Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet

Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 27 november 2020 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 6 april 2020, nr. IENW/BSK-2020/49546, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn water, de nitraatrichtlijn, de nec-richtlijn, Richtlijn nr. 86/278/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1986, betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG 1986, L 278), de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste en tweede lid, 5.1, eerste en tweede lid, 5.11, eerste lid, 5.18, eerste lid, 5.26, 5.34, tweede lid, 16.43, eerste en vierde lid, 18.2, vierde en zesde lid, 19.0, 20.10, eerste en tweede lid, en 22.2, eerste lid, van de Omgevingswet, artikel 3.6 van de Aanvullingswet bodem, de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, de artikelen 15, eerste en tweede lid, 16, 34, 35 en 40 van de Meststoffenwet, artikel 22, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslagen, artikel 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, de artikelen 8.40, eerste lid, 9.2.2.1, eerste lid, 9.5.2, eerste lid, 10.2, tweede lid, 10.43, eerste lid, en 11a.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2020, nr. W17.20.0100/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/194717, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Wijziging en intrekking andere regelgeving

Hoofdstuk 3. Overgangsrecht

Artikel XV. (overgangsrecht melding graven)

Artikel XVI. (overgangsrecht voor het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie en voor overige handelingen met bouwstoffen)

  • 1 Het oude recht blijft van toepassing op het voor toepassing in Nederland of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben, vervoeren of aan een ander ter beschikking stellen van IBC-bouwstoffen of het toepassen van IBC-bouwstoffen, uitgezonderd AVI-bodemas, in een werk waarvoor voor de inwerkingtreding van de artikelen I en VII van dit besluit een melding is gedaan op grond van artikel 32, tweede lid, van het Besluit bodemkwaliteit, tot zes maanden na de inwerkingtreding van de artikelen I en VII van dit besluit.

  • 2 Het oude recht blijft van toepassing op het aangebracht houden van bouwstoffen, grond of baggerspecie die voor de inwerkingtreding van de artikelen I en VII van dit besluit zijn aangebracht of die met toepassing van in dit artikel opgenomen overgangsrecht na de inwerkingtreding van de artikelen I en VII van dit besluit zijn aangebracht.

  • 4 Baggerspecie uit een watergang mag tot twee jaar na de inwerkingtreding van de artikelen I en VII van dit besluit ook over de aan de watergang grenzende percelen worden verspreid als wordt voldaan aan het oude recht.

  • 6 Een omgevingsvergunning van rechtswege als bedoeld in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet voor een lozingsactiviteit die bestaat uit het opvullen van een diepe plas voor het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas, het ontwikkelen tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen of het stabiliseren van wanden, bedoeld in artikel 3.48p van het Besluit activiteiten leefomgeving, zoals dat luidt na inwerkingtreding van artikel I van dit besluit, geldt voor een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van artikel I van dit besluit.

  • 9 Als in verband met de invoering van dit besluit bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit komen te vervallen, waarin een overgangsrechtelijke bepaling was opgenomen, blijft die overgangsrechtelijke bepaling van toepassing tot die is uitgewerkt.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen en inwerkingtreding

Artikel XVII. (inwerkingtreding)

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 november 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-van der Meer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven