Paragraaf 1. Verplichtstelling
Artikel a1. Elektronische aanvraag en communicatie
Tenzij naar het oordeel van de minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen
verzetten, geschieden uitsluitend langs elektronische weg de aanvragen en de daaropvolgende
communicatie:
-
a. van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
-
b. tot wijziging van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
-
c. tot intrekking van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
-
d. tot ontheffing van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Artikel 1. Aanvraag van de verplichtstelling
De aanvraag van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bevat:
-
a. een vermelding van de beroepspensioenvereniging die om de verplichtstelling vraagt;
-
b. een toelichting op de aanvraag tot verplichtstelling;
-
c. een digitale tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van
de verplichtstelling, waarbij gebruik is gemaakt van algemeen gebruikte programmatuur;
-
d. een digitale tekst van de integrale beroepspensioenregeling, waarbij gebruik is gemaakt
van algemeen gebruikte programmatuur;
-
e. een opgave van representativiteitgegevens in de vorm van:
-
1°. het aantal beroepsgenoten, dat lid is van de bij de aanvraag van de verplichtstelling
betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het aantal beroepsgenoten in
de beroepsgroep waarop de aanvraag van de verplichtstelling betrekking heeft, alsmede,
indien de aanvraag ook betrekking heeft op beroepsgenoten in loondienst;
-
2°. het aantal beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de bij de aanvraag van de verplichtstelling
betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het aantal beroepsgenoten in
loondienst in de beroepsgroep waarop de aanvraag van de verplichtstelling betrekking
heeft; en
-
f. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld
in onderdeel e, die in ieder geval het volgende bevat:
-
1°. een opgave van de gebruikte bronnen voor de aantallen beroepsgenoten en beroepsgenoten
in loondienst als bedoeld in onderdeel e, onder 1° en 2°;
-
2°. een opgave van de gehanteerde onderzoeksmethode;
-
3°. een opgave van de wijze van meting;
-
4°. een opgave van de peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben;
-
5°. een toelichting waaruit blijkt dat de grenzen van het domein waarover de gegevens
zijn verzameld gerelateerd zijn aan de werkingssfeer van het beroepspensioenfonds
of dat deel van het beroepspensioenfonds waarop de aanvraag van de verplichtstelling
betrekking heeft. Daarbij is duidelijk dat in de werkingssfeer van het beroepspensioenfonds
uitgesloten categorieën beroepsgenoten en beroepsgenoten in loondienst in de tellingen
buiten beschouwing zijn gelaten.
Artikel 2. Assurancerapport
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 1, onderdeel e, verlangen dat een assurancerapport over de juistheid van die opgave van een registeraccountant
of een accountant-administratieconsulent die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
Artikel 3. Aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling
De aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bevat:
-
a. een vermelding van de beroepspensioenvereniging die om wijziging van de verplichtstelling
vraagt;
-
b. een toelichting op de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling;
-
c. een digitale tekst van de integrale omschrijving van de werkingssfeer van de verplichtstelling
zoals deze zou komen te luiden na de gewenste wijziging, waarbij gebruik is gemaakt
van algemeen gebruikte programmatuur;
-
d. een opgave van representativiteitgegevens in de vorm van:
-
1°. het aantal beroepsgenoten dat lid is van de bij de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling
betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het aantal beroepsgenoten in
de beroepsgroep waarop de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling betrekking
heeft, alsmede, indien de aanvraag ook betrekking heeft op beroepsgenoten in loondienst;
-
2°. het aantal beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de bij de aanvraag tot wijziging
van de verplichtstelling betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het
aantal beroepsgenoten in loondienst in de beroepsgroep waarop de aanvraag tot wijziging
van de verplichtstelling betrekking heeft; en
-
e. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, bedoeld
in onderdeel d, die in ieder geval het volgende bevat:
-
1°. een opgave van de gebruikte bronnen voor de aantallen beroepsgenoten en beroepsgenoten
in loondienst als bedoeld in onderdeel d, onder 1° en 2°;
-
2°. een opgave van de gehanteerde onderzoeksmethode;
-
3°. een opgave van de wijze van meting;
-
4°. een opgave van de peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben;
-
5°. een toelichting waaruit blijkt dat de grenzen van het domein waarover de gegevens
zijn verzameld gerelateerd zijn aan de werkingssfeer van het beroepspensioenfonds
of dat deel van het beroepspensioenfonds waarop de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling
betrekking heeft. Daarbij is duidelijk dat in de werkingssfeer van het beroepspensioenfonds
uitgesloten categorieën beroepsgenoten en beroepsgenoten in loondienst in de tellingen
buiten beschouwing zijn gelaten.
Artikel 4. Assurancerapport
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 3, onderdeel d, verlangen dat een assurancerapport over de juistheid van die opgave van een registeraccountant
of een accountant-administratieconsulent die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
Artikel 5. Aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling
-
1 De aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling, bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling bevat:
-
a. vermelding van de beroepspensioenvereniging die om de intrekking van de verplichtstelling
vraagt;
-
b. een toelichting op de aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling;
-
c. een opgave van:
-
1°. het aantal beroepsgenoten dat lid is van de bij de aanvraag tot intrekking van de
verplichtstelling betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het aantal
beroepsgenoten in de beroepsgroep waarop de aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling
betrekking heeft, alsmede, indien de aanvraag ook betrekking heeft op beroepsgenoten
in loondienst;
-
2°. het aantal beroepsgenoten in loondienst dat lid is van de bij de aanvraag tot intrekking
van de verplichtstelling betrokken beroepspensioenvereniging onderscheidenlijk het
aantal beroepsgenoten in loondienst in de beroepsgroep waarop de aanvraag tot intrekking
van de verplichtstelling betrekking heeft; en
-
d. een toelichting op de wijze van verzameling van de representativiteitgegevens, die
in ieder geval het volgende bevat:
-
1°. een opgave van de gebruikte bronnen voor de aantallen beroepsgenoten en beroepsgenoten
in loondienst als bedoeld in onderdeel c, onder 1° en 2°;
-
2°. een opgave van de gehanteerde onderzoeksmethode;
-
3°. een opgave van de wijze van meting;
-
4°. een opgave van de peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben;
-
5°. een toelichting waaruit blijkt dat de grenzen van het domein waarover de gegevens
zijn verzameld gerelateerd zijn aan de werkingssfeer van het beroepspensioenfonds
of dat deel van het beroepspensioenfonds waarop de aanvraag tot intrekking van de
verplichtstelling betrekking heeft. Daarbij is duidelijk dat in de werkingssfeer van
het beroepspensioenfonds uitgesloten categorieën beroepsgenoten en beroepsgenoten
in loondienst in de tellingen buiten beschouwing zijn gelaten.
-
2 Onverminderd het eerste lid, bevat de aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling
voor één of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, tevens:
-
a. een digitale tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van
de verplichtstelling zoals deze zou komen te luiden na de gewenste intrekking van
de verplichtstelling voor één of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten, waarbij
gebruik is gemaakt van algemeen gebruikte programmatuur; en
-
b. een actuariële berekening waaruit de financiële gevolgen van de gedeeltelijke intrekking
voor de pensioenuitvoerder blijken.
Artikel 6. Assurancerapport
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan naar aanleiding van de opgave,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, verlangen dat een assurancerapport over de juistheid van die opgave van een registeraccountant
of een accountant-administratieconsulent die daartoe gecertificeerd is, wordt overgelegd.
Artikel 7. Aanvraag tot ontheffing
Artikel 8. Behandeling aanvragen
De aanvragen, bedoeld in de artikelen 1, 3, 5 en 7 worden eerst in behandeling genomen wanneer alle van belang zijnde gegevens en bescheiden,
genoemd in die artikelen, bij de aanvragen zijn gevoegd.
-
1 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beslist zo spoedig mogelijk op de
aanvraag, bedoeld in artikel 1, 3 of 5, doch uiterlijk binnen zesentwintig weken na de datum van mededeling in de Staatscourant
van de aanvraag tot verplichtstelling, de aanvraag betreffende wijziging van de verplichtstelling,
dan wel de aanvraag tot intrekking van de verplichtstelling.
-
2 Indien in verband met het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid informatie
of advies is gevraagd aan een persoon of instantie kan de termijn, bedoeld in het
eerste lid, ten hoogste twee maal worden verlengd met een periode van maximaal dertien
weken en worden verzoekende partijen van deze verlenging in kennis gesteld.
-
3 Indien verzoekende partijen niet of niet volledig binnen zes weken reageren op een
verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of De Nederlandsche Bank
om aanvullende informatie dan wel binnen acht weken in geval van een verzoek van De
Nederlandsche Bank om wijziging van statuten of reglementen, krijgen zij vier weken
om alsnog te reageren. Indien ook na deze periode niet of niet volledig is gereageerd
wordt de aanvraag, bedoeld in artikel 1, 3 of 5 niet verder behandeld. Hiervan wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 9a. Elektronische communicatie
De minister draagt zorg voor de noodzakelijke elektronische infrastructuur waarmee
de aanvragen, bedoeld in artikel a1, betrouwbaar en vertrouwelijk kunnen worden verzonden. Bij de verzending van de aanvragen,
bedoeld in artikel a1, wordt gebruik gemaakt van de door de minister ter beschikking
gestelde elektronische formulieren en de door hem erkende methode van authenticatie.