast;

    • d. de samenwerkende partijen leggen de gemaakte afspraken voor wat betreft intellectuele-eigendomsrechten vast binnen de kaders zoals aangegeven in bijlage 3;

    • e. de samenwerkende partijen machtigen de aanvrager om de subsidie namens hen aan te vragen en (tussentijds) te verantwoorden;

    • f. de samenwerkende partijen verbinden zich te voldoen aan het gevraagde subsidiebesluit en bijbehorende rapportage- en verantwoordingsverplichtingen en andere uit de subsidierelatie voortvloeiende subsidieverplichtingen en verantwoordelijkheden.

Artikel 9. Beoordeling

  • 1 De minister besluit over een subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 8 aan de hand van de volgende criteria:

    • a. aansluiting bij het technologiedomein van de openstelling;

    • b. economisch perspectief:

    • c. kwaliteit van de aanvrager of het consortium; en

    • d. kwaliteit van het activiteitenplan en de begroting.

  • 2 De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in het beoordelingskader, dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Subsidie wordt slechts verleend indien alle criteria tenminste als voldoende worden beoordeeld.

Artikel 10. Rangschikking aanvragen

  • 1 De aanvragen worden gerangschikt volgens de systematiek zoals bedoeld in Bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2 Indien door toekenning van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen met betrekking tot een bepaald technologiedomein het toepasselijke subsidieplafond zou worden overschreden, kent de minister subsidie toe, op basis van de in het eerste lid bedoelde rangschikking in volgorde van de hoogst gerangschikte aanvragen.

Artikel 11. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 12.085.000,00 beschikbaar. Van dit bedrag is voor het technologiedomein:

    • a. Trillingsvrij koelen een bedrag van € 2.585.000,00 beschikbaar;

    • b. Vacuümtechnologie een bedrag van € 2.000.000,00 beschikbaar;

    • c. Trillingsdemping een bedrag van € 2.750.000,00 beschikbaar;

    • d. Optica een bedrag van € 2.500.000,00 beschikbaar; en

    • e. Thermische deformaties een bedrag van € 2.250.000,00 beschikbaar.

  • 2 De minister stelt per openstellingsperiode een subsidieplafond vast en werkt de technologiedomeinen per openstelling uit als bijlage 2 bij deze regeling die door wijziging van deze regeling aan deze regeling zal worden gevoegd.

Artikel 12. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd, indien:

  • a. ten aanzien van de aanvrager of één of meer van de deelnemers aan het desbetreffende consortium een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV;

  • b. de aanvrager of één of meer van de deelnemers aan het desbetreffende consortium doelen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet of de openbare orde;

  • c. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed of bijdragen aan het doel waarvoor de subsidie is bedoeld;

  • d. een aanvraag inhoudelijk overwegend overlapt met een hoger gerangschikte aanvraag na rangschikking op grond van artikel 10.

Artikel 13. Verplichtingen subsidie

Aan de aanvrager worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de aanvrager start uiterlijk binnen zes maanden na verlening van de subsidie met de projectactiviteiten;

  • b. de aanvrager voert de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt uit binnen drie kalenderjaren, gerekend vanaf het moment van subsidieverlening;

  • c. de aanvrager rapporteert na zes maanden na verlening van de subsidie en vervolgens in ieder geval jaarlijks over de start en de voortgang van het project;

  • d. de aanvrager verspreidt de resultaten van de subsidiabele activiteiten waar geen intellectuele-eigendomsrechten op rusten ruim, via conferenties, publicaties, open access-repositories of gratis of opensource-software;

  • e. de aanvrager verplicht zich desgevraagd mee te werken aan publicaties en publiciteitsactiviteiten in het kader van deze regeling;

  • f. uiterlijk tot vijf jaar na de het moment van subsidievaststelling is de aanvrager verplicht desgevraagd mee te werken aan rapportages en onderzoeksdoeleinden, monitoring en evaluaties;

  • g. de aanvrager is verplicht om in het geval van een publicatie over het project de tekst ‘mede ondersteund door de ‘R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope’ te vermelden.

Artikel 14. Subsidievaststelling

  • 1 Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een modelformulier dat daartoe door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 De aanvrager legt, overeenkomstig artikel 1.5, onderdeel d, en 7.8 van de Kaderregeling, rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, inclusief een controleverklaring opgesteld door een accountant.

  • 3 Indien de aanvrager een bekostigde onderwijsinstelling is, wordt de financiële verantwoording over de verleende subsidie, in afwijking van het eerste en tweede lid, gedaan in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 2. De verantwoording gaat tevens vergezeld van een activiteitenverslag.

  • 4 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend op grond van deze regeling.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage 1. Beoordeling aanvragen

Deze bijlage hoort bij de artikel 9 en 10 van de R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope.

In de R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope is opgenomen dat de aanvragers per technologiedomein en binnen een vast te stellen periode aanvragen kunnen indienen. De minister beoordeelt de aanvragen op grond van een aantal beoordelingscriteria zoals in de regeling zijn opgenomen. In deze bijlage is uitgewerkt hoe de aanvragen beoordeeld worden en worden de beoordelingscriteria nader uitgelegd. Iedere subsidieaanvraag wordt beoordeeld op basis van het aanvraagformulier (plus bijlagen) aan de hand van de beoordelingscriteria die in dit artikel zijn opgenomen.

Om de besluitvorming zorgvuldig voor te bereiden heeft de minister een groep van deskundige partijen samengesteld om de aanvragen te toetsen aan de beoordelingscriteria die in deze regeling zijn vastgesteld. In deze bijlage wordt de groep aangeduid als de begeleidingsgroep. De leden van deze groep zijn onafhankelijk en de namen van de begeleidingsgroep staan gepubliceerd op de website waar de regeling is aangekondigd.

Bij de beoordeling gaat LIOF uit van de onderstaande scores.

Duiding van de scores

0 Slecht

1 Onvoldoende

2 Voldoende

3 Goed

4 Zeer goed

De minister kent totaalscores toe aan de verschillende beoordelingscriteria. Hieronder staat een beschrijving van de beoordelingscriteria:

  • Aansluiting bij technologiedomein:

    • Mate waarin het project aansluit bij en bijdraagt aan het specifieke technologiedomein.

  • Economisch perspectief:

    • Mate van het economisch perspectief van de innovatie richting Einstein Telescope

    • Mate van toekomstige verwaarding naar andere productmarktcombinaties (binnen en buiten de deelnemende partijen).

  • Kwaliteit van de aanvrager of het consortium:

    • De aanwezigheid van de benodigde expertise van de aanvrager of leden van het consortium voor een effectieve uitvoering van het project.

    • De mate van samenhang van de partners.

    • De aanvraag krijgt meer punten naarmate de kwaliteit van de R&D-samenwerking hoger is. Dit moet ten minste blijken uit hoe de deelnemers elkaar aanvullen, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie.

  • Kwaliteit projectplan:

    • Degelijkheid en haalbaarheid van het projectplan.

    • Verhouding tussen het projectbudget, de verdeling ervan tussen de partners en de geplande activiteiten (prijs/kwaliteitverhouding van het plan).

Voor elk beoordelingscriterium zoals hierboven genoemd kent elk lid van de eerdergenoemde begeleidingsgroep punten toe op een schaal van 0 tot en met 4. De minister berekent het ongewogen gemiddelde van alle vier beoordelingscriteria. Als het project op één van de beoordelingscriteria lager scoort dan een ongewogen gemiddelde van 2 (waarbij wordt afgerond op 1 decimaal), komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

De minister berekent vervolgens de totaalscore door de (afgeronde, ongewogen) gemiddelde score voor elk beoordelingscriterium bij elkaar op te tellen. De projecten met de hoogste totaalscores ontvangen de subsidie. Als meerdere subsidieaanvragen dezelfde gemiddelde beoordeling hebben, dan bepaalt de minister op basis van loting welke partij voor subsidie in aanmerking komt.

Het Limburgs Instituut voor Ontwikkeling en Financiering (LIOF) is belast met de uitvoering van de regeling en is gemandateerd te besluiten op de aanvragen en is verantwoordelijk voor de organisatie van de beoordeling.

Bijlage 2. – Technologiedomein

Deze bijlage hoort bij de artikelen 8 en 11 van de R&D regeling technologiedomeinen Einstein Telescope

Openstelling Trillingsvrij koelen

De openstellingstermijn, zoals bedoeld in artikel 8, lid 1 van de R&D regeling technologiedomeinen Einstein Telescope voor het technologiedomein Trillingsvrij koelen loopt vanaf het moment van publicatie van deze R&D regeling tot en met 24 november 2023 om 23:59.

Het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 11, lid 2 van de R&D regeling technologiedomeinen Einstein Telescope bedraagt € 2.585.000,00

Uitwerking technologiedomein Trillingsvrij koelen

  • 1. Introductie

    Om de Einstein Telescope mogelijk te kunnen maken moeten er manieren komen om grote spiegels tot 10K trillingsvrij te koelen. In deze openstelling kunnen partijen aanvragen indienen voor projecten die bijdragen aan de ontwikkeling en kwalificatie van trillingsvrije koelingseenheden die gekoppeld kunnen worden aan een Einstein Telescope-achtige omgeving. Deze eenheden moeten tevens voorzien in de strenge lage trillingsvereisten die nodig zijn voor het realiseren van de Einstein Telescope. Hieronder staat een nadere toelichting.

  • 2. Uitdaging samengevat

    De geplande strategie voor de koeling van de spiegels in een Einstein Telescope is een combinatie van cryo-koelers met ultra-lage trillingen, actieve trillingsisolatie van de cryo-cooler cold head en thermische verbinding met lage stijfheid om deze te verbinden met de cryogene payload.

  • 3. Uitdaging van de trillingvrije koelunits in meer detail

    De Einstein Telescope (ET) zal naar verwachting drie detectoren moeten hebben met kernoptieken die werken bij 10K. Om deze reden zullen er 12 UHV cryostaten met een groot volume (10m3) moeten worden gebouwd, die elk een cryogene payload omringen die bestaat uit een spiegel (200kg massa, monokristallijn siliciumsubstraat met een diameter van 450 mm) en de ophanging en besturing daarvan.

    Na de initiële afkoeling moet de bedrijfstemperatuur van de payload alleen worden gehandhaafd via geleiding door thermische verbindingen met een zeer lage stijfheid (heat links), om ervoor te zorgen dat de prestaties van de telescoop niet worden beïnvloed door trillingen van de cryogene installatie. In dit scenario is de beschikbaarheid van ultralage cryokoelers en actieve trillingsisolatoren die compatibel zijn met de UHV-omgeving bij lage temperaturen essentieel.

    De in bestaande installaties (bijvoorbeeld een bestaand Japans observatorium voor zwaartekrachtgolven genaamd KAGRA) bereikte ruis van de cryogene installatie en bleken niet compatibel met de eisen van de Einstein Telescope zoals die nu bekend zijn. Om die reden zijn er stillere cryokoelers en beter presterende trillingsisolatie voor de warmteverbindingen nodig. Dat is waar deze openstelling voor trillingsvrij koelen zich op richt.

    Een koeleenheid zal uiteindelijk in een opzet voor een Einstein Telescope moeten komen. Hieronder staat een schematische weergave hiervan. Dit is bij de huidige kennis het Europese ontwerp waarnaar gestreefd wordt. De positie van de koeler is hieronder weergegeven (zie rode kadering):

    Bijlage 271056.png
  • 4. Specifieke doelstelling voor deze openstellng

    In deze openstelling kunnen partijen een aanvraag indienen voor R&D-projecten die bijdragen aan de oplossing voor deze bovenstaande uitdaging. Het beoogde project moet in ieder geval het volgende bevatten:

    • Het ontwerp en productie van drie prototypes van koelunits op een niveau dat compatibel is met cryogene spiegel ruisverplaatsingen van gelijk of lager dan 10-18m/sqrt(Hz) bij Hz.

    • Elke koeleenheid moet in drie fasen koelvermogen kunnen leveren, waarbij in minder dan vier weken 10K, 20K en 50K (of lager) worden bereikt, waarna stabiele bedrijfsomstandigheden worden bereikt met de volgende koelvermogens:

      • Minimaal 50 mW bij een temperatuur onder 10K

      • Minimaal 0,5 W bij een temperatuur onder 20K

      • Minimaal 2,5 W bij een temperatuur onder 50K

    • De thermische massa van de drie bovengenoemde fasen is respectievelijk:

      • 8 kg silicium, 20 kg koper en 40 kg aluminium

      • 40 kg aluminium

      • 130 kg aluminium

    • Onder bedrijfsomstandigheden moeten de trillingen op het niveau van de cold finger (contactpunt met spiegelophanging) lager zijn dan 2x10-8m/sqrt(Hz) voor alle frequenties boven 1 Hz en onder 5x10-6m rms. Tijdens de afkoelperiode gelden er geen strenge trillingseisen.

    • De te ontwikkelen koeleenheid moet compatibel zijn met vloeibare stikstof als backend-koelbron.

    • De koelunits dienen te kunnen functioneren in een geïntegreerd systeem. Als onderdeel van deze aanvraag dient de aanvrager deze geïntegreerde werking te kwalificeren en valideren.

  • 5. Context van het technologiedomein trillingsvrij koelen

    Hieronder is de context weergegeven waarin de trillingsvrije koeleenheid gaat opereren.

    Waarneming van zwaartekrachtgolven is alleen mogelijk als de trilling van de spiegels miljarden keren wordt verminderd in vergelijking met de huidige stilste onderzoekslaboratoria.

    Hoewel deze uitstekende prestaties met de huidige detectoren bij kamertemperatuur zijn bereikt, brengt de werking onder cryogene temperaturen nieuwe uitdagingen met zich mee en is de controle en beheersing van geïntroduceerde trillingen van cruciaal belang. De geplande strategie voor de koeling van de spiegels is een combinatie van cryo-koelers met ultra-lage trillingen, actieve trillingsisolatie van de cryo-cooler cold head en koude overbrengingen met lage stijfheid om deze te verbinden met de cryogene payload.

    Er is gekozen voor een mono-kristallijne silicium vezels voor de ophanging van de ET-kernoptieken, omdat dit materiaal de beste prestaties levert in termen van hoog efficiënte warmte-extractie uit de spiegel bij 10K en de laagst mogelijke mechanische demping, een eigenschap die cruciaal is om de wetenschappelijke doelen te bereiken van het project.

    Binnen dit domein zijn onder andere deze uitdagingen te onderkennen:

    • Spiegel gekoeld tot cryogene temperatuur, vrijwel zonder mechanisch contact: spiegel opgehangen in UHV-omgeving via vier dunne en lange vezels;

    • Grote onderdrukking van trillingen afkomstig van de cryogene koeler;

    • Verkorting van de afkoeltijd voor een hogere werkcyclus van de telescoop;

    • Ontwikkeling en productie van mono kristallijne silicium vezels;

    • Beheersing van ijsfilmvorming op het spiegeloppervlak.

    De projecten moeten zijn gericht op de volgende verbeteringen:

    • De saffiervezels die in KAGRA worden gebruikt zijn niet ideaal voor ET omdat de thermische geleidbaarheid van het materiaal aanzienlijk daalt onder 20K. Silicium is een beter materiaal in termen van thermische eigenschappen en mechanische demping. De productie is op dit moment de grootste uitdaging op weg naar een praktische implementatie.

    • De ET cryogene payload zal een paar honderd kg massa toevoegen (bijna een factor 10 groter dan in KAGRA) om tot 10K afgekoeld te worden. Methoden en technologieën (coatings met hoge emissiviteit, stralingswarmtewisselaars met hoog rendement, enz.) om de afkoeltijd te minimaliseren zijn van het grootste belang om de telescoop een hoge inschakelduur te garanderen.

    • Standaard superisolatie (MLI of vergelijkbaar) is niet compatibel met de spiegelomgeving vanwege de vereisten voor vervuiling. Er moet worden gezocht naar een alternatieve ontwerpoplossing.

    • Dunne ijslaagvorming (nanometerniveau) op het spiegeloppervlak zal naar verwachting de prestaties van de telescoop verminderen. Er moeten methoden en strategieën worden ontwikkeld om de ijsvorming te minimaliseren en het oppervlak periodiek te regenereren.

  • 6. Gerelateerde projecten

    In een aantal gerelateerde projecten is reeds vooronderzoek gedaan naar deze technologie:

    • ET Technologies: In dit project is gerelateerd aan trillingsvrij koelen gewerkt aan de koude aansluiting van koeler naar vacuümsysteem en de cold finger van koude leidingen naar spiegel.

    • E-TEST: In dit project is gerelateerd aan trillingsvrij koelen gewerkt aan het cryo shield en de spiegelophanging.

    • ETpathfinder: In dit project – tevens de R&D faciliteit voor de Einstein Telescope – kan de opstelling worden geïntegreerd en getest.

Bijlage 3. – Kaders intellectueel eigendom in de consortiumovereenkomst

Deze bijlage hoort bij artikel 8, vijfde lid, onderdeel d, van de R&D-regeling technologiedomeinen Einstein Telescope

De samenwerkende partijen leggen afspraken vast met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten, en daarmee verband houdende toegangsrechten. De toekenning van de rechten is een passende afspiegeling van de werkpakketten, bijdragen en respectieve belangen van de samenwerkende participanten.

Er wordt vastgelegd welke partij de rol van IP coördinator op zich neemt.

Tevens worden afspraken gemaakt over i) het eigenaarschap van en toegang tot achtergrondkennis, zijgrondkennis en voorgrondkennis; ii) de kostenverdeling met betrekking tot het creëren en onderhouden van de portfolio van intellectuele-eigendomsrechten; iii) de keuzes die gemaakt zullen worden met betrekking tot de geheimhouding en beveiliging van informatie, alsmede de besluitvorming met betrekking tot het publiceren dan wel patenteren van nieuwe resultaten; iv) beëindiging en overdraagbaarheid van eigenaarschap van intellectuele-eigendomsrechten binnen het consortium; v) het toetreden van nieuwe partijen tot het consortium; vi) geschilbeslechtingsregelingen.

Tenslotte worden er afspraken vastgelegd over het gebruik en exploitatie van voorgrondkennis. Hierbij valt o.a. te denken aan het gebruik voor onderzoeksdoeleinden door (andere) participanten, commercieel gebruik van voorgrondkennis door participanten, en gebruik van voorgrondkennis voor commercieel gebruik door derden.

Naar boven