Regeling Cultuureducatie

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 13-04-2023 t/m heden

Regeling Cultuureducatie

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 augustus 2021;

besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Paragraaf 1. Algemeen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

    • a. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • b. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • c. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

    • d. BRIN: Basisregistratie Instellingen Nummer van de mbo-instelling in register dat door het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt uitgegeven en alle scholen en aanverwante instellingen bevat;

    • e. Culturele instelling: instelling met een rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die zich inzet voor actieve cultuurparticipatie – of educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.

    • f. Cultuureducatie het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

    • g. Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • h. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

    • i. Nederland: het Europees deel van Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • j. Onderwijsinstelling: een instelling zonder winstoogmerk verantwoordelijk voor het bieden van primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaarberoepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

    • k. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

    • l. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • m. Culturele Codes: Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.

    • n. Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

    • o. Erfgoed: objecten, plekken en praktijken ontstaan door de mens of door de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen in het heden met oog voor het verleden, van wezenlijk belang vinden

    • p. Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvragers na dat project nog langere tijd kunnen gebruiken.

    • q. Europees deel van Nederland: Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.

  • 2 In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken is aangegeven wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van eigentijds en vernieuwend cultuureducatief aanbod dat aansluit op de vraag van kinderen en jongeren.

Artikel 1.3. Samenstelling van de regeling

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Vanaf hoofdstuk 2 zijn de verbijzonderde bepalingen terug te vinden ten aanzien van de wijze waarop de in artikel 1.2 bedoelde stimulering plaatsvindt.

Artikel 1.4. Weigeringsgronden

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie; of

    • d. de aanvraag onvoldoende aansluit het doel van de regeling of de overige bij de subsidievereisten;

    • e. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager; of

    • f. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur, zoals bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Vanaf hoofdstuk 2 kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende weigeringsgronden bevatten.

Artikel 1.5. Voorwaarden en beperkingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten;

    • c. aannemelijk maakt dat het financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende is om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 2 Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten, zoals aan de posten onvoorzien en materiële investeringen, ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 3 Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 4 Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende voorwaarden en beperkingen bevatten.

Artikel 1.6. Bijzondere verplichtingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling over de projecten, waar subsidie voor is verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie omtrent de regeling.

  • 3 Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde en zesde lid.

  • 4 Als de aanvrager een natuurlijk persoon is geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het zesde lid.

  • 5 Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van al de onderdelen a tot en met d, aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;

      • als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.

  • 6 Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;

    • c. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.

Artikel 1.7. Beoordelen aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Als de aanvraag voldoet aan de formele indieningsvereisten, neemt het Fonds een beslissing over de aanvraag. Over aanvragen boven de € 25.000,– geeft een externe adviescommissie vooraf advies.

  • 2 Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk aangegeven op welke manier de beoordeling van de aanvragen verder is vormgegeven.

Artikel 1.8. Beslistermijn

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Indien de aanvraag gedaan wordt voor een subsidiebedrag tot en met € 25.000,– beslist het Fonds binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen. Voor aanvragen boven de € 25.000,– beslist het Fonds binnen 22 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

Hoofdstuk 2. Cultuureducatie vmbo vso pro

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Dit hoofdstuk richt zich op het vmbo, vso en pro. Er kan worden aangevraagd voor cultuureducatieve projecten binnen drie verschillende fases. Deze fases kennen ieder hun eigen subsidieplafond en daaraan gekoppelde periodes. De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.

Paragraaf 1. Algemeen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.1. Gebruikte begrippen hoofdstuk 2

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op artikel 1.1 worden in hoofdstuk 2 onderstaande begrippen gehanteerd.

  • a. Binnenschools: tijdens reguliere schooltijden, onder verantwoordelijkheid van de school.

  • b. Buitenschools: voor of na schooltijd, onder verantwoordelijkheid van een andere partij dan de school.

  • c. Creatief vermogen: een herhalend proces waarin leerlingen creatieve maak- en denkstrategieën leren toepassen.

  • d. Leerling: scholier binnen het vmbo, vso of pro.

  • e. Pro: praktijkonderwijs: uit ’s Rijks kas bekostigd bekostigd praktijkonderwijs, als bedoeld in de wet op het voortgezet onderwijs.

  • f. Schooljaar: van 1 augustus tot en met 31 juli.

  • g. Vmbo: uit ’s Rijks kas bekostigd bekostigd voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020; alsook gecombineerde brugklassen vmbo-havo of vmbo-havo-vwo of internationale schakelklassen.

  • h. Vso: voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

Paragraaf 2. Fase 1 – kennismaken en uitproberen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.2. Doel

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Met fase 1 stimuleert het Fonds dat scholen en culturele instellingen met elkaar kennismaken en samen leren over wat wel en niet werkt bij het vormgeven van cultuureducatieve activiteiten, passend bij de leerling.

Artikel 2.3. Wie kan aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een culturele instelling die een samenwerking aangaat met een school of vestiging van een school voor vmbo, vso of pro.

Artikel 2.4. Waarvoor kan worden aangevraagd

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie in fase 1 kan worden aangevraagd voor cultuureducatieve projecten, die bestaan uit activiteiten gericht op:

    • a. kennismaken met elkaar in het kader van bevordering van het creatief vermogen van de leerling;

    • b. samen cultuureducatieve activiteiten uitproberen, passend bij de leerlingen van de school; en

    • c. met elkaar expertise, opgedane kennis over en ervaring met de activiteiten delen.

  • 2 Ter aanvulling van de doelen in het eerste lid, kan ook subsidie worden aangevraagd voor het maken van de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie, passend bij de cultuureducatieve activiteiten van dit project.

  • 3 Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een maximale looptijd van 1 jaar; en

    • c. start uiterlijk in het schooljaar volgend op het schooljaar waarin het subsidieverzoek is gehonoreerd.

Artikel 2.5. Weigeringsgronden

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4, worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen voor fase 1 als een school al eerder heeft deelgenomen aan een project in fase 1.

  • 2 Scholen en culturele instellingen die eerder samen hebben deelgenomen aan een gehonoreerd project in een eerdere vmbo-regeling van het Fonds kunnen zich binnen fase 1 niet nogmaals op de toen bereikte leerwegen richten.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde eerdere vmbo-regelingen zijn:

    • de Deelregeling stimulering cultuureducatie in het VMBO 2015–2017;

    • de Regeling versterking Cultuureducatie in het vmbo, vso en praktijkonderwijs; of

    • de Regeling Cultuureducatie VMBO, VSO en PRO

Artikel 2.6. Subsidieplafond

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond voor fase 1 bedraagt € 1.500.000,– en is onderverdeeld in twee perioden van elk € 750.000,–

    • a periode 1: vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2022;

    • b periode 2: 1 januari 2023 tot en met 28 maart 2024.

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden op de website van het Fonds bekendgemaakt.

  • 3 Als het plafond in periode 1, zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet wordt bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het budget van periode 2, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 2.7. Hoogte van de subsidie

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie voor fase 1 bedraagt minimaal € 10.000,– en maximaal € 25.000,– per project.

Artikel 2.8. Voorwaarden en beperkingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de in artikel 1.4 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt voor fase 1:

  • a. er kunnen maximaal drie aanvragen per aanvrager worden gehonoreerd;

  • a. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland bedraagt de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten; voor aanvragers die gevestigd zijn in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 90%;

  • c. de onderwijsinstelling draagt bij aan de benodigde financiële middelen voor het project, waarbij deze bijdrage niet alleen uit gekapitaliseerde uren mag bestaan;

  • d. maximaal 5% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan onvoorziene kosten;

  • e. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland geldt dat maximaal 5% van de totale kosten van het project besteed kan worden aan vervoer van leerlingen; voor aanvragers die gevestigd zijn in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 15%;

  • f. maximaal 10% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan materiaalkosten; en

  • g. maximaal 25% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan buitenschoolse cultuureducatieve activiteiten.

Artikel 2.9. Beoordelingscriteria

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria waarvan in de toelichting is beschreven op welke wijze die beoordeling plaatsvindt:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van fase 1;

    • b. samenwerking; en

    • c. organisatorische kwaliteit.

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 3. Fase 2 – samen ontwikkelen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.10. Doel

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Met fase 2 stimuleert het Fonds dat scholen en culturele instellingen samen cultuureducatieve activiteiten ontwikkelen en uitvoeren die passen bij leerlingen van vmbo, vso en pro, waarmee het creatief vermogen van de leerlingen bevorderd wordt, en er meer geschikt cultuureducatief aanbod ontstaat voor vmbo, vso en pro.

Artikel 2.11. Wie kan aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een culturele instelling die een samenwerking aangaat met een school of vestiging van een school voor vmbo, vso of pro.

Artikel 2.12. Waarvoor kan worden aangevraagd

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie in fase 2 kan worden aangevraagd voor een cultuureducatief project, dat bestaat uit activiteiten gericht op:

    • a. in samenwerking met scholen een eerste of vervolgstap zetten in de ontwikkeling en uitvoering van cultuureducatie op school, waarmee het creatief vermogen van de leerling wordt bevorderd;

    • b. werken vanuit de vraag van de school en de leerling;

    • c. organisatie van deskundigheidsbevordering om de ontwikkeling en uitvoering van cultuureducatieve activiteiten te ondersteunen; en

    • d. met elkaar expertise, opgedane kennis over en ervaring met de activiteiten delen.

  • 2 Ter aanvulling van de doelen in het eerste lid, kan ook subsidie worden aangevraagd voor het maken van de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie, passend bij de cultuureducatieve activiteiten van dit project.

  • 3 Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een maximale looptijd van drie jaar, waarvan minimaal twee jaar activiteiten met leerlingen bevatten; en

    • c. start uiterlijk in het schooljaar volgend op het schooljaar waarin het subsidieverzoek is gehonoreerd.

  • 4 Het project waarvoor een aanvraag in 2024 wordt ingediend start uiterlijk 1 september 2024.

Artikel 2.13. Subsidieplafond

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond voor fase 2 bedraagt € 5.500.000,– en is onderverdeeld in twee perioden van elk € 2.750.000,–

    • a. periode 1: vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2022;

    • b. periode 2: 1 januari 2023 tot en met 28 maart 2024.

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden op de website van het Fonds bekendgemaakt.

  • 3 Als het plafond in periode 1, zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet wordt bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het budget van periode 2, zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 2.14. Hoogte van de subsidie

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie voor fase 2 bedraagt meer dan € 25.000,– en maximaal € 100.000,– per project.

Artikel 2.15. Voorwaarden en beperkingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de in artikel 1.4 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt voor fase 2:

  • a. per aanvrager worden maximaal twee aanvragen gehonoreerd;

  • b. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland bedraagt de subsidie maximaal 80% van de totale kosten van het project; voor een aanvrager die gevestigd is in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 90%;

  • c. de onderwijsinstelling draagt bij aan de benodigde financiële middelen voor het project, waarbij deze bijdrage niet alleen uit gekapitaliseerde uren mag bestaan;

  • d. maximaal 5% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan onvoorziene kosten;

  • e. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland geldt dat maximaal 5% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan vervoer van leerlingen; voor aanvragers die gevestigd zijn het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 15%;

  • f. maximaal 10% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan materiaalkosten; en

  • g. maximaal 25% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan buitenschoolse cultuureducatieve activiteiten.

Artikel 2.16. Beoordelingscriteria

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria waarvan in de toelichting is beschreven hoe die beoordeling plaatsvindt:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van fase 2;

    • b. samenwerking;

    • c. verankeren opbrengst; en

    • d. organisatorische kwaliteit.

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 4. Fase 3 – resultaten verduurzamen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.17. Doel

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Met fase 3 stimuleert het Fonds dat culturele instellingen hun cultuureducatieve projecten voor het vmbo, vso en pro kunnen verduurzamen en passend bij leerlingen van een specifieke school kunnen uitvoeren.

Artikel 2.18. Wie kan aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie voor fase 3 kan uitsluitend worden aangevraagd door een culturele instelling met aantoonbare ervaring in het vmbo, vso of pro:

  • a. die een samenwerking aangaat met minstens drie scholen of vestigingen voor vmbo, vso of pro; en

  • b. die beschikt over een reeds ontwikkeld, hedendaags en succesvol project dat inmiddels op maximaal vijf scholen is uitgevoerd en nu klaar is voor de volgende stap, wat betekent dat het project op grotere schaal en voor verschillende niveaus en type scholen binnen vmbo, vso of pro uitvoeren wordt uitgevoerd.

Artikel 2.19. Waarvoor kan worden aangevraagd

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie in fase 3 kan worden aangevraagd voor een cultuureducatief project, dat bestaat uit activiteiten gericht op:

    • a. doorontwikkeling van een reeds ontwikkeld, hedendaags en succesvol uitgevoerd project op maximaal vijf scholen voor vmbo, vso of pro;

    • b. werken aan deskundigheidsbevordering van de culturele instelling, om duurzame uitvoering van activiteiten te ondersteunen waarmee het creatieve vermogen van de leerling wordt bevorderd; en

    • c. met elkaar expertise, opgedane kennis over en ervaring met de activiteiten delen.

  • 2 Ter aanvulling van de doelen in het eerste lid, kan ook subsidie worden aangevraagd voor het maken van de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie, passend bij de cultuureducatieve activiteiten van dit project.

  • 3 Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van maximaal drie jaar, waarvan alle jaren activiteiten met leerlingen bevatten; en

    • c. start uiterlijk in het schooljaar volgend op het schooljaar waarin het subsidieverzoek is gehonoreerd.

  • 4 Het project waarvoor een aanvraag in 2024 wordt ingediend, start uiterlijk 1 september 2024.

Artikel 2.20. Weigeringsgronden

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 zijn scholen waarmee de culturele instelling al in fase 1 en 2 heeft samengewerkt binnen hetzelfde project, uitgesloten van deelname in fase 3.

Artikel 2.21. Subsidieplafond

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond voor fase 3 bedraagt € 1.000.000,–

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden op de website van het Fonds bekendgemaakt.

Artikel 2.22. Hoogte van de subsidie

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie voor fase 3 bedraagt meer dan € 25.000,– en maximaal € 100.000,– per project.

Artikel 2.23. Voorwaarden en beperkingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de in artikel 1.4 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt voor fase 3:

  • a. per aanvrager wordt maximaal één aanvraag gehonoreerd;

  • b. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland bedraagt de subsidie maximaal 80% van de totale kosten van het project; voor een aanvrager die gevestigd is in de het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 90%;

  • c. de school draagt bij aan de benodigde financiële middelen voor het project, waarbij deze bijdrage niet alleen uit gekapitaliseerde uren mag bestaan;

  • d. maximaal 5% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan onvoorziene kosten;

  • e. voor een aanvrager die gevestigd is in het Europees deel van Nederland geldt dat maximaal 5% van de totale projectkosten wordt besteed aan vervoer van leerlingen; voor een aanvrager die gevestigd is in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een percentage van maximaal 15%;

  • f. maximaal 20% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan materiaalkosten; en

  • g. maximaal 25% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan buitenschoolse cultuureducatieve activiteiten.

Artikel 2.24. Beoordelingscriteria

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria waarvan in de toelichting is beschreven hoe die beoordeling plaatsvindt:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van fase 3;

    • b. samenwerking;

    • c. bestendigen; en

    • d. organisatorische kwaliteit.

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 5. Aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2.25. Indieningstermijnen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen voor fase 1 en 2 kunnen worden ingediend vanaf woensdag 15 september 2021 tot en met donderdag 28 maart 2024, uiterlijk om 13.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

  • 2 Aanvragen voor fase 3 kunnen worden ingediend van maandag 10 januari 2022 tot en met donderdag 28 maart 2024, uiterlijk om 13.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

Artikel 2.26. Indieningsvereisten

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen worden ingediend via het online aanvraagsysteem Mijn Fonds, via de website van het Fonds. Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag. Aanvragen worden voorzien van:

    • a. een projectplan voor de gehele looptijd van het project;

    • b. de samenwerkingsovereenkomst tussen de culturele instelling en de school;

    • c. een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de aanvrager; en

    • d. een sluitende begroting.

  • 2 Voor fase 3 dient de aanvrager ook een bewijs in van ervaring met het vmbo, vso of pro.

  • 3 Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen totdat ze volledig zijn aangevuld. Het moment waarop de aanvraag volledig is, geldt als het moment van het indienen.

  • 4 Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Hoofdstuk 3. Middelbaar beroepsonderwijs

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Dit hoofdstuk richt zich op het mbo. De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.

Paragraaf 1. Algemeen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.1. Gebruikte begrippen hoofdstuk 3

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op artikel 1.1 worden in hoofdstuk 3 onderstaande begrippen gehanteerd.

  • a. Co-creatie: een vorm van samenwerking waarbij culturele en mbo-instellingen gezamenlijk verantwoordelijk zijn en beide invloed hebben op het proces en het resultaat, zoals een plan, advies of product, door inbreng van hun eigen expertise.

  • b. Creatieve opleidingen: opleidingen die veel aandacht schenken aan kunst en cultuur, gerelateerd aan het toekomstige beroep en werkveld.

  • c. Hoofdproject: een co-creatie van een mbo-instelling met een culturele instelling en mbo-studenten.

  • d. Mbo-instelling: een uit ’s Rijks kas bekostigde instelling voor middelbaar beroepsonderwijs zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals een agrarisch onderwijscentrum, een regionaal opleidingscentrum en een vakschool.

  • e. Mbo-opleiding: een uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding binnen een mbo-instelling zoals bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Paragraaf 2. Doel van de aanvraag

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.2. Doel

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds lokale samenwerking op het gebied van cultuureducatie tussen culturele instellingen, mbo-instellingen en mbo-studenten, en daaruit voortkomend hedendaags aanbod dat aansluit bij studenten en hun culturele ontwikkeling een impuls geeft.

Artikel 3.3. Wie kan aanvragen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een:

  • a. mbo-instelling zonder winstoogmerk, of

  • b. culturele instelling, met rechtspersoonlijkheid en zonder winstoogmerk.

Artikel 3.4. Waarvoor kan worden aangevraagd

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd voor het ontwikkelen van cultuureducatieve projecten voor studenten van opleidingen van mbo-instellingen, met als doel:

    • a. kennismaking en samenwerking van mbo-instellingen met de lokale culturele omgeving;

    • b. ontwikkeling en uitvoering van cultuureducatieaanbod dat de culturele ontwikkeling van mbo-studenten bevordert;

    • c. co-creatie tussen mbo-instellingen, lokale culturele instellingen en mbo-studenten;

    • d. deskundigheidsbevordering die de ontwikkeling en uitvoering van cultureel aanbod ondersteunt; en

    • e. een cultuurexperiment door studenten, bestaande uit:

      • het ontwikkelen van een culturele activiteit door studenten in samenwerking met een culturele instelling naar keuze;

      • een budget dat in ieder geval € 5.000,– bedraagt en onderdeel is van de begroting die hoort bij de aanvraag;

      • studenten die volledige vrijheid hebben in het vormgeven van de activiteit zolang de activiteit zich richt op cultuureducatie; en

      • studenten die de opgedane visie, ervaring en resultaten vervolgens inbrengen bij de co-creatie.

  • 2 Ter aanvulling op de doelen in het eerste lid, kan ook kan subsidie worden aangevraagd voor het optimaliseren van de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie, als dat past bij het cultuureducatieve project.

  • 3 Het project:

    • a. start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een minimale looptijd van zes maanden en een maximale looptijd van twee jaar; en

    • c. start uiterlijk binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.

Artikel 3.5. Weigeringsgronden

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als:

    • a. voor dezelfde mbo-instelling al al eerder twee aanvragen op grond van deze regeling zijn gehonoreerd, ongeacht of die instelling of een culturele instelling de aanvrager is geweest;

    • b. voor een gelijksoortig project al eerder een aanvraag op grond van deze regeling is gehonoreerd; of

    • c. de doelgroep bestaat uit mbo-studenten van de creatieve opleidingen:

      • Media en Vormgeving, hoofdgroepcode HG009,

      • Artiestenopleidingen, beroepsopleidingcode BC283, of

      • van Ambachtelijke techniek de volgende opleidingen:

        • i. Goud- en zilversmeden, beroepsopleidingcode SBB BC072,

        • ii. Creatief vakmanschap, beroepsopleidngcode SBB BC294, of

        • iii. Collectiebeheer beroepsopleidingcode SBB BC294.

  • 2 Onder gelijksoortig, zoals bedoeld in het eerste lid onder b, wordt verstaan:

    • a. het soort opleiding,

    • b. de culturele instelling; en

    • c. de kunstdiscipline.

Artikel 3.6. Subsidieplafond

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk is € 1.600.000,–.

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 3.7. Hoogte van de subsidie

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

De subsidie voor het project bedraagt meer dan € 30.000,– en maximaal € 55.000,– per project.

Artikel 3.8. Voorwaarden en beperkingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de in artikel 1.4 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt ook voor hoofdstuk 3 dat:

  • a. de subsidieaanvraag alleen is bestemd voor een nieuw samenwerkingsverband tussen een of meerdere opleidingen van een mbo-instelling en een lokale culturele instelling, bestaande samenwerkingen komen niet in aanmerking voor subsidie;

  • b. voor aanvragers die gevestigd zijn in het Europees deel van Nederland de subsidie maximaal 80% bedraagt van de totale kosten van het project; voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat 90%;

  • c. de overige financiering van de projectkosten gedekt kan worden door gekapitaliseerde uren van de culturele minstelling dan wel de mbo- instelling; en

  • d. de post onvoorzien op de begroting maximaal 5% bedraagt van de totale kosten van het project

Artikel 3.9. Bijzondere verplichtingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Naast de in artikel 1.6 genoemde bijzondere verplichtingen geldt ook voor hoofdstuk 3 dat de aanvrager:

  • a. via een netwerk of platform met andere instellingen kennis deelt over het proces van co-creatie, het ontwikkelen en uitvoeren van aanbod, en de inhoud van het aanbod deelt, waarbij ook bestaande structuren om kennis te delen worden benut; en

  • b. de opgedane kennis deelt met directies en besturen van mbo-instellingen, culturele instellingen en studenten in een publicatie die de subsidieontvangers samen met het Fonds maken.

Paragraaf 3. De aanvraag

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 3.10. Indieningstermijnen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Aanvragen op grond van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf woensdag 15 september 2021 tot en met donderdag 1 februari 2024, uiterlijk 13.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

Artikel 3.11. Indieningsvereisten

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds. Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.

  • 2 Bij aanvragen worden in ieder geval ingediend:

    • a. een projectplan voor de hele looptijd van het project;

    • b. een samenwerkingsovereenkomst tussen de culturele instelling en de onderwijsinstelling;

    • c. een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel van de aanvrager; en

    • d. een sluitende begroting.

  • 3 Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. Zodra deze volledig zijn aangevuld, kunnen ze in behandeling worden genomen. Het moment dat aanvragen volledig zijn, geldt als het moment van indienen.

  • 4 Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst door het Fonds.

Artikel 3.12. Beoordelingscriteria

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aanvragen op grond van dit hoofdstuk worden beoordeeld aan de hand van de volgende

    criteria waarvan in de toelichting is beschreven hoe die beoordeling plaatsvindt:

    • a. de mate waarin het beschreven project bijdraagt aan de cultuureducatieve doelstellingen van de regeling;

    • b. de wijze en mate van balans in de samenwerking; en

    • c. de inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van de aanvraag.

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.1. Hardheidsclausule

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 4.2. Algemeen Subsidiereglement

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Het Algemeen Subsidiereglement is terug te vinden is op de website van het Fonds.

Artikel 4.3. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • . Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Artikel 4.4. Citeertitel

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

H. Verhoeven

directeur-bestuurder

Naar boven