Subsidieregeling financiële educatie voor onderwijsinstellingen

[Regeling vervalt per 17-10-2026.]
Geraadpleegd op 01-06-2024.
Geldend van 19-03-2024 t/m heden

Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 18 augustus 2023, nr.2023-0000495330 houdende regels over het verstrekken van subsidies voor inbedding van financiële educatie op mbo-instellingen ter preventie van geldzorgen (Subsidieregeling financiële educatie voor mbo-instellingen)

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en benodigde formulieren

  • 1 Op het aanvragen en verstrekken van subsidies op grond van deze regeling is de Kaderregeling, met uitzondering van de artikelen 3.1 en 7.1, van toepassing.

  • 2 De formulieren, modellen en formats waarnaar in deze regeling wordt verwezen, zijn door de minister elektronisch beschikbaar gesteld op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is het creëren, ontwikkelen en bevorderen van structurele aandacht voor financiële educatie in onderwijsinstellingen.

Artikel 4. Subsidieplafond en het subsidiebedrag per aanvraag

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 8.620.000,– voor aanvragen gedaan in het tijdvak, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2 De subsidie bedraagt minimaal € 25.000,– en maximaal € 400.000 per aanvraag gedaan in het tijdvak, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3 Het subsidieplafond bedraagt € 18.700.000 voor aanvragen gedaan in het tijdvak, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 4 De subsidie bedraagt minimaal € 75.000 en maximaal € 300.000 per aanvraag gedaan in het tijdvak, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 5 De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 8.

Artikel 5. Aanvraagtijdvak

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt door een mbo-instelling ingediend van 18 september 2023, 09.00 uur, tot en met 16 oktober 2023, 17.00 uur.

  • 2 Een subsidieaanvraag wordt door een vo-instelling ingediend van 15 april 2024, 15.00 uur, tot en met 10 mei 2024, 17.00 uur.

Artikel 6. Projectperiode

  • 1 Activiteiten voor een project in een mbo-instelling in het kader van deze regeling vinden plaats binnen de periode van 17 oktober 2023 tot en met 16 oktober 2026.

  • 2 Activiteiten voor een project in een vo-instelling in het kader van deze regeling vinden plaats in de periode van 11 mei 2024 tot en met 9 juli 2027.

  • 3 De voor subsidie in aanmerking komende kosten worden gemaakt in een door de minister aangewezen projectperiode.

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend de volgende activiteiten in aanmerking:

    • a. het volgen van een door de Minister goedgekeurde opleiding door docenten van mbo-instellingen of vo-instellingen die tot doel heeft het integreren van financiële educatie in bestaande vakken en het onderwijzen van studenten respectievelijk leerlingen in financiële competenties;

    • b. het aannemen of vrijstellen van medewerkers binnen mbo-instellingen of vo-instellingen, die zorg dragen voor structurele inbedding van financiële educatie in het onderwijs op de desbetreffende mbo-instelling of vo-instelling;

    • c. het aanbieden van persoonlijke financiële begeleiding op de mbo-instellingen aan studenten met geldzorgen;

    • d. het aanbieden van individuele persoonlijke financiële begeleiding op vo-instellingen aan leerlingen en het betrekken van ouders of verzorgers bij de financiële opvoeding van hun kinderen.

  • 2 Het expertisepunt financiële educatie adviseert de Minister over opleidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en toetst daarbij of het scholingsaanbod:

    • a. gericht is op zittende of aankomende leerkrachten in het primair onderwijs, docenten op het voortgezet onderwijs en mbo of het hele onderwijsteam;

    • b. specifiek gericht is op structureel inbedden van effectieve financiële educatie in het schoolcurriculum en de bestaande vakken;

    • c. gericht is op duurzame impact;

    • d. plaatsvindt onder begeleiding van een trainer of docent; en

    • e. niet uitsluitend door middel van e-learning wordt aangeboden hetgeen niet geldt voor instellingen in Caribisch Nederland.

  • 3 Van effectieve financiële educatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is sprake, indien:

    • a. sprake is van een structurele aanpak;

    • b. het aanbod aansluit op de belevingswereld van jongeren en situaties waar zij mee te maken kunnen krijgen;

    • c. het aanbod aansluit bij de cognitieve, sociale en psychologische ontwikkeling van de jongeren en een doorlopende leerlijn betreft;

    • d. onderwijsprofessionals bij het proces worden betrokken;

    • e. financiële vaardigheden worden geïntegreerd in andere thema’s;

    • f. de docenten worden getraind en indien nodig ouders worden betrokken bij het proces; en

    • g. rekening wordt gehouden met culturele factoren.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking:

  • 2 De subsidiabele kosten voor de activiteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen c en d, bedragen per onderdeel maximaal 25% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e.

Artikel 9. Niet subsidiabele kosten;

Niet voor subsidie komen in aanmerking:

  • a. kosten voor de inkoop van gastlessen;

  • b. kosten die gemaakt zijn buiten de projectperiode, bedoeld in artikel 6;

  • c. naar oordeel van de minister onredelijke en niet noodzakelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het project of een onderdeel daarvan; en,

  • d. externe kosten waarvoor geen factuur of betaalbewijs kan worden overlegd.

Artikel 10. Bevoorschotting

De minister verstrekt bij de beschikking van de subsidieverlening een voorschot tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 11. Subsidieaanvraag

  • 2 Een subsidieaanvrager dient één aanvraag in voor één of meerdere onderwijslocaties die horen bij dezelfde mbo-instelling of vo-instelling.

  • 3 Per subsidieaanvrager wordt voor mbo-instellingen één aanvraag in behandeling genomen. Per subsidieaanvrager kunnen voor vo-instellingen meerdere aanvragen in behandeling worden genomen indien deze een verschillende instellingscode uit de Registratie Instellingen en Opleidingen betreffen.

  • 4 De subsidieaanvraag wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier en ondertekend door de tekenbevoegde van het bevoegd gezag.

  • 5 Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a. de naam en het nummer van het bevoegd gezag;

    • b. de contactpersoon;

    • c. een bankrekeningnummer die op naam staat van de mbo-instelling of vo-instelling;

    • d. de in de Registratie Instellingen en Opleidingen geïdentificeerde instellingscode waarvoor de aanvraag voor een vo-instelling wordt ingediend.

  • 6 De subsidieaanvraag bevat middels voorgeschreven formats in ieder geval een activiteitenplan met bijbehorende begroting.

  • 7 Het activiteitenplan bevat in ieder geval:

    • a. overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. een beschrijving van de aard, omvang en duur van uitvoering van de activiteiten;

    • c. een omschrijving van het aantal studenten respectievelijk leerlingen, docenten, medewerkers per onderwijslocatie waarvoor de aanvraag is ingediend;

    • d. een omschrijving van reeds bestaande en uitgevoerde activiteiten op het gebied van financiële educatie;

    • e. een beschrijving van de met de activiteiten na te streven resultaten.

  • 8 Een aanvraag is volledig wanneer het elektronische formulier en de bijbehorende bijlagen volledig zijn ingevuld en binnen het aanvraagtijdvak zijn ontvangen door de minister.

  • 9 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 5, tweede lid, kan mede worden gedaan door een vo-instelling gevestigd op Bonaire, Sint-Eustatius of Saba’.

Artikel 12. Rangschikking

De subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen.

Artikel 13. Weigering van de subsidie

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht kan een aanvraag voor subsidie deels of geheel worden afgewezen:

  • a. indien de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

  • b. indien de activiteiten reeds geheel of gedeeltelijk uit andere middelen worden gefinancierd.

Artikel 14. Rapportageverplichting

  • 1 Indien een project langer dan achttien maanden duurt, wordt binnen acht weken na afloop van deze periode een voortgangsrapportage in het voorgeschreven format ingediend.

  • 2 Een verzoek tot vaststelling van subsidie wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier.

  • 3 Het verzoek, als bedoeld in tweede lid, omvat middels een door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld format, voor:

    • a. subsidies van € 125.000 of meer een verslag van de uitgevoerde activiteiten met een overzicht van de gemaakte subsidiabele kosten per activiteit;

    • b. subsidies van € 25.000 of meer, maar minder dan € 125.000 een verslag van de uitgevoerde activiteiten met een totaalbedrag van de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4 Indien de verleende subsidie, exclusief de accountantskosten bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel f, € 125.000,– of meer bedraagt, bevat het verzoek tot vaststelling, in aanvulling op het tweede lid, tevens een controleverklaring omtrent de naleving van de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door het bevoegd gezag, opgesteld door een accountant overeenkomstig een door de minister beschikbaar gesteld model met inachtneming van een door de minister beschikbaar gesteld accountantsprotocol.

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervallen van de regeling

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 17 oktober 2026.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling, zoals die luidde op 16 oktober 2026, van toepassing op de afwikkeling van verleende subsidies op grond van deze regeling.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling financiële educatie voor onderwijsinstellingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J. Schouten

Naar boven