Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

[Regeling vervallen per 01-01-2023.]
Geraadpleegd op 22-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015 en zichtdatum 04-05-2024.
Geldend van 20-05-2015 t/m 14-07-2015

Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:

  • a. indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;

  • b. indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;

  • c. indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:

    • a. ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en

    • b. ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.

  • 2 Of de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beoordeeld op basis van:

    • a. de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;

    • b. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;

    • c. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of

    • d. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.

  • 3 De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:

    • a. de maatschap of de vennootschap onder firma, of

    • b. het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging.

  • 4 In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:

    • a. met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of

    • b. dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:

      • 1°. het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;

      • 2°. het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.

  • 5 In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.

  • 6 De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.

  • 7 Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.

  • 8 Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:

    • a. ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en

    • b. ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 mei 2015

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

S.A.M. Dijksma

Naar boven