3.9. Indienen vordering voorlopige tenuitvoerlegging
[Regeling vervallen per 01-03-2021]
Bij een ernstig vermoeden of constateren van het niet naleven van een opgelegde bijzondere
voorwaarde en/of algemene voorwaarde, kan de officier bij de RC een vordering indienen
tot voorlopige tenuitvoerlegging van de gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke straf.
In geval van een voorwaardelijke straf opgelegd door het Hof, kan de AG een dergelijke
vordering terugleggen bij de officier in de eerste lijn met het verzoek deze in te
dienen bij de RC.
De RC toetst of er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de algemene en/of
bijzondere voorwaarde niet is nageleefd. De RC dient binnen driemaal vierentwintig
uur na aanhouding de veroordeelde te horen en te beslissen op de vordering tenuitvoerlegging
(art. 14fa Sr).
Het OM vordert de voorlopige tenuitvoerlegging
tenzij:
-
– kan worden volstaan met een waarschuwing of
-
– een vordering wijziging voorwaarden of
-
– een vordering verlengen proeftijd wordt ingediend;
en mits:
-
– sprake is van een voorwaardelijke gevangenisstraf;
-
– de schending van de voorwaarde(n) zodanig is, dat de insluiting van de veroordeelde
noodzakelijk en proportioneel is.
Een voorlopige tenuitvoerlegging kan derhalve niet worden gevorderd bij een voorwaardelijke
taakstraf en/of de maatregel van een voorwaardelijke ISD.
De vordering tenuitvoerlegging dient binnen dertig dagen nadat de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen, op zitting behandeld te zijn (art. 14h lid 2 Sr). Deze termijn geldt niet als de vordering voorlopige tenuitvoerlegging is afgewezen
of als de vordering tenuitvoerlegging betrekking heeft op de overtreding van de algemene
voorwaarde en de veroordeelde voor het nieuwe strafbare feit wordt vervolgd.
Indien de RC de vordering van het OM toewijst, beveelt hij de voorlopige tenuitvoerlegging
van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf. Indien hij de vordering afwijst, beveelt
hij de invrijheidstelling van de veroordeelde. De administratie stelt de veroordeelde
onverwijld schriftelijk in kennis van de beslissing van de RC.
De termijn van de voorlopige tenuitvoerlegging eindigt van rechtswege op het tijdstip
waarop de duur van de vrijheidsbeneming gelijk wordt aan de duur van de ten uitvoer
te leggen straf.
De veroordeelde kan een verzoek indienen tot opheffing van de voorlopige tenuitvoerlegging.
De rechter die bevoegd is te oordelen over de vordering tot tenuitvoerlegging, behandelt
het verzoek. Deze rechter kan ook ambtshalve (of op vordering van het OM) de voorlopige
tenuitvoerlegging opheffen.
Bij het vorderen van de tenuitvoerlegging moet de officier rekening houden met de
vrijheidsbeneming op grond van de voorlopige tenuitvoerlegging (art 14 g lid 6 Sr).