1. Achtergrond
1.1. Over Orange Corners
Nederland wil graag bijdragen aan het versnellen van duurzame (economische) ontwikkeling
en werkgelegenheid door het stimuleren van ondernemerschap over de gehele wereld,
met een bijzondere focus op jongeren in ontwikkelingslanden. Jeugdwerkgelegenheid
en jong ondernemerschap zijn bijzondere prioriteiten in het beleid van de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna de minister) en de zogeheten ‘Youth at Heart’ strategie om jongeren centraal in het Nederlands ontwikkelingsbeleid te plaatsen.
Jonge ondernemers hebben de kracht en vindingrijkheid om concrete oplossingen voor
lokale uitdagingen te ontwikkelen. Dit kan werkgelegenheid en innovatie stimuleren.
Dit wordt ook erkend in resolutie 73/225 ('Entrepreneurship for sustainable development'), aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 december 2018,
die de centrale rol van ondernemerschap binnen duurzame ontwikkeling benadrukt en
erkent dat ondernemerschap duurzame economische groei bevordert via onder meer de
creatie van eerlijke en waardige banen, duurzame landbouw en het stimuleren van innovatie.
Jonge ondernemers in ontwikkelingslanden lopen tegen verschillende uitdagingen aan
in hun ondernemersbestaan. Zo zijn er vaak bureaucratische hordes, is er een gebrek
aan goed ondernemerschapsonderwijs en is toegang tot financiering geen vanzelfsprekendheid.
Ook ontbreekt kwalitatief goede training, zakelijke ondersteuning en netwerken voor
jonge ondernemers, om hun ideeën om te zetten in een duurzaam verdienmodel. Gezien
de ruime ervaring van Nederland op het gebied van ondernemerschap is Nederland uiterst
goed gepositioneerd om deze uitdagingen te helpen aanpakken en jonge ondernemers te
ondersteunen in het opzetten en groeien van hun eigen onderneming.
Daarom heeft de minister het initiatief ‘Orange Corners’ in het leven geroepen. Orange Corners versterkt het lokale ondernemersklimaat voor
jongeren in verschillende landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten via onder meer
trainingsprogramma’s (incubatie en acceleratie) voor startups, projecten op het gebied
van toegang tot financiering (onder andere door middel van het Subsidieprogramma Orange
Corners Innovation Fund), ondersteuning voor ondernemerschapsonderwijs en het ontwikkelen van betere wet-
en regelgeving op het gebied van ondernemerschap. De activiteiten onder de vlag van
Orange Corners zijn ontworpen om lokaal en contextueel passend te zijn en worden gebaseerd
op een zogenoemde ‘ecosystem mapping’. Nieuwe activiteiten worden ontwikkeld om in
te spelen op de geïdentificeerde hiaten in elk ecosysteem.
Orange Corners wordt uitgevoerd door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna RVO) in samenwerking
met ambassades, consulaten en vertegenwoordigingen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke
rol in de uitvoering, samen met andere lokale private organisaties die financieel
en in natura (in uren) ondersteunen.
1.2. Over het Subsidieprogramma Orange Corners
Het Subsidieprogramma Orange Corners (hierna: subsidieprogramma) draagt op verschillende
manieren bij aan de missie van Orange Corners.
Allereerst biedt het subsidieprogramma financiële ondersteuning aan lokale ondernemingen
en lokale maatschappelijke organisaties om trainingsprogramma’s (incubatie- en/of
acceleratieprogramma’s) op te zetten waar deelnemers toegang krijgen tot training,
mentorschap, netwerken en faciliteiten, om hun onderneming te starten of te laten
groeien. Het mogelijk maken van dergelijke incubatie- en acceleratieprogramma’s met
financiering is het hoofddoel van dit subsidieprogramma.
Het subsidieprogramma draagt ook bij aan het bredere bewustzijn en de kennis van ondernemerschap
binnen de doellocatie en stimuleert het ontwikkelen van een ondernemende geest en
vaardigheden, in het bijzonder onder jongeren in het onderwijs en pas afgestudeerden.
Onder het stimuleren van bewustzijn van ondernemerschap hoort ook bekendheid geven
aan de lokale Orange Corners activiteiten en het hiermee bevorderen van een goede
pijplijn richting deelname aan het lokale trainingsprogramma. Hiermee bevordert Orange
Corners ondernemerschap als een mogelijk carrièrepad voor jongeren. Het creëren van
bewustzijn over ondernemerschap en het stimuleren van een ondernemende geest en vaardigheden
onder jongeren is daarmee een subdoel van het subsidieprogramma.
Daarnaast zet het subsidieprogramma in op het versterken van de capaciteit van de
lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties die de trainingsprogramma’s
uitvoeren (de subsidieontvangers). Door in te zetten op het versterken van deze capaciteit
wordt er actief aandacht besteed aan de duurzaamheid en de zelfredzaamheid van deze
lokale organisaties, de verbetering van de kwaliteit van de uit te voeren programma’s
en wordt de kans vergroot dat de met het subsidieprogramma gefinancierde initiatieven
voortbestaan na de looptijd van het subsidieprogramma. Daarnaast zorgt dit aspect
ervoor dat de rol van Nederlandse ondersteuning in een internationale context relevanter
wordt. Het versterken van de capaciteit van de subsidieontvangers is daarmee een subdoel
van het subsidieprogramma.
In brede zin draagt het subsidieprogramma bij aan het versterken van lokale ecosystemen
voor jonge ondernemers.
In relatie tot de uitvoering van de activiteiten die ondersteund worden met het subsidieprogramma
is, naast het centrale Orange Corners team binnen RVO, een belangrijke ondersteunende
rol voorzien voor de lokale vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden
en verschillende in het land aanwezige en relevante andere lokale private organisaties.
Hiermee wordt een sterke samenwerking voorzien om de met het subsidieprogramma beoogde
resultaten te behalen. Ook wordt ermee voorzien in een goede coördinatie voor private
cofinanciering en aansluiting gezocht op, en synergie gevonden met, bestaande (Nederlandse)
initiatieven op jeugdwerkgelegenheid en jong ondernemerschap, zodat Orange Corners
relevant, efficiënt en impactvol blijft.
De voor het subsidieprogramma beschikbaar gestelde middelen zijn bestemd om subsidie
te verlenen aan lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties. Met
behulp van deze subsidie kunnen zij activiteiten uitvoeren die bijdragen aan het hierboven
beschreven hoofddoel en de hierboven beschreven subdoelen.
4. Subsidieprogramma Orange Corners
4.1. Doel
Hoofdoel
Het trainen en verder ondersteunen van jongeren van 18 tot en met 35 jaar op het gebied
van ondernemerschap, zodat zij hun ideeën om kunnen zetten in ondernemingen met duurzame
verdienmodellen.
Subdoelen
-
• Het creëren van bewustzijn over ondernemerschap en het stimuleren van een ondernemende
geest en vaardigheden onder jongeren.
-
• Het versterken van de capaciteit van lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke
organisaties.
Om voor subsidie in het kader van het subsidieprogramma in aanmerking te komen zijn
de activiteiten in ieder geval gericht op het hoofddoel. Daarnaast kunnen de activiteiten
ook gericht zijn op één subdoel of beide subdoelen. Als ervoor wordt gekozen om de
activiteiten ook te richten op één subdoel of beide subdoelen dan moet er worden voldaan
aan de per activiteit opgenomen verhouding ten opzichte van de totale subsidiabele
kosten, zoals neergelegd in paragraaf 4.5.
Het subsidieprogramma is gericht op subsidiëring van activiteiten in de doellocaties
Algerije, Angola, Burundi, Democratische Republiek Congo, Egypte, Ghana, Irak (exclusief
de Koerdische Regio in Irak), Ivoorkust, Koerdische Regio in Irak, Mali, Marokko,
Mozambique, Nigeria, Palestijnse gebieden, Senegal, Soedan, Zuid-Afrika en Zuid-Soedan.
4.2. Doelgroep
De uiteindelijke doelgroep van het subsidieprogramma zijn jongeren van 18-35 jaar
in de in paragraaf 4.1 genoemde doellocaties die ondersteund willen worden om een
idee om te zetten in een onderneming met een duurzaam verdienmodel. Daarbij geeft
het subsidieprogramma bijzondere aandacht aan vrouwelijke ondernemers en ondernemers
die met hun onderneming een bijdrage leveren aan de SDG’s.
4.3. Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie
Voor subsidie in het kader van het subsidieprogramma kunnen in aanmerking komen een
lokale onderneming of een lokale maatschappelijke organisatie, waarbij een aanvrager
per groep of per fiscale eenheid slechts eenmaal in aanmerking kan komen voor subsidie.
De volgende eisen worden gesteld aan de aanvrager:
-
• moet ervaring hebben met het ontwikkelen en managen van trainingsprogramma’s op het
gebied van ondernemerschap (incubatie/acceleratie);
-
• beschikt over alle bijbehorende (administratieve en regelgevende) capaciteit, infrastructuur
en systemen en heeft ervaring met projectmanagement, marketing en communicatie rondom
een project, acquisitie, het onderhouden van een actief netwerk binnen de doellocatie,
en monitoring, evaluatie, leren en rapporteren binnen een project;
-
• is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid
met betrekking tot de activiteiten als die waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen;
-
• toont aan dat er een integriteitsbeleid is vastgesteld en dat er procedures zijn ingevoerd
om aan dat beleid invulling te kunnen geven binnen de eigen organisatie. Dit integriteitsbeleid
en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder
begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden, bij de uitvoering van
de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft en de door hem ingeschakelde partijen,
zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen
zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures
zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan RVO is gewaarborgd.
4.4. Adviestraject
Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend dient een verplicht adviestraject
te worden doorlopen aan de hand van een daartoe ingediende quick scan. Het adviestraject eindigt met een advies van een RVO-adviseur. De uitkomst van het
adviestraject is niet bindend. Het staat vrij om na het advies wel of niet een subsidieaanvraag
in te dienen. Als de aanvrager vervolgens besluit om een aanvraag in te dienen is
en blijft het altijd de verantwoordelijkheid van de aanvrager om aan te tonen dat
aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan.
Aangezien met de verwerking van een verzoek om een quick scan twee weken is gemoeid,
kunnen quick scans niet later worden ingediend dan twee weken voor sluiting van de
aanvraagtermijn van een openstelling.
4.5. Subsidiabele activiteiten
Voor een subsidie in het kader van het subsidieprogramma komen de volgende activiteiten
in aanmerking, waarbij per type activiteit is opgenomen wat de verhouding ten opzichte
van de totale subsidiabele kosten moet zijn.
Trainingsprogramma (> 90% van de totale subsidiabele kosten)
Het trainingsprogramma moet alle volgende onderdelen bevatten:
-
• Het uitvoeren van activiteiten voor de selectie van deelnemers aan het trainingsprogramma,
waaronder het uitvoeren van een wervings- en selectieprocedure.
-
• Het aanbieden van een of meerdere werkplekken voor de ondernemers die deelnemen aan
het trainingsprogramma, waarbij de werkplekken minimaal voldoen aan: bureaus om aan
te werken, onbeperkt snel internet (>9MBPs), vergaderruimtes en printfaciliteiten.
-
• Het aanbieden van aanvullende activiteiten waaronder individueel mentorschap en individuele
strategische en operationele ondersteuning (‘business development services’), ter
ondersteuning van de ondernemer en diens onderneming.
-
• Het aanbieden van activiteiten gericht op een connectie met de private en financiële
sector in de doellocatie, zoals netwerkactiviteiten, masterclasses en veldbezoeken.
-
• Het organiseren van een afsluitend publiek evenement aan het eind van iedere trainingscyclus
gericht op het bevorderen van partnerschappen en aantrekken van financiering voor
de deelnemende ondernemers.
-
• Het opzetten en onderhouden van een alumninetwerk van ondernemers die hebben deelgenomen
aan het trainingsprogramma, inclusief het organiseren van relevante activiteiten voor
alumni.
-
• Het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het trainingsprogramma
waaronder monitoring, evaluatie en leren, marketing en communicatie (inclusief het
opzetten en onderhouden van actieve sociale media) en administratieve taken, op basis
van de richtlijnen van Orange Corners.
-
• Het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van de acquisitie van nieuwe lokale
private organisaties voor de financiële duurzaamheid en ondersteuning van het trainingsprogramma.
Belang ondernemerschap stimuleren (< 5% van de totale subsidiabele kosten)
-
• Campagnes, evenementen en andere activiteiten om het belang van ondernemerschap te
stimuleren op de gehele doellocatie.
-
• Activiteiten met/binnen kennisinstellingen ter promotie van ondernemerschap als mogelijk
carrièrepad onder studenten.
Capaciteit versterken (< 5% van de totale subsidiabele kosten)
-
• Trainingen, workshops, externe adviesinwinning en andere activiteiten die de capaciteit
van de subsidieontvanger versterken op het gebied van kennis en/of kunde om jonge
ondernemers te ondersteunen.
-
• Trainingen, workshops, externe advieswinning en andere activiteiten die de capaciteit
van de subsidieontvanger versterken op het gebied van het deugdelijk management bij
het uitvoeren van relevante activiteiten.
Voor de met het subsidieprogramma te behalen doelen en te subsidiëren activiteiten
gelden de volgende aandachtspunten die moeten worden toegelicht in het activiteitenplan:
-
○ Er moet aandacht zijn voor de specifieke beleidsdoelen van de minister op het gebied
van private sector ontwikkeling, op basis van de bijbehorende indicatoren, het aantal:
-
− ondernemers die getraind zijn of van wie de vaardigheden ontwikkeld zijn;
-
− ondernemingen dat ondersteund is met hun businessplan
-
− banen dat ondersteund is bij ondernemingen;
-
− ondernemingen dat succesvol ondersteund is om zich wettelijk te registreren;
-
− ondernemers dat succesvol ondersteund is bij het verkrijgen van financiering.
-
○ Per doellocatie zijn de lokale beleidsprioriteiten geformuleerd wat betreft geografische,
sector- en/of themafocus van het lokale trainingsprogramma (zie Annex 1).
-
○ Er moet bijzondere aandacht zijn voor vrouwelijke ondernemers en Sustainable Development
Goal 5 (SDG 5): gendergelijkheid:
-
− Er dienen acties genomen te worden om een gelijk(er) deelnamepercentage voor mannen
en vrouwen te bewerkstelligen. In veel gevallen zal dit betekenen dat er wordt toegewerkt
naar een minimaal deelnamepercentage van 50% voor vrouwen.
-
− Om stappen te maken richting het behalen van SDG 5 moeten activiteiten in ieder geval
genderbewust en waar mogelijk gender-transformatief zijn. Er moet daarbij aandacht gegeven worden aan de kwaliteit van de deelname voor vrouwelijke
ondernemers en hun specifieke behoeften, waarbij rekening gehouden dient te worden
met de sociaal-culturele context van het project en het doelland en gender-gerelateerde
belemmeringen. Dit kan het waarborgen van geschikte trainingsbenaderingen/-locaties/-tijden
en relevante sociale ondersteuning omvatten. Het kan ook nodig zijn om hiaten in de
zakelijke behoeften van vrouwelijke ondernemers en structurele belemmeringen in de
ontwikkeling van de ondernemingen van vrouwen te onderzoeken, en om de ontwikkeling
van aanvullende vaardigheden, sociale dialoog en coördinatie waar nodig te vergemakkelijken.
-
○ Er moet bijzondere aandacht zijn voor ondernemers die met hun onderneming een bijdrage
leveren aan de Sustainable Development Goals (SDG’s).
-
○ Het is wenselijk dat er bijzondere aandacht wordt gegeven aan de volgende thema’s:
In ieder geval niet subsidiabel zijn activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een
subsidie of bijdrage ten laste van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen.
4.6. Looptijd van de activiteiten
De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten een looptijd van vier jaar
hebben, met als startdatum 1 januari 2025 en als einddatum 31 december 2028.
4.7. Omvang van de subsidie
De subsidie bedraagt per aanvraag 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van
€ 600.000.
Het voorgaande betekent dat de eigen bijdrage minimaal 25% van de subsidiabele kosten
moet zijn. De eigen bijdrage (in geld) moet zoveel mogelijk afkomstig zijn van lokale
private organisaties. Vanaf de start van de activiteiten moet er minimaal één lokale
private organisatie betrokken zijn. Gedurende de looptijd van de activiteiten kunnen
doorlopend nieuwe relaties aangegaan worden met lokale private organisaties voor versterking
en de invulling van de eigen bijdrage.
Samenwerkingen met grote(re) lokale private organisaties zijn van grote waarde voor
het succes van de activiteiten en de groei van jonge ondernemers. Deze organisaties
kunnen met hun middelen, kennis en ervaring een belangrijke bijdrage leveren aan de
activiteiten en kunnen inspirerende voorbeelden vormen voor jonge ondernemers met
een eigen onderneming. Naast een financiële bijdrage is het daarom wenselijk dat de
betrokken lokale private organisaties ook een bijdrage in natura (in uren) leveren,
bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van trainers en mentoren, het aanbieden
van individuele strategische en operationele ondersteuning (business development services)
en/of het organiseren van masterclasses en workshops voor deelnemers. Deze bijdrage
in natura maakt geen onderdeel uit van de totale subsidiabele kosten omdat het hierbij
niet om de kosten van de subsidieaanvrager gaat.
De betrokken lokale private organisaties dienen geen risico’s op reputatieschade voor
Orange Corners met zich mee te brengen. Het is wenselijk dat de betrokken lokale private
organisaties qua bedrijfsvoering aansluiten bij de focusthema’s en -sectoren die gekozen
zijn voor de activiteiten en/of een bijzondere focus hebben op jeugdwerkgelegenheid,
(jong) ondernemerschap en/of de Sustainable Development Goals binnen hun bedrijfsvoering.
4.8. Staatssteun
De subsidies die worden verstrekt in het kader van het subsidieprogramma vormen geen
staatssteun. De subsidies zorgen immers niet voor een verstoring van het Europese
handelsverkeer, omdat de activiteiten alleen door organisaties buiten de Europese
Unie en alleen op derde landen markten worden uitgevoerd en volledig aan lokale (startende)
ondernemingen op die derde landen markten ten goede komen. Er wordt daarmee niet voldaan
aan alle factoren die maken dat steun kwalificeert als staatssteun.
6. Aanvraag
6.1. Vereisten
Voordat de aanvrager in het kader van het subsidieprogramma een aanvraag doet, dient
deze een advies van RVO te hebben verkregen zoals beschreven in paragraaf 4.4 (advies
naar aanleiding van ‘quick scan’).
De aanvraag wordt ingediend in de Engelse taal met gebruikmaking van een daartoe op
de website van RVO beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de daarin genoemde
bijlagen waarvoor modellen beschikbaar worden gesteld door RVO.
De aanvraag bevat in ieder geval:
-
− Referentienummer van het ontvangen RVO-advies;
-
− Activiteitenplan, in lijn met wat hiervoor is opgenomen in paragraaf 4 (met uitzondering
van paragraaf 4.4) en het bepaalde in Annex 1. Dit plan bedraagt niet meer dan 25
pagina’s (lettertype Verdana pt. 9, regelafstand 1). Onderdeel van het activiteitenplan
is een risicoanalyse, waarin zowel uitvoerings- als IMVO -risico’s in kaart zijn gebracht
en maatregelen zijn opgenomen om de belangrijkste risico’s te mitigeren;
-
− Een begroting inclusief een liquiditeitsprognose;
-
− Een planning van de activiteiten;
-
− CV’s van het personeel van de aanvrager dat betrokken wordt bij de implementatie van
de activiteiten;
-
− Minimaal één intentieverklaring van een private organisatie voor (gedeeltelijke) invulling
van de eigen bijdrage (in geld) en ondersteuning van de subsidiabele activiteiten
(in uren);
-
− De meest recente door een externe, onafhankelijke accountant gecontroleerde jaarrekening
over jaren T-1 en T-2, of een of meerdere niet gecontroleerde jaarrekeningen als er
nog geen gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar zijn.
Tevens moet de aanvrager verklaren op de hoogte te zijn en te zullen handelen naar
de OESO richtlijnen. Ook dient de aanvrager op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen
activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd staan. In aanvulling hierop gelden ook de IFC Performance Standards. De aanvrager dient
te verklaren van deze richtlijnen op de hoogte te zijn en deze te onderschrijven.
De aanvrager dient feiten of omstandigheden die wijzen op het schenden van deze richtlijnen
onverwijld te melden bij RVO. De aanvrager moet open staan voor verbetering als dat
wordt geïdentificeerd.
6.2. Herstelperiode
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister (met gebruikmaking
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens
gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen; na de deadline voor het
indienen van aanvragen is een aanvulling niet meer mogelijk. Daarnaast geldt in het
algemeen dat het niet volledig indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van
(onderdelen van) de aanvraag mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag
op basis van het niet of niet in voldoende mate voldoen aan de aan aanvragen gestelde
vereisten en criteria.
Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen
is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat
daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten
niet worden ingevuld loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.
7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking in het kader van het subsidieprogramma. De aanvragen worden beoordeeld
met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in het subsidieprogramma
zijn neergelegd.
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan de
hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts
de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de
hand van de hierna volgende criteria, waaraan eveneens (in voldoende mate; minimaal
65 punten van de maximaal 100 te behalen punten) moet worden voldaan om in aanmerking
te kunnen komen voor subsidie. Per doellocatie komt de aanvrager die het beste aan
de criteria voldoet als eerste in aanmerking voor subsidie, daarna de aanvrager die
als tweede in de beoordeling is geëindigd.
De volgende criteria zijn van toepassing, waarbij per set van criteria het maximale
aantal te behalen punten is aangegeven:
1. Beleidsbijdrage (totaal 15 punten)
|
De mate waarin de activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelen van de minister op het
gebied van private sector ontwikkeling, op basis van de bijbehorende indicatoren,
het aantal:
– ondernemers die getraind zijn of van wie de vaardigheden ontwikkeld zijn;
– ondernemingen dat ondersteund is met hun businessplan
– banen dat ondersteund is bij ondernemingen;
– ondernemingen dat succesvol ondersteund is om zich wettelijk te registreren;
– ondernemers dat succesvol ondersteund is bij het verkrijgen van financiering.
|
10
|
De mate waarin de activiteiten aansluiten bij de lokale beleidsprioriteiten van de
Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van private sector ontwikkeling
in/behorende bij de betreffende doellocatie (zie Annex 1)
|
5
|
2. Plan van aanpak (totaal 35 punten)
|
De mate waarin er wordt aangetoond dat het plan van aanpak zal leiden tot de te behalen
doelstellingen en resultaten.
|
25
|
De mate waarin het plan van aanpak voorziet in het gebruiken van geleerde lessen tijdens
het project voor het verbeteren van het plan van aanpak gedurende het project.
|
5
|
De mate waarin het plan van aanpak creatief en vernieuwend is.
|
5
|
3. Organisatie en netwerk (totaal 15 punten)
|
De mate waarin de aanvrager aantoont adequate capaciteit, systemen en ervaring te
hebben met de volgende aspecten van projectmanagement: monitoren, evaluatie en leren
(MEL), marketing en communicatie, personeelszaken, financiële projecties en boekhouden,
rapporteren, logistiek en andersoortige administratie.
|
5
|
De kwaliteit en ervaring van het voorgestelde team met betrekking tot het ontwikkelen
en managen van trainingsprogramma’s op het gebied van ondernemerschap (incubatie/acceleratie)
|
5
|
De mate waarin de aanvrager aantoont te beschikken over actieve relaties met de volgende
actoren binnen het lokale ecosysteem:
– Centrale en decentrale overheden;
– Private organisaties;
– Banken, investeringsfondsen- en netwerken, individuele investeerders en
– andere relevante financiële partijen;
– Universiteiten, hogescholen en andere relevante kennisinstellingen;
– Relevante multilaterale organisaties en andere donoren;
– Trainers, mentoren en technische experts.
|
5
|
4. Financieel (totaal 15 punten)
|
|
De mate van redelijkheid van de hoogte van de begrote subsidiabele kosten.
|
2,5
|
De mate waarin de impact van de activiteiten in kwalitatief en kwantitatief opzicht
opwegen tegen de kosten die hiervoor worden gemaakt.
|
2,5
|
De mate waarin de aanvrager reeds intentieverklaringen dan wel toezeggingen vanuit
private organisaties heeft vastgelegd voor (gedeeltelijke) invulling van de eigen/lokale
bijdrage en ondersteuning van de subsidiabele activiteiten.
|
5
|
De mate waarin de aanvrager een gedegen plan heeft voor acquisitie van nieuwe lokale
private organisaties gedurende de looptijd van de subsidie.
|
5
|
5. Sociale impact (totaal 15 punten)
|
|
De mate waarin het plan van aanpak aandacht heeft voor vrouwelijke ondernemers en
SDG 5: gendergelijkheid
|
5
|
De mate waarin het plan van aanpak aandacht heeft voor onder meer de volgende thema’s:
– vergroening/duurzaamheid (2,5 punt)
– digitalisering (2,5 punt)
– innovatie (2,5 punt)
– diversiteit en inclusie (2,5 punt)
|
10
|
6. Risicomanagement (5 punten)
|
|
De mate waarin in de aangeleverde risicoanalyse zowel de uitvoerings- als IMVO-risico’s
in kaart zijn gebracht en doeltreffende maatregelen zijn opgenomen om de belangrijkste
risico’s te mitigeren.
|
5
|
Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO verificatieactiviteiten uitvoeren ter
controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan door
verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van
de aanvraag verzameld worden.
RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts.
De Ambassades van het Koninkrijk der Nederlanden worden altijd gevraagd deel te nemen
aan de beoordeling van de aanvragen, in het bijzonder de factoren betreffende de aansluiting
van de aanvragen op hun beleid en de inbedding in de lokale context.
10. Verplichtingen
Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in
de beschikking.
In de beschikking zal in ieder geval een meldingsplicht worden opgenomen. De subsidieontvanger
heeft de plicht om aan RVO te melden wanneer hij niet (geheel) aan de verplichtingen
van de subsidie kan voldoen en/of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet
(geheel) kan uitvoeren. Ook zal een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger
en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en/of dwangarbeid. De subsidieontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden die wijzen op kinder-
of dwangarbeid bij deze organisaties eveneens onverwijld te melden bij RVO.
In de rapportageverplichting zal onder meer worden opgenomen dat de subsidieontvanger
na het eerste jaar en na afloop van de periode van subsidiabele activiteiten een cDe
subsidieontvanger zal ook worden gevraagd actief deel te nemen aan het internationale
netwerk van Orange Corners, wat onder meer betekent dat men op reguliere basis deelneemt
aan de overleggen met alle subsidieontvangers van het subsidieprogramma (‘Community
of Practice’) en actief alumni uit het lokale programma verbindt aan het internationale
alumninetwerk.
Verder kan in de beschikking worden opgenomen dat het de verantwoordelijkheid van
de subsidieontvanger is om zich er van te verzekeren dat de organisaties of personen
met wie men wil samenwerken geen organisaties en/of personen zijn die op de internationale
EU- en VN- sanctielijsten staan. Deze zijn namelijk uitgesloten van financiering. Deze verplichting zal in voorkomend
geval zo worden vormgegeven dat de subsidieontvanger haar moet laten doorwerken in
afspraken met derden.
ontrole door een onafhankelijke externe accountant dient te laten uitvoeren.
11. Administratieve lasten
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de aanvrager te maken krijgt
is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden
met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling van
de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat
het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 2,4% bedraagt.
Annex 1. Lokale beleidsprioriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied
van private sector ontwikkeling
Voor de aanvragen gelden de in de volgende tabel opgenomen lokale beleidsprioriteiten
van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van private sector ontwikkeling.
Er wordt voor verschillende doellocaties een nieuwe ecosystem mapping gemaakt om de meest relevante thema’s en gewenste geografische focus in kaart te
brengen. Deze zullen apart met aanvragers worden gecommuniceerd als onderdeel van
de terugkoppeling van de quick scan en opgenomen op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component. Het gaat hierbij met name om Burundi, Mali en Zuid-Soedan.
In het kader van een programmatische aanpak gaan de lokale vertegenwoordigingen van
het Koninkrijk der Nederlanden graag in gesprek over hoe de te subsidiëren activiteiten
goed verbonden kunnen worden aan andere lokale projecten van het Koninkrijk der Nederlanden
die uitgevoerd worden in de doellocaties.
Via het subsidieprogramma Orange Corners Innovation Fund (OCIF) zal er in alle doellocaties ook financiering worden verstrekt aan deelnemers van
het trainingsprogramma. Er zal daarmee logischerwijs sprake zijn van een actieve samenwerking
tussen de subsidieontvanger van dit subsidieprogramma en de subsidieontvanger van
OCIF.
Doellocatie
|
Relevante thema’s en sectoren
|
Gewenste geografische focus
|
Andere opmerkingen
|
Algerije
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• hernieuwbare energie (inclusief zonne-energie)
• milieu
• klimaatmitigatie
• landbouw
• circulaire economie
• water
• recycling
|
Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.
|
|
Angola
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• landbouw
|
Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.
|
|
Burundi
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
|
Democratische Republiek Congo
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• voedselzekerheid (met een focus op landbouw)
• milieu en klimaat
• toegang tot (veilig) water
• (groene) energie
• lokale verwerking van minerale bronnen
• digitalisering
|
Kinshasa en zo mogelijk Oost-Congo en Grand Katanga.
|
|
Egypte
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• (klimaatslimme) landbouw
• water
• afvalverwerking
• duurzaamheid
• digitalisering
• groene technologie
|
De Upper Egypt regio
|
Voor het uitvoeren van activiteiten in Egypte is een veiligheidsmachtiging van het
Egyptische Ministerie van Internationale Samenwerking nodig. Deze dient te worden
aangevraagd door de geselecteerde subsidieontvanger in samenwerking met de lokale
ambassade.
|
Ghana
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• landbouw, met een focus op de waardeketens rondom tuinbouw en cacao.
|
Accra en zo mogelijk andere steden die relevant zijn voor de markt op het gebied van
tuinbouw en cacao, waaronder Kumasi, Volta, Sumyani, Damongo, Bono Ahafo, Ejura, en
Cape Coast
|
|
Irak (Bagdad)
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• klimaat
• water
• landbouw
• voedselzekerheid
De focus dient te liggen op producten en diensten die een functie in de samenleving
vervullen die er nog niet is, ook met oog op de fragiele context van Irak.
|
Bagdad en zo mogelijk andere steden in Irak (Bagdad).
|
|
Ivoorkust
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• landbouw, met een focus op de waardeketens rondom tuinbouw en cacao.
• circulaire economie
|
Abidjan en zo mogelijk andere steden die relevant zijn voor de markt op het gebied
van tuinbouw en cacao, waaronder Yamoussoukro en Korhogo.
|
|
Irak (Koerdische regio)
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• (klimaatslimme en moderne) landbouw
• milieu en klimaat
• watermanagement
• hernieuwbare energie
• recycling
• financiële diensten
• tech (waaronder e-learning en e-commerce)
|
Erbil
|
|
Mali
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
|
Marokko
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• water
• energie
• landbouw
|
Bij voorkeur richt het trainingsprogramma (en bijbehorende activiteiten) zich op meerdere
steden in Marokko.
|
Ten aanzien van de selectie van de aanvrager voor activiteiten in Marokko geldt dat
de Marokkaanse autoriteiten (specifiek het ministerie van Buitenlandse zaken) hierover
zullen worden geïnformeerd. Deze informatie betreft de naam van de organisatie, de
doelstellingen en de looptijd van de activiteiten waarvoor de subsidie is gevraagd.
|
Mozambique
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• landbouw
|
Maputo en zo mogelijk de Beira-corridor (inclusief Beira) en de provincie Cabo Delgado.
|
|
Nigeria
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• landbouw
• circulaire economie
• gezondsheidszorg
• hernieuwbare energie
|
Lagos en zo mogelijk South en North Central Nigeria.
|
|
Soedan
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
• kennis
• landbouw
• IT
De focus dient te liggen op producten en diensten die een functie in de samenleving
vervullen die er nog niet is, ook met oog op de fragiele context van Soedan.
|
Khartoem en zo mogelijk Darfur en Kassala.
|
|
Zuid-Afrika
|
Er zijn geen specifieke thema’s of sectoren aangewezen als de meest relevante. De
focus dient te liggen op de slagingskans en schaalbaarheid van de te ondersteunen
ondernemingen.
|
Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.
|
|
Zuid-Soedan
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component
|
|
Doellocatie
|
Relevante thema’s en sectoren
|
Gewenste geografische focus
|
Palestijnse gebieden
|
De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:
– Landbouw
– Toegang tot water en land
– ICT en digitalisering
|
De Westelijke Jordaanoever en waar mogelijk Gaza
|
Senegal
|
Er zijn geen specifieke thema’s of sectoren aangewezen als de meest relevante. De
focus dient te liggen op de slagingskans en schaalbaarheid van de te ondersteunen
ondernemingen.
|
Dakar en waar mogelijk andere steden/regio’s
|