Tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023–2027

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 08-12-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 4 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/360435, tot verstrekking van subsidie voor de elektrificatie van binnenvaartschepen voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2027 (Tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023–2027)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvrager: natuurlijke of rechtspersoon uit een lidstaat van de Europese Unie of uit Zwitserland aan wie het binnenschipcertificaat voor het desbetreffende vaartuig is verstrekt;

  • AGVV: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187), zoals daarna gewijzigd;

  • binnenschip: binnenschip als bedoeld in de Binnenvaartwet, met uitzondering van een drijvend werktuig, bestemd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen, als bedoeld in die wet;

  • binnenschipcertificaat: certificaat van onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 1, van het Binnenvaartbesluit of een Uniebinnenvaartcertificaat voor binnenschepen overeenkomstig de richtlijn;

  • industrieel onderzoeksproject: onderzoek als bedoeld in artikel 2, punt 85, van de AGVV;

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit subsidies I en M;

  • kleine en middelgrote onderneming: ondernemingen als bedoeld in artikel 2, punt 2, van de AGVV;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • NGF-project: het Project – Zero emissie binnenvaart batterij-elektrisch zoals toegekend uit het Nationaal Groei Fonds;

  • Richtlijn: Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG (PbEU 2016, L252);

  • ROSR: Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995;

  • staatssteun: steunmaatregelen als omschreven in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • uitvoeringsinstantie: uitvoeringsinstantie als bedoeld in artikel 6.

Artikel 2. Doel en toepassingsbereik van de subsidie

Om de uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof door de binnenvaart terug te dringen, kan de Minister op aanvraag subsidie verstrekken voor activiteiten die tot doel hebben een binnenschip volledig elektrisch te kunnen laten varen binnen de toepassing van het NGF-project.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verleend voor de aanschaf en de installatie van een elektrische voortstuwingsinstallatie en de bijbehorende onderdelen als bedoeld in artikel 11.00, eerste tot en met vijfde lid, van bijlage 1.1a bij de Binnenvaartregeling die:

    • a. bestemd zijn om permanent aan boord van het binnenschip te blijven; en

    • b. in verband met de elektrificatie extra aan boord van het binnenschip moeten worden geïnstalleerd ten opzichte van een binnenschip met een conventionele aandrijving met verbrandingsmotoren die aan de reeds van kracht zijnde toepasselijke Unienormen voldoen.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan tevens subsidie worden verleend voor een industrieel onderzoeksproject ten behoeve van de verdere ontwikkeling van een elektrische voorstuwingsinstallatie.

Artikel 4. Subsidieplafond, hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1 Voor de periode tot en met 31 december 2025 is voor de subsidiëring van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, ten hoogste € 15.100.000,– beschikbaar.

  • 2 Een aanvraag voor een subsidie kan worden ingediend in de volgende perioden:

    • a. met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling, 9.00 uur tot en met 28 februari 2024, 12.00 uur;

    • b. in 2024 van 1 mei 2024, 9.00 uur tot en met 30 juni 2024, 12.00 uur;

    • c. in 2024 van 1 september 2024, 9.00 uur tot en met 15 oktober 2024, 12.00 uur.

  • 3 Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 4 De subsidieverlening wordt gerechtvaardigd op grond van artikel 25, eerste lid, en artikel 36 ter, eerste lid, van de AGVV.

  • 5 De subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt ten hoogste 40% van de in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 400.000,– per vaartuig.

  • 6 De aanvullende subsidie voor een industrieel onderzoeksproject bedraagt ten hoogste € 75.000,– per aanvraag.

  • 7 Voor een industrieel onderzoeksproject komt 50% van de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten voor industriële onderzoeksprojecten voor subsidie in aanmerking:

    • a. loonkosten van direct bij het project betrokken personeel, waarbij het uurloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon: loon in geld, volgens de verzamelloonstaat, ingevolge artikel 7.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, te delen door 1.650 productieve uren, verhoogd met een forfaitair percentage van 20 voor de werkgeverslasten.

    • b. In geval van een parttime dienstverband wordt het uurloon op voornoemde wijze berekend na omrekening van het brutoloon naar een fulltime dienstverband;

    • c. een opslag voor algemene kosten van ten hoogste 50 procent van de in onderdeel a bedoelde loonkosten;

    • d. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • e. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de contante waarde van de gedurende de projectperiode betaalde leasetermijnen naar rato van het gebruik van de machines en apparatuur voor het project onder aftrek van de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor financiering en afschrijving;

    • f. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

    • g. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten.

  • 8 De steunintensiteit van een onderzoek als bedoeld in het zesde lid kan met 10 procentpunten worden verhoogd voor subsidie aan middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor subsidie aan kleine ondernemingen.

Artikel 5. Verdelingsregime

  • 1 De Minister verleent subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, op basis van een door de uitvoeringsorganisatie schriftelijk opgestelde rangschikking conform de volgende criteria:

    • a. emissievrij;

    • b. schoon;

    • c. realisatietermijn;

    • d. plan en onderbouwing.

  • 2 De Minister verleent subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, op basis van een door de uitvoeringsorganisatie schriftelijk opgestelde rangschikking conform de volgende criteria, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende, op het eerste lid, aanvullende criteria:

    • a. schaalbaarheid;

    • b. kennisoverdracht;

    • c. complementariteit aan de bouw of ombouw van een binnenvaartschip.

  • 3 Voor elk van de in het eerste lid genoemde criteria is per project een maximum van 10 punten te behalen.

  • 4 Voor elk van de in het tweede lid genoemde aanvullende criteria is per project een maximum van 10 punten te behalen.

  • 5 Per project als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt een eindcijfer bepaald door het totaal aantal behaalde punten te delen door het aantal maximaal te behalen punten.

  • 6 Indien twee of meer projecten als bedoeld in het eerste en tweede lid na de rangschikking op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

  • 7 Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften, als datum van ontvangst.

Artikel 6. Uitvoeringsinstantie

  • 1 Als uitvoeringsinstantie wordt aangewezen het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart van de Stichting Projecten Binnenvaart te Rotterdam. De uitvoeringsinstantie beoordeelt de aanvragen en heeft tevens een adviserende rol in de rangschikking van de aanvragen.

  • 2 De uitvoeringsinstantie is niet belast met het vaststellen van besluiten tot subsidieverlening of subsidievaststelling of met de administratieve afhandeling daarvan.

Artikel 7. Aanvraagvereisten

  • 1 Een aanvraag wordt gericht aan de Minister.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld digitaal formulier dat wordt geplaatst op de website van de uitvoeringsinstantie.

  • 4 Een aanvrager toont bij de aanvraag aan dat het vaartuig waarvoor de subsidie wordt aangevraagd wordt ingezet ter uitvoering van het NGF-project.

Artikel 8. Specifieke afwijzingsgronden

Onverminderd de in de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit opgenomen afwijzingsgronden, wordt de subsidie in ieder geval afgewezen indien:

  • a. er al een subsidie is verstrekt op grond van deze regeling voor dezelfde activiteit;

  • b. er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de AGVV;

  • c. er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de AGVV;

  • d. indien de werkzaamheden aan de maatregelen reeds zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend en het stimulerend effect als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de AGVV daardoor ontbreekt;

  • e. de subsidieverstrekking niet in overeenstemming is met enige andere bepaling in de AGVV;

  • f. de Minister van oordeel is dat de aanvraag niet past binnen het NGF-project.

Artikel 9. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1 De subsidie-ontvanger rondt de activiteiten, bedoeld in artikel 3, binnen 18 maanden na de subsidieverlening af.

  • 2 Binnen twee weken na afronding van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, vraagt de subsidie-ontvanger voor het binnenschip waarop de subsidie betrekking heeft een emissielabel aan bij de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart.

  • 3 Het label voor het binnenschip is bij eerste uitreiking minimaal B1. Uiterlijk met ingang van 1 juli 2026 is het label A0.

  • 4 De subsidie-ontvanger toont gedurende 24 maanden na afronding van een activiteit als bedoeld in artikel 3, bij een steekproefsgewijze controle aan dat het binnenschip functioneert binnen de kaders van het NGF-project.

  • 5 Indien blijkt dat de subsidie-ontvanger niet voldaan heeft aan de in dit artikel opgenomen verplichtingen, kan de subsidie teruggevorderd worden.

  • 6 De subsidie-ontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan controles door de uitvoeringsinstantie.

Artikel 10. Voorschot

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorschot verleend van 100% van de subsidie.

Artikel 11. Subsidievaststelling

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van deze titel uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

  • 2 Binnen dertien weken nadat de activiteit is afgerond, dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld digitaal formulier dat wordt geplaatst op de website van de uitvoeringsinstantie.

  • 3 In de beschikking tot subsidievaststelling stelt de Minister de subsidie vast op basis van de gegevens die bij de aanvraag zijn ingediend. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, vierde lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit.

Artikel 12. Evaluatie

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van deze titel uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 3 De Minister publiceert in 2028 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de voor die datum aangevraagde subsidies.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023–2027.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers

Naar boven