Besluit Tijdelijke wet Groningen

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 11 juni 2020, houdende regels ter uitvoering van de Tijdelijke wet Groningen (Besluit Tijdelijke wet Groningen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 26 maart 2020, nr. WJZ / 20082968, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op de artikelen 4, achtste lid en 9, tweede lid, van de Tijdelijke wet Groningen en artikel 37h van de Wet waardering onroerende zaken;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2020, nr. W18.20.0080/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 juni 2020 , nr. WJZ / 2014492

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanvraag om schadevergoeding: aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet;

  • coördinator: coördinator als bedoeld in artikel 10l;

  • NPR: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse Praktijkrichtlijn;

  • programma: programma van aanpak als bedoeld in artikel 13g, eerste lid, van de wet;

  • rijksambtenaren: degenen die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn;

  • samenloop: situatie waarin een gebouw in een programma is opgenomen en de eigenaar van dat gebouw een aanvraag om schadevergoeding heeft ingediend waarop nog niet is beslist;

  • tegemoetkoming: tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1b;

  • typologie: bij ministeriële regeling vastgestelde verzameling gebouwen met dusdanig vergelijkbare constructieve kenmerken dat hun gedrag bij en weerstand tegen aardbevingen zich op een vergelijkbare wijze laat beschrijven;

  • versterkingsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 13j, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

  • waardedaling: waardedaling van een woning als gevolg van het risico op beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg;

  • wet: Tijdelijke wet Groningen.

§ 1a. Andere taken en bevoegdheden van het Instituut

Artikel 1a

  • 1 Het Instituut heeft tot taak en is bevoegd aan een gedupeerde een tegemoetkoming toe te kennen ten bedrage van het verschil tussen de vergoeding voor schade door waardedaling van zijn woning die is toegekend door de exploitant en de vergoeding voor deze schade die zou zijn toegekend door het Instituut indien hij recht zou hebben op deze vergoeding, indien:

    • a. de gedupeerde een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de exploitant ter compensatie van aantoonbare waardedaling bij een volledig afgeronde verkoop en de daaropvolgende juridische levering van zijn woning; en

    • b. de gedupeerde ter zake van dezelfde waardedaling voor een hogere vergoeding van het Instituut in aanmerking zou komen.

Artikel 1b

  • 1 Het Instituut kent een tegemoetkoming toe aan de gedupeerde die een aanvraag heeft ingediend.

  • 3 Het Instituut besluit op de aanvraag om een tegemoetkoming binnen acht weken na indiening van de aanvraag.

§ 2. Procedure omtrent benoeming, schorsing en ontslag en de rechtspositie van leden van het Instituut

Artikel 2

  • 1 Een voordracht als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet geschiedt op basis van een enkelvoudig advies aan de hand van een door het Instituut opgesteld functieprofiel van een door het Instituut ingestelde benoemingsadviescommissie.

  • 2 Het Instituut houdt bij het opstellen van het functieprofiel rekening met de onpartijdigheid van de leden van het Instituut alsmede met het streven naar een Instituut waarbij:

    • a. het Instituut als geheel beschikt over een diepgaande en actuele kennis van de aardbevings-problematiek in Groningen;

    • b. tenminste één lid beschikt over voldoende juridische kennis en ervaring; en

    • c. tenminste één lid beschikt over voldoende technische of bouwkundige kennis.

  • 3 Voor het opstellen van een functieprofiel voor de voorzitter van het Instituut worden belanghebbende partijen gehoord.

  • 4 De benoemingsadviescommissie bestaat uit tenminste drie leden, onder wie de voorzitter van het Instituut. Indien de vacature de functie van voorzitter van het Instituut betreft, maakt de plaatsvervangend voorzitter van het Instituut onderdeel uit van de benoemingsadviescommissie.

  • 5 Een vacature voor een lid van het Instituut en de te volgen selectieprocedure worden door het Instituut openbaar gemaakt.

Artikel 3

  • 1 Een voordracht voor schorsing of ontslag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet bevat de gronden voor ontslag en wordt niet gedaan dan nadat de voorzitter van het Instituut daarover is gehoord.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de plaatsvervangend voorzitter van het Instituut gehoord indien de voordracht voor schorsing of ontslag de voorzitter betreft.

Artikel 4

  • 1 Een lid van het Instituut legt voorafgaand aan de datum van indiensttreding de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2 De voorzitter van het Instituut legt de eed of belofte af ten overstaan van Onze Minister voor Rechtsbescherming. De andere leden van het Instituut leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter van het Instituut.

  • 3 Het formulier, bedoeld in het eerste lid, wordt na het afleggen van de eed of belofte ondertekend door het lid van het Instituut en degene te wiens overstaan de eed of belofte is afgelegd.

Artikel 5

Onze Minister voor Rechtsbescherming verstrekt aan een lid van het Instituut een afschrift van het koninklijk besluit waarbij hij is benoemd. Voorts doet Onze Minister voor Rechtsbescherming aan een lid van het Instituut schriftelijk mededeling van de standplaats, het salaris en de arbeidsduur waarvoor hij wordt aangesteld.

Artikel 6

  • 1 Aan de voorzitter en de leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij het maximum van de salarisschaal bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uren per week gelijk is aan het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

  • 2 Een lid van het Instituut wordt door Onze Minister voor Rechtsbescherming aangesteld voor een arbeidsduur van ten hoogste gemiddeld 36 uren per week.

  • 3 Een lid van het Instituut dat is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan gemiddeld 36 uren per week, ontvangt een salaris overeenkomstig het eerste lid, vermenigvuldigd met de voor hem geldende arbeidsduurfactor. De arbeidsduurfactor, bedoeld in de eerste volzin, is een breuk waarvan de teller uit de voor het lid van het Instituut vastgestelde arbeidsduur bestaat en de noemer uit het getal 36 bestaat.

  • 4 Op eigen verzoek kan de arbeidsduur waarvoor een lid van het Instituut is aangesteld, door Onze Minister voor Rechtsbescherming worden gewijzigd.

  • 5 Onze Minister voor Rechtsbescherming neemt een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid niet dan nadat hij hierover het advies heeft ingewonnen van de voorzitter van het Instituut.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing voorzover het de aanstelling van de voorzitter van het Instituut betreft.

Artikel 7

De leden van het Instituut hebben aanspraak op vakantie en verlof overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. De bevoegdheden die op grond van de eerste volzin van toepassing zijn worden uitgeoefend door de voorzitter van het Instituut.

Artikel 8

Ten aanzien van de leden van het Instituut is hetgeen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren is bepaald met betrekking tot bedrijfsgeneeskundige begeleiding alsmede rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van overeenkomstige toepassing. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend door de voorzitter van het Instituut.

Artikel 9

Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een lid van het Instituut wordt door Onze Minister voor Rechtsbescherming een overlijdensuitkering vastgelegd overeenkomstig hetgeen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren is overeengekomen.

§ 3. Jaarverslag

Artikel 10

  • 1 Het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, bevat over het verstreken boekjaar een rapportage en verantwoording over de volgende onderdelen:

    • a. een rapportage overeenkomstig bijlage 2;

    • b. een verantwoording van de uitgaven;

    • c. een managementverklaring inzake rechtmatigheid; en

    • d. een toelichting inzake doelmatigheid van de gemaakte uitvoeringskosten ten opzichte van de uitgekeerde vergoedingen.

  • 2 De rapportage en verantwoording gaan vergezeld van een rapport van bevindingen van de Auditdienst Rijk, opgesteld in opdracht van het Instituut, bestaande uit een verslag van bevindingen over in ieder geval de specifieke werkzaamheden als bedoeld in bijlage 3.

§ 3a. Versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Artikel 10a

Artikel 10b

  • 1 Bij de vaststelling van de risicoprofielen van gebouwen, bedoeld in artikel 13e, eerste lid, van de wet, hanteert Onze Minister de volgende categorieën risicoprofielen:

    • a. gebouw met een normaal risico: gebouw met een verwachtingswaarde die aangeeft dat het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet, en waarvan de berekeningen aangeven dat het gebouw in meer dan 90% van de gevallen aan de veiligheidsnorm voldoet;

    • b. gebouw met een licht verhoogd risico: gebouw met een verwachtingswaarde die aangeeft dat het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet, en waarvan de berekeningen aangeven dat het gebouw in minder dan 90% van de gevallen aan de veiligheidsnorm voldoet;

    • c. gebouw met een verhoogd risico: gebouw met een verwachtingswaarde die aangeeft dat het gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet.

  • 2 Het vaststellen van een risicoprofiel van een gebouw vindt plaats door Onze Minister met gebruikmaking van een analyse van de verwachte bodembeweging op regioniveau en een analyse van de risico’s van de verwachte bodembeweging voor omwonenden of gebouwen, die door een op grond van artikel 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet aangewezen instelling zijn uitgevoerd.

  • 3 Indien de aard, locatie of staat van het gebouw daar aanleiding toe geeft, stelt Onze Minister het risicoprofiel van dat gebouw dat voortvloeit uit de analyses, bedoeld in het tweede lid, bij op basis van kennis van en ervaring met gelijksoortige gebouwen. Deze bijstelling kan er niet toe leiden dat een gebouw een lager risicoprofiel krijgt dan deze zou krijgen op basis van de uitkomsten van de analyses, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de bijstelling, bedoeld in het derde lid.

Artikel 10c

  • 2 In de meerjarige planning krijgen gebouwen met een verhoogd risico voorrang op gebouwen met een licht verhoogd risico.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kunnen gebouwen met een licht verhoogd risico voorrang krijgen op gebouwen met een verhoogd risico indien dit geen onredelijke vertraging oplevert voor de versterking van gebouwen met een verhoogd risico, en dit:

    • a. de snelheid van de uitvoering van de meerjarige planning ten goede komt; of

    • b. het draagvlak voor de versterking ten goede komt.

  • 4 Onder de voorwaarden, genoemd in het derde lid, kunnen ook gebouwen met een normaal risico worden opgenomen in de meerjarige planning en kan aan die gebouwen voorrang worden gegeven.

Artikel 10d

In het kader van zijn advies over het ontwerp van het programma van aanpak, bedoeld in artikel 13g, derde lid, onderdeel a, van de wet, beoordeelt de inspecteur-generaal der mijnen, met inachtneming van de veiligheid van de versterkingsoperatie, of het programma:

Artikel 10e

  • 1 Een verzoek om te onderzoeken of een gebouw mogelijk versterking behoeft als bedoeld in artikel 13g, zesde lid, van de wet, kan worden ingediend door de eigenaar van een gebouw dat niet is opgenomen in een programma van aanpak als bedoeld in artikel 13g, eerste lid, van de wet.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend met gebruikmaking van een door Onze Minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het aantal verzoeken per jaar dat Onze Minister ten hoogste in behandeling neemt.

Artikel 10f

  • 1 De vaststelling of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet vindt plaats:

    • a. door het gebouw toe te delen aan een typologie en te beoordelen aan de hand van de typologie, de locatie, de ontwerpdatum en afmetingen van het gebouw en volgens de NPR 9998;

    • b. door het gebouw toe te delen aan een typologie en te beoordelen aan de hand van de typologie en de locatie; of

    • c. indien een toedeling als bedoeld in onderdeel a of b niet mogelijk is, aan de hand van een individuele beoordeling volgens de NPR 9998.

  • 2 De bepaling welk soort maatregelen nodig is voor een aan een typologie toegedeeld gebouw waarvoor aan de hand van de typologie, de locatie, de ontwerpdatum en afmetingen van het gebouw en volgens de NPR 9998 is vastgesteld dat het niet aan de veiligheidsnorm voldoet, vindt plaats volgens de NPR 9998.

  • 3 De bepaling welk soort maatregelen nodig is indien een aan een typologie toebedeeld gebouw waarvoor aan de hand van de typologie en de locatie is vastgesteld dat het niet aan de veiligheidsnorm voldoet, vindt plaats volgens de NPR 9998 aan de hand van de typologie en de locatie.

  • 4 De bepaling welk soort maatregelen nodig is indien een individueel beoordeeld gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet, vindt plaats volgens de NPR 9998.

  • 5 Bij ministeriële regeling wordt aangewezen welke versie van de NPR 9998 wordt gehanteerd en worden nadere regels gesteld over:

    • a. de toedeling en de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b;

    • b. de individuele beoordeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

    • c. de bepaling welke soort maatregelen nodig is, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid.

  • 6 Bij de vaststelling of het gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid, en de bepaling welke soort maatregelen nodig is indien is vastgesteld dat het gebouw niet voldoet, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, vindt een opname op locatie plaats.

Artikel 10g

  • 1 De aanspraak van de eigenaar, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bestaat voor zover van toepassing uit:

    • a. en aanspraak op de gehele of gedeeltelijke uitvoering door Onze Minister van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen;

    • b. een budget voor het in eigen beheer door de eigenaar uitvoeren van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen die niet in opdracht van Onze Minister worden uitgevoerd; en

    • c. een vergoeding van de schade die optreedt ten gevolge van de voorbereiding en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen.

  • 2 Indien Onze Minister ondanks een verzoek van de eigenaar om zijn gebouw niet te versterken als bedoeld in artikel 13i, zesde lid, van de wet, een versterkingsbesluit neemt omdat door dat verzoek de belangen van gebruikers of derde belanghebbenden zouden worden geschaad, bestaat de aanspraak in afwijking van het eerste lid uit:

    • a. een aanspraak op de gehele uitvoering door Onze Minister van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen; en

    • b. indien van toepassing een vergoeding van de schade die optreedt als gevolg van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:

    • a. de wijze waarop de hoogte van de aanspraak van de eigenaar wordt bepaald;

    • b. de wijze waarop de aanspraak aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld; en

    • c. de verplichtingen van de eigenaar inzake de aanspraak.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen wordt vastgesteld.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden gevallen aangewezen waarvoor de redelijke termijn, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, van de wet, maximaal zes maanden bedraagt en waarvoor de verlenging, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, maximaal zes maanden bedraagt.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop Onze Minister bij de aanspraak rekening houdt met de door het Instituut uitgekeerde of uit te keren vergoeding van schade als bedoeld in artikel 13j, achtste lid, van de wet.

§ 3b. Onderlinge afstemming bij mogelijke samenloop

Artikel 10h

  • 1 Voor gebouwen in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt verstrekken Onze Minister en het Instituut elkaar desgevraagd of eigener beweging de gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van samenloop, de gecoördineerde behandeling bij samenloop, bedoeld in paragraaf 3c, of het meenemen van schadeherstel bij het treffen van versterkingsmaatregelen, bedoeld in paragraaf 3e.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid kan Onze Minister aan het Instituut in ieder geval verstrekken:

    • a. een overzicht van gebouwen die in een programma zijn opgenomen en de fase van besluitvorming over de versterking daarvan;

    • b. gegevens over versterkingsbesluiten;

    • c. gegevens over besluiten dat een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en geen versterkingsmaatregelen nodig zijn als bedoeld in artikel 13i, tweede lid, van de wet;

    • d. gegevens over beoordelingen dat een gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet als bedoeld in artikel 13i, derde lid, van de wet;

    • e. gegevens over besluiten dat een gebouw niet wordt versterkt op verzoek van de eigenaar als bedoeld in artikel 13i, zesde lid, van de wet;

    • f. gegevens over besluiten dat een gebouw niet wordt versterkt indien door toedoen van de eigenaar of gebruiker niet kan worden vastgesteld of aan de veiligheidsnorm wordt voldaan als bedoeld in artikel 13k, eerste lid, van de wet.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid kan het Instituut aan Onze Minister in ieder geval gegevens verstrekken over:

    • a. in behandeling zijnde aanvragen om schadevergoeding;

    • b. besluiten over schadevergoeding;

    • c. door deskundigen uitgebrachte adviezen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet.

Artikel 10i

Onze Minister en het Instituut voorzien in elk van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt in één gezamenlijke locatie waar in ieder geval:

  • a. een ieder op zijn verzoek informatie krijgt over de uitvoering van de versterking op grond van hoofdstuk 5 van de wet en de schadevergoeding op grond van hoofdstuk 2 van de wet; en

  • b. een eigenaar op verzoek informatie krijgt over de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw en de samenhang daartussen.

Artikel 10j

  • 1 Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw dat in een programma is opgenomen, en een opname van het gebouw als bedoeld in artikel 10f, vierde lid, heeft plaatsgevonden:

    • a. informeert het de eigenaar over de mogelijkheid om de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw gecoördineerd te laten behandelen; en

    • b. biedt het de eigenaar de keuze voor gecoördineerde behandeling aan, waarbij de eigenaar kan aangeven of hij coördinatie door Onze Minister of het Instituut wenst.

  • 2 Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw waarbij sprake is van samenloop, en er een coördinator is aangewezen voor de afhandeling van de reeds in behandeling zijnde aanvraag om schadevergoeding, biedt het Instituut de eigenaar de mogelijkheid dat de reeds aangewezen coördinator ook de coördinatie voor de afhandeling van de nieuwe aanvraag om schadevergoeding op zich neemt.

  • 3 In een geval als bedoeld in het tweede lid worden voor de toepassing van de artikelen 10l, derde en vierde lid, 10m en 10o, de in het tweede lid bedoelde aanvraag om schadevergoeding betrokken, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 10k

Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw dat in een programma is opgenomen, en nog geen opname van het gebouw als bedoeld in artikel 10f, vierde lid, heeft plaatsgevonden:

  • a. informeert het de eigenaar over de mogelijkheid dat Onze Minister bij de opname van het gebouw gelijktijdig de schade opneemt als bedoeld in artikel 10n; en

  • b. biedt het de eigenaar de mogelijkheid binnen acht weken na ontvangst van de informatie, bedoeld in onderdeel a, de keuze te maken voor de totaalopname, bedoeld in artikel 10m, eerste lid, indien de totaalopname redelijkerwijs mogelijk is.

§ 3c. Gecoördineerde behandeling bij samenloop

Artikel 10l

  • 1 Indien een eigenaar van een gebouw de keuze heeft gemaakt voor gecoördineerde behandeling, wijzen Onze Minister en het Instituut gezamenlijk een coördinator aan, die ressorteert onder Onze Minister of het Instituut.

  • 2 De aanwijzing van een coördinator vindt, indien redelijkerwijs mogelijk, plaats overeenkomstig de keuze van de eigenaar.

  • 3 De coördinator verstrekt aan de eigenaar een informatiedocument waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. een beschrijving van de processtappen die nodig zijn voor de afhandeling van de aanvraag om schadevergoeding en het voorziene tijdpad;

    • b. een beschrijving van de processtappen die nodig zijn voor de versterking van het gebouw en het voorziene tijdpad; en

    • c. de samenhang daartussen.

  • 4 De coördinator houdt de eigenaar op de hoogte van de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw en de samenhang daartussen, en fungeert daarvoor als aanspreekpunt voor de eigenaar.

§ 3d. Totaalopname en gelijktijdige opname van schade

Artikel 10m

  • 1 Onze Minister voert op verzoek van de eigenaar van een gebouw waarbij sprake is van samenloop een totaalopname uit, door bij de opname van het gebouw op locatie, bedoeld in artikel 10f, vijfde lid, gelijktijdig ook schade aan het gebouw op te nemen, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

  • 2 Indien Onze Minister bij de opname van een gebouw, bedoeld in artikel 10f, vijfde lid, schade aan het gebouw constateert waarvoor de eigenaar van het gebouw nog geen aanvraag om schadevergoeding heeft gedaan, neemt hij op verzoek van de eigenaar gelijktijdig ook die schade op, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

§ 3e. Schadeherstel meenemen bij treffen van versterkingsmaatregelen

Artikel 10n

De coördinator of Onze Minister, indien er geen coördinator is aangewezen, informeert de eigenaar over de mogelijkheid dat Onze Minister tijdens het treffen van versterkingsmaatregelen ook schade aan het gebouw herstelt als bedoeld in artikel 10o.

Artikel 10o

  • 1 Op verzoek van de eigenaar van een gebouw herstelt Onze Minister gelijktijdig met het treffen van de versterkingsmaatregelen ook die schade aan het gebouw waarvoor het Instituut een schadevergoeding in de vorm van het treffen van maatregelen in natura heeft vastgesteld, indien:

    • a. het Instituut met instemming van de eigenaar het uitvoeren van de te treffen maatregelen in natura heeft overgedragen aan Onze Minister; en

    • b. de belangen van een gebruiker of derde belanghebbende niet worden geschaad.

  • 2 Op verzoek van de eigenaar van een gebouw herstelt Onze Minister gelijktijdig met het treffen van de versterkingsmaatregelen ook die schade aan het gebouw waarvoor het Instituut een schadevergoeding in geld heeft vastgesteld:

    • a. indien de eigenaar de kosten van het herstel van die schade draagt door het geheel of gedeeltelijk inzetten van de schadevergoeding;

    • b. indien de belangen van een gebruiker of derde belanghebbende niet worden geschaad; en

    • c. voor zover Onze Minister geen toepassing heeft gegeven aan artikel 13j, achtste lid, van de wet.

§ 3f. Effectgebied bewijsvermoeden

Artikel 10oa

Het vermoeden, bedoeld in artikel 177a, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek geldt in ieder geval in het gebied dat valt:

  • a. binnen de reikwijdte van de beweging van de bodem als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk waar een minimale trilling van 2 millimeter per seconde met een overschrijdingskans van 1 procent is berekend; of

  • b. binnen 6 kilometer van de grens van het Groningenveld of gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 juni 2020

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

E.D. Wiebes

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Bijlage 1. – Formulier voor het afleggen van de eed of belofte door een lid van het Instituut Mijnbouwschade Groningen als bedoeld in artikel 4, eerste lid

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van een benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij betrokken is of zal zijn bij een onderzoek waarbij mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen.

Ik zweer/beloof dat ik gegevens waarover ik bij de uitoefening van mijn ambt de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijke karakter ken of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit, geheim zal houden.

Ik zweer/beloof dat ik mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een lid/plaatsvervangend lid van het Instituut Mijnbouwschade Groningen betaamt.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Op ........................, werd te .....................

ten overstaan van (1) ..............................

door (2) .............................

de bovenvermelde eed/belofte afgelegd.

(1) ...........................

(2) .............................

Bijlage 2. – Rapportage bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a

  • 1. De rapportage bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, bevat ten minste ten aanzien van de genoemde onderwerpen de volgende informatie:

    • a. aanvragen om schadevergoeding of tegemoetkoming en de afhandeling daarvan door het Instituut

      • 1°. het totaal aantal aanvragen en genomen besluiten, zowel totaal als per postcodegebied;

      • 2°. aantal meldingen van acuut onveilige situaties en het aantal gevallen waarin een acuut onveilige situatie is vastgesteld, zowel totaal als per postcodegebied;

      • 3°. aantal aanvragen dat heeft geleid tot toekenning van schadevergoeding of een tegemoetkoming, zowel totaal als per postcodegebied;

      • 4°. aantal aanvragen dat heeft geleid tot afwijzing van de aanvraag om schadevergoeding of een tegemoetkoming, zowel totaal als per postcodegebied;

      • 5°. het aantal aanvragen dat heeft geleid tot toekenning van overlastvergoeding;

      • 6°. de mate waarin de wettelijke doorlooptijden in acht zijn genomen van afgehandelde aanvragen alsmede de gerealiseerde doorlooptijd daarvan;

      • 7°. het aantal ingediende bezwaar- en (hoger) beroepzaken en de uitkomsten daarvan;

      • 8°. het percentage afgehandelde bezwaren binnen de wettelijke termijn;

      • 9°. het aantal behandelde klachten als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de uitkomsten van de klachtbehandeling;

      • 10°. het aantal bij de Nationale Ombudsman ingediende klachten die het functioneren van het Instituut, het bureau of de door hen ingeschakelde derden betreffen en de uitkomsten van de klachtbehandeling;

      • 11°. de uitkomsten van het uitgevoerde klanttevredenheidsonderzoek;

    • b. de kosten van schadevergoedingen en tegemoetkomingen die door het Instituut zijn uitgekeerd aan aanvragers

      • 1°. het totaal toegekende bedrag aan vergoeding en het totaal toegekende bedrag aan vergoeding per postcodegebied;

        Soort schade of vergoeding

        Aangegane verplichting

        Betaling

        Openstaande verplichting

        Aantal besluiten waarin de betreffende (schade)vergoeding is toegekend

                 
                 
                 

        Totaal bedrag uitgekeerde (schade)vergoedingen

               
      • 2°. de onderverdeling van toegekende bedrag naar soort schade of vergoeding, zowel totaal als per postcodegebied;

        Soort schade of vergoeding

         

        Postcodegebied

        Totaal verleend bedrag

        Gemiddeld bedrag

        Aantal besluiten waarin de betreffende (schade)vergoeding is toegekend

               
               
               
               
               
    • c. de kosten die door het Instituut zijn gemaakt om te beslissen op aanvragen om schadevergoeding of een tegemoetkoming

      • 1°. uurgebonden kosten van het Instituut, totaal en onderscheiden naar kostensoort, en

      • 2°. directe uitvoeringskosten, totaal en onderscheiden naar kostensoort.

        Kostensoort

        Directe uitvoeringskosten

        Offerte

        Aangegane verplichtingen

        Betalingen (realisatie)

        Openstaande verplichting (realisatie)

                 
                 
                 
                 
                 

        Totaal

               

        Kostensoort

        Uurgebonden kosten

        Offerte

        Realisatie

             
             
             
             

        Totaal

           
  • 2. Onder postcodegebied wordt ten behoeve van deze bijlage verstaan een postcode gebied tot vier cijfers nauwkeurig, met dien verstande dat indien er per postcodegebied minder dan 25 aanvragen zijn ingediend of minder dan 25 besluiten zijn genomen, de data van het betreffende postcodegebied wordt samengevoegd met de data van het naastgelegen postcodegebied of de naastgelegen postcodegebieden tot er in het gebied minimaal 25 aanvragen zijn ingediend of besluiten zijn genomen.

Bijlage 3. – Specifieke werkzaamheden bedoeld in artikel 10, tweede lid

De Auditdienst Rijk stelt een rapport van bevindingen op als uitkomst van een opdracht van het Instituut voor het uitvoeren van «specifiek overeengekomen werkzaamheden» bestaande uit het beantwoorden van in ieder geval de volgende vragen:

  • 1. Sluiten de rapportages van het gerapporteerde aantal schademeldingen, het aantal beschikte dossiers en het beschikte bedrag in de in de opdracht genoemde en het aantal dossiers onderhanden werk in die periode aan op de onderliggende administratieve systemen?

  • 2. Sluit de rapportage van de uitvoeringskosten aan op de onderliggende administraties?

  • 3. Sluit de rapportage van de schadebetalingen aan op de onderliggende administraties en zijn de schadebetalingen door het Instituut goedgekeurd?

Bijlage 4. Overzicht uit te zonderen scholen, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a

School

Adres

Plaats

Kindcentrum Olingertil: OBS Jan Ligthart en CBS De Citer

Olingermeeden 2

Olingermeeden 4

Olingermeeden 6

Olingermeeden 8

Appingedam

Noorderpoort Beroepsonderwijs

Opwierderweg 2

Appingedam

George Martens School (Eemsdelta College)

Opwierderweg 65, 65C

Appingedam

Rudolph Pabus Cleveringa Lyceum (Eemsdelta College)

Pastorielaan 11

Appingedam

De Delta/ Bladergroenschool

Pastorielaan 2

Appingedam

Kindcentrum Opwierde: CBS De Triangel en OBS De Vuurvlinder

Wethouder Olthoflaan 4, 4A t/m D

Appingedam

Katholieke Dalton Sint Walfridusschool

Bazuinslaan 2

Bedum

OBS Togtemaarschool

De Vlijt 14

Bedum

GBS De Horizon

Marijkelaan 3

Bedum

CBS De Regenboog

Schoolstraat 12

Bedum

CBS De Windroos

Barklaan 10

Delfzijl

OBS Jan Ligthart

Botterlaan 1

Delfzijl

CBS De Zaaier

Gersteland 1

Delfzijl

OBS 't Zigt

Gersteland 3

Delfzijl

OBS 't Tasveld

Gevelsteen 2

Delfzijl

Kindcentrum Tuikwerd: OBS De Garven en CBS De Vore

Hallehuis 2

Hallehuis 4

Hallehuis 6

Delfzijl

K.B.S. Sterre der Zee

Ringenum 3

Delfzijl

Theda Mansholtcollege (Eemsdelta College)

Sikkel 3

Delfzijl

GBS Het Baken

Stuurboordlaan 1

Delfzijl

Kindcentrum Noord (voorheen CBS Meerpaal en OBS Noorderbreedte)

Waddenweg 4

Waddenweg 6

Waddenweg 8

Waddenweg 10

Waddenweg 12

Waddenweg 14

Waddenweg 16

Waddenweg 18

Waddenweg 20

Delfzijl

CBS Farmsumerborg

Borgshof 20

Farmsum

Noorderpoort Energy & Maritime

Duurswoldlaan 2A

Duurswoldlaan 4

Farmsum

OBS W.A. Scholtenschool

Pluvierstraat 11

Foxhol

OBS Ruitenvelder

Ruitenweg 39

Ruitenweg 39A

Froombosch

OBS Garmerwolde

Dorpsweg 60

Garmerwolde

CBS De Ster (gebouw MFC De Borgstee)

Dorpshuisweg 36, 36A t/m F

Harkstede

OBS Hiliglo

Pastorielaan 1

Holwierde

OBS De Achtbaan (voorheen OBS De Tweemaster)

Aalbersestraat 2

Hoogezand

OBS Het Ruimteschip

Astronautenlaan 31

Astronautenlaan 33

Hoogezand

CBS De Hoeksteen

Beetslaan 2

Hoogezand

GBS De Lichtbron

Donker Curtiusstraat 2

Hoogezand

CSG Rehoboth

Erasmusweg 1

Spoorstraat Zuid 49

Hoogezand

Wijkcentrum Spokie; geen school

Erasmusweg 2F

Hoogezand

OBS Van Heemskerckschool

Jan Huitzingstraat 2

Jan Huitzingstraat 4

Hoogezand

Dr Aletta Jacobs College

Laan van de Sport 4

Laan van de Sport 6

Hoogezand

SBO De Zwaaikom

Mars 65

Hoogezand

OBS De Achtbaan (voorheen OBS De Schakel)

Multatulistraat 28

Hoogezand

     

St Gerardus Majellaschool

Talmastraat 2

Hoogezand

Dr Aletta Jacobs College praktijkschool

Van Heemskerckstraat 119A

Hoogezand

CBS Het Galjoen

Van Heemskerckstraat 32

Hoogezand

OBS Nico Bulderschool

Zonneweg 2

Zonneweg 4

Zonneweg 6

Hoogezand

OBS De Klinkenborg

Pastorieweg 6

Kerkhofsweg 7 (adres van peuterspeelzaal in zelfde gebouw)

Kantens

OBS De Oetkomst

Hoofdweg 42

Kolham

OBS Walstraschool

Woldweg 124

Kropswolde

OBS Prinses Beatrixschool

Pomonaweg 44

Loppersum

CBS Roemte

Wirdumerweg 16

Loppersum

OBS Meedhuizen

Hoofdstraat 21, 21A

Meedhuizen

CBS Wicher Zitsema

Boerdamsterweg 12

Middelstum

Bibliotheek; geen school

Coendersweg 22

Middelstum

OBS De Wilster

Florastraat 11

Middelstum

GBS De Klimop

Zuiderstraat 1

Middelstum

OBS Inspecteur Amerikaschool

Schoolstraat 2, 2A t/m F

Noordbroek

SWS De Dobbe (voormalig OBS Roodschoul)

Ripperdahof 2

Roodeschool

SWS De Dobbe (voormalig CBS HH Simonides))

Zuster Kortestraat 23

Roodeschool

OBS 't Heidemeer

Arie Bosscherstraat 32

Arie Bosscherstraat 32A

Sappemeer

Theo Thijssenschool

Boswijklaan 2

Boswijklaan 2A

Sappemeer

OBS De Meent

H. Goeman Borgesiusstr 52, 52A

Schildwolde

GBS De Wiekslag

Schoollaan 1

Schildwolde

CBS De Zonnewijzer

Hoofdweg 79

Siddeburen

OBS De Springplank

Poststraat 1

Siddeburen

Rutger Koplandschool (Eemsdelta College)

Singellaan 10

Siddeburen

CBS De Wegwijzer Slochteren

Hoofdweg 200

Slochteren

Kinderopvang t Schakeltje

Stelling 22

Slochteren

Kinderopvang Slochterborgje

Twee Kerspelenweg 5

Slochteren

OBS De Kinderboom

Zuiderweg 44

Slochteren

OBS Fiepko Coolman

Mevr. Evers-Dijkhuizenlaan 55

Spijk Gn

CBS De Burcht

Nesweg 19 Spijk

Spijk Gn

Sporthal Spijk; geen school

Willem de Mérodelaan 4

Spijk Gn

CBS De Crangeborg

Bedumerweg 33

Stedum

OBS De Bongerd

Hilmaarweg 48

Stedum

OBS De Zandplaat

Hoofdstraat 81

’t Zandt

Sporthal 't Zandt; geen school

Hoofdstraat 83

’t Zandt

CBS De Fontein

A.H. Homanstraat 23

Ten Boer

GBS De Poort

Emmerwolderweg 1

Ten Boer

OBS De Huifkar Ten Boer

Kievitstraat 6, 6B

Ten Boer

CBS De Wieken

Oldenhuisstraat 6

Ten Post

OBS De Munte

Antoni Verburghwijk 5

Termunterzijl

CBS De Til

Kerkstraat 6

Thesinge

Het Hogeland College Uithuizen

J. Cohenstraat 25

Uithuizen

GBS Dr. Damschool

Langelandsterweg 1

Uithuizermeeden

CBS De Noordkaap en NBS De Sterren

Willem de Mérodelaan 1

Willem de Mérodelaan 3

Willem de Mérodelaan 5

Willem de Mérodelaan 7

Uithuizermeeden

OBS Usquert

Burgemeester Geerlingstraat 2

Usquert

OBS De Waarborg

Hoofdweg 79

Wagenborgen

CBS De Blinke

Tonnistil 20

Wagenborgen

CBS De Rank

A.G. Bellstraat 14

Warffum

Het Hogeland College Warffum

A.G. Bellstraat 2

Warffum

OBS F.H. Jansenius De Vries school

Westervalge 5

Warffum

ODBS Abt Emo

Huizingerweg 7A

Westeremden

OBS De Woldrakkers

Burg. Garreltsweg 31

Burg. Garreltsweg 33

Woldendorp

OBS De Huifkar Woltersum

Kerkpad 10

Woltersum

ODBS Nijenstein

Onnemaweg 1

Zandeweer

OBS Wilgenstee

Kwekersweg 1

Zeerijp

OBS De Tandem

De Vennen 6, 6A t/m C

Zuidbroek

CBS De Wegwijzer Zuidbroek

Kerkstraat 15

Zuidbroek

CBS De Akker

Schoolstraat 8

Zuidwolde

OBS De Venhuisschool

Van Berumstraat 2

Zuidwolde

Sporthal Mauritshal; geen school

Van Berumstraat 4

Zuidwolde

Bijlage 5. Overzicht uit te zonderen zorggebouwen, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b

Complexnaam

Straat

Plaats

Hogewerf

Hogewerflaan 6

Appingedam

Woonvorm De Zijlen

Solwerderweg 3 + 5

Appingedam

Begeleid wonen

Pieter Bieremastraat nr. 35–97

Appingedam

Zorggebouw

Pieter Bieremastraat 5

Appingedam

Damsterheerd woonzorgcentrum + inleunwoningen

Heerdlaan 2 + 4

Appingedam

Berjarijke

Georg Van Saksenlaan 2A

Appingedam

BetingeStaete

Ede Staalstraat 1–175, 5 en 7

Delfzijl

Ede Staal Staete

Ede Staalstraat 177–229

Delfzijl

Vliethoven

Zwet 9

Delfzijl

De Brug Wonen

Zwet 11

Delfzijl

Volwassenenpsychiatrie

Jachtlaan 52

Delfzijl

Wiemersheerd

t Hoge Heem oneven 1–39

Loppersum

t Hoge Heem even 2–32

Dr. P.J. van Leeuwenhof 1–32

De Schepperij 2

Fraamborg (2)

Esdoornlaan 2–8

Middelstum

Industrieweg

Industrieweg 18

Uithuizen

Molenerf

Molenerf 15–51

Uithuizen

De Tille

Oude Tilsterweg 23

Uithuizen

Engersma

Engersmastraat 2

Uithuizen

Naar boven