Protocol inzake de Versterking grenstoezicht in de Caribische landen van het Koninkrijk van 05-02-2021

Geraadpleegd op 03-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-05-2024 en zichtdatum 20-05-2024.
Geldend van 05-02-2021 t/m heden

Protocol inzake de Versterking grenstoezicht in de Caribische landen van het Koninkrijk van 05-02-2021

Ondergetekenden:• De staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drs. R.W. Knops• Het land Aruba, te dezen vertegenwoordigd door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, mr. A.C.G, Bikker en de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur mr. X.J. Maduro,• Het land Curaçao, te dezen vertegenwoordigd door de minister van Justitie, Q. Girigorie en de minister van Financiën, K. Gijsbertha,• Het land Sint Maarten, te dezen vertegenwoordigd door de minister van Justitie, A. Richardson,Hierna te noemen ‘de Partijen’.

Overwegende:

  • dat de Partijen binnen het Koninkrijk al geruime tijd samenwerken in het kader van grenstoezicht waarvoor diverse afspraken zijn gemaakt:

    10 januari 2005 Protocol Gemeenschappelijk Grenscontrole Teams tussen Nederland en de Nederlandse Antillen voor de periode van 2 jaar;

    25 februari 2008 Rijkswet van 25 februari 2008, houdende regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba);

    19 januari 2012 Protocol inzake de inzet van personeel uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee tussen Nederland, Curaçao en Sint Maarten voor de periode van 1 januari 2011 tot 30 juni 2015;

    14 juni 2014 Protocol inzake de inzet van personeel uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor een periode van 31 juli 2015 tot 31 december 2019;

    23 november 2017 Onderlinge regeling van Sint Maarten en Nederland als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut van Koninkrijk der Nederlanden tot versterking van het grenstoezicht van Sint Maarten afgesloten tussen Nederland en Sint Maarten voor een periode van 1 januari 2018 tot 1 januari 2020;

    23 januari 2019 Protocol inzake de inzet van personeel uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor onbepaalde tijd;

    2 november 2020 Onderlinge regeling Landspakket Curaçao tussen Curaçao en Nederland als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het statuut van Koninkrijk der Nederlanden waarmee uitvoering dient worden gegeven aan de maatregelen die in het landspakket beschreven staan waaronder voorwaarde H.11 Versterking grenstoezicht;

    13 november 2020 Onderlinge regeling Landspakket Aruba tussen Aruba en Nederland als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het statuut van Koninkrijk der Nederlanden waarmee uitvoering dient worden gegeven aan de maatregelen die in het landspakket beschreven staan waaronder voorwaarde H.11 Versterking grenstoezicht;

    11 december 2020 Verlenging onderlinge regeling van Sint Maarten en Nederland als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut van Koninkrijk der Nederlanden tot versterking van het grenstoezicht van Sint Maarten afgesloten tussen Nederland en Sint Maarten voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021;

    22 december 2020 Onderlinge regeling Landspakket Sint Maarten tussen Sint Maarten en Nederland als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het statuut van Koninkrijk der Nederlanden waarmee uitvoering dient worden gegeven aan de maatregelen die in het landspakket beschreven staan waaronder voorwaarde H.11 Versterking grenstoezicht.

  • dat de Partijen aangesloten zijn bij de Justitieel vierpartijen overleg (JVO) werkgroep baselines (grip op grenzen) met als doel het grenstoezicht gezamenlijk te versterken;

  • dat de maatschappelijke situatie in Venezuela - het grootste buurland van Aruba en Curaçao - steeds precairder wordt waardoor er een grotere druk op het grenstoezicht komt te staan;

  • dat de Caribische landen van het Koninkrijk een gunstige ligging hebben voor transnationaal georganiseerde misdaad, hetgeen ontwrichtende gevolgen met zich mee kan brengen;

  • dat er verdere, structurele samenwerking tussen de Partijen benodigd is om de transnationaal georganiseerde misdaad tegen te gaan;

  • dat de Partijen deze verdere, structurele samenwerking tot uiting wensen te brengen in de vaststelling van een protocol, waarin het operationeel raamwerk van deze nadere samenwerking, waaronder in ieder geval de inzet en capaciteit vallen, zijn opgenomen en uitgewerkt;

  • dat de bij deze samenwerking betrokken diensten vanuit Aruba KPA, Dimas, Gaurda nos Costa, IASA en Douane Aruba, vanuit Curaçao, KPC, Immigratiedienst en Douane Curaçao, vanuit Sint Maarten KPSM, Douane Sint Maarten en IBP, vanuit Nederland de Koninklijke Marechaussee en Douane Nederland en vanuit Koninkrijksverband de Kustwacht Caribisch Gebied betreffen;

gelet op artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

komen het volgende overeen:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. de landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland

  • b. de Caribische landen van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten

  • c. KW/Kustwacht: Kustwacht Caribisch Gebied

  • d. KMar: Koninklijke Marechaussee

  • e. Flexpool KMar: personele inzet uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee

  • f. Plan van aanpak; plan van aanpak zoals benoemd onder artikel 13 lid 1

  • g. Transnationaal georganiseerde criminaliteit: georganiseerde criminaliteit die gecoördineerd wordt over de landsgrenzen heen, waarbij individuen of groepen in meer dan één land illegale activiteiten uitoefenen.

  • h. Twinning: Het samenwerken op basis van een horizontale, niet-hiërarchische relatie, waarin elementen als gelijkwaardigheid, wederkerigheid en wederzijdse kennisoverdracht centraal staan.

  • i. Rechtspositionele verantwoordelijkheid: partij die zorg draagt voor de uitbetaling van salarissen, toelages, premies en dergelijke alsmede de kosten verbonden aan de overbrenging van de normale verblijfplaats van het ingezette personeel.

  • j. Werkgroep: de werkgroep zoals benoemd in artikel 16.

  • k. Voortgangscommissie: de voortgangscommissie zoals benoemd in artikel 15.

Hoofdstuk 2. Doel

Artikel 2

  • 1 Dit protocol heeft tot doel maatregelen te treffen op het gebied van grenstoezicht om bij te dragen aan het tegengaan van grensoverschrijdende/transnationaal georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit in het Koninkrijk door te investeren in de Caribische landen van het Koninkrijk en het verbeteren van de onderlinge samenwerking tussen de diensten.

  • 2 Onder de maatregelen, zoals bedoeld in lid 1, wordt in elk geval verstaan, de operationele ondersteunende personele inzet van de Koninklijke Marechaussee en de Douane Nederland in de Caribische landen van het Koninkrijk, onder het bevoegd gezag van het land waar de werkzaamheden worden verricht en onder leiding van het hoofd van de betreffende operationele dienst van het land. Tevens draagt de Kustwacht Caribisch Gebied vanuit de eigenstandige taken bij aan de maatregelen zoals bedoeld in lid 1.

Hoofdstuk 3. Samenwerking en verantwoordelijkheden

Artikel 3

De Caribische landen van het Koninkrijk blijven zelf verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van het grenstoezicht.

Artikel 4

De operationele personele inzet van de Koninklijke Marechaussee en de Douane Nederland, alsmede de wijze waarop de medewerkers omgaan met informatie, geschiedt conform de geldende wettelijke bepalingen, voorschriften en regelingen van het betreffende Caribische land.

Artikel 5

De aansturing van de operationele personele inzet van de KMar en de Douane Nederland geschiedt in onderling overleg tussen de betreffende operationele dienst van het land en de KMar en de Douane Nederland. In het plan van aanpak artikel 13 lid 1 wordt de doelstelling en de wijze van aansturing van de operationele inzet van de KMar en de Douane Nederland in onderling overleg met de landen nader vastgesteld. Het beheer, beleid en gezag van de Kustwacht Caribisch Gebied geschiedt conform de Rijkswet Kustwacht.

Artikel 6

  • 1 De rechtspositionele verantwoordelijkheid voor de Koninklijke Marechaussee berust bij de Commandant van de Koninklijke Marechaussee.

  • 2 De rechtspositionele verantwoordelijkheid voor de Douane Nederland berust bij de Directeur-Generaal Douane Nederland.

  • 3 De rechtspositionele verantwoordelijkheid voor de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied berust -conform de Rijkswet Kustwacht- bij de ministers van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten die bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken zijn. De directeur van de Kustwacht is belast met de algehele leiding van de Kustwacht. Deze functie wordt vervuld door de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied.

Artikel 7

  • 1 De landen spreken de wens uit intensief te willen samenwerken op het gebied van de bestrijding van transnationaal georganiseerde en ondermijnende grensoverschrijdende criminaliteit en de verbetering van het grenstoezicht op de luchthavens en aan de maritieme grenzen.

  • 2 Deze samenwerking omvat specifiek:

    • Het tegengaan van smokkel, in ieder geval op het gebied van verdovende middelen, wapens en illegale geldstromen;

    • Het versterken van de informatiepositie en informatie-uitwisseling waarmee gerichter toezicht kan worden uitgeoefend;

    • Het verbreden van het palet van toezichtinterventies;

    • Het versterken van de bedrijfsvoering van de douanediensten;

    • Het versterken van de uitvoering van de politietaak op de luchthaven en op de maritieme grenzen;

    • Het tegengaan van illegale migratie en migratiecriminaliteit (mensenhandel, mensensmokkel).

  • 3 De samenwerking omvat in de basis het gebruik van multidisciplinaire teams en kennisoverdracht middels twinning tot en met de managementlaag.

  • 4 De wijze van samenwerking wordt in een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 gezamenlijk vormgegeven.

Artikel 8

  • 1 Elk van de Caribische landen in het Koninkrijk komt met Nederland overeen wat de bijdrage van de Koninklijke Marechaussee, Douane Nederland en de Kustwacht is wat betreft:

    • a. Personele inzet Koninklijke Marechaussee welke wordt vormgegeven middels vooraf gestelde modaliteiten;

    • b. Personele inzet Douane Nederland;

    • c. Borgen van 24/7 maritiem intelligence gestuurd optreden door de Kustwacht, de benodigde formatie zal middels het Lange Termijnplan Personeel in de reguliere overleggremia van de Kustwacht worden vastgesteld.

  • 2 De gewenste capaciteit genoemd in lid 1 sub a en b zal in gezamenlijkheid tot stand komen met de ministers die het aangaat van elk van de Caribische landen van het Koninkrijk, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Commandant van de Koninklijke Marechaussee, de Directeur-Generaal Douane Nederland en de Directeur Kustwacht.

  • 3 De gewenste capaciteit zoals genoemd in lid 1, sub a en b wordt steeds vastgelegd voor een periode van drie jaar in het plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 13 lid 1.

Artikel 9

De Caribische landen van het Koninkrijk dragen in het kader en ten behoeve van de ondersteunende personele inzet als bedoeld in artikel 2, tweede lid zorg voor de mandatering, accreditatie en autorisatie van alle vereiste bevoegdheden t.b.v. de personele inzet van de Koninklijke Marechaussee en de Douane Nederland benodigd voor een effectieve en rechtmatige uitvoering en uitoefening van de overeengekomen taken en bevoegdheden.

Artikel 10

De ambtenaren van de KMar en Douane Nederland mogen tijdens de uitvoering van de opgedragen taken indien van toepassing het eigen dienstuniform en de eigen bewapening dragen.

Artikel 11

De Caribische landen van het Koninkrijk nemen met inachtneming van artikel 2, tweede lid, eerste volzin, alsmede van artikel 3, de nodige maatregelen zodat de opvolging en inzet van de extra capaciteit van de Koninklijke Marechaussee en van Douane Nederland, in de rechtshandhavingsketen goed wordt ingericht en daar waar nodig in deze keten wordt geïntensiveerd.

Artikel 12

  • 1 Indien ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee of de Douane Nederland worden ingezet in de Caribische landen van het Koninkrijk zijn deze landen aansprakelijk voor toerekenbare schade die zij bij de uitoefening van de in en op grond van dit protocol gemaakte afspraken veroorzaken. Daarbij geldt het recht van het desbetreffende Caribische land.

  • 2 Nederland is verantwoordelijk voor de schade dat het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag door de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee of Douane Nederland.

  • 3 Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet Nederland af van vorderingen tegen Aruba, Curaçao en Sint Maarten wegens geleden schade, behalve wanneer sprake is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Hoofdstuk 4. Uitvoering

Artikel 13

  • 1 De verantwoordelijke autoriteiten van de landen werken in een plan van aanpak de doelstellingen voor en wijze van de uitvoering van het grenstoezicht uit. Tevens bevat het plan van aanpak een inventarisatie van de afspraken die in het kader van de uitvoering moeten worden vastgelegd. Dit plan van aanpak wordt in beginsel gezamenlijk telkens vastgesteld voor een periode van drie jaar door de ministers die het aangaat van dat betreffende Caribische land van het Koninkrijk en Nederland.

  • 2 Nederland stelt ten behoeve van de plannen van aanpak financiële middelen beschikbaar.

Artikel 14

De uitvoering van de plannen van aanpak wordt in ieder geval één keer per jaar besproken door de ministers die het aangaat van het Caribische land en Nederland.

Artikel 15

  • 1 In ieder der Caribische landen van het Koninkrijk is er een voortgangscommissie die tot taak heeft om de voortgang van de implementatie van de plannen van aanpak te monitoren.

  • 2 Elke voortgangscommissie bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de deelnemende, met het grenstoezicht belaste uitvoeringsorganisaties en de betrokken ministeries van zowel het betreffende Caribische land als van Nederland.

  • 3 De voortgangscommissie adviseert de ministers die het aangaat van het betreffende land en Nederland over de voortgang en uitvoering van de gemaakte afspraken in de plannen van aanpak.

  • 4 De voortgangscommissie komt tenminste twee maal per jaar bijeen en biedt jaarlijks in januari een tussen- of eindrapportage aan de ministers die het aangaat.

  • 5 De leden van de voortgangscommissie worden door de minister die het aangaat benoemd, geschorst en ontslagen. De voorzitter wordt op voordracht door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, na overleg tussen de Partijen, benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 16

  • 1 Om de voortgangscommissie zoals bedoeld in artikel 15 voor te bereiden wordt een werkgroep ingesteld.

  • 2 Ieder lid van de voortgangscommissie stelt een lid voor de werkgroep aan.

  • 3 De werkgroep monitort en bespreekt periodiek de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak, bedoeld in artikel 13 eerste lid, bereidt de overleggen van de voortgangscommissie, bedoeld in artikel 15 voor en stelt tussenrapportages op.

Hoofdstuk 5. Geschillen

Artikel 17

  • 1 Indien er een verschil van inzicht bestaat over de uitvoering van de in, of op grond van, dit protocol gemaakte afspraken, dan wel ten aanzien van de interpretatie of toepassing van dit protocol, wordt dit verschil van inzicht besproken in de reguliere overleggremia die daarvoor bestaan, en indien nodig daarna in de werkgroep, bedoeld in artikel 16.

  • 2 Indien het verschil van inzicht daar niet beslecht kan worden, dan zal het verschil van inzicht besproken worden in de voortgangscommissie, als bedoeld in artikel 15.

  • 3 Indien de voortgangscommissie het verschil van inzicht evenmin kan beslechten wordt dit verschil van inzicht besproken in een ministerieel overleg tussen de ministers die het aangaat van het Caribische land in het Koninkrijk en de minister van BZK als bedoeld in artikel 14. Indien dit overleg niet tot een voor de betrokken partijen gewenste uitkomst leidt, wordt het verschil van inzicht voorgelegd aan een of meerdere door de partijen aan te wijzen bemiddelaars.

Hoofdstuk 6. Slot bepalingen

Artikel 18

Besluiten aangaande toevoegingen of wijzigingen van dit Protocol dienen, na overleg met de aangesloten partijen, unaniem genomen te worden.

Artikel 19

  • 1 Dit protocol is overeengekomen tijdens het ministerieel overleg van 4 februari 2021 in aanwezigheid van alle partijen. Dit protocol treedt in werking op de dag nadat alle partijen dit protocol hebben ondertekend en wordt aangegaan voor een periode van 7 jaar.

  • 2 Partijen besluiten voor 1 juli 2026 over de verlenging van dit protocol voor een periode van drie jaar. Daarna besluiten partijen driejaarlijks, voor het eerst in 2029, voor 1 juli van dat jaar over de verlenging.

  • 3 Wanneer een Partij het protocol niet verlengt, blijft het protocol voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

Artikel 20

Partijen evalueren voor het eerst na twee jaar de werking van dit protocol, daarna evalueren partijen elke drie jaar de werking van het protocol. De uitkomsten van een evaluatie kan aanleiding vormen dit protocol met inachtneming van artikel 18 te wijzigen.

De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, Aruba,

A.C.G. Bikker

De Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, Aruba,

X.J. Maduro

De Minister van Justitie, Curaçao,

Q. Girigorie

De Minister van Financiën, Curaçao,

K. Gijsbertha

De Minister van Justitie, Sint Maarten,

A. Richardson,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

mede namens de Minister van Defensie, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Financiën, Nederland,

R.W. Knops

Naar boven