Voor het ontwikkelen van kwalificatiedossiers, keuzedelen, certificaten en de verantwoordingsinformatie
1. Leeswijzer
Deze instructie is een handleiding voor de ontwikkeling van kwalificatiedossiers,
verantwoordingsinformatie, keuzedelen en certificaten (selectie van beroepsgerichte
onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat wordt verbonden). De instructie behoort
bij het model kwalificatiedossier mbo, het model keuzedeel en het model eisen mbo-certificaat.
In de instructie zijn de criteria uit het Toetsingskader voor de kwalificatiestructuur
mbo gespecificeerd naar de eisen die aan de onderdelen van de kwalificatiestructuur
gesteld worden.
Dit document bestaat uit vier delen. Het eerste deel gaat in op het ontwerp van het
kwalificatiedossier. Het bevat, per onderdeel van het model, instructies voor de beschrijving
van verschillende onderdelen in het basis- en profieldeel. Het tweede deel bevat de
instructie voor de uitwerking van het keuzedeel. Het derde deel bevat de instructie
voor de ontwikkeling van beide soorten certificaten. Het vierde deel bevat de instructie
voor de invulling van de verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier.
Het kwalificatiedossier, het keuzedeel en de eisen aan mbo-certificaten worden vastgesteld
door de Minister van OCW. Dat geldt niet voor de verantwoordingsinformatie.
In bijlage 1 is een overzicht met de NLQF/EQF descriptoren opgenomen. In bijlage 2
is een overzicht van het Europees Referentiekader MVT opgenomen.
Het model kwalificatiestructuur
Toelichting
Basisdeel:
|
Dit betreft:
Het beroepsgerichte basisdeel: de gemeenschappelijke kerntaken en werkprocessen van
toepassing op alle profielen in het kwalificatiedossier Het algemene basisdeel: de
generieke eisen Nederlandse taal, rekenen en (bij de niveau-4 kwalificaties) Engels.
|
Profieldeel:
|
Dit betreft de kerntaken en werkprocessen, van toepassing voor een specifieke kwalificatie
voor zover die niet van toepassing zijn op alle profielen in het dossier vervolgopleiding.
|
Kwalificatie:
|
Is opgebouwd uit het profieldeel in samenhang met het basisdeel die samen de kwalificatie-eisen
vormen voor het beginnend beroepsniveau.
|
Kwalificatiedossier:
|
Het kwalificatiedossier bevat de kwalificatie-eisen voor één of meerdere beroepen
en bestaat uit het basisdeel met één of meerdere profielen.
|
Beroepsopleiding:
|
Het onderwijs dat gebaseerd is op het totaal van basisdeel + profieldeel + keuzedeel/keuzedelen
en daarmee de basis vormt voor de onderwijsprogrammering binnen de daarvoor geldende
wettelijke studieduur.
|
Keuzedeel:
|
Keuzedelen hebben tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding
te leveren bij de toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor
een vervolgopleiding.
|
Certificaat:
|
Aan beroepsgerichte onderdelen of keuzedelen die een zelfstandige betekenis op de
arbeidsmarkt hebben, kan een certificaat worden verbonden. Certificaten zijn vooral
bedoeld voor de op-, om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden. Met als doel
dat zij breder inzetbaar worden en/of weer voldoen aan de nieuwe eisen van een veranderd
beroep.
|
|
2. Het kwalificatiedossier
2.1. Voorblad, colofon en overzicht dossier
2.1.1. Voorblad
Naam kwalificatiedossier, kwalificatie(s) en opleidingsdomein
De naamgeving is kort, weloverwogen en herkenbaar voor onderwijs, bedrijfsleven en
student. De naam is ook uniek in de kwalificatiestructuur. Het kwalificatiedossier
bevat de kwalificaties die op basis van verwantschap in de beroepengroep gebundeld
zijn.
Dat betekent het volgende:
-
• De naam van het kwalificatiedossier verwijst naar de beroepengroep. Hij is herkenbaar
voor de sector en de beroepsopleidingen en bevat geen verwijzing naar een niveau.
Bijvoorbeeld: Timmeren, Brood en banket, Creatief Vakmanschap.
-
• De naam van het profiel/de kwalificatie verwijst naar de beroepsbeoefenaar. Bijvoorbeeld:
Allround Timmerman, Patissier, Glazenier.
Opleidingsdomein
Vul de naam van het opleidingsdomein in waartoe dit kwalificatiedossier behoort. Tot
welk opleidingsdomein het kwalificatiedossier behoort bepaalt de sectorkamer.
Crebonummers, Versie, Geldig vanaf, Opleidingsdomein
De Toetsingskamer vult de betreffende Crebonummers in, o.b.v. informatie van DUO.
Ook versie, geldig vanaf en opleidingsdomein worden ingevuld door de Toetsingskamer.
Bij een nieuwe versie van een dossier wordt ingevuld ‘gewijzigd (jaartal vaststelling)’.
2.1.2. Binnenblad, colofon
Soorten instellingen
Aangegeven wordt welke soorten onderwijsinstellingen de crebo’s in het dossier mogen
aanbieden.
Penvoerder
Voor ieder kwalificatiedossier is één sectorkamer penvoerder. Geef aan welke sectorkamer
dat is.
Gevalideerd door
Vul de naam in van de sectorkamer die het kwalificatiedossier heeft gevalideerd en
de datum waarop dat is gedaan. De validering van een keuzedeel valt, indien er sprake
is van een sectoroverstijgend keuzedeel, onder de verantwoordelijkheid van een Thema-adviescommissie.
Op
Vul de datum in waarop de sectorkamer(s) het dossier heeft/hebben gevalideerd. Validering
door meerdere Sectorkamers is aan de orde wanneer naast de penvoerder meer sectorkamers
betrokken zijn bij de kwalificaties in een dossier.
Het besluit van het bestuur om een kwalificatiedossier te legitimeren moet zijn vastgelegd
deze datum moet overeenkomen met die in het kwalificatiedossier.
2.2. Overzicht van het kwalificatiedossier
In een tabel wordt per profiel weergegeven: naam profiel (kwalificatie), het mbo-niveau
c.q. het EQF-niveau, beroepsvereisten en de typering van de kwalificatie. Deze gegevens
worden automatisch gegenereerd door DigiK.
Onderstaand volgt een nadere toelichting op de te leveren gegevens.
Niveau-aanduiding
Geef voor de profielen in het dossier het bijbehorende mbo-niveau aan.
In onderstaande tabel staat welk EQF-niveau correspondeert met welk mbo-niveau:
mbo 1
|
EQF 1
|
mbo 2
|
EQF 2
|
mbo 3
|
EQF 3
|
mbo 4
|
EQF 4
|
Beroepsvereisten
Kruis aan indien er in het dossier sprake is van (wettelijke) beroepsvereisten. In
het profieldeel en in de verantwoordingsinformatie worden die nader toegelicht.
Typering kwalificatie
In onderstaande overzicht staat welk soort beroepsopleiding behoort bij het mbo-niveau
van een kwalificatie:
•
|
Entreeopleiding:
|
niveau 1
|
•
|
Basisberoepsopleiding:
|
niveau 2
|
•
|
Vakopleiding:
|
niveau 3
|
•
|
Middenkaderopleiding:
|
niveau 4
|
•
|
Specialistenopleiding:
|
niveau 4
|
De specialistenopleiding is een eenjarige kopopleiding op mbo-niveau 4 die wordt vormgegeven
bovenop een verwante vakopleiding. De specialistenopleiding is voorbehouden aan twee
subtypen:
-
a) Specialistenopleidingen voor beroepsbeoefenaren die zich willen verdiepen in het vak.
-
b) Specialistenopleidingen voor aankomende leidinggevenden en ondernemers in het mbo,
die met een eenjarige kopopleiding bovenop hun (allround) vakdiploma vervolgens management-
of ondernemersvaardigheden willen ontwikkelen.
De specialistenkwalificatie wordt in een zelfstandig kwalificatiedossier vormgegeven,
eventueel met meerdere sectorspecifieke profielen. Het kwalificatiedossier voor de
specialistenkwalificatie voldoet aan dezelfde eisen als alle andere kwalificatiedossiers.
Naast de tabel genereert DigiK een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van
de basis en van de profielen.
2.3. Basisdeel algemeen
-
1.
Een substantieel basisdeel als fundament voor een dossier
In een dossier worden profielen gebundeld die samen een beroepengroep vormen. Een
beroepengroep is te identificeren doordat de profielen gemeenschappelijke kerntaken,
werkprocessen, vakkennis en vaardigheden en beroepsidentiteit hebben. Die gemeenschappelijke
kern komt (met name) tot uitdrukking in het basisdeel. Die gemeenschappelijkheid moet
voldoende substantieel zijn om ook echt te kunnen spreken van een beroepengroep. De
gemeenschappelijkheid wordt geringer naarmate er meer profielen in een dossier geclusterd
worden en ook naarmate er meer niveaus gecombineerd worden in een dossier. Bij het
samenstellen van een dossier moet daarom zorgvuldig afgewogen worden of er sprake
is van voldoende gemeenschappelijkheid tussen de profielen om te kunnen spreken van
een beroepengroep.
-
2.
Karakteristiek van het basisdeel
De basis van het kwalificatiedossier bestaat uit het beroepsspecifieke deel van de
basis en het generieke deel. Het generieke deel bestaat uit de generieke kwalificatie-eisen
aan Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor mbo niveau 4) Engels.
Samen borgen deze twee delen de drievoudige kwalificering.
De basis vormt een duurzaam fundament voor het dossier. Het beroepsspecifieke deel
van de basis beschrijft de kerntaken en de vakkennis, vaardigheden en houdingsaspecten
die alle beginnende beroepsbeoefenaren in het betreffende werkveld delen. De basis
weerspiegelt als het ware het wezen van de beroepengroep: gemeenschappelijke kerntaken
die de essentie van de beroepengroep vormen.
2.4. Beroepsspecifieke onderdelen van het basisdeel
1. Typering van de beroepengroep
In deze paragraaf wordt gevraagd om op beknopte wijze de kern van de beroepengroep
weer te geven. De focus ligt daarbij op de gemeenschappelijke eigenschappen van de
in het kwalificatiedossier geclusterde profielen: het wezen van de beroepengroep.
Context: De werkomgeving en plaats waar de beginnende beroepsbeoefenaar zijn werkzaamheden
uitvoert. De tekst moet bondig zijn. Er mag geen additionele informatie, zoals handelingen
die de beroepsbeoefenaar verricht, vermeld worden.
Typerende beroepshouding: Hier gaat het om de houdingselementen en specifieke (gedrags-) kenmerken van de
beginnend beroepsbeoefenaar in de beroepengroep.
Resultaat van de beroepengroep: Wat is het resultaat van de beroepengroep wanneer het beroep op de juiste manier
is uitgevoerd? Beschrijf hier geen deelresultaten, maar probeer slechts het eindresultaat
dat kenmerkend is voor de beroepengroep te benoemen.
Leg nadruk op de verwantschap van de beroepen in het dossier. De typering van de beroepengroep
moet een goed beeld geven van de beroepsuitoefening van de beginnende beroepsbeoefenaar
in de beroepengroep.
Zorg ervoor dat deze onderdelen herkenbaar terugkomen in de verdere uitwerking van
het dossier:
2. Kerntaken
Een kerntaak is een belangrijk, redelijk autonoom deel van de beroepsuitoefening en
bestaat uit meerdere samenhangende werkprocessen die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening.
De gezamenlijke kerntaken in de basis van een kwalificatiedossier beschrijven de essentie
van de beroepengroep. De (beroepsgerichte en generieke) kwalificatie-eisen in de basis
vormen gezamenlijk een substantieel deel van de studielast.
Hou bij het formuleren van een kerntaak rekening met de volgende eisen:
-
• De kerntaken in de basis behoren tot het wezen van de beroepengroep. Formuleer kerntaken
en werkprocessen in de basis daarom op grond van verwantschap tussen beroepscompetentieprofielen
en/of beroepeninformatie.
-
• Een kerntaak bestaat uit een serie handelingen met een begin, een einde en een resultaat.
-
• Een kerntaak is een serie handelingen die apart waarneembaar is in de beroepspraktijk.
-
• Aan de kerntaak zijn de essentiële vakkennis en vaardigheden voor de beroepengroep
(basisdeel) c.q. het beroep (profiel) gekoppeld.
-
• Vermijd zo veel mogelijk overlap tussen kerntaken.
-
• Maak waar beschikbaar gebruik van referentiedocumenten over een eenduidige beschrijving
van sector overstijgende kerntaken (zoals bijvoorbeeld het referentiedocument ondernemerschap).
-
• Beschrijf een kerntaak op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.
3. Aanvullende eisen
Binnen de gemeenschappelijke basis is het goed voor te stellen dat elk mbo-niveau
specifieke kwalificatie-eisen stelt ten aanzien van de mate van complexiteit, verantwoordelijkheid
en zelfstandigheid en de beheersing van vakkennis en vaardigheden of naar de context
waarin de werkprocessen uitgevoerd worden. In het model is daarom ruimte voor een
gedifferentieerde uitwerking per profiel, die als aanvullende eis aangegeven kan worden.
Daarmee wordt recht gedaan aan het niveau en de context van de kwalificatie.
Bewaak de transparantie van het dossier. Vermijd veel beschrijvingen van aanvullende
eisen voor de profielen in de basis. Hoe meer specificaties uitgewerkt worden des
te minder leesbaar wordt de basis en dat gaat ten koste van de uitvoerbaarheid. Specificeer
daarom alleen waar dat echt nodig is.
Aanvullende eisen kunnen er zijn op alle elementen van de kerntaak:
In de eerste rij wordt het laagsteen gemeenschappelijke niveau in het dossier beschreven. In de aanvullende eisen de toevoegingen voor het
hogere niveau of de specifieke context per profiel.
Bij complexiteit en verantwoordelijkheid en zelfstandigheid mag van deze regel afgeweken worden. De eerste rij beschrijft dan het gemeenschappelijke van alle profielen in het dossier en in de aanvullende eisen wat afwijkt van het gemeenschappelijke,
hoger of lager. Zo kan in de aanvullende eisen bij verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
aangegeven worden dat handelingen alleen onder begeleiding uitgevoerd mogen worden.
4. Complexiteit
Complexiteit is één van de aspecten die het niveau van de kerntaak bepalen. Complexiteit
wordt beschreven in een lopend verhaal en in de context van de kerntaak.
Complexiteit verwijst naar de aard van het werk, de aard van de vakkennis en vaardigheden
en de context waarbinnen handelingen uitgevoerd worden. Beschrijf beknopt:
-
• De aard van de werkzaamheden: wisselend of gestructureerd, lokaal of ook internationaal.
-
• De mate van standaardisering van werkzaamheden en de diversiteit ervan.
-
• De aard van de kennis en vaardigheden: Gaat het om basale of specialistische kennis?
Hoe breed is het domein van de kennis c.q. de vaardigheden waarover de beroepsbeoefenaar
dient te beschikken? Maak hierbij gebruik van de NLQF-descriptoren (zie bijlage 1).
-
• Overige complicerende factoren, zoals mate van afbreukrisico en kenmerkende beroepsdilemma's.
5. Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
Beschrijf, met behulp van de NLQF-descriptoren het niveau en in de context van de
kerntaak wat de mate van zelfstandigheid en de aard van verantwoordelijkheid is. Beschrijf
(waar relevant) het typerende niveau-onderscheid. Waaraan kun je zien om welk niveau
het gaat? Dit moet tot uitdrukking komen in de beschrijving.
De NLQF-descriptoren laten bijvoorbeeld zien dat het onderscheid tussen niveau 3 en
4 met name zit in de mate van verantwoordelijkheid voor het werk van anderen: een
gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van routinewerk van anderen (3) tegenover
gedeelde verantwoordelijk voor het resultaat van het werk van anderen (4). De 'span
of control' is breder bij niveau 4. Zie de tabel hieronder.
Niveau 3
|
Niveau 4
|
Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van een afgebakend takenpakket en studie.
Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het routinewerk van anderen.
|
Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen activiteiten, werk en studie.
Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het werk van anderen.
|
6. Vakkennis en vaardigheden
Het kwalificatiedossier bevat een duidelijke en evenwichtige beschrijving van vakkennis
en vaardigheden van de beroepengroep (basistheorieën, principes, concepten, methodieken,
instrumenten) die voorwaardelijk zijn voor het succesvol uitoefenen van de werkprocessen
in een kerntaak.
Voor de beschrijving van vakkennis en vaardigheden gelden de volgende richtlijnen:
-
• Beschrijf vakkennis en vaardigheden actief in een volledige zin met werkwoord, onderwerp
en context.
-
• Doe dat met behulp van de beschrijvingswijze van het NLQF. Hierin wordt onderscheid
gemaakt tussen de diepgang en de inhoud van de kennis of vaardigheid:
Kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar bezit ….
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
1
|
Basale kennis
|
Eenvoudige feiten en ideeën
|
2
|
Basiskennis
|
+ Feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen
|
3
|
Kennis
|
+ Kernbegrippen, eenvoudige theorieën, methoden en processen
|
4
|
Brede en specialistische kennis
|
+ Abstracte begrippen, theorieën
|
Vaardigheden / Toepassen van kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar kan …
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
1
|
Reproductie kennis
|
Eenvoudige herkenbare beroepstaken
|
2
|
+ Toepassen kennis
|
+ Gebruik standaardprocedures
|
3
|
+ Toepassen kennis
+ Signaleren beperkingen kennis
|
+ Taken die tactisch en strategisch inzicht vereisen
+ Combineren standaardprocedures
|
4
|
+ Toepassen kennis
+ Evalueert en integreert kennis
|
+ Ontwikkelen van strategieën
+ Analyseren en uitvoeren van redelijk complexe taken
|
-
• Geef aan wat het niveau van de gevraagde vakkennis en vaardigheden is door middel
van de NLQF-descriptoren. Het NLQF-schema is daarbij richtinggevend. De regel is dat
gemiddeld genomen het niveau alle onderdelen in het dossier overeen moet komen met het NLQF-niveau
van de kwalificatie. Dat kan betekenen dus ook dat voor sommige vakkennis- en vaardigheidsonderdelen
afgeweken kan worden van het gemiddelde niveau en op een hoger of lager niveau gevraagd
kan worden. Het kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een
hoger schaal thuishoort dan de gehele kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid
& zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.
-
• Beschrijf vakkennis en vaardigheden op het goede abstractieniveau:
-
○ Niet te abstract geformuleerd: niet in algemene termen en niet zonder context
-
○ Maar ook niet te gespecificeerde vakkennis en vaardigheden.
-
○ Geen opsomming van afzonderlijke elementen, maar beschrijf categorieën, groepen van
vakkenniselementen en vaardigheden
-
○ Neem als richtlijn dat de vakkennis en vaardigheden niet binnen 5 jaar verouderd en
achterhaald zijn
-
○ Neem geen vaardigheden (en vakkennis) op die al in het werkproces genoemd zijn.
Maak waar beschikbaar gebruik van referentiedocumenten voor vakkennis en vaardigheden,
zoals de BOKS.
7. Werkproces(omschrijving)
Een omschrijving van een werkproces:
-
• Beschrijft handelingen die passen bij de gekozen titel
-
• Vormt een afgebakend geheel, d.w.z. de handelingen in een werkproces gaan over één
thema/onderwerp en overlappen niet met handelingen in een ander werkproces
-
• Bestaat uit meerdere samenhangende handelingen (nooit één handeling)
-
• Is specifiek en contextrijk geformuleerd zodat er sprake is van kleuring en herkenbaarheid
van de branche (de uitzondering hierop wordt gevormd door werkprocessen die een branche-
of sectoroverstijgend karakter hebben zoals dat bijvoorbeeld geldt voor werkprocessen
op thema's als management en ondernemerschap)
-
• Is op het goede abstractieniveau geformuleerd en bevat geen 'genest' werkproces, dat
wil zeggen: een werkproces mag geen ander werkproces omvatten
-
• Is beschreven in actieve schrijftaal en is kort en bondig beschreven
-
• Beschrijft wat een beginnend beroepsbeoefenaar doet en is uitvoerbaar in het onderwijs
en in het bedrijf
-
• Kent een begin en een eind, heeft een waarneembaar resultaat.
8. Resultaat
Een werkproces heeft een resultaat in termen van opbrengst of uitkomst waaraan de
beroepsbeoefenaar bijdraagt. Probeer hierbij te komen tot een algemeen resultaat van
het werkproces geef geen opsomming van deelresultaten. Het geformuleerde resultaat
moet een logisch gevolg zijn van en aansluiten bij de beschreven handelingen.
Resultaten zijn:
-
• Onderscheidend uitgewerkt
-
• Zo concreet mogelijk geformuleerd: een omschrijving van een concrete uitkomst of opbrengst
en de eigenschappen waaraan die uitkomst moet voldoen
-
• Consistent beschreven met het niveau van de kwalificatie (beginnend beroepsbeoefenaar/NLQF-descriptoren/complexiteit)
-
• Het resultaat van dat werkproces (van zowel het 'wat': de handelingen als het 'hoe':
de wijze van uitvoering van de handelingen)
-
• Op het goede abstractieniveau beschreven
-
• Te verbinden aan de werkprocessen en bevatten geen elementen die niet voorkomen in
dan wel niet logisch voortvloeien uit het werkproces.
9. Gedrag
Gedragsomschrijvingen bevatten een norm die de gewenste houding van de beroepsbeoefenaar
beschrijft passend bij het werkproces (bijvoorbeeld: proactief, initiërend, klantgericht,
inlevend, samenwerkingsgericht etc.) en/of de adequate wijze van handelen (bijvoorbeeld:
volgens de richtlijnen, planmatig, gestructureerd etc.). Noem bij ieder werkproces
alleen het essentiële gedrag voor dat werkproces. Bij gedrag gaat het dus niet om
wat hij doet, maar om hoe hij het doet. Doe dat in de vorm van een puntsgewijze opsomming.
Het gedrag beschrijft hoe men kan 'zien' dat een beginnend beroepsbeoefenaar de competentie
succesvol inzet om bij te dragen aan het resultaat. Kies de competentie waarvan het
gedrag is afgeleid en benoem deze in de beschrijving.
2.5. Generieke onderdelen van het basisdeel
In het generieke deel van het basisdeel zijn de generieke kwalificatie-eisen voor
de generieke onderdelen Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor
mbo-niveau 4) Engels opgenomen. Deze kwalificatie-eisen worden bepaald door het ministerie
van OCW. Er staat een standaardverwijzing in elk dossier.
NB In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de beschrijving van beroepsgerichte taal- en rekeneisen in de basis en het profiel.
2.6. Interne consistentie
Zorg voor interne consistentie van beschrijvingen binnen één kwalificatiedossier en
vermijd herhalingen. Het is belangrijk dat de dossiers transparant uitgewerkt zijn
door onderdelen goed van elkaar te onderscheiden.
Bewaak de consistentie in de uitwerking van kerntaken en werkprocessen:
-
• In een beschrijving van een werkproces behoren geen gedragselementen en/of resultaten.
Onderscheid die drie goed in de uitwerking van het werkproces.
-
• Neem in de vakkennis en vaardigheden geen handelingen op die al in het werkproces
benoemd worden.
-
• Herhaal bij de typering van het beroep in het profiel niet wat al bij de typering
van de beroepengroep beschreven staat, maar verbijzonder in het profiel voor het specifieke
beroep.
Het uitgangspunt is dat kwalificatie-eisen zo transparant mogelijk beschreven worden.
Dat betekent dat het onderdeel op de juiste plek en op het goede abstractieniveau
beschreven wordt.
In het kwalificatiedossier is sprake van een opbouw van generiek naar specifiek. Onder
'typeringen van de beroepen' worden in algemene termen de typerende beroepshouding,
context en resultaat beschreven. In de basis wordt dit gespecificeerd voor de beroepengroep
op het niveau van de afzonderlijke kerntaken en in het profiel voor het beroep.
De relatie werkproces – resultaat – vakkennis en vaardigheden – gedrag is als volgt
samen te vatten:
-
• Het werkproces beschrijft wat de (startende) beroepsbeoefenaar doet (handelingen).
-
• Het werkproces moet resulteren in een 'resultaat'.
-
• Dat resultaat wordt bereikt door de inzet van essentiële competenties (gedrag) en
het hanteren en toepassen van vakkennis en vaardigheden.
2.7. Profieldeel
1. Karakteristieken van het profieldeel
Naast gemeenschappelijke elementen zijn er ook verschillen tussen de kwalificaties
die deel uit maken van het dossier. Die verschillen worden beschreven in het profiel
(en in de aanvullende eisen in de basis). Het profiel bestaat uit beroepsgerichte
taken.
Voor het profieldeel gelden de volgende richtlijnen:
-
• De kerntaken in het profieldeel kunnen niet dezelfde titel hebben als de kerntaken
in de basis. Daar waar er een nauwe samenhang is tussen de kerntaak in basis en profiel
kan die samenhang aangegeven worden in de titel waarbij wel geldt dat de titel dekkend
moet zijn voor de lading.
-
• Stel het profieldeel zodanig op dat overlap binnen en tussen kwalificatiedossiers
wordt geminimaliseerd.
-
• Stel het profieldeel dusdanig op dat het een actuele en relevante beschrijving van
beroepshandelingen (van een beginnend beroepsbeoefenaar) beschrijft. Houd daarbij
ook rekening met te verwachten ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Als sprake is van één profieldeel (in enkelvoudige dossiers) dan bevat het profieldeel
geen extra taken ten opzichte van de basis. In deze dossiers wordt bij het profieldeel
alleen de algemene informatie ingevuld (niveau van de kwalificatie, beroepsvereisten).
2. Clusteren van profielen in een dossier
Houd als richtlijn aan:
-
• Bij clustering is de gemeenschappelijkheid leidend. Deze gemeenschappelijkheid kan
voorkomen bij kwalificaties van één niveau, maar ook bij kwalificaties met een verschillend
niveau. Cluster kwalificaties waar een grote inhoudelijke verwantschap is zodat een
gemeenschappelijke basis geformuleerd kan worden. Blijf bij clustering alert op het
behoud van de leesbaarheid van het dossier.
-
• Specialisten (de eenjarige kopopleiding op niveau 4) worden opgenomen in een apart
dossier. Deze kunnen niet geclusterd worden met andere kwalificaties, tenzij dit ook
specialistenopleidingen zijn.
3. Algemene informatie profieldeel
Elk profieldeel begint met de aanduiding van het MBO-niveau van de kwalificatie, een
typering van het beroep en met een weergave van de eventuele beroepsvereisten.
4. Typering van het beroep
Beschrijf hier de typering van het beroep voor zover die specifiek geldt voor dit
profieldeel en afwijkt van de beschrijving in de basis bij 'typerende beroepshouding'.
Hierin kunnen accenten worden aangebracht die verwijzen naar de typerende beroepshouding,
de context en/of het resultaat van de beroepengroep in de basis. Vermijd overlap met
de beschrijving van de typerende beroepshouding in het basisdeel.
5. Beroepsvereisten
Geef aan of er sprake is van (wettelijke) beroepsvereisten. En zo ja, licht die toe.
Onder (wettelijke) beroepsvereisten verstaan we volgens artikel 7.2.6 van de WEB (geparafraseerd) het volgende:
-
a) Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet, verdrag of bindend besluit van een
volkenrechtelijke organisatie, die toetreding tot een beroep of het uitvoeren van
bepaalde beroepshandelingen reglementeren
-
b) Die vereisten betreffen kwaliteiten onder meer op het gebied van kennis, inzicht en
vaardigheden of beroepshoudingen
-
c) Waarover degenen die een opleiding gericht op een beroep hebben voltooid moeten beschikken.
Er is sprake van beroepsvereisten wanneer:
-
a. Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet (anders dan een onderwijswet), verdrag
of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie
-
b. Deze vereisten zijn verbonden aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een bepaald
beroep uit te mogen oefenen of om bepaalde beroepshandelingen te mogen uitoefenen
als beginnend beroepsoefenaar
-
c. Deze vereisten hebben betrekking op kennis, inzicht, vaardigheden en/of beroepshoudingen
welke door en in een beroepsopleiding op basis van de WEB kunnen worden verworven
-
d. Het voldoen aan deze vereisten kan en moet worden ‘bewezen’ met een op grond van de
WEB afgegeven diploma of certificaat, indien de onderwijsinstelling zelf de beroepsvereisten
kan examineren
-
e. Het gaat niet om eisen aan de persoon of werkplek, zoals leeftijd, verklaring omtrent
gedrag of arbo-eisen.
Met name criterium c en d behoeven enige toelichting: voor het uitoefenen van bepaalde
beroepen of handelingen is door het betreffende vakdepartement in de wet- of regelgeving
vastgelegd dat het behalen van een extern certificaat, examen en/of diploma de enige
manier is om aan te tonen dat aan de eisen hiervoor is voldaan. Als bepaald is dat
het externe certificaat, het externe examen of externe diploma een wettelijke beroepsvereiste
is zoals bedoeld in de WEB, dan is het externe certificaat, examen of diploma daarmee onderdeel van het kwalificatiedossier
en daarmee van de mbo-opleiding. Het betreffende vakdepartement heeft een eigen vorm
van kwaliteitsborging op deze examens.
De onderwijsinstelling is dan ook niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van een
extern af te leggen examen of extern te behalen diploma of certificaat. De kosten
van een extern certificaat, examen en/of diploma zoals hiervoor bedoeld, maken op
voorhand geen deel uit van de bekostiging zoals die door het ministerie van OCW aan
de onderwijsinstellingen wordt verstrekt. In voorkomende gevallen zijn partijen (onderwijs,
bedrijfsleven, student en vakdepartement) aan zet om hierover afspraken te maken.
In een dergelijke constructie kan de onderwijsinstelling een deel van de kosten dragen.
Dit vanuit de aanname dat zij anders ook examenkosten zouden hebben.
Voor de toelichting op de (wettelijke) beroepsvereisten gelden de volgende instructies:
-
• Selecteer het verantwoordelijke vakdepartement.
-
• Geef concreet aan wat de (wettelijke) beroepsvereisten inhouden. Dat betekent:
-
○ Benoem de specifieke wet en het wetsartikel waaruit de vereiste voortvloeit, danwel
het verdrag of het bindend besluit. Verwijs naar een link waarin de meest recente
versie van de wettelijke beroepsvereisten wordt weergegeven en andere bronnen waarin
de beroepsvereisten beschreven staan
-
○ Beschrijf de (aard van de) kennis, vaardigheden en beroepshouding die de wet verlangt
van de beginnend beroepsbeoefenaar
-
○ Beschrijf (indien relevant) het certificaat en / of een extern examen en / of een
extern diploma dat gekoppeld is aan de beroepsvereisten
-
• Formuleer de eisen in een actieve vorm: ‘De beginnend beroepsbeoefenaar…’
-
• Omdat de regeling + citeertitel ook op het diploma vermeld moeten worden door de onderwijsinstelling
is het belangrijk deze ook apart op te nemen in DigiK. Voer de oficiële citeertitel
en artikelnummer(s) in in de daarvoor bestemde velden in DigiK
Regelingen die betrekking hebben op de persoon als geformuleerd bij e) of eisen die
door branches zijn geformuleerd komen aan de orde in de verantwoordingsinformatie
onder het kopje ‘Bijzondere vereisten’ (6.5).
De WEB vereist bij wettelijke beroepsvereisten een goedkeurende verklaring van het betrokken
vakdepartement. Zonder goedkeurende verklaring kan een dossier de eindtoets niet passeren.
Zie hiervoor paragraaf 6.4 bij de verantwoordingsinformatie.
6. profielspecifieke kerntaken en werkprocessen
In het profieldeel worden per kwalificatie de kerntaken en werkprocessen uitgewerkt.
Volg hierbij de desbetreffende instructie uit de basis (paragraaf 3.2). Als stelregel
geldt: ‘gelijke en vergelijkbare beroepsuitoefening is in de kwalificatiestructuur
gelijk en vergelijkbaar beschreven'. Dat meetpunt is ook van toepassing wanneer identieke
werkprocessen c.q. kerntaken voorkomen in verschillende profielen.
2.8. Beroepsgerichte taal- en rekeneisen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop eventuele beroepsgerichte taal-
en rekeneisen opgenomen worden in de beroepsgerichte taken van basis- én profieldeel.
Wanneer het voor het beroep noodzakelijk is om bepaalde talige of rekenkundige elementen
te beheersen zijn deze eisen altijd direct gerelateerd aan het beroep. In dat geval
moet er niet worden verwezen naar de eisen van het referentiekader Nederlandse taal
en rekenen, maar moet worden geëxpliciteerd wat de eisen zijn. Gebruik hiervoor de
volgende instructies:
Vooraf
Waar?
-
• Beschrijf de taal- rekenvaardigheid bij 'vakkennis en vaardigheden' (met gebruikmaking
NLQF) op kerntaakniveau.
-
• Optioneel is onder 'gedrag' een verduidelijking mogelijk van hoe taal en/of rekenen
wordt ingezet in dat werkproces en bij complexiteit wanneer de inzet van talige of
rekenkundige vaardigheden een essentiële complicerende factor is bij een kerntaak.
Hoe?
Geef geen hoger referentieniveau-aanduiding aan. Dit voorkomt dat het onderwijs de
volle bandbreedte van het referentieniveau toetst, terwijl het alleen maar gaat om
een specifieke beroepshandeling.
2.9. Beroepsgerichte moderne vreemde talen (mvt)
Wat geldt voor Nederlandse taal en rekenen geldt ook voor beroepsgerichte mvt-eisen,
namelijk:
-
1. Bepaal of voor het beroep c.q. de beroepengroep waarvoor het dossier is geschreven
een mvt van wezenlijk belang is.
Beantwoord daarbij ook de vraag of dit een specifieke mvt is of dat de school hierin
(bijvoorbeeld afhankelijk van de regio) zelf een keus kan maken.
-
2. Vraag je af of de mvt zodanig van belang is voor de uitoefening van het beroep dat
dit voorwaardelijk is voor diplomering. Maak de afweging om alleen dan mvt op te nemen
als blijkt dat de beheersing van mvt nodig is voor de goede uitoefening van het beroep.
Neem de mvt-eisen op in de kwalificatie:
-
a. Wanneer mvt-eisen tot de kern van de beroepsuitoefening horen worden deze opgenomen
in verschillende onderdelen van de kwalificatie zoals typering van de beroepengroep
en complexiteit, naast vakkennis en vaardigheden. Indien het gaat om een beperkte
rol van beroepsgerichte mvt-eisen in de beroepsuitoefening dan horen deze in ieder
geval beschreven te zijn bij de verantwoordingsinformatie en de vakkennis en vaardigheden.
-
b. Bepaal of de mvt relevant is voor de betreffende kerntaak.
-
• Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de kerntaak.
-
• Ga na of deze ook relevant zijn in een of meerdere mvt(‘s).
-
• Bepaal per mvt de relevantie.
-
• Het uitvoeren van beroepsgerichte handelingen in een mvt is een complicerende factor.
Neem daarom een verwijzing naar de noodzaak van mvt op bij complexiteit.
-
c. Bepaal welke aspecten van de werkprocessen in de mvt uitgevoerd moeten kunnen worden.
-
• Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de werkprocessen.
-
• Als in de omschrijving van de werkprocessen geen taalaanwijzingen staan, ga je er
vanuit dat deze alleen in het Nederlands uitgevoerd hoeven te worden.
-
• Ga na of de werkprocessen of elementen ervan ook in een mvt uitgevoerd moet kunnen
worden.
-
• Zorg dat voor elke mvt uit de omschrijving blijkt in welke mate de mvt ten behoeve
van de betreffende werkprocessen moet worden beheerst.
Maak bij de uitwerking van de mvt-eisen gebruik van de descriptoren van de relevante
ERK-niveaus. (zie referentieniveaus moderne vreemde talen).
-
d. Beschrijf beroepsgerichte mvt-eisen in vakkennis en vaardigheden concreet en contextrijk.
Het moet duidelijk zijn om welke taalvaardigheid het gaat en in welke context die
toegepast moet worden.
Hou hierbij met name in het basisdeel ook rekening met het niveau van de kwalificatie
waarvoor de beroepsgerichte mvt-eis geldt. Indien die onderscheidend zijn per niveau
of voor de eerste en tweede mvt gebruik dan de aanvullende eisen om het verschil duidelijk
te maken.
-
e. Neem in de verantwoording een indicatieve verwijzing naar een ERK niveau op (zie instructie
Verantwoordingsinformatie, paragraaf 6.6).
-
f. Bij middenkaderopleidingen en specialisten is er sprake van generieke eisen Engels
A2/B1. Wanneer er daarnaast ook nog beroepsgerichte eisen Engels gelden voor de kwalificatie
verwerk die dan in het dossier alsof er geen generieke eisen zijn. Alle bovenstaande
richtlijnen gelden in dit geval. Het is voor de gebruiker van belang om te weten in
welke context beroepsgerichte eisen Engels aan de orde komen, ook wanneer die overlappen
met de generieke eisen. En neem ook in de verantwoordingsinformatie een indicatief
niveau op, ook als dit niet uitstijgt boven het generieke niveau.
3. Het keuzedeel
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven waaraan keuzedelen moeten voldoen gegeven de regelgeving
in de WEB en het Toetsingskader. In de eerste paragraaf worden de karakteristieken van het
keuzedeel beschreven. In de tweede paragraaf wordt beschreven hoe de onderdelen van
het model keuzedeel uitgewerkt moeten worden en welke criteria de Toetsingskamer hanteert
bij het beoordelen van het keuzedeel.
Niet alle onderdelen van het keuzedeel worden in deze paragraaf benoemd. In dat geval
gelden de aanwijzingen zoals beschreven in de instructie voor het basis- en profieldeel.
3.2. Karakteristieken van het keuzedeel
-
a.
Doel en typen van keuzedelen
Een keuzedeel levert voor de student een verrijking ten opzichte van de kwalificatie.
Het kan verbreden of verdiepen of gericht zijn op doorstroom naar de vervolgopleiding.
Uitsluitend voor de entreeopleidingen en basisberoepsopleiding kan behalve bovengenoemde
drie soorten ook sprake zijn van remediërende keuzedelen, die gericht zijn op het
wegwerken van achterstanden voor het behalen van de beoogde kwalificatie.
-
b.
Afbakening
Het keuzedeel maakt geen deel uit van de kwalificatie, maar komt er bovenop. Dat betekent dat de inhoud van het keuzedeel niet mag overlappen met de inhoud van
de kwalificatie waaraan het gekoppeld is. Keuzedelen verdiepen op kwalificatie voor
de arbeidsmarkt of doorstroming naar vervolgonderwijs. Keuzedelen kunnen daarom niet
gericht zijn op het gebied van loopbaan en burgerschap.
-
c.
Omvang
De omvang van de keuzedeelverplichting is afgeleid van het soort opleiding en weergegeven
in onderstaande tabel:
Kanttekening: de omvang van de keuzedeelverplichting kan 240 lager zijn indien de
onderwijsinstelling gebruik maakt van de mogelijkheid om een deel van de keuzedeelverplichting
te gebruiken voor persoonlijke, culturele of levensbeschouwelijke vorming. Deze mogelijkheid
geldt niet voor de Entreeopleiding en de Specialistenopleiding omdat er in dat geval
helemaal geen keuzedeelverplichting overblijft.
Kanttekening 2: in het kader van de veranderaanpak keuzedelen ligt er een voorstel
om de keuzedeelverplichting voor de Middenkader>3 jaar kwalificaties te verlagen naar
720 uur. Op het moment van vaststellen van deze instructie is die maatregel nog niet
van kracht.
Uitvoering van het keuzedeel kan plaatsvinden in de vorm van begeleid onderwijs, bpv
en/of zelfstudie.
De keuzedelen bestaan uit eenheden van 240 uur of een veelvoud daarvan (tot een maximum
van 960 uur). Voorbeeld: voor een basisberoepsopleiding met een opleidingsduur van
2 jaar, geldt een keuzedeelverplichting van (2 x 240 uur =) 480 uur. Deze keuzedeelverplichting
kan ingevuld worden door één keuzedeel van 480 uur of door twee keuzedelen van ieder
240 uur. De invulling van de keuzedeelverplichting door een set van keuzedelen noemen
we een configuratie.
-
d.
Ontwikkeld bij
Keuzedelen worden ontwikkeld in relatie tot één of meerdere kwalificaties. Vul in
bij welke kwalificatie(s) het keuzedeel ontwikkeld wordt. Indien het gaat om een bovensectoraal
keuzedeel vul dan in voor welk(e) niveau(s) het keuzedeel ontwikkeld wordt. Eventueel
kan daarbij ook nog geselecteerd worden naar sector indien het gaat om een sectorspecifiek
keuzedeel.
-
e.
Register
Alle keuzedelen worden opgenomen in een (digitaal) register. Per keuzedeel wordt daarin
aangegeven aan welke kwalificatie(s) het is gekoppeld. De koppelingen die van toepassing
zijn voor het keuzedeel zijn opgenomen in een bijlage bij het keuzedeel. Het register
wordt gepubliceerd op www.s-bb.nl/keuzedelen
3.3. Inhoud keuzedeel
Het model voor de keuzedelen is afgeleid van het model van het kwalificatiedossier,
keuzedelen zijn dus ook ingedeeld in kerntaken en werkprocessen. De instructie die
geldt voor de uitwerking van kerntaken en werkprocessen (inclusief complexiteit, zelfstandigheid
en verantwoordelijkheid, vakkennis en vaardigheden en resultaat) geldt ook voor de
uitwerking van keuzedelen. Een keuzedeel bestaat uit één of meerdere kerntaken.
Afwijkend aan het model van het kwalificatiedossier geldt voor keuzedelen:
-
• Een keuzedeel kan ook bestaan uit een kerntaak met alleen vakkennis en vaardigheden
of een kerntaak met één werkproces.
-
• Keuzedelen kennen geen profielen.
-
• Keuzedelen kennen geen aanvullende eisen.
In principe bestaat een keuzedeel uit een kerntaak en een of meerdere werkprocessen.
Afwijking van dit model door alleen vakkennis en vaardigheden uit te werken geldt
in de volgende gevallen:
-
• De inhoud heeft alleen betrekking op algemene (generieke) vakkennis en vaardigheden
zoals moderne vreemde talen, wis- en natuurkunde, landenkennis of wetskennis
-
• De inhoud van het keuzedeel vormt alleen een contextspecifieke, verbredende dan wel
verdiepende uitwerking van werkprocessen in de kwalificatie(s) waarbij het ontwikkeld
wordt.
In alle gevallen wordt in het keuzedeel de onderdelen verantwoordelijkheid & zelfstandigheid
en complexiteit uitgewerkt.
1. Voorblad
Naam keuzedeel
Geef het keuzedeel een korte en weloverwogen naam, passend bij en dekkend voor de
inhoud van het keuzedeel.
In het geval er een variant van een keuzedeel per niveau is dan moet dat duidelijk
worden in de naamgeving. Gebruik daarbij de volgende formulering: ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 2’ of ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 3 en 4’ (zie ook koppeling van keuzedeel aan kwalificatie).
Voor de naamgeving van keuzedelen gelden de volgende richtlijnen:
-
a. Geef het keuzedeel een korte, unieke en weloverwogen naam, passend bij en dekkend
voor de inhoud van het keuzedeel. De titel geeft zo goed mogelijk de essentie van
het keuzedeel weer
-
b. In het geval er een variant van een keuzedeel per niveau is dan moet dat duidelijk
worden in de naamgeving. De formulering die dan gebruikt wordt is de volgende: ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 2’ of ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 3 en 4’ (zie ook koppeling van keuzedeel aan kwalificatie)
-
c. Gebruik geen namen van keuzedelen die verwijzen naar officiële diplomatitels (zoals
master of bachelor)
-
d. Gebruik geen naam die al bestaat als naam van een kwalificatie. Gebruik geen beroepsnaam
-
e. De eerste letter van de titel is altijd een hoofdletter. Gebruik daarna geen hoofdletters
(met uitzondering van eigennamen)
-
f. Beperk het gebruik van Engels in de titels. Gebruik deze alleen wanneer er geen goed
Nederlands equivalent is en wanneer die algemeen (h)erkend wordt door de gebruiker.
2. Algemene informatie
A. Verantwoording
Ontwikkeld door & penvoerder
Geef aan bij ‘ontwikkeld door’ wie de aanbieder is van het keuzedeel. Wanneer er meerdere
aanbieders zijn vermeld dan de naam van de organisatie (meestal de onderwijsinstelling)
van de contactpersoon namens de indieners.
Geef aan welke sectorkamer penvoerder is voor het keuzedeel.
Beroepsvereisten
Geef aan of het keuzedeel (wettelijke) beroepsvereisten bevat. En zo ja licht die
toe.
Voor alle duidelijkheid: een keuzedeel mag geen (wettelijke) beroepsvereisten bevatten
die voorwaardelijk zijn voor de beroepsuitoefening. Het betreft hier dus altijd wettelijke
beroepsvereisten die gelden voor een ander beroep met uitzondering van de beroepsgerichte
onderdelen die vastgesteld zijn in het kader van de Regeling Certificaten wettelijke
vereisten groen beroepsonderwijs.
Verdere aanwijzingen over het verbinden van een certificaat aan een keuzedeel waarin
beroepsvereisten zijn opgenomen is beschreven in paragraaf 4.2.3.
Certificaat
Aan een keuzedeel kan een certificaat verbonden worden. Indien dat het geval neem
dat dan op in de verantwoording.
De instructie voor deze onderdelen is te vinden in hoofdstuk 4 ‘Certificaten’.
Toelichting in PDF
Bij de toelichting op het keuzedeel is het belangrijk het onderscheid te maken tussen
3 zaken:
-
a. De tekst die op de website te lezen is over de globale inhoud van het keuzedeel
-
b. De velden die in DigiK aangemaakt zijn met betrekking tot de inhoud, de relevantie
van het keuzedeel, de overige opmerkingen en de branchevereisten.
-
c. Het veld in DigiK met als titel Toelichting.
Er mag geen overlap zijn tussen de tekst van de afzonderlijke onderdelen.
De toelichting bij het keuzedeel is te vergelijken met de verantwoordingsinformatie
bij het kwalificatiedossiers. Deze bestaat uit 2 verplichte onderdelen en 2 optionele
onderdelen.
De verplichte onderdelen zijn:
-
a.
Omschrijving van het keuzedeel
Geef een beknopte omschrijving van de inhoud van het keuzedeel. Beschrijf in enkele
zinnen waarover het keuzedeel gaat. Houd het kort, deze tekst wordt ook op de website
getoond.
-
b.
Relevantie van het keuzedeel
Beschrijf in enkele zinnen de toegevoegde waarde van het keuzedeel voor de student
voor doorstroming en/of de arbeidsmarkt. Hou er daarbij rekening mee dat het keuzedeel
gekoppeld kan zijn aan meerdere kwalificaties. Beschrijf de toegevoegde waarde daarom
in algemene termen zodat die nog steeds relevant is bij een groot aantal koppelingen.
Verwijs in deze tekst daarom niet naar de kwalificatie(s) waaraan het keuzedeel gekoppeld
moet worden
Onder ‘overige opmerkingen/toelichting’ kunnen optioneel de volgende zaken toegelicht
worden:
-
c.
Aanwijzingen voor de uitvoering van het keuzedeel
De toelichting kan gebruikt worden om de gebruiker meer handvatten te bieden voor
de uitvoering van het keuzedeel in de onderwijspraktijk. Gebruik deze kolom om op
beknopte wijze informatie te geven over de volgende thema’s, voor zover relevant:
-
• Examineerbaarheid: suggesties voor de vorm van examinering bij dit keuzedeel om de
examineerbaarheid te bevorderen.
-
• Doelgroep: het kan zijn dat een keuzedeel vooral geschikt is voor een bepaalde doelgroep.
Ook kunnen adviezen ten aanzien van de instroom opgenomen worden: welke basiskennis
/ -vaardigheden wordt verondersteld van de student?
-
• Context: zijn er andere keuzedelen die verwant zijn met het keuzedeel en hoe verhouden
die zich tot elkaar. Bijvoorbeeld: Er is een keuzedeel Digitale vaardigheden basis
en een keuzedeel Digitale vaardigheden gevorderd. Hoe verhouden die zich tot elkaar?
Moet je eerst basis gedaan hebben om dan gevorderd te kunnen doen? Is er sprake van
overlap tussen deze keuzedelen?
-
• Leerweg: het kan zijn dat een keuzedeel vooral geschikt is voor dan wel uitvoerbaar
is in een specifieke leerweg: bol of bbl. Let wel: dit kan niet als eis geformuleerd
worden keuzedelen moeten in alle leerwegen uitvoerbaar zijn.
-
• Doelmatigheid: gelden er overige specifieke condities voor de uitvoering van het keuzedeel.
Bijvoorbeeld condities met betrekking tot de benodigde inventaris en specifieke leermiddelen?
-
• Externe (informatie)bronnen: het kan zijn dat er partijen bezig zijn met uitwerking
van keuzedelen of dat er websites ontwikkeld zijn waar meer informatie te vinden is
over het keuzedeel.
-
d.
Branche-erkenning
Indien een brancheorganisatie het voornemen heeft om aan het keuzedeel een branche-erkenning
te verbinden, kan dit vermeld worden bij de toelichting op het keuzedeel (als achtergrondinformatie).
Hiermee kan de brancheorganisatie aan een behaald keuzedeel een bepaalde extra status
toekennen. Dit valt niet onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW.
Wanneer dit het geval is omschrijf dan de aard en inhoud van de branche-erkenning
die de brancheorganisatie aan het behalen van het keuzedeel verleent.
Noot: wanneer aan een keuzedeel een extern examen gekoppeld is dat voorwaardelijk is voor
het behalen van de branche-erkenning dan kan dat in het keuzedeel nooit als voorwaarde
geformuleerd worden voor het behalen van het keuzedeel. Een keuzedeel kan wel toeleiden
naar het (externe) examen, maar in een keuzedeel mogen geen dwingende eisen worden
geformuleerd ten aanzien van de wijze van examinering.
Twee aandachtspunten bij dit onderdeel:
-
e.
Identificatiecode keuzedeel en geldigheid
Er zijn verder nog velden voor de code keuzedeel en de geldigheid (vanaf en tot) van
het keuzedeel. Deze worden ingevuld door de Toetsingskamer na toekenning door DUO.
-
f.
Aard van het keuzedeel
Ten behoeve van gebruikers is aan de keuzedelen een typering gekoppeld. Dit maakt
het mogelijk om sneller inzicht te krijgen in de aard van het keuzedeel.
Vink aan wat de aard van het keuzedeel is. Kies minimaal één optie uit de volgende
categorieën:
Vink aan wat de aard van het keuzedeel is. Kies minimaal één optie uit de volgende
categorieën:
-
•
Doorstroom: Keuzedelen gericht op doorstroom bevatten (vak)inhouden en/of competenties die bevorderen
dat de student kan slagen op een hoger niveau binnen het mbo of in de overstap naar
het hbo.
-
•
Verdiepend: Verdiepende keuzedelen zijn direct gerelateerd aan de inhoud van de kwalificatie
waaraan het gekoppeld is. De inhoud vormt een verdieping van een onderdeel van de
kwalificatie. Met een verdiepend keuzedeel kan bijvoorbeeld gebruikt worden om te
oriënteren op het hogere aanpalende niveau.
-
•
Verbredend: Verbredende keuzedelen bevatten inhouden die los staan van de kwalificatie waaraan
ze gekoppeld zijn, maar vormen daarop wel een zinvolle (arbeidsmarkt- of doorstroomrelevante)
aanvulling. Er is per definitie geen sprake van overlap tussen het verbredende keuzedeel
en de kwalificatie.
-
•
Generiek: Generieke keuzedelen hebben een sectoroverstijgend karakter. Ze zijn doorgaans gekoppeld
aan een groot aantal kwalificaties dan wel kunnen daaraan gekoppeld worden omdat ze
niet contextspecifiek ingekleurd zijn.
-
•
Remediërend: Dit type geldt specifiek voor de Entree-opleiding en niveau-2 opleidingen. Een remediërend
keuzedeel mag inhoud bevatten die al deel uitmaakt van de kwalificatie waaraan het
gekoppeld is. Dat is met name mogelijk gemaakt omdat taal en rekenen voor een deel
van deze doelgroep een struikelblok vormt voor doorstroming en integratievraagstukken.
Het keuzedeel kan daarom gebruikt worden om ervoor te zorgen dat het 2F niveau voor
Nederlandse taal en rekenen gehaald wordt door de student. Remediering op het beroepsgerichte
basisdeel of het profieldeel kan ook bij keuzedelen in Entree- en niveau 2 dossiers.
Er kunnen ook meerdere categorieën aangevinkt worden. Een keuzedeel kan zowel ontwikkeld
zijn voor doorstroming als voor de arbeidsmarkt. En eenzelfde keuzedeel kan bij de
ene koppeling verdiepend zijn en bij de andere verbredend. Evenwel een remediërend
keuzedeel kan niet tegelijkertijd ook verdiepend of verbredend zijn.
B. SBU
Kies de omvang in studielast voor het keuzedeel. Minimaal 240 uur, maximaal 960 uur
(in eenheden van 240 uur). De omvang van het keuzedeel moet passen binnen de keuzedeelverplichting
(zie schema bij omvang).
Een nieuw keuzedeel met een beoogde omvang van 720 uur is niet passend voor een niveau
2 kwalificatie waarvoor een keuzedeelverplichting geldt van 480 uur.
De inhoud van het keuzedeel moet passend zijn bij de beoogde omvang. Als referentie
hanteren we hierbij de inhoud van een kwalificatie. Een gemiddelde niveau-2 kwalificatie
met een omvang van 3200 SBU heeft de omvang van 2 of 3 kerntaken en 5 tot 9 werkprocessen.
Verhoudingsgewijs kan een (beoogd) keuzedeel van 240 uur, bestaande uit 2 kerntaken
en 4 werkprocessen te omvangrijk zijn. Anderzijds wanneer het beoogde keuzedeel zou
bestaan uit een kerntaak met een kort setje vakkennis en vaardigheden wordt ook gevraagd
om nadere tekst en uitleg.
C. Keuze hoort bij
Keuzedelen worden ontwikkeld in relatie tot (tenminste) één of meerdere kwalificaties.
De uitwerking van het keuzedeel moet passend zijn bij deze kwalificatie(s) en mag
daarmee niet ondoelmatig overlappen.
3.4. Richtlijnen over overlap
Keuzedelen mogen niet ondoelmatig overlappen met de kwalificatie waarbij ze ontwikkeld
worden.
Hiervoor gelden de volgende regels:
-
a.
Het keuzedeel moet voldoende onderscheid hebben ten opzichte van de (onderdelen van
de) kwalificatie waarbij het ontwikkeld wordt
Het keuzedeel moet toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de kwalificatie waarbij
het ontwikkeld wordt.
-
b.
Er mag geen ondoelmatige overlap zijn met andere keuzedelen
Een nieuw te ontwikkelen keuzedeel moet voldoende onderscheidend zijn van al bestaande
keuzedelen in het register.
Bij de beoordeling van overlap is er een grijs gebied tussen enige overlap die nog
toelaatbaar is en overlap die ondoelmatig is. De overlap wordt bepaald aan de hand
van de mate waarin:
Bij de beoordeling van ondoelmatige overlap tussen het keuzedeel en de kwalificatie
geldt het uitgangspunt dat er sprake is van ondoelmatige overlap wanneer op basis
van het niet overlappende deel geen volwaardig keuzedeel te vullen is gegeven de omvang
van dat keuzedeel. Oftewel: wanneer meer dan de helft van de inhoud van het keuzedeel
al aan de orde komt in de kwalificatie dan voegt het keuzedeel te weinig toe. Je kunt
dan niet meer uitleggen waarom je voor het ‘niet overlappende deel’ van het keuzedeel
nog 240 uur nodig hebt.
Op vergelijkbare wijze wordt ondoelmatige overlap tussen keuzedelen onderling beoordeeld:
indien beide keuzedelen gekoppeld (dienen te) worden aan dezelfde kwalificatie(s)
dan mag er geen sprake zijn van meer dan de helft overeenkomende werkprocessen en
vakkennis en vaardigheden.
Koppeling keuzedelen moderne vreemde talen
Bij de koppeling van de keuzedelen MVT is er sprake van een complicerende factor.
Namelijk: veel kwalificaties bevatten beroepsgerichte eisen MVT die deels overlappen
met de inhoud van de (generieke) keuzedelen MVT. Daarnaast bevatten de niveau 4 kwalificaties
ook nog generieke eisen Engels. Daarom zijn voor de koppeling van keuzedelen MVT specifieke
regels opgesteld:
-
• Koppeling van de keuzedelen Engels B1/A2 en B1/A2 wordt niet toegestaan voor de niveau
4 kwalificaties. De generieke eisen Engels overlappen grotendeels met het keuzedeel
Engels B1 (en dus ook met Engels A2).
-
• Koppeling van de keuzedelen Engels B1/A2 en B2/B1 wordt altijd toegestaan bij de overige
kwalificaties, indien die geen beroepsgerichte eisen Engels bevatten.
-
• Koppeling van keuzedelen Duits, Frans en Spaans B1/A2 en B2/B1 wordt toegestaan bij
alle kwalificaties en niveaus indien die geen beroepsgerichte eisen voor de betreffende
taal bevatten.
-
• Wanneer een kwalificatie wel indicatieve eisen bevat voor een beroepsgerichte moderne
vreemde taal, dan hanteren we de volgende regels:
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen MVT betrekking hebben op 1 van de 5 taalvaardigheden
(luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken, schrijven), dan wordt de koppeling
toegestaan.
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 4 of 5 van de vaardigheden corresponderend
met het niveau van het keuzedeel, dan wordt de koppeling niet toegestaan.
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 2 of 3 van de vaardigheden, dan
vragen we om te onderbouwen wat de toegevoegde waarde is.
3.5. Match het niveau van het keuzedeel met het niveau van de kwalificatie
Keuzedelen hebben geen niveau in de zin van de vier niveaus van de kwalificatiestructuur.
Een keuzedeel kan gekoppeld zijn aan meerdere niveaus.
Het niveau van het keuzedeel dient afgestemd te worden op het niveau van de kwalificatie
waarbij het ontwikkeld wordt. Dat gebeurt met behulp van het NLQF.
Daarbij geldt de volgende richtlijn: ‘De inhoud van het keuzedeel dient zodanig beschreven
te zijn dat het haalbaar en uitdagend is voor alle niveaus van kwalificaties waarbij
het keuzedeel ontwikkeld wordt.’
Met name bij keuzedelen die de indiener wil koppelen aan drie niveaus wordt kritisch
gekeken of nog kan worden voldaan aan de richtlijn. Bij keuzedelen die grotendeels
bestaan uit vaardigheden en/of alleen werkprocessen is het koppelen aan drie niveaus
beter te verantwoorden dan bij keuzedelen waarin de vakkennis een grotere component
vormt.
3.6. Koppelingsverzoeken
Voor de gekoppelde keuzedelen in het register geldt dat koppelingen toegevoegd kunnen
worden. Door de Toetsingskamer vindt een marginale toetsing plaats op overlap. Wanneer
er geen sprake is van ondoelmatige overlap wordt de koppeling toegevoegd.
4. Certificaten
4.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven waaraan certificaten voor keuzedelen en beroepsgerichte
onderdelen moeten voldoen gegeven de regelgeving in de WEB en het Toetsingskader.
De eerste paragraaf beschrijft de gemeenschappelijke werkinstructies en criteria die
zowel van toepassing zijn voor certificaten voor beroepsgerichte onderdelen als die
voor keuzedelen. De tweede en derde paragraaf beschrijven de werkinstructies die alleen
gelden voor beroepsgerichte onderdelen waaraan een certificaat is verbonden. De laatste
paragraaf geeft aanwijzingen over de wijze waarop een certificaat samengesteld moet
worden.
Als een certificaat is verbonden aan een beroepsgerichte onderdeel van een kwalificatie,
zijn de kwalificatie-eisen van dit beroepsgerichte onderdeel en de toelichting hierop
als bijlage ‘eisen- mbo-certificaat’ toegevoegd aan het betreffende kwalificatiedossier.
Als een certificaat is verbonden aan een keuzedeel, wordt in de algemene toelichting
in het keuzedeel beschreven welke redenen hiervoor zijn. De inhoud van een keuzedeel
(de keuzedeel-eisen) blijft ongewijzigd. Een keuzedeel wordt altijd ontwikkeld voor
een diplomagerichte opleiding. Pas wanneer is vastgesteld dat het keuzedeel voldoet
aan de eisen die daarvoor gelden, wordt getoetst of dit keuzedeel ook relevant is
voor bij- en omscholing van werkenden en werkzoekenden en dus of het ‘certificaatwaardig’
is.
4.2. Instructies voor certificaten voor keuzedelen én beroepsgerichte onderdelen
4.2.1. Algemene aandachtspunten
Algemene aandachtspunten voor de beschrijvingen:
-
• Hou het beknopt!
-
• Zorg dat de inhoud duurzaam beschreven is, zodat deze niet voortdurend aangepast hoeft
te worden.
-
• Neem geen voorschrijvende passages op over de wijze van uitvoering van scholingstrajecten
die op dit mbo-certificaat worden gebaseerd, zoals de wijze van examinering, de didactiek
of de leerweg.
4.2.2. Voorwaarden
Zowel bij een certificaat voor een keuzedeel als bij een certificaat voor een beroepsgericht
onderdeel is in de toelichting beschreven wat de redenen zijn voor het hieraan verbinden
van een certificaat. Dat heeft betrekking op:
Hieronder een nadere uitwerking van deze criteria.
-
a.
Landelijke herkenbaarheid/scholingsbehoefte
De geselecteerde beroepsgerichte onderdelen of keuzedelen moeten voorzien in een door
bedrijven/werkgevers direct ervaren scholingsbehoefte, waarbij deze scholingsbehoefte
landelijk wordt herkend binnen de sector/het werkveld.
Formuleer vanuit het perspectief van de werkgever. Beschrijf welk concreet probleem
bedrijven ervaren, hoe dit probleem opgelost kan worden, en welke concrete scholingsbehoefte
ontstaat bij het oplossen van het probleem. De herkomst van de uitspraken moet helder
en aannemelijk zijn.
Beschrijf concreet wat de behoefte is aan dit specifiek keuzedeel / juist deze geselecteerde
beroepsonderdelen van de kwalificatie. Alleen een roep om meer personeel, vermelding
van tekorten in bepaalde beroepen of een algemene beschrijving van veranderingen in
het beroepenveld is niet voldoende. De aanvraag betreft de behoefte aan het beroepsgerichte
onderdeel of keuzedeel als zelfstandige eenheid, niet aan het certificaat in combinatie
met andere certificaatgerichte scholingstrajecten.
De directe scholingsbehoefte en de landelijke herkenbaarheid van deze scholingsbehoefte
kan op verschillende manieren worden aangetoond. De onderbouwing kan kwalitatief,
kwantitatief of beide zijn. De bron voor de onderbouwing moet wel herleidbaar zijn.
Dit kan bijvoorbeeld door vermelding van rapporten en/of namen van organisaties, samenwerkingsverbanden
of individuele bedrijven.
Kwalitatieve onderbouwing kan blijken door commitment namens een brancheorganisatie
of een vertegenwoordiging van bedrijven dat deze scholingsbehoefte ervaart.
Ook kan bij de kwalitatieve onderbouwing gerefereerd worden aan de concrete voornemens
van de indieners om, in samenwerking met een mbo-instelling, opleidingstrajecten te
starten gebaseerd op de geselecteerde onderdelen. Als de werkgevers een visie hebben
op doorstroommogelijkheden en behalen van een mbo-diploma (na behalen van het certificaat),
kan dit ook bij ‘scholingsbehoefte/landelijke herkenbaarheid worden beschreven.
Commitment van een werknemersorganisatie is ondersteunend en draagt bij aan draagvlak.
Kwantitatieve onderbouwing bijvoorbeeld door:
-
• in te gaan op de spreiding van bedrijven over het land
-
• arbeidsmarktonderzoek dat gedaan is
-
• het aantal vacatures dat er is.
Ook veranderende wet- en regelgeving kan een reden zijn voor scholingsbehoefte.
Aandachtspunten bij de beschrijving van de scholingsbehoefte en landelijke herkenbaarheid:
Algemeen:
-
• Als het probleem te maken heeft met tekorten aan personeel, onderbouw dit met de bereidheid
van werkgevers om de met het beoogde beroepgsgerichte onderdeel of keuzedeel geschoolde
mensen aan te nemen
-
• Als het probleem te maken heeft met veranderingen in beroepen, onderbouw dat veranderingen
zodanig zijn dat gerichte bijscholing wenselijk is
Bij een beroepsgericht onderdeel:
-
• Als de scholingsbehoefte aanleiding geeft voor een selectie van beroepsgerichte onderdelen
met een specifieke beroepscontext, leg dan kort uit waarom juist bij deze beroepscontext
een scholingsbehoefte aanwezig is.
-
• Met welke partijen de aanvraag te onderbouwen.
-
• Als het een beroepsgericht onderdeel betreft dat in een andere branche zou moeten
worden ingezet dan waar de kwalificatie toe behoort, onderzoek dan ook (binnen deze
marktsegmenten / sectorkamers) of deze wens door de betreffende branche wordt herkend.
In deze gevallen zijn dus zowel de sectorkamer die penvoerder is als de sectorkamer
van de ‘branchevreemde’ aanvrager betrokken bij het beantwoorden van deze vraag.
Bij een keuzedeel
-
• Als het gaat om een keuzedeel dat bedoeld is voor meer branches, betrek (het belang
van) deze branches dan bij de onderbouwing van de scholingsbehoefte c.q. de landelijke
herkenbaarheid.
-
• Als een keuzedeel betreft die in meerdere branches wordt ingezet, en de aanvraag voor
het hieraan verbinden van een certificaat maar uit één branche komt, onderzoek dan
ook (binnenmarktsegmenten/sectorkamers?) of deze wens herkend wordt in de andere branches.
Al deze branches kunnen namelijk te maken krijgen met dit certificaat. Ook alle scholen
zullen aan studenten die de opleiding zonder diploma verlaten, maar wel dit keuzedeel
hebben behaald, dit certificaat moeten verstrekken, ongeacht in welke beroepsopleiding
zij dit keuzedeel hebben behaald.
-
b.
Zelfstandige betekenis
Deze wordt opgevat als het concreet benoemen van welke taken er worden aan/bijgeleerd
en leiden tot een werkende/werkzoekende die:
Beschrijf waarom nu juist de gekozen combinatie van werkzaamheden relevant is. Maak
duidelijk waarom de selectie een afgerond takenpakket is dat voldoet aan de scholingsbehoefte.
De onderbouwing van de zelfstandige betekenis kan er bij een keuzedeel deels anders
uitzien dan bij een beroepsgericht onderdeel. Dit heeft te maken met het andere karakter
van de inhoud van dit certificaat. Bij een certificaat voor een beroepsgericht onderdeel
gaat het altijd ten minste om één werkproces van de kwalificatie, met de kennis- en
vaardigheden die nodig zijn voor uitvoering van dit werkproces. Bij een certificaat
voor een keuzedeel gaat het altijd om een volledig keuzedeel. Ook keuzedelen die vooral
een focus hebben op een deelaspect (bijvoorbeeld alleen relevante kennis, of alleen
relevante vaardigheden bepaalde gedragselementen) kunnen ook in aanmerking komen voor
het hieraan verbinden van een certificaat, mits de zelfstandige betekenis goed is
onderbouwd
Keuzedelen die niet gericht zijn op de arbeidsmarkt komen niet in aanmerking, met
name:
-
– remediërende keuzedelen
-
– keuzedelen gericht op doorstroom naar vervolgonderwijs
-
– keuzedelen die overeenkomen met generieke onderdelen Nederlands, rekenen en Engels.
-
c.
Doelgroep
Hier wordt aangegeven voor welke doelgroep het certificaat voor het beroepsgerichte
onderdeel of keuzedeel geschikt is . Uit de scholingsbehoefte kan een hele specifieke
doelgroep voortkomen. Bewaak hierbij wel dat de doelgroep matcht met de inhoud van
het betreffende beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel.
Benoem eerst of het gaat om werkenden of werkzoekenden. Specificeer de doelgroepen
daarna. Benoem alleen specifieke doelgroepen waarvoor een concrete scholingsvraag
bestaat, het is niet de bedoeling om een opsomming te geven van mogelijke doelgroepen.
Bij de beschrijving van de doelgroep worden geen ‘aanvullende toelatingseisen’ geformuleerd.
De in de wet- en regelgeving genoemde vooropleidingseisen voor de kwalificatie waar
de student voor is ingeschreven, zijn namelijk van toepassing. Dit geldt ook als de
student een (keuze)deel van die opleiding in de derde leerweg volgt dat afgerond kan
worden met een certificaat. De instelling heeft de bevoegdheid om van deze regelgeving
voor vooropleidingseisen af te wijken als de instelling inschat dat de student geschikt
is voor het betreffende onderwijs.
Wel kan beschreven worden voor welke doelgroepen het mbo-certificaat geschikt is,
door bijvoorbeeld specifieke kennis, kenmerken of achtergrond van de doelgroep te
benoemen. Voorbeelden zijn studenten met een afgeronde technische opleiding, mensen
die werkzaam zijn in de functies p, q of r of al werkervaring hebben in de werkzaamheden
x, y, z.
4.2.3. Beroepsvereisten en branchevereisten bij certificaten
Indien van toepassing, licht de beroepsvereisten toe. Gebruik hiervoor dezelfde formuleringen
als de gehanteerde formuleringen in de kwalificatie zelf, zodat er geen misverstanden
ontstaan welke beroepsvereisten van toepassing zijn.
Indien het beroepsonderdeel of keuzedeel, waaraan een certificaat wordt verbonden,
(wettelijke) beroepsvereisten bevat, dan gelden voor het onderwijs en de examinering
voor dit certificaat dezelfde condities als voor de (wettelijke) beroepsvereisten
van de gehele kwalificatie. Denk bijvoorbeeld aan examenverplichtingen die aan deze
(wettelijke) beroepsvereisten gekoppeld zijn wanneer de (wettelijke) beroepsvereiste
voorschrijft dat een extern examen moet worden afgelegd, dan geldt dit ook als verplichting
voor het mbo-certificaat waarin de beroepsvereiste is opgenomen.
Het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel waaraan een certificaat is verbonden, kan
een aantal (wettelijke) beroepsvereisten of branchevereisten bevatten die voor de
betreffende kwalificatie van toepassing is, mits OCW het verbinden van een certificaat
aan dit beroepsgericht onderdeel of keuzedeel binnen haar verantwoordelijkheid acht.
Er kan geen certificaat worden verbonden aan een keuzedeel of beroepsgericht onderdeel
dat in zijn geheel uit wettelijke beroepsvereisten bestaat, met uitzondering van de
beroepsgerichte onderdelen die vastgesteld zijn in het kader van de Regeling Certificaten
wettelijke vereisten groen beroepsonderwijs.
In het geval van beroepsvereisten wordt in vroeg stadium door de Toetsingskamer in
overleg getreden met OCW, zodat OCW deze informatie dan bij het te nemen besluit over
het wel of niet verbinden van een certificaat aan dit onderdeel kan betrekken en dit
besluit, indien relevant, kan afstemmen met het betreffende vakministerie.
Als bij een aanvraag van een certificaat blijkt dat de geselecteerde onderdelen grote
overeenkomsten vertonen met de inhoud van een branchecertificaat, treedt de Toetsingskamer
in overleg met OCW. OCW kan deze informatie betrekken het besluit over het wel of
niet verbinden van een certificaat aan dit onderdeel. Dit moet passen bij de rol van
het ministerie van OCW.
4.3. Werkinstructies voor certificaten voor beroepsgerichte onderdelen
De overige werkinstructies voor voor beroepsgerichte onderdelen waaraan een certificaat
is verbonden (hierna: mbo-certificaat) zijn opgesteld in de volgorde van het model
voor de Bijlage eisen mbo-certificaat
4.3.1. Titel en C-code
1. Naamgeving
Voor de naamgeving van mbo-certificaten die verbonden worden aan beroepsgerichte onderdelen
gelden de volgende richtlijnen:
-
a. Geef het certificaat dat aan een beroepsgerichte onderdeel wordt verbonden, een korte,
unieke en weloverwogen naam, passend bij en dekkend voor de inhoud. De titel geeft
zo goed mogelijk de essentie van de inhoud van het mbo-certificaat weer en is zoveel
mogelijk generiek om eventueel gebruik in andere contexten mogelijk te maken.
-
b. Alleen daar waar de scholingsbehoefte aanleiding is voor een specifieke beroepscontext,
wordt gekozen voor een specifieke titel, passend bij deze beroepscontext.
-
c. Gebruik geen namen van mbo-certificaten die verwijzen naar officiële diplomatitels
(zoals master of bachelor)
-
d. Gebruik geen naam van een beroep (een mbo-certificaat leidt niet op voor een beroep)
-
e. Gebruik geen naam die al bestaat als naam van een kwalificatie of keuzedeel.
-
f. De eerste letter van de titel is altijd een hoofdletter. Gebruik daarna geen hoofdletters
(met uitzondering van eigennamen en Engelse titels waarin de spelling dit voorschrijft).
-
g. Gebruik bij voorkeur geen afkortingen in de naam. Dit kan alleen wanneer het om een
afkorting gaat die algemeen (h)erkend wordt.
-
h. Beperk het gebruik van Engels in de titels. Gebruik dit alleen wanneer er geen goed
Nederlands equivalent is en wanneer dit algemeen (h)erkend wordt.
Identificatiecode mbo-certificaat en geldigheid
Er zijn verder nog velden voor de code mbo-certificaat en de geldigheid (vanaf en
tot) van het mbo-certificaat. Deze worden ingevuld door de Toetsingskamer na toekenning
door DUO.
Validering
Geef op pagina 2 van de bijlage ‘eisen mbo-certificaat’ aan welke sectorkamer penvoerder
is voor de bijlage ‘eisen mbo-certificaat’ en vervolgens bij welk marksegment het
certificaat hoort.
Geef aan wanneer het mbo-certificaat gevalideerd wordt/is.
4.3.2. Indicatie studielast
Geef aan wat de indicatieve studielast van het mbo-certificaat is in studiebelastingsuren
(sbu). Deze studielast geeft een indicatie van de tijd die de gemiddelde student nodig
heeft om de voor het certificaat geselecteerde kwalificatie-eisen te beheersen op
het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Daarmee wordt gerekend met de nominale
studieduur voor de volledige beroepsopleidingen.
Bepalend voor de indicatie van de studielast zijn een kwantitatief en een kwalitatief
criterium.
-
•
Kwantitatief criterium:
De minimumomvang van een mbo-certificaat is 240 sbu. Als bovengrens geldt een omvang
van 1.200 sbu. Als richtlijn is hiervoor gekozen omdat dit ongeveer één jaar beslaat
(1 leerjaar is 1.600 sbu, minus de generieke vakken ongeveer 1.200 sbu).
-
•
Kwalitatief criterium:
De voor het mbo-certificaat gemaakte selectie moet ten minste een compleet werkproces
betreffen en mag niet bestaan uit het overgrote deel van de beroepsgerichte onderdelen
van de betreffende kwalificatie.
De ondergrens is nodig vanwege beheersbaarheid, civiel effect en zelfstandige betekenis,
en de bovengrens is nodig om te voorkomen dat mbo-certificaten een concurrent worden
van reguliere kwalificaties.
Naast deze criteria, is het van belang dat er een juiste match is tussen scholingsbehoefte
en keuze van onderdelen. Als de scholingsbehoefte juist is gedefinieerd (en niet een
bijna volledige kwalificatie omvat), zullen de onderdelen ook passend en niet te groot
zijn.
De studielast (het totaal aan onderwijsuren, bpv en zelfstudie) is de tijd die iemand
die voldoet aan de in de WEB gestelde vooropleidingseisen nodig heeft om voor het certificaat geselecteerde kwalificatie-eisen
te beheersen tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De daadwerkelijke
studielast van een scholingstraject kan overigens afwijken van de in het mbo-certificaat
geformuleerde indicatieve studielast omdat onderwijsinstellingen die scholingstrajecten
uitvoeren, de duur en de studielast van dit scholingstraject namelijk afstemmen op
de beginsituatie van de studenten. Zij nemen hierbij de al verworven leer- en werkervaring
mee.
De berekening van de indicatieve studielast wordt gebaseerd op informatie die de onderwijsinstelling(en)
hierover geven. Dit kan (kunnen) bijvoorbeeld de onderwijsinstelling(en) zijn die
betrokken is (zijn) bij de indiening van de aanvraag bij SBB voor het certificaat.
De indiener kan bij de berekening van de indicatieve studielast bijvoorbeeld de OER
BBL hanteren (omdat een vergelijking met een volledige opleiding OER het meest passend
is voor de doelgroep werkenden en werkzoekenden).
Ga bij de inschatting van het aantal sbu’s uit van volledige opleidingen van de volgende
nominale studieduren:
-
• Niveau 2 opleiding: 3.200 sbu
-
• Niveau 3 en niveaus 4 opleiding: 4.800 sbu
-
• Niveau 4 opleiding met een nominale duur van 4 jaar: 6.400 sbu
Het aantal sbu’s voor het mbo-certificaat moet in balans zijn met het aantal sbu’s
voor de rest van de opleiding de tijd die iemand, na het behalen van dit mbo-certificaat,
nodig zou hebben om alsnog het volledige diploma te behalen.
4.4. Stappen ontwikkeling van de inhoud van de eisen mbo-certificaat
In de bijlage ‘Eisen mbo-certificaat’ zijn de geselecteerde kerntaken en werkprocessen
beschreven. De selectie kan bestaan uit één of meer werkprocessen van één of meerdere
kerntaken. Ook kan een volledige kerntaak worden geselecteerd. De selectie is altijd
samengesteld uit beroepsgerichte onderdelen van één kwalificatie. Als richtlijn om
te komen tot een samenhangende set van kwalificatie-eisen waaraan een mbo-certificaat
verbonden kan worden, gelden de volgende drie stappen:
-
a) Inventariseren scholingsbehoefte
-
b) Selecteren van de relevante kwalificatie
-
c) Selecteren van beroepsgerichte onderdelen van de kwalificatie.
1. Stap 1: Inventariseren scholingsbehoefte en landelijke herkenbaarheid
De selectie van de beroepsgerichte onderdelen waaraan een mbo-certificaat verbonden
kan worden, start met het formuleren van een scholingsbehoefte, en de landelijke herkenbaarheid
daarvan conform toelichting bij 2.4.
2. Stap 2: Selecteren van de relevante kwalificatie
Selecteer de relevante onderdelen van de relevante kwalificatie.
Kader: De huidige wetgeving voorziet niet in ‘cross-over certificaten’. Indien uit
de scholingsbehoefte blijkt dat het gewenst is kwalificatie-eisen van twee kwalificaties
te gebruiken, dienen het twee afzonderlijke certificaten te zijn, waarbij elk certificaat
een zelfstandige betekenis dient te hebben.
Inhoud: De kwalificatie welke het beste past bij de scholingsbehoefte wordt gekozen.
Nadat de kwalificatie is gekozen, worden de relevante onderdelen geselecteerd.
3. Stap 3: Selecteren van beroepsgerichte onderdelen van de kwalificatie
Uit de kwalificatie worden beroepsgerichte onderdelen gekozen. De onderdelen samen
vormen uiteindelijk de eenheid waaraan een certificaat verbonden kan worden.
Kader: bij de selectie worden alleen beroepsgerichte onderdelen geselecteerd zoals
deze beschreven zijn in de door OCW vastgestelde kwalificaties (er worden geen nieuwe
kwalificatie-eisen opgesteld). Er kan voor een selectie mbo-certificaat niet iets
worden toegevoegd:
-
• Uit onderdelen van een andere mbo-opleiding
-
• Onderdelen uit een keuzedeel
-
• Onderdelen uit de generieke eisen (Nederlands, rekenen, loopbaanoriëntatie en burgerschap,
generiek Engels
-
• De onderdelen mogen niet bestaan uit uitsluitend wettelijke beroepsvereisten.
Inhoud: voor de selectie van beroepsgerichte onderdelen en de uitwerking van de inhoud
gelden de volgende eisen en richtlijnen:
-
a) Het werkproces als kleinste eenheid
-
b) De kerntaak blijft in stand of wordt naar verhouding aangepast
-
c) Verhouding tot het basisdeel: geen aanvullende eisen
-
d) Generieke werkprocessen uitvoeren in specifieke context: geen aanpassing van de context
-
e) Niveau
-
f) Voorkomen van overlap.
Deze punten worden hieronder toegelicht.
-
a.
Het werkproces als kleinste eenheid
Het werkproces is de kleinste eenheid die in zijn geheel in stand moet blijven. Het
werkproces is het hart van een kwalificatie en daarmee ook de inhoudelijke basis voor
de selectie van de eisen voor een mbo-certificaat. Een selectie van eisen voor een
mbo-certificaat zal dus altijd uit minimaal een werkproces moeten bestaan en er mag
aan het werkproces niets veranderd worden. De structuur wordt bij nog kleinere eenheden
onbeheersbaar, ook al omdat onderdelen dan niet meer herleidbaar zijn naar een kwalificatie.
-
b.
De kerntaak blijft in stand of wordt naar verhouding aangepast
De kerntaak geeft de duiding aan de werkprocessen/inhoud. Hieronder valt de complexiteit,
verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en vakkennis en vaardigheden.
Indien alle werkprocessen van een kerntaak relevant worden geacht, dan wordt de volledige
beschrijving van de kerntaak overgenomen in de certificaateisen dus inclusief alle
kennis en vaardigheden die voor deze kerntaak van toepassing zijn.
Wanneer niet alle werkprocessen van een kerntaak geselecteerd worden, zal de kerntaak
(complexiteit, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en vakkennis en vaardigheden)
in verhouding met de gekozen werkprocessen gebracht worden. Anders ontstaat er inhoud
met een ‘waterhoofd’ erop. De kwalificatie-eisen mogen niet van betekenis veranderen
en alleen op onderstaande wijze worden gewijzigd.
Dat betekent:
-
• Complexiteit:
Deels schrappen, en in goed Nederlands opschrijven. Niet van betekenis veranderen,
wel in verhouding met de gekozen werkprocessen brengen. Analyseer welke complicerende
factoren nog steeds relevant zijn. Analyseer of door schrappen van werkprocessen de
aard van de vaardigheden en/of de kennis veranderd is. Zo ja: pas dit aan in de omschrijving
van complexiteit.
-
• Verantwoordelijkheid/zelfstandigheid:
Deels schrappen, en in goed Nederlands opschrijven. Niet van betekenis veranderen,
wel in verhouding met gekozen werkprocessen brengen.
-
• Vakkennis en vaardigheden:
Deels schrappen en in goed Nederlands opschrijven.
Niet van betekenis veranderen, wel in verhouding met gekozen werkprocessen brengen
-
• Naam kerntaak:
Zorg dat de titel de lading dekt. Breng de titel in verhouding met gekozen werkprocessen.
-
− Als de gehele kerntaak intact blijft, blijft de titel van de kerntaak dezelfde.
-
− Als de huidige titel de lading dekt terwijl er elementen van de kerntaak zijn vervallen,
dan moet in de titel van de kerntaak van de eisen mbo-certificaat tussen haakjes (deels)
gezet worden.
-
− In bovenstaande gevallen wordt de titel van de kerntaak niet aangepast, mocht de aanvrager
van het certificaat hierom vragen.
-
− Als er werkprocessen vervallen en het karakter van de kerntaak daardoor veranderd
wordt de titel aangepast.
-
• Herleidbaarheid:
In de conversietabel staat aangegeven uit welke originele kerntaken van het certificaat
geput is, en welke werkprocessen gekozen zijn. De verhouding met andere vergelijkbare
mbo-certificaten zal gepresenteerd worden in een tabel op de website.
-
• Beginnend beroepsbeoefenaar en functienamen
In kwalificaties wordt vaak de beginnend beroepsbeoefenaar genoemd, soms worden specifieke
functienamen genoemd. In de overgenomen teksten blijven deze aanduidingen staan. In
de toelichtende informatie komt te staan dat hiervoor certificaathouder gelezen moet
worden.
-
c.
Verhouding tot basisdeel
Het kan gebeuren dat de gekozen werkprocessen alleen uit het basisdeel van het kwalificatiedossier
komen
Al maakt dit basisdeel deel uit van meerdere kwalificaties, in dat geval wordt een
mbo-certificaat alleen verbonden aan beroepsgerichte onderdelen van één kwalificatie.
Het is niet mogelijk om een mbo-certificaat te verbinden aan een basisdeel van een
kwalificatiedossier.
Als de geselecteerde werkprocessen afkomstig zijn van kerntaken uit het basisdeel,
kies je de kwalificatie die het meest recht doet aan de geformuleerde scholingsbehoefte
en doelgroepen. Als werkprocessen alleen uit het basisdeel komen, dan ligt het voor
de hand dat gekozen wordt voor de kwalificatie van het laagste mbo-niveau. Als gekozen
wordt voor een kwalificatie van een hoger mbo-niveau, zorg er dan voor dat uit de
beschrijving van de scholingsbehoefte en doelgroepen blijkt dat deze kwalificatie
het meest passend is.
Indien een werkproces gekozen wordt uit het basisdeel waar aanvullende eisen aan toegevoegd
zijn, vergeet dan niet die aanvullende eisen over te nemen in het certificaat. Dit
is aan de orde als in basisdeel uitwerkingen bevat naar meerdere niveaus, dus naar
bijvoorbeeld niveau 3 en 4.
-
d.
Generieke werkprocessen uitvoeren in specifieke context: geen aanpassing van de context
Uitgangspunt bij de inhoud van het mbo-certificaat is dat de contexten die kunnen
gelden voor de kwalificatie, ook van toepassing kunnen zijn voor het onderdeel waaraan
een mbo-certificaat is verbonden. Dat betekent dat in de beschrijving van de inhoud
(werkprocessen en kerntaken) geen aanvullende informatie over een specifieke context
toegevoegd wordt als deze niet in de kwalificatie beschreven was.
Onderwijsinstellingen kunnen bij de uitvoering van het opleidingstraject het onderwijs
en de examinering -binnen het kader van de kwalificatie-eisen toespitsen op een specifieke
context. Ook kan een onderwijsinstelling ervoor kiezen om op een uitgereikt mbo-certificaat
extra informatie toe te voegen over de specifieke context. Om de herkenbaarheid van
certificaten te borgen wordt onderwijsinstellingen gevraagd om terughoudend te zijn
met het opnemen van extra informatie op de uit te reiken certificaten.
Als een scholingsbehoefte die zich dermate richt op een specifiekere context, kan
een context worden toegevoegd in de titel en de toelichting van een mbo-certificaat:
-
• Aan de beschrijving van de eisen wordt dan deze specifieke context wél toegevoegd.
-
• Aan de geselecteerde werkprocessen mag niets veranderd worden, daarmee ook niet de
context.
-
• De naam van dit certificaat bevat een verwijzing naar deze specifieke context.
-
e.
Geen niveau
Bij de selectie van beroepsgerichte onderdelen waaraan een mbo-certificaat wordt verbonden,
wordt geen afzonderlijke niveaubepaling uitgevoerd. Wel wordt in de bijlage eisen
mbo-certificaat het mbo-niveau vermeld van de kwalificatie waaruit is geselecteerd.
-
f.
Meerdere certificaten uit een kwalificatie en overlap
Overlap met een ander certificaat in de kwalificatie
Het kan voorkomen dat de gekozen geselecteerde onderdelen (voor een deel) overeenkomen
met de inhoud van een bestaand mbo-certificaat die aan dezelfde kwalificatie is verbonden.
Dit is toegestaan, mits er niet te veel overlap is. Dit moet wel toegelicht kunnen
worden.
Overlap met kwalificaties of keuzedelen
Naast overlap met andere eisen mbo-certificaat kan er ook sprake zijn van overlap
met kwalificaties of keuzedelen. Controleer bij de uitwerking of er verwante keuzedelen
en/of kwalificaties zijn. Bewaak bij de uitwerking dat de inhoud voldoende onderscheidend
is ten opzichte van deze verwante keuzedelen en/of kwalificaties en adviseer de aanvragers
om waar mogelijk gebruik te maken van de verwante keuzedelen en/of kwalificaties.
Aandachtspunten bij besluit meerdere certificaten per kwalificatie
Het maken van afgewogen keuzes hoeveel en welke certificaten per kwalificatie is een
belangrijk onderwerp. Eenmaal vastgestelde certificaten hebben impact op opleidingen
van alle mbo-scholen. Examencommissies moeten deze certificaten namelijk ook verstrekken
aan studenten die diplomagerichte opleidingen zonder diploma verlaten en wel het onderdeel
hebben behaald waaraan dit certificaat is verbonden. Bij de aanvraag van een certificaat
bij SBB wordt er een aantal zaken beoordeeld:
-
• Is de scholingsbehoefte landelijk herkenbaar? Als aan de scholingsbehoefte kan worden
voldaan met een reeds vastgesteld mbo-certificaat of als aan de scholingsbehoefte
tegemoetgekomen worden door het bestaand mbo-certificaat aan te passen, bespreek dit
dan met de aanvragers en met de indieners van het bestaande certificaat. Blijft dan
de originele scholingsbehoefte voldoende gedekt en is dat wenselijk?
-
• Als er nog geen geschikt bestaand certificaat is, kan er dan een nieuwe set van eisen
voor een mbo-certificaat geselecteerd worden uit de kwalificatie?
-
• Elk certificaat binnen een kwalificatie moet afzonderlijk voldoen aan de gestelde
criteria, waaronder het hebben van een zelfstandige betekenis.
-
• Is het beoogde nieuwe certificaat voldoende onderscheidend ten opzichte van het bestaande
certificaat (of bestaande certificaten) die al voor deze kwalificatie zijn vastgesteld?
-
• In hoeverre zou het vaststellen van meer certificaten bij deze kwalificatie kunnen
leiden tot onbedoelde effecten met name ‘groenpluk’ van jongeren in het initieel diplomagericht
onderwijs?
Bovenstaande punten samen bepalen of, binnen een kwalificatie, een nieuw afzonderlijk
certificaat gerechtvaardigd is, zelfs als er sprake is van overlap.
Het is aan sectorkamers/ marktsegmenten om een zorgvuldige afweging te maken in hoeverre
een aanvraag een toegevoegde waarde heeft. Bij deze afweging betrekken zij ook risico’s
te op groenpluk van jongeren in het diplomagericht onderwijs.
Overzicht met certificaten per kwalificatie
De verhouding en de overlap met andere mbo-certificaten van de kwalificatie zal gepresenteerd
worden in een tabel. Deze tabel is ter ondersteuning van de te maken keuze hoeveel
en welke certificaten per kwalificatie worden vastgesteld. Publicatie van de tabel,
bij vaststelling van meerdere certificaten per kwalificatie, op de website in het
Portal kwalificatiestructuur bij Downloads, helpt onderwijsinstellingen en bedrijven
bij eventuele keuzes.
5. Verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier
5.1. Inleiding
Het kwalificatiedossier moet een verwijzing bevatten naar verantwoordingsinformatie.
Deze is geen onderdeel van het dossier. De verantwoordingsinformatie dient jaarlijks
geactualiseerd te worden. Sectorkamers wordt gevraagd jaarlijks de actualiteit van
de informatie te controleren en aan te passen waar relevant. Dat geldt in ieder geval
voor de arbeidsmarktinformatie.
5.2. Beroepeninformatie
Bij bron- en referentiedocumenten moeten gebruikte beroepscompetentieprofielen en/of
andere gebruikte beroepeninformatie (documenten) met datum vermeld worden. Dit onderdeel
wordt in DigiK automatisch gegenereerd als de juiste documenten geüpload zijn.
De beroepeninformatie (bcp’s en/of andere documenten) is gelegitimeerd door sociale
partners. De datum van de gelegitimeerde beroepeninformatie komt overeen met de datum
zoals vermeld in het dossier. Wanneer sprake is van meerdere sociale partners en verschillende
data, controleer dan of het kwalificatiedossier verwijst naar de meest recente datum.
In plaats van beroepscompetentieprofielen kan ook beroepeninformatie benut worden
ter onderbouwing van de arbeidsmarktrelevantie van een dossier. De beroepeninformatie
beschrijft de volgende zaken:
-
1. Beroep / beroepengroep waarvoor opgeleid wordt
-
2. Hoofd- bijkomende en opkomende/nieuwe werkzaamheden beroep / beroepengroep
-
3. Resultaat van het beroep / de beroepengroep
-
4. Voorbeelden van functieomschrijvingen
De beroepeninformatie is compleet, actueel, betrouwbaar en representatief en is door
sociale partners gevalideerd.
5.3. Arbeidsmarktinformatie
In de verantwoordingsinformatie wordt standaard een link opgenomen naar de servicepagina
waar alle kwantitatieve arbeidsmarktgegevens opgenomen zijn.
Wel wordt gevraagd een tekst in te voegen met een toelichting op ontwikkelingen op
de arbeidsmarkt, de opleidingenmarkt en de stagemarkt. Hier kan zo nodig specifieke
informatie over de bedrijfstak/branche worden opgenomen.
-
• Bij dit onderdeel kan, indien nodig, een toelichting op branche specifieke aspecten
worden gegeven. Bijvoorbeeld over de verhouding bol/bbl het aandeel van particuliere
opleidingen, een toelichting voor opleidingen met een klein aantal studenten/gediplomeerden
in een beperkt aantal regio's, het aantal zzp'ers in een branche, vervangingsvraag,
etc.
-
• De informatie wordt zo nodig éénmaal per jaar vernieuwd.
5.4. Trends en ontwikkelingen
Wetgeving en regelgeving: bevat een beschrijving van (veranderingen in) wet- en regelgeving
die van invloed is op de uitoefening van het beroep. Vereist is dus een beschrijving
van toekomstige ontwikkelingen, waaruit de relevantie en gevolgen voor het kwalificatiedossier
duidelijk blijken. Het gaat dus niet om een beschrijving van de huidige situatie en
algemene zaken die voor elk beroep gelden (bijvoorbeeld ARBO).
Ontwikkelingen in de beroepsuitoefening: bevat technologische, bedrijfsorganisatorische,
internationale veranderingen en/of marktontwikkelingen die gevolgen hebben voor de
beroepsuitoefening in de toekomst. Vereist is dus een beschrijving van toekomstige
(niet huidige) ontwikkelingen waaruit de relevantie en de gevolgen voor dit kwalificatiedossier
duidelijk blijkt.
5.5. Beroepsvereisten
In de verantwoordingsinformatie wordt een toelichting gegeven op de (wettelijke) beroepsvereisten
indien die van toepassing zijn op de kwalificatie.
We spreken van beroepsvereisten wanneer die voldoen aan de volgende criteria:
-
a. Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet (anders dan een onderwijswet), verdrag
of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie
-
b. Deze vereisten zijn verbonden aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een bepaald
beroep uit te mogen oefenen of om bepaalde beroepshandelingen te mogen uitoefenen
als beginnend beroepsoefenaar
-
c. Deze vereisten hebben betrekking op kennis, inzicht, vaardigheden en/of beroepshoudingen
welke door en in een beroepsopleiding op basis van de WEB kunnen worden verworven
-
d. Het voldoen aan deze vereisten kan en moet worden ‘bewezen’ met een op grond van de
WEB afgegeven diploma of op grond van een certificaat zoals bedoeld in de Regeling certificaten
wettelijke beroepsvereisten groen middelbaar beroepsonderwijs, indien de onderwijsinstelling
zelf de beroepsvereisten kan examineren
-
e. Het gaat niet om eisen aan de persoon of werkplek, zoals leeftijd, verklaring omtrent
gedrag of arbo-eisen.
In de verantwoording wordt aangeven in welke kerntaken en werkprocessen de wettelijke
vereisten zijn verwerkt. Immers wettelijke beroepsvereisten – indien van toepassing
– moeten volledig zijn geëxamineerd met examens die qua inhoud en toetsvorm passend
zijn. Als de wettelijke vereisten wél eisen aan de kwaliteiten op het gebied van kennis,
inzicht, vaardigheden of beroepshoudingen van de beroepsbeoefenaar betreffen, maar
niet in kerntaken en/of werkprocessen verwerkt zijn, dient aangegeven te worden hoe
en waar de eisen dan wel in het kwalificatiedossier tot uiting komen.
Verklaring vakdepartement
In de regeling is aangegeven dat, als er sprake is van wettelijke beroepsvereisten,
er een goedkeurende verklaring van het betrokken vakdepartement aangeleverd moet worden.
Het vakdepartement toetst of en verklaart dat de beroepsvereisten correct in het kwalificatiedossier
zijn verwerkt. Deze verklaring moet voor indiening van het kwalificatiedossier naar
de Toetsingskamer worden gestuurd.
Sectorkamers die al een goedkeurende verklaring van het vakdepartement in hun bezit
hebben die betrekking heeft op een oudere versie van het kwalificatiedossier èn die
geen inhoudelijke wijzigingen in het kwalificatiedossier hebben doorgevoerd, hebben
slechts een verklaring van het vakdepartement nodig dat er geen relevante wijzigingen
zijn geweest in de wetgeving.
5.6. Bijzondere vereisten
Indien op het dossier andere regelingen en vereisten van toepassing zijn dan worden
die in dit onderdeel toegelicht. Het kan hier gaan om zaken als:
-
• Branchevereisten die gelden voor een specifiek onderdeel van een kwalificatie en /
of waaraan een branchecertificaat verbonden is
-
• Regelingen als beschreven onder e) in 6.4, zoals regelingen die van toepassing zijn
op de persoon van de beroepsbeoefenaar, zoals een Verklaring omtrent gedrag of regelingen
die betrekking hebben op de werkplek.
5.7. Beroepsspecifieke moderne vreemde talen
Geef aan de hand van de ERK-descriptoren een indicatie voor het ERK-niveau van de
beheersing van de beroepsgerichte MVT in het dossier. Hanteer daarbij onderstaand
schema. Geef in het schema met 'nvt' aan wanneer voor een kwalificatie geen MVT-eisen
gelden. Geef bij het schema een nadere toelichting waarin toegelicht wordt wat de
relevantie is van de MVT-eisen bij de kwalificaties in het dossier.
Het indicatieve niveau voor de beheersing van beroepsspecifieke moderne vreemde talen
in dit dossier is:
MVT: <naam MVT>
ERK
|
<Naam kwalificatie 1 in dossier>
|
<Naam kwalificatie 2 in dossier>
|
Luisteren
|
|
|
Lezen
|
|
|
Spreken
|
|
|
Gesprekken voeren
|
|
|
Schrijven
|
|
|
<Toelichting>
Controleer goed op consistentie tussen het schema en de kwalificatie. Zorg er voor
dat alle vaardigheden die in de tabel opgenomen zijn ook feitelijk te herleiden zijn
naar de kwalificatie en omgekeerd dat MVT-eisen die in de kwalificatie ook verantwoord
zijn in deze paragraaf.
Ook wanneer de generieke eisen Engels bij niveau 4 kwalificaties overlappen met de
beroepsgerichte eisen Engels worden deze toegelicht en verantwoord in de verantwoordingsinformatie.
5.8. Ontwikkelmogelijkheden van de beroepsbeoefenaar in het onderwijs
Bij loopbaanperspectief is aangegeven welke specifieke loopbaanmogelijkheden en doorstroommogelijkheden
de gediplomeerde binnen het onderwijs heeft. Dit geldt voor alle in het kwalificatiedossier
beschreven kwalificaties.
Niveau 4: De doorstroom naar een andere kwalificatie binnen en/of na het mbo en/of
het hbo moet globaal aangeduid zijn met één of meerdere concrete voorbeelden. Doorstroming
naar hbo kan alleen worden beschreven bij niveau 4.
5.9. Onderhoudsagenda
Het kwalificatiedossier bevat een onderhouds- en ontwikkelagenda voor ten minste zes
jaar, waarop relevante aandachtspunten zijn vermeld. In de Onderhouds- en ontwikkelagenda
wordt vermeld op welke termijn het kwalificatiedossier opnieuw wordt bekeken, en welke
agenda afgesproken is voor het onderhoud van het kwalificatiedossier (acties, wie
verantwoordelijk, wanneer klaar?).
5.10. Wijzigingen ten opzichte van voorgaande versie
Kies uit één van de volgende categorieën en geef in de ruimte onder de categorieën
aan wat er in het huidige kwalificatiedossier is gewijzigd ten opzichte van het kwalificatiedossier
uit het vorige cohort.
Categorie 1: nieuw dossier
Dit kwalificatiedossier zat voorheen niet in de kwalificatiestructuur. Een toelichting
is niet nodig.
Categorie 2: nieuwe elementen
Dit betreft een sterk gewijzigd kwalificatiedossier waarop de Toetsingskamer een ingangstoets
heeft uitgevoerd. Er is bijvoorbeeld sprake van nieuwe of samengevoegde kwalificaties,
nieuwe bcp's, etc.. Geef een beknopte samenvatting van wat er gewijzigd is in het
dossier.
Categorie 3: wijzigingen
In vergelijking met de voorgaande versie zijn er elementen gewijzigd. Vat samen wat
er gewijzigd is in het dossier.
Categorie 4: ongewijzigd
Het kwalificatiedossier is volledig ongewijzigd. Een samenvatting of toelichting is
niet nodig.
Geef niet alleen aan in welke categorie de wijzigingen vallen. Geef voor wijzigingen
in categorie 2 of 3 onder de tabel aan om welke wijzigingen het gaat, op zo'n manier
dat een gebruiker snel kan zien wat waar gewijzigd is.
5.11. Betrokkenen
De betrokkenen bij het overleg en besluitvorming over het kwalificatiedossier zijn
beschreven.
Genoemd moeten worden:
5.12. Middenkaderopleidingen van meer dan 3 jaar
De studieduur van middenkaderopleidingen is per 1 augustus 2014 vastgesteld op drie
jaar. De minister kan enkele kwalificaties uitzonderen die een verblijfsduur hebben
van meer dan drie jaar tot maximaal vier jaar. Indien dit aan de orde is wordt dit
hier toegelicht. Jaarlijks dient deze lijst herijkt te worden op basis van gegevens
over verblijfsduur in het mbo.
5.13. Sectorale examenafspraken
In de toelichting wordt standaard een verwijzing opgenomen naar de sectorale examenafspraken
die van toepassing zijn op het kwalificatiedossier.
5.14. Aanvullende informatie
Aanvullende informatie kan bijvoorbeeld zijn: een brochure, beroepeninformatie of
een verwijzing naar een toelichting op de beroepsgerichte taal- en rekeneisen. Deze
informatie wordt bij het kwalificatiedossier gepubliceerd in het register kwalificatiestructuur
dat te vinden is in de portal kwalificatiestructuur.