Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 28-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 14-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg

NR/REG-2418a
Vastgesteld op 6 november 2023

Gelet op artikel 27, 36, 37, 38, 40 lid 4, 62 en 68 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bevoegd tot het stellen van regels op het gebied van de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • Acute-ggz-historie: Patiënt heeft op enig moment in de 365 dagen voorafgaande aan het typeringsmoment een interventie door of namens een GMAP-regievoerder acute zorg.

  • AGB-code regiebehandelaar: De AGB-code op persoonsniveau van de regiebehandelaar onder wiens verantwoordelijkheid de zorg geleverd en in rekening gebracht wordt.

  • AGB-code verwijzer: De AGB-code van de verwijzende zorgverlener (natuurlijk persoon). Dit moet de AGB-code op persoonsniveau zijn. Indien de verwijzer een waarnemend huisarts is, mag ook de AGB-code op instellings- of praktijk niveau gebruikt worden.

  • AGB-code zorgaanbieder: De AGB-code op instellings- of praktijk-niveau van de zorgaanbieder waar de zorg geleverd is.

  • AGB-code zorgverlener: De AGB-code op persoonsniveau van de zorgverlener die de zorg geleverd heeft.

  • Audittrail: Vastlegging van het spoor van gegevens van basisgegeven naar eindgegeven en omgekeerd.

  • Consult: Direct, ononderbroken en zorginhoudelijk contact tussen zorgverlener en (forensische) patiënt en/of naaste(n) van de patiënt. Met ononderbroken wordt bedoeld dat het niet is toegestaan om zonder zorginhoudelijke reden consulten op te delen.

  • Contact: Een zorginhoudelijk en ononderbroken interactie. Een contact kan zowel ‘face-to-face’, telefonisch, ‘screen-to-screen’ als ‘bit-to-bit’ plaatsvinden.

  • Contractnummer (FZ): Het contractnummer dat is uitgegeven bij de contractering van de Forensische Zorg.

  • Declaratie: Uitkomst van het declareren, het in rekening brengen van geneeskundige ggz en of fz al dan niet via een papieren nota of elektronische variant zowel aan patiënt zelf als zonder tussenkomst van patiënt rechtstreeks aan diens zorgverzekeraar.

  • DSM-5 classificatie: Classificatie conform de DSM-5-TR, het internationaal classificatiesysteem voor psychische stoornissen. Waar in deze regeling naar de DSM-5 wordt verwezen, wordt daarmee de DSM-5-TR bedoeld (de opvolger van de DSM-5). Gebruik van de DSM-5-TR op grond van deze regeling valt onder licentie van de Nederlandse Staat ten behoeve van het Zorgprestatiemodel. Bij het gebruik van de DSM-5-TR op grond van deze regeling hoort de volgende copyright notice.

    Looptijd: 2022, 2023, 2024.

    De Nederlandse Staat heeft tot en met 31 december 2024 een licentie op het gebruik van de DSM-5(-TR) classificatie ten behoeve van het Zorgprestatiemodel verkregen van Boom uitgevers Amsterdam BV.

    Boom uitgevers Amsterdam BV

    Prinsengracht 747–751

    Postbus 15970

    1001 NL Amsterdam

    sales@boom.nl

    www.boom.nl

    Reprinted with permission © 2000–2022 American Psychiatric Association, p/a Uitgeverij Boom, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden

    *DSM, DSM-5 and DSM-5-TR are registered trademarks of the American Psychiatric Association, and are used with permission herein. Use of these terms is prohibited without permission of the American Psychiatric Association. Use of this trademark does not constitute endorsement of this product by the American Psychiatric Association.

  • DSM-hoofdgroep: Naam van de groep waaronder de geclassificeerde primaire diagnose valt. De ggz en fz kennen een eigen lijst; in Bijlage 1 bij deze regeling worden de DSM-hoofdgroepen opgesomd. Bijlage 1 is een integraal onderdeel van deze regeling. De indeling baseert grotendeels op de hoofdstukindeling van de DSM-5.

  • Forensische zorg: Zorg als omschreven bij of krachtens artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg.

  • Geneeskundige ggz: Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet.

  • Geadviseerde zorgvraagtype: Numerieke uitkomst van de zorgvraagtypering via één van de volgende routes: de Zorgvraagtypering Volledig, de Zorgvraagtypering Dynamisch of de Zorgvraagtypering FZ. In Bijlage 5 bij deze regeling is een overzicht opgenomen van de zorgvraagtypes voor de ggz. In Bijlage 3 bij deze regeling is een overzicht opgenomen van de zorgvraagtypes voor de fz. Bijlage 3 en 5 zijn een integraal onderdeel van deze regel.

  • Gekozen zorgvraagtype: Om zorginhoudelijke redenen kan een zorgverlener van het geadviseerde zorgvraagtype afwijken als hij/zij een ander zorgvraagtype passender acht, deze registreert hij/zij dan als gekozen zorgvraagtype.

  • HoNOS+-uitkomst: De uitkomst op de HoNOS+ geeft weer hoe het geestelijk en sociaal functioneren van een patiënt op een bepaald ogenblik is.

  • Indicatiesteller fz: Degene die in de forensische zorg de zorgbehoefte en de eventuele beveiligingsnoodzaak van de justitiabele vaststelt voor ambulante zorg, verblijfszorg en klinische zorg. De indicatiesteller maakt onderdeel uit van een van de drie organisaties die indicatiestelling in de forensische zorg uitvoeren, namelijk de werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (IFZ/NIFP), de drie reclasseringsorganisaties (3RO) of het Psycho Medisch Overleg (PMO) binnen een Penitentiaire Inrichting.

  • Patiënt: Persoon die op basis van een hulpvraag conform aanspraak (ggz) of een forensische titel (fz) zorg ontvangt.

  • Plaatsingsbesluitnummer (fz): Het plaatsingsbesluitnummer is een uniek nummer dat gekoppeld is aan het plaatsingsbesluit dat ten grondslag ligt aan de toekenning van forensische zorg. Dit nummer krijgt de zorgaanbieder van de plaatsende instantie. Het nummer is van belang om voor het Ministerie van JenV de keten tussen indicatie, plaatsing en geleverde zorg inzichtelijk te krijgen. Met het plaatsingsbesluitnummer kan het ministerie nagaan of de zorgaanbieder een verzoek tot zorg heeft ontvangen/gekregen.

  • Prestatie: De prestatie zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wmg. In de beleidsregel en tariefbeschikking zijn de prestaties gespecificeerd.

  • Prestatiecode: De code die hoort bij de prestatie.

  • Regiebehandelaar: Zorgverlener die in het kwaliteitsstatuut is aangewezen als erkende regiebehandelaar, onder wiens verantwoordelijkheid de zorg wordt geleverd. In de fz is er geen regiebehandelaar. Daar waar in deze regeling de term regiebehandelaar wordt gebruikt moet voor de fz hoofdbehandelaar worden gelezen.

  • Strafrechtsketennummer (fz): Het strafrechtsketennummer zoals bedoeld in artikel 27b van het Wetboek van Strafvordering.

  • Tarief: Prijs voor een prestatie, een deel van een prestatie of geheel van prestaties van een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 sub k Wmg.

  • Uitvoeringsdatum: Datum waarop de prestatie die is uitgevoerd is gestart.

  • UZOVI-code: Unieke Zorgverzekeraars Identificatie is een identificatie van de zorgverzekeraars in Nederland.

  • Verblijfshistorie: Patiënt heeft op enig moment in de 365 dagen voorafgaande aan het typeringsmoment een verblijfsdag op grond van Zvw, Jeugdwet of Wfz.

  • Verwijzer: Verwijzer als bedoeld in artikel 14 lid 2 Zvw.

  • Verzekerdennummer (GGZ): Nummer waarmee de patiënt bekend is bij de zorgverzekeraar. Dit nummer wordt verstrekt door de zorgverzekeraar bij inwerkingtreding van de verzekeringspolis.

  • Wvggz-/Wzd-historie (GGZ): Patiënt heeft op enig moment in de 365 dagen voorafgaande aan het typeringsmoment een zorgmachtiging of crisismaatregel (Wvggz) of Wzd-besluit.

  • Zorgaanbieder: Zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel c van de Wmg.

  • Zorglabel: De codering die het mogelijk maakt om informatie te koppelen aan prestaties. In Bijlage 2 bij deze regeling is een overzicht opgenomen van de publieke zorglabels. Bijlage 2 is een integraal onderdeel van deze regel.

  • Zorgtraject: Een administratief verband tussen prestatie en patiënt.

  • Zorgtrajectnummer: Identificatie van een zorgtraject.

  • Zorgverlener: Zorgverlener zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

  • Zorgverzekeraar: Waar in deze regeling gesproken wordt over de zorgverzekeraar worden zowel de zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub f van de Wmg, als de Divisie Forensische zorg/Justitiële Jeugdinrichtingen (ForZo/JJI) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), onderdeel van het Ministerie van JenV, bedoeld. In de fz is ForZo/JJI verantwoordelijk voor het inkopen van fz.

  • Zorgvraagtyperingsinstrument Volledig: Algoritme op grond waarvan voor de Zorgvraagtypering Volledig het zorgvraagtype wordt geadviseerd. In Bijlage 6 bij deze regeling is Het Zorgvraagtypering Algoritme Volledig vastgelegd. Bijlage 6 is een integraal onderdeel van deze regel.

  • Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch: Algoritme op grond waarvan voor de Zorgvraagtypering Dynamisch het zorgtype wordt geadviseerd. Het Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch is beschikbaar op de website van de NZa als informatieproduct.

  • Zorgvraagtypering: Een methode om de zorgvraag van een patiënt te typeren. Er zijn in de ggz 2 systemen van zorgvraagtypering, te weten het volledig model en het dynamisch model. Voor de fz is er de zorgvraagtypering fz. Voor (delict)gevaarlijke patiënten zonder een forensische titel in de ggz zijn er 3 systemen van zorgvraagtypering te weten het volledig model, het dynamisch model en de zorgvraagtypering fz. De zorgvraagtypering wordt conform de veldafspraak gedaan. Hertypering vindt plaats op logische momenten in de behandeling en wordt geregistreerd conform de veldafspraak.

  • Zorgvraagtypering Volledig: Een methode om, in geval het Geneeskundige ggz betreft, de zorgvraag voor een patiënt te categoriseren. Het volledig-model gebruikt hiervoor de volledige HoNOS+ als input voor het Zorgvraagtyperingsinstrument Volledig. Uitkomst van dit algoritme is het geadviseerde zorgvraagtype.

  • Zorgvraagtypering Dynamisch: Een alternatief voor de Zorgvraagtypering Volledig in de Geneeskundige ggz. Het Dynamisch-model gebruikt hiervoor een andere of beperktere input dan de volledige HoNOS+ als input voor het Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch. Uitkomst van dit instrument is (net als in het volledig model) het geadviseerde zorgvraagtype. Om de uitkomsten van de modellen vergelijkbaar te houden dient iedere 20e zorgvraagtypering de volledige HoNOS+ als input voor het Zorgvraagtyperingsinstrument Volledig te worden gebruikt. Daarnaast moet de Zorgvraagtypering Dynamisch aantoonbaar in 95% van de gevallen tot dezelfde geadviseerde zorgvraagtype te leiden als via de Zorgvraagtypering Volledig.

  • Zorgvraagtypering fz: Een methode om, in geval het Forensische zorg betreft of (delict)gevaarlijke patiënten zonder een forensische titel in de ggz, de zorgvraag voor een patiënt te categoriseren. Het FZ-model gebruikt hiervoor een risicotaxatie-instrument, de bepaling van de ernst van het gepleegde delict en een klinische inschatting van de responsiviteit als input. In Bijlage 4 bij deze regeling is de Zorgvraagtypering FZ vastgelegd. Bijlage 4 is een integraal onderdeel van deze regel.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is het stellen van voorschriften voor de geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg op het gebied van de registratie, administratie, declaratie en informatie.

Artikel 1.3. Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op zorgaanbieders die geestelijke gezondheidszorg (ggz) leveren als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Ook is deze regeling van toepassing op zorgaanbieders die forensische zorg (fz) leveren, als omschreven bij of krachtens artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg.

Tot slot is deze regeling van toepassing op handelingen of werkzaamheden op het terrein van ggz of fz, uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van personen, ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 of 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het betreft hier de handelingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2°, van de Wmg en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel c, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg.

Hoofdstuk 2. Informatie-elementen

Artikel 2.1. Informatie-elementen

  • A. Gegevens zorgaanbieder

    a1. Naam zorgaanbieder;

    a2. AGB-code zorgaanbieder.

  • B. Gegevens patiënt

    b1. Naam (ggz);

    b2. Geboortedatum (ggz);

    b3. BSN (ggz en fz);

    b4. Zorgtrajectnummer (ggz en fz);

    b5. Startdatum zorgtraject;

    b6. Verzekerdennummer (ggz);

    b7. UZOVI-code (ggz en fz);

    b8. Strafrechtsketennummer (fz);

    b9. Plaatsingsbesluitnummer (fz);

    b10. Begindatum plaatsingsbesluit (fz);

    b11. Einddatum plaatsingsbesluit (fz);

    b12. Begindatum forensische titel (fz);

    b13. Einddatum forensische titel (fz).

  • C. Gegevens behandeling

    c1. Naam regiebehandelaar;

    c2. AGB-code regiebehandelaar;

    c3. AGB-code verwijzer.

  • D. Gegevens zorgvraag ggz

    d1. DSM-hoofdgroep;

    d2. DSM-5 classificatie;

    d3. Gb-ggz profiel (alleen in geval van voorheen gb-ggz);

    d4. Zorgvraagtypering Volledig;

    d5. Zorgvraagtypering Dynamisch;

    d6. Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen;

    d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

    d8. Input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

    d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

    d10. Gekozen zorgvraagtype;

    d11. Privacyverklaring actief (alleen indien een privacyverklaring actief is);

    d12. Wvggz-/Wzd-historie;

    d13. Acute-ggz-historie;

    d14. Verblijfshistorie.

  • E. Gegevens zorgvraag fz

    e1. Recidiverisico;

    e2. Ernst van het delict(gedrag);

    e3. Exceptionele responsiviteit;

    e4. Zorgvraagtype fz;

    e5. Vervallen;

    e6. Vervallen.

  • F. Gegevens prestatie

    f1. Prestatiecode;

    f2. Prestatie;

    f3. Uitvoeringsdatum;

    f4. Geplande starttijd consult (alleen ingeval van werkwijze conform 3.2 lid 2);

    f5. Gedeclareerd tarief (per prestatie);

    f6. Naam zorgverlener die de prestatie heeft geleverd;

    f7. AGB-code zorgverlener die de prestatie heeft geleverd;

    f8. Beroep zorgverlener die de prestatie heeft geleverd conform de veldnorm (indien zorgverlener geen AGB-code heeft en f7 niet ingevuld kan worden);

    f9. Zorglabel;

    f10. Contractnummer (fz).

Hoofdstuk 3. Registratie verplichtingen

Artikel 3.1. Algemene Registratieverplichtingen

Lid 1

De zorgaanbieder registreert op grond van deze regeling minimaal voor iedere patiënt alle informatie-elementen als genoemd onder A, B, C en D respectievelijk E in artikel 2.1 Informatie-elementen.

De zorgaanbieder registreert op grond van deze regeling minimaal voor iedere prestatie alle informatie-elementen als genoemd onder F in artikel 2.1 Informatie-elementen.

Lid 2

Op de registratieverplichting in voorgaande lid gelden de volgende uitzonderingen:

  • Informatie-elementen die redelijkerwijs niet aanwezig kunnen zijn, zijn uitgezonderd van deze registratieverplichting.

  • Voor forensische zorg zijn onderstaande informatie-elementen niet verplicht:

    b1 naam;

    b2 Geboortedatum;

    b6 Verzekerdennummer;

    d1 DSM-hoofdgroep;

    d2 DSM-5 classificatie (niet voor voorheen gb-ggz);

    d3 Gb-ggz-profiel;

    d4 Zorgvraagtypering Volledig;

    d5 Zorgvraagtypering Dynamisch;

    d6 Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen;

    d7 Antwoorden op HoNOS+ vragen;

    d8 input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

    d9 Geadviseerde zorgvraagtype;

    d10 Gekozen zorgvraagtype;

    d11 Privacyverklaring actief;

    d12 Wvggz-/Wzd-historie;

    d13 Acute-ggz-historie;

    d14 Verblijfshistorie.

  • Voor geneeskundige ggz zijn informatie-elementen b8 Strafrechtsketennummer, b9 Plaatsingsbesluitnummer, b10 begindatum plaatsingsbesluit, b11 einddatum plaatsingsbesluit, b12 begindatum forensische titel, b13 einddatum forensische titel, e1 Recidiverisico, e2 Ernst van het delict(gedrag), e3 Exceptionele responsiviteit, e4 Zorgvraagtype fz en f10 Contractnummer niet verplicht.

  • Voor (delict)gevaarlijke patiënten zonder een forensische titel zijn informatie-elementen d4 Zorgvraagtypering Volledig, d5 Zorgvraagtypering Dynamisch, d6 Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen, d7 Antwoorden op HoNOS+ vragen, d8 input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch, d9 Geadviseerde zorgvraagtype en d10 Gekozen zorgvraagtype niet verplicht indien de zorgvraagtypering fz is geregistreerd.

  • Voor de verblijfsprestaties, zzp’s, vpt’s en extramurale parameters en de toeslagen zijn f6 Naam zorgverlener die de prestatie heeft geleverd, f7 AGB-code zorgverlener die de prestatie heeft geleverd en f8 Beroep zorgverlener niet verplicht.

  • Voor zzp’s, vpt’s en extramurale parameters zijn informatie-elementen c1 Naam regiebehandelaar, c2 AGB-code regiebehandelaar, c3 AGB-code verwijzer, e1 Recidiverisico, e2 Ernst van het delict(gedrag), e3 Exceptionele responsiviteit, e4 Zorgvraagtype fz niet verplicht.

  • Informatie-element d2 DSM-5 classificatie hoeft in de basis ggz niet geregistreerd te worden op grond van deze regeling.

  • Informatie-element d1 DSM-hoofdgroep en d2 DSM-5 classificatie worden op grond van artikel 3.1 lid 1 per patiënt geregistreerd. Als aan de betreffende patiënt alleen consulten diagnostiek zijn geleverd, hoeven d1 DSM-hoofdgroep,d2 DSM-5 classificatie en d3. Gb-ggz profiel niet te worden geregistreerd.

  • Voor informatie-element d1DSM-hoofdgroep en d2DSM-5 classificatie geldt dat als er nog geen diagnose kan worden vastgesteld, er een voorlopige diagnose wordt geregistreerd.

Lid 3

De zorgaanbieder richt haar administratie zodanig in dat daaruit een toedeling van kosten, waaronder personeelskosten, aan de settings en beroepscategorieën zoals die in het zorgprestatiemodel worden onderscheiden kan worden afgeleid. De personeelskosten, inclusief die van personeel niet in loondienst, omvatten de kosten van lonen en salarissen, sociale lasten, pensioenlasten en overige personeelskosten conform de indeling in de jaarrekening.

Lid 4

De zorgaanbieder registreert per patiënt de gegevens die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de prestatie behoort tot het verzekerde pakket, conform artikel 7.2, aanhef en onder g, van de Regeling zorgverzekering. Deze regel geldt voor de geneeskundige ggz en niet voor de forensische zorg.

Artikel 3.2. Registratieverplichtingen verantwoording consulten

Lid 1

De zorgaanbieder registreert het consult op basis van de werkelijke tijd die de zorgverlener heeft besteed aan het contact.

Lid 2

De zorgaanbieder mag afwijken van de hoofdregel in lid 1 en op een eigen manier invulling geven aan het registreren van de werkelijk bestede tijd aan het contact als de eigen invulling conform de veldafspraak over planning is realisatie in het zorgprestatiemodel plaatsvindt. Dit geldt ook voor groepsconsulten. De zorgaanbieder toetst periodiek, maar minimaal 1 keer per jaar, of de gehanteerde invulling een goede benadering is van de werkelijk bestede tijd. Als op deze wijze wordt gewerkt dient informatie-element f4 Geplande starttijd consult te worden geregistreerd.

Artikel 3.3. Registratieverplichtingen zorgvraag GGZ

Lid 1

De zorgaanbieder registreert of hij werkt met d4 Zorgvraagtypering Volledig of met d5 Zorgvraagtypering Dynamisch.

Lid 2

De zorgaanbieder registreert indien wordt gewerkt met de Zorgvraagtypering Volledig de informatie-elementen:

d4. Zorgvraagtypering Volledig;

d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d10. Gekozen zorgvraagtype.

Lid 3

De zorgaanbieder registreert indien wordt gewerkt met de Zorgvraagtypering Dynamisch de informatie-elementen:

d5. Zorgvraagtypering Dynamisch;

d6. Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen (indien van toepassing);

d8. Input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d10. Gekozen zorgvraagtype.

Lid 4

De onderstaande informatie-elementen worden op grond van artikel 3.1 lid 1 per patiënt geregistreerd. Als aan de betreffende patiënt alleen consulten diagnostiek zijn geleverd, hoeven onderstaande informatie-elementen niet te worden geregistreerd:

d4. Zorgvraagtypering Volledig;

d5. Zorgvraagtypering Dynamisch;

d6. Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen;

d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

d8. Input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d10. Gekozen zorgvraagtype.

Artikel 3.4. Registratieverplichtingen zorgtraject ggz

De zorgaanbieder bepaalt een zorgtrajectnummer zodra een patiënt in zorg komt. Het zorgtraject krijgt als openingsdatum de uitvoeringsdatum van de eerste prestatie. De zorgaanbieder koppelt het zorgtrajectnummer aan alle ggz prestaties voor die patiënt geleverd door de zorgaanbieder tot het moment waarop de zorgverlener en/of patiënt de behandeling afsluiten. Bij terugval/recidive binnen een jaar na de laatste prestatie moet hetzelfde zorgtrajectnummer opnieuw worden gebruikt.

Artikel 3.5. Registratieverplichtingen zorgtraject FZ

De indicatiesteller fz bepaalt een zorgtrajectnummer. Het zorgtraject krijgt als openingsdatum de datum waarop de indicatie is vastgesteld. De zorgaanbieder ontvangt dit zorgtrajectnummer via het plaatsingsbesluit en registreert het zorgtrajectnummer bij alle fz-prestaties die aan de betreffende patiënt worden geleverd.

Artikel 3.6. Registratieverplichtingen zorglabel

De zorgaanbieder registreert het zorglabel indien het een verplicht zorglabel betreft en het van toepassing is op de betreffende prestatie.

In Bijlage 2 bij deze regeling is een overzicht opgenomen van de publieke zorglabels. Bijlage 2 is een integraal onderdeel van deze regel.

Hoofdstuk 4. Informatie verplichtingen

Artikel 4.1. Informatieverplichtingen bij declaratie

Lid 1

Bij de declaratie worden de informatie-elementen die op grond van hoofdstuk 3 Registratieverplichtingen zijn geregistreerd vermeld.

Lid 2

Uitgezonderd van de verplichting in lid 1 van dit artikel zijn de volgende informatie-elementen:

a1. Naam zorgaanbieder, onder de voorwaarden dat het een elektronische declaratie is en informatie-element a2 ‘AGB-code zorgaanbieder’ is ingevuld;

b1. naam, onder de voorwaarden dat het een elektronische declaratie is in de ggz en informatie-element b3 ‘BSN’ is ingevuld;

b3. BSN (voor zover het fz betreft);

c1. Naam regiebehandelaar, onder de voorwaarden dat het een elektronische declaratie is en informatie-element c2 ‘AGB-code regiebehandelaar’ is ingevuld;

d1. DSM-hoofdgroep (voor zover het zorg betreft die als voorheen bggz kwalificeert);

d2. DSM-5 classificatie;

d4. Zorgvraagtypering Volledig;

d5. Zorgvraagtypering Dynamisch;

d6. Zorgvraagtypering Dynamisch met volledige HoNOS+ afgenomen;

d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

d8. Input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d12. Wvggz-/Wzd-historie;

d13. Acute-ggz historie;

d14. Verblijfshistorie;

e1. Recidiverisico;

e2. Ernst van het delict(gedrag);

e3. Exceptionele responsiviteit;

e4. Zorgvraagtype fz (uitzondering is alleen voor het geval de zorgvraagtypering fz is geregistreerd voor een (delict)gevaarlijke patiënt zonder een forensische titel);

f2. Prestatie, onder de voorwaarden dat het een elektronische declaratie is en informatie-element f1 ‘Prestatiecode’ is ingevuld;

f6. Naam zorgverlener die de prestatie heeft geleverd, onder de voorwaarden dat het een elektronische declaratie is en informatie-element f7 ‘AGB-code zorgverlener die de prestatie heeft geleverd’ is ingevuld.

Artikel 4.2. Informatieverplichtingen aan de NZa

Lid 1 Informatie verplichting Zorgprestatiemodel

De zorgaanbieder levert gelijktijdig of direct na het moment van declaratie minimaal de informatie-elementen die op grond van hoofdstuk 3 Registratie verplichtingen zijn geregistreerd aan de NZa aan. De zorgaanbieder voldoet aan deze verplichting doordat de zorgverzekeraars deze informatie-elementen ontvangen op grond van artikel 4.1 lid 1 van deze regeling, al dan niet door tussenkomst van een derde partij als Vektis en DJI, die weer aan de NZa aanlevert.

Lid 2

Informatie-element b3 BSN wordt voor aanlevering als bedoeld in lid 1 gepseudonimiseerd.

Lid 3

Uitgezonderd van de verplichting in lid 1 van dit artikel zijn de volgende informatie-elementen:

b1. Naam;

b6. Verzekerdennummer;

b8. Strafrechtsketennummer (fz);

b9. Plaatsingsbesluitnummer (fz);

b10. Begindatum plaatsingsbesluit (fz);

b11. Einddatum plaatsingsbesluit (fz);

b12. Begindatum forensische titel (fz);

b13. Einddatum forensische titel (fz);

c1. Naam regiebehandelaar;

d1. DSM-hoofdgroep;

d2. DSM-5 classificatie (ggz);

d3. Gb-ggz profiel (alleen in geval van voorheen gb-ggz);

d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d12. Wvggz-/Wzd-historie;

d13. Acute-ggz historie;

d14. Verblijfshistorie;

e1. Recidiverisico;

e2. Ernst van het delict (gedrag);

e3. Exceptionele responsiviteit;

f4. Starttijd consult;

f6. Naam zorgverlener die de prestatie heeft geleverd;

f10. Contractnummer (fz).

Artikel 4.3. Uitzondering in geval van privacybezwaren ggz

De Informatieverplichtingen als genoemd in artikel 4.1 lid 1 en artikel 4.2, lid 1 en 4, blijven in geval van ggz buiten toepassing op de in dit lid genoemde informatie-elementen. Dit indien op initiatief van de patiënt en de zorgaanbieder gezamenlijk een privacyverklaring is ondertekend overeenkomstig het Format Privacyverklaring te vinden op de NZa website. De zorgaanbieder houdt de privacyverklaring in zijn administratie en stelt die op verzoek van de zorgverzekeraar beschikbaar. Bijbehorend informatie-element is d11 Privacyverklaring actief.

Het betreft de volgende informatie-elementen:

d1. DSM-hoofdgroep;

d3. Gb-ggz profiel (alleen in geval van voorheen gb-ggz);

d7. Antwoorden op HoNOS+ vragen;

d8. Input in Zorgvraagtyperingsinstrument Dynamisch;

d9. Geadviseerde zorgvraagtype;

d10. Gekozen zorgvraagtype;

d12. Wvggz-/Wzd-historie;

d13. Acute-ggz historie;

d14. Verblijfshistorie;

f1. Prestatiecodes (in aggregatie, zie GA-standaard B).

Artikel 4.4. Registratie ten behoeve van aanlevering productiviteit

De zorgaanbieder registreert per jaar onderstaande informatie:

  • AGB-codes waarop de productie van de aanbieder is geleverd;

  • Omzetverhoudingen over verschillende financieringsstromen (te weten: Zvw, Wfz, Jeugdwet, Wlz, Wmo, overig) in 2023;

  • Gefactureerde euro’s voor behandelend personeel niet in loondienst;

  • De verhouding van gefactureerde euro’s voor behandelend personeel niet in loondienst ten opzichte van personele kosten van behandelaren in loondienst;

  • Voor elke BIG-categorie:

    • het aantal verloonde uren;

    • het aantal uren verzuim;

    • het aantal uren verlof;

    • het aantal uren wel verloond, maar niet gewerkt.

De zorgaanbieder levert op verzoek van de NZa bovenstaande informatie aan de NZa via het beschikbare aanleversjabloon. Een verzoek om deze informatie zal de NZa per brief aan de betreffende zorgaanbieder doen.

Hoofdstuk 5. Overige verplichtingen

Artikel 5.1. Administratieverplichting

De administratieve organisatie is zodanig ingericht dat een audittrail mogelijk is. De NZa en de zorgverzekeraar moeten altijd de mogelijkheid hebben om de registratie op juistheid te controleren, met het oog op artikel 36 van de Wmg, hoofdstuk 7 van de Regeling zorgverzekering en de Nadere regel controle en administratie zorgverzekeraars.

Artikel 5.2. Voorschriften en beperkingen in de tariefbeschikking

In de tariefbeschikking neemt de NZa op grond van artikel 50 lid 3 Wmg de onderstaande voorschriften en /of beperkingen op als declaratie voorwaarde:

Het tarief voor een prestatie is niet hoger dan het NZa-maximumtarief dat op de uitvoeringsdatum van de prestatie gold volgens de tariefbeschikking. Het max-max tarief is een vorm van een maximumtarief zoals genoemd in dit artikel.

Bij declaratie moeten c1 Naam Regiebehandelaar en c2 AGB-code regiebehandelaar vermeld zijn. In geval van elektronische declaratie hoeft c1 Naam regiebehandelaar niet vermeld te worden als informatie-element c2 ‘AGB-code regiebehandelaar’ is vermeld.

Artikel 5.2. Voorschriften en beperkingen in de tariefbeschikking

In de tariefbeschikking neemt de NZa op grond van artikel 50 lid 3 Wmg de onderstaande voorschriften en /of beperkingen op als declaratie voorwaarde:

Het tarief voor een prestatie is niet hoger dan het NZa-maximumtarief dat op de uitvoeringsdatum van de prestatie gold volgens de tariefbeschikking. Het max-max tarief is een vorm van een maximumtarief zoals genoemd in dit artikel.

Bij declaratie moeten c1 Naam Regiebehandelaar en c2 AGB-code regiebehandelaar vermeld zijn. In geval van elektronische declaratie hoeft c1 Naam regiebehandelaar niet vermeld te worden als informatie-element c2 ‘AGB-code regiebehandelaar’ is vermeld.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1. Intrekking oude regelingen

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de volgende regeling ingetrokken:

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de volgende al eerder gepubliceerde maar nog niet in werking getreden regeling ingetrokken:

Artikel 6.2. Overgangsbepaling en inwerkingtreding

De regeling:

blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van zorgaanbieders die onder de werkingssfeer van die regelingen vielen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regelingen golden.

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Ingevolge artikel 5, aanhef en onderdeel d, van de Bekendmakingswet, zal deze regeling in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 6.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg.

De Nederlandse Zorgautoriteit,

K. Raaijmakers

plaatsvervangend voorzitter Raad van Bestuur

Bijlage 1. Tabel nza dsm-hoofdgroep

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2418a

DSM-hoofdgroep ggz

Tabel met de NZa DSM-hoofdgroepen voor de ggz gebaseerd op de DSM-5 hoofdstukken:

1

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

2

Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

3

Bipolaire stemmingsstoornissen

4

Depressieve stemmingsstoornissen

5

Angststoornissen

6

Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen

7

Trauma en stress gerelateerde stoornissen

8

Somatische symptoomstoornis en verwante stoornissen

9

Voedings- en eetstoornissen

10

Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen

11

Neurocognitieve stoornissen

12

Persoonlijkheidsstoornissen

13

Andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn

14

RESTGROEP (Dissociatieve stoornissen; Stoornissen in zindelijkheid; Slaap-waakstoornissen; Seksuele disfuncties; Genderdysforie; Disruptieve impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen; Parafiele stoornissen; Overige psychische stoornissen; Bewegingsstoornissen en andere bijwerkingen van medicatie)

DSM-hoofdgroep fz

Tabel met de NZa DSM-hoofdgroepen voor de fz gebaseerd op de DSM-5 hoofdstukken:

1

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

2

Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

3

Seksuele disfuncties (Seksuele disfuncties; Genderdysforie; Parafiele stoornissen)

4

Disruptieve impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

5

Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen

6

Persoonlijkheidsstoornissen

7

Andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn

8

RESTGROEP (Bipolaire stemmingsstoornissen; Depressieve stemmingsstoornissen; Angststoornissen; Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen; Trauma en stressorgerelateerde stoornissen; Dissociatieve stoornissen; Somatische symptoomstoornis en verwante stoornissen; Voedings- en eetstoornissen; Stoornissen in zindelijkheid; Slaap-waakstoornissen; Neurocognitieve stoornissen; Overige psychische stoornissen; Bewegingsstoornissen en andere bijwerkingen van medicatie)

Onder licentie van de Nederlandse Staat ten behoeve van het Zorgprestatiemodel.

De Nederlandse Staat heeft tot en met 31 december 2024 een licentie op het gebruik van de DSM-5-(TR) classificatie ten behoeve van het Zorgprestatiemodel verkregen van Boom uitgevers Amsterdam BV.

Boom uitgevers Amsterdam BV

Prinsengracht 747–751

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

sales@boom.nl

www.boom.nl

Reprinted with permission © 2000–2022 American Psychiatric Association, p/a Uitgeverij Boom, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden

*DSM, DSM-5 and DSM-5-TR are registered trademarks of the American Psychiatric Association, and are used with permission herein. Use of these terms is prohibited without permission of the American Psychiatric Association. Use of this trademark does not constitute endorsement of this product by the American Psychiatric Association.

Bijlage 2. Zorglabels publiek

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2418a

Nummer

Labelnaam

Omschrijving

Doel

Gevolg

Verplicht

ja nee

Waarde

De waarde kan een nummer, tekst of datum betreffen

N01

Uitzondering toegestane regiebehandelaar bij overgang jeugd-ggz

Voor patiënten die van Jeugdwet overgaan naar Zvw, zolang een regiebehandelaar verantwoordelijk is die wel in de Jeugdwet, maar niet in de Zvw regiebehandelaar kan zijn. Dit label wordt vermeld bij elke zorgprestatie zolang deze uitzondering geldig is, tot maximaal één jaar na overgang.

Voorkomen afwijzing declaratie vanwege niet erkende regiebehandelaar.

De declarative wordt niet afgewezen enkel omdat de regiebehandelaar niet voorkomt op de lijst met toegestane regiebehandelaars.

Ja

N.v.t.

N04

Toeslag inzet tolk

Indien de prestatie toeslag inzet tolk wordt gedeclareerd wordt via dit label aangegeven of het gaat om een talen tolk of om een gebaren tolk.

Herkenbaar maken of er een talen tolk is ingezet of een gebaren tolk

 

Ja

‘talen tolk’ of ‘gebarentolk’

Bijlage 3. Zorgvraagtypes fz

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2418a

Zorgvraagtypecode

FT00

FT01

FT02

FT03

FT04

FT05

FT06

FT07

Bijlage 4. Zorgvraagtyperingsinstrument fz

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2418a

Gegevens zorgvraag fz (e1 t/m e4)

e1. Recidiverisico (waardes: 1–5)

Het risico bepaalt voor het grootste gedeelte de benodigde zorg. De hoogte van het risico geeft een belangrijke indicatie voor de intensiteit van de zorg. Is het risico laag, terwijl er wel sprake is van psychische klachten, dan kan betrokkene worden doorverwezen naar de ggz. Is het risico hoger, dan vraagt deze mogelijk de intensiteit van forensische behandeling van poliklinisch tot aan een klinische behandeling in de TBS. De keuze van het risicotaxatie-instrument is vrij, maar de uitkomstmogelijkheden zijn uniform. Elke forensische patiënt wordt ingedeeld naar een risicocategorie en met een score van 1–5. De omschrijving van de risicocategorieën is als volgt:

Level

Risicocategorie

Omschrijving

1

Laag

Weinig tot geen identificeerbare criminogene of niet-criminogene behoeften. Pro-sociaal persoon, zijn risico op recidive is vergelijkbaar met de kans dat een willekeurig persoon voor het eerst een delict zal begaan.

2

Beneden-gemiddeld

Er zijn wat dynamische risicofactoren, meer kans op recidive dan dat een willekeurig persoon ‘first offender’ zal worden, maar heeft een kans die lager is dan de gemiddelde pleger.

3

Gemiddeld

Dynamische risicofactoren zijn duidelijk aanwezig, de scores op de risicotaxatie-instrumenten bevinden zich midden in de normaalverdeling, gemiddeld risicoprofiel.

4

Boven-gemiddeld

Chronische problemen op het gebied van de dynamische risicofactoren.

5

Hoog

Vrijwel zeker recidive in de toekomst.

e2. Ernst van het delict(gedrag) (waardes: minder ernstig, ernstig, zeer ernstig)

De ernst van het (mogelijke) delictgedrag is van belang: voor een hoog risico op winkeldiefstal hoeft geen TBS te worden ingezet, maar voor een matig risico op verkrachting misschien wel. Het is daarom belangrijk om de ernst van de criminele geschiedenis van de dader mee te indexeren. Deze waardering wordt niet louter bepaald door wettelijke labels (delictkwalificaties), maar ook door informatie over het slachtoffer (bijv. kind of volwassene), context van het delict en maatschappelijke gevoeligheid. De moord op een kind komt bijvoorbeeld misschien minder vaak voor, maar heeft wel een hoge maatschappelijke gevoeligheid.

De ernst van delictgedrag wordt in drie categorieën ondergebracht: minder ernstig, ernstig, zeer ernstig. Het verkorte Cormier-Lang systeem voor geweldsdelicten zal hierbij worden ingezet.

e3. Exceptionele responsiviteit (waardes: nee, ja)

Naast het risico en ernst van het delictgedrag moet ook worden vastgesteld of er vertraging/verzwarende factoren zijn voor de forensische zorg. Hierbij gaat het om de verwachtte responsiviteit op behandeling. Het responsiviteitsprincipe schrijft voor dat de wijze van behandelen moet aansluiten bij onder andere de motivatie, intellectuele capaciteiten, leerstijl en psychosociale problematiek van de patiënt en moet voldoen aan algemene behandelkenmerken, zoals een goede therapeutische werkrelatie en behandelomgeving. Deze factoren kunnen invloed hebben op de intensiteit en duur van de benodigde behandeling. Als de behandeling hierop aansluit, dan kan recidivevermindering worden bewerkstelligd.

De exceptionele responsiviteit wordt in twee categorieën ondergebracht:

  • nee (d.w.z. niet meer dan de gebruikelijke problemen worden verwacht) of;

  • ja (d.w.z. extreem lage responsiviteit).

Normale responsiviteitsproblemen hebben geen invloed op het uiteindelijke risiconiveau, terwijl verwachtte exceptionele responsiviteitsproblemen ertoe kunnen leiden dat de eindcategorie met 1 omhoog gaat.

e4. Zorgvraagtypecode (waardes: 0 t/m 7)

De drie gegevens ‘Recidiverisico’, ‘Ernst van het delict(gedrag)’ en ‘Exceptionele responsiviteit’ leiden naar een zorgvraagtypecode conform de volgende tabel:

Recidiverisico

Ernst van het (delict)gedrag

Exceptionele responsiviteit

Zorgvraag typecode

I: Laag

Minder ernstig

Nee

0

Ja

1

Ernstig

Nee

1

Ja

2

Zeer ernstig

Nee

2

Ja

3

II: Beneden-gemiddeld

Minder ernstig

Nee

1

Ja

2

Ernstig

Nee

2

Ja

3

Zeer ernstig

Nee

3

Ja

4

III: Gemiddeld

Minder ernstig

Nee

2

Ja

3

Ernstig

Nee

3

Ja

4

Zeer ernstig

Nee

4

Ja

5

IV: Boven-gemiddeld

Minder ernstig

Nee

3

Ja

4

Ernstig

Nee

4

Ja

5

Zeer ernstig

Nee

5

Ja

6

V: Hoog

Minder ernstig

Nee

4

Ja

5

Ernstig

Nee

5

Ja

6

Zeer ernstig

Nee

6

Ja

7

Verwijzing

De prestatie-indicatoren forensische psychiatrie is een set van een beperkt aantal indicatoren waarmee wordt beoogd de kwaliteit van de forensische zorg inzichtelijk te maken. Meer informatie hierover staat op: https://www.forensischezorg.nl/beleid/prestatie-indicatoren-forensische-psychiatrie.

Bijlage 5. Zorgvraagtypes ggz

Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2418a

Code zorgvraagtype

Naam zorgvraagtype

ZT01

Psychische aandoening – lichte problematiek

ZT02

Psychische aandoening – lichte problematiek met grotere zorgvraag

ZT03

Psychische aandoening – matige problematiek

ZT04

Psychische aandoening – ernstige problematiek

ZT05

Psychische aandoening – zeer ernstige problematiek

ZT06

Psychische aandoening – sterk onredelijke overtuiging

ZT07

Psychische aandoening – aanhoudend en/of zeer beperkend

ZT08

Psychische aandoening – zeer risicovol/chaotische problematiek

ZT10

Psychotische stoornis – eerste episode

ZT11

Psychotische stoornis – stabiel

ZT12

Psychotische stoornis – chronisch en beperkend

ZT13

Psychotische stoornis – beperkend met ernstige psychotische kenmerken

ZT14

Psychotische stoornis – acute episode

ZT15

Depressie met psychotische kenmerken – acute episode

ZT16

Psychotische stoornis – chronisch, instabiel en ernstig middelenmisbruik

ZT17

Psychotische stoornis – chronisch, instabiel en zeer lage motivatie/therapietrouw

ZT18

Cognitieve beperking – licht

ZT19

Cognitieve beperking – matig/lichte gedrags- of psychische complicaties

ZT20

Cognitieve beperking – ernstig met matige gedrags- of psychische complicaties

ZT21

Cognitieve beperking – ernstig met ernstige gedrags- of psychische complicaties

Bijlage 6. – Zorgvraagtyperingsinstrument ggz volledig

Zorgvraagtypering ggz is een methode waarop gescoorde zorgvraagkenmerken van een patiënt toeleiden naar een set van zorgvraagtypes. Dit gebeurt aan de hand van een algoritme dat de behandelaar adviseert welke zorgvraagtypes logisch zijn bij het ziektebeeld van de patiënt. Hieronder wordt het algoritme onder het volledige ggz zorgvraagtyperingsmodel stapsgewijs besproken. Dit is een technisch document en behandelt de werking van het algoritme. Dit algoritme is in de basis hetzelfde als het algoritme dat in het Verenigd Koninkrijk is ontwikkeld door de National Health Service (NHS).

Vooraf aan het algoritme kiest de behandelaar een supercluster (X niet-psychotisch of organisch, Y psychotisch of Z organisch). Vervolgens vult de behandelaar de HoNOS+ in. Deze bestaat uit 19 items over de klachten, symptomatologie en het gedrag van de patiënt. De items zijn te vinden in de codelijsten en worden gescoord op een vijfpuntsschaal van 0 (geen klachten) tot 4 (zeer ernstig) met betrekking tot ernst. Hieronder staat een ingevulde voorbeeld-HoNOS+, gevolgd door het algoritme in R en daarna een uitwerking in leesbaarder format.

Tabel 1. Ingevulde voorbeeld-HoNOS+ voor een denkbeeldige patiënt in supercluster X, niet-psychotisch en niet-organisch

Honosvraag_code

Ernst

Honos_antwoord

HV01

0

1

HV02

3

9

HV03

1

12

HV04

1

17

HV05

0

21

HV06

1

27

HV07

4

35

HV08

0

36

HV09

0

41

HV10

0

46

HV11

0

51

HV12

0

56

HV13

0

61

HV14

1

67

HV15

4

75

HV16

1

77

HV17

1

82

HV18

1

87

HV19

1

92

R code van zorgvraagtypering basis

# Coëfficiënten inladen

coefs = data.table(read.csv('coefs_basis_zorgvraagtypering.csv', sep=';', dec=','))

constante = data.table(read.csv('constant_basis_zorgvraagtypering.csv', sep=';', dec=','))

# Input van de gebruiker

superclust = # Input van gebruiker

scoretable = # Input van gebruiker, zie tabel 1

# left join scores met coefs

scores = merge(scoretable, coefs, by = ‘Honos_antwoord’), all.x = T, all.y = F)

# selecteer zorgvraagtypes met supercluster dat de gebruiker heft aangegeven

scores = scores[supercluster == superclust]

# Aggregeer als som van coëfficiënten per zorgvraagtype: Discriminant Fischer Score (dfs)

scores = scores[, .(dfs = sum(ZVT_coef)), .(Zorgvraagtype)]

# join met constant

scores = merge(scores, constant, by = 'Zorgvraagtype')

# Neem som van dfs en constant per zorgvraagtype

scores[, dfs:= dfs + constant]

# Rode regels: sommige combinaties van zorgvraagtypes en scores zijn onwaarschijnlijk. De waarschijnlijkheid van deze zorgvraagtypes moet naar 0, daarom wordt dfs op -100 gezet

# NB de gebruiker kan de betreffende zorgtypes nog wel kiezen, ze worden alleen niet als waarschijnlijk geadviseerd

if(scoretable[Honosvraag_code == ‘HV06’, score] > 1){

scores[Zorgvraagtype %in% c(‘ZT01’, ‘ZT02’, ‘ZT03’, ‘ZT04’, ‘ZT05’), dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] > 1 | scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] > 1 | (scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] == 0 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] == 0)){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT01’, dfs:= -100]

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT02’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] > 2 | scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] > 2 | (scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] < 2 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] < 2)){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT03’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] > 3 | scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] > 3 | (scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] < 3 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] < 3)){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT04’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst]!= 4 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst]!= 4){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT05’, dfs:= -100]

}

if((scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] < 3 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] < 3) | scoretable[Honosvraag_code == 'HV13', Ernst] < 3){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT06’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] == 4 | scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] == 4 | (scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] < 2 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] < 2)){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT07’, dfs:= -100]

}

if((scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] <= 2 & scoretable[Honosvraag_code == 'HV08', Ernst] <= 2) | scoretable[Honosvraag_code == 'HV15', Ernst] <= 2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT08’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] == 0){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT10’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] >= 2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT11’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] %in% c(0, 3, 4)){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT12’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] <= 2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT13’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] <= 2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT14’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == ''HV06', Ernst] <= 1 | scoretable[Honosvraag_code == 'HV07', Ernst] <= 2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT15’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV06', Ernst] <= 1){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT16’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV06', Ernst] == 0){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT17’, dfs:= -100]

}

if(!scoretable[Honosvraag_code == 'HV04', Ernst] %in% 1:2){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT18’, dfs:= -100]

}

if(!scoretable[Honosvraag_code == 'HV04', Ernst] %in% 2:3){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT19’, dfs:= -100]

}

if(!scoretable[Honosvraag_code == 'HV04', Ernst] %in% 3:4){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT20’, dfs:= -100]

}

if(scoretable[Honosvraag_code == 'HV04', Ernst] <= 1){

scores[Zorgvraagtype == ‘ZT21’, dfs:= -100]

}

# Neem exponent van de dfs

scores[, dfs:= exp(dfs)]

# Bereken hoe groot het aandeel van de exponenten van elk zorgvraagtype zijn van de som van het geheel. Dit geeft de kans over de zorgvraagtypes

sum_dfs = sum(scores[, dfs])

scores[, dfs:= dfs / sum_dfs * 100]

scores = scores[, .(Zorgvraagtype, percentage = dfs)]

# Laat de gebruiker zien welke verdeling over de zorgvraagtypes het algoritme voorspelt. Daarna kiest de gebruiker een zorgvraagtype, dit mag ook een ‘rode regel-type’ betreffen

Vertaling in leesbare taal

Aan de hand van de scores op de HoNOS+-items wordt in de codelijsten voor elke score de coëfficiënten behorende bij de zorgvraagtypes in het supercluster opgezocht (X: 1 t/m 8; Y: 10 t/m 17; Z: 18 t/m 21). Hieronder een klein deel van de codelijst voor HoNOS+-item 1 en score 0. Waarbij de zorgvraagtypes uit niet-overeenkomende superclusters grijs zijn gemaakt, de grijze zorgvraagtypes worden in het algoritme niet meegenomen.

Bijlage 271076.png
Tabel 2. Eerste regels codelijsten zorgvraagtypering

Voor elk item moet voor elk zorgvraagtype een coëfficiënt opgezocht worden. Hieronder een voorbeeld voor de eerste vier items van onze voorbeeldpatiënt en zorgvraagtype ZT01.

Bijlage 271078.png

Als resultaat levert dit een tabel op met op elke rij een HoNOS+-item en voor elk zorgvraagtype één coëfficiënt. Hieronder zien we de coëfficiënten voor de voorbeeldpatiënt, voor de overzichtelijkheid laten we slechts de eerste twee zorgvraagtypes zien.

NB. Hier wijkt de uitleg iets af van de R-code, de volgorde van constante opzoeken en de som nemen is verschillend. Dit maakt voor de uitkomst niet uit.

Voor elk zorgvraagtype moet een constante worden toegevoegd. Deze constante is in de codelijsten te vinden. In de tabel hieronder hebben we die voor de twee zorgvraagtypes op de onderste regel ingevoegd.

Tabel 5. Coëfficiënten voorbeeldpatiënt

Honosvraag_code

Ernst

Honos_antwoord

ZVT_coef_ZT01

ZVT_coef_ZT02

HV01

0

1

27,41261

27,54902

HV02

3

9

24,27606

24,37929

HV03

1

12

6,866777

6,902961

HV04

1

17

111,8597

111,9793

HV05

0

21

0

0

HV06

1

27

65,50367

65,69889

HV07

4

35

0

0

HV08

0

36

21,9093

21,9066

HV09

0

41

42,92262

42,89279

HV10

0

46

6,918559

7,117697

HV11

0

51

0

0

HV12

0

56

23,29812

23,18631

HV13

0

61

4,261629

4,306920

HV14

1

67

3,920682

3,943671

HV15

4

75

0

0

HV16

1

77

0

0

HV17

1

82

10,30121

10,08134

HV18

1

87

20,19949

20,23473

HV19

1

92

0

0

Constante

   

-228,215

-228,979

Sommige combinaties van zorgvraagtypes en scores zijn niet waarschijnlijk. Deze combinaties worden uitgesloten met ‘rode regels’. De rode regels zijn te vinden in de codelijsten. In deze codelijsten kunnen de individuele scores worden opgezocht. De coëfficiënten van de zorgvraagtypes behorende bij de rode regel worden uitgesloten.

Per zorgvraagtype moet de som van de coëfficiënten en constante genomen worden. Daarna wordt de exponent van deze som genomen. Deze twee stappen staan hieronder.

Tabel 6. Som van coëfficiënten en constante

 

ZT01

ZT02

Som dfs

141,4354

141,2005

Exponent van som

2,65843 * 10^61

2,1 & 10^61

Daarna wordt bepaald welk aandeel de exponent voor elk zorgvraagtype bijdraagt aan de som van alle exponenten. Daarvoor wordt de som van alle exponenten genomen en de exponent voor elk zorgvraagtype wordt gedeeld door de som van alle exponenten. Dit geeft het aandeel van het totaal. Dit is vergelijkbaar met de waarschijnlijkheid dat de patiënt in het betreffende zorgvraagtype past. Zie hieronder.

Tabel 6. Som van coëfficiënten en constante

 

ZT01

ZT02

Aandeel totaal

0,558458

0,441542

Waarschijnlijkheid

55,8%

44,2%

Als laatste stap moet de verdeling van waarschijnlijkheden aan de gebruiker worden teruggekoppeld. Het zorgvraagtype met de hoogste waarschijnlijkheid moet worden geregistreerd. De gebruiker kiest hierna een zorgvraagtype, dit moet een zorgvraagtype uit het betreffende supercluster zijn. Het mag wel een zorgvraagtype zijn dat door de rode regels werd uitgesloten van de waarschijnlijkheidsberekening.

Naar boven