Instellingsbesluit Commissie rol Koninklijk Huis in de zaak J.A. Poch

Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 18-06-2022 t/m heden

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 november 2021, nr. 3557824, houdende instelling van de Commissie rol Koninklijk Huis in zaak J.A. Poch

De Minister van Justitie en Veiligheid;

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een Commissie rol Koninklijk Huis in de zaak J.A. Poch.

  • 2 De commissie heeft tot taak te onderzoeken of er beïnvloeding heeft plaatsgevonden vanwege het Koninklijk Huis of vanuit kringen rondom het Koninklijk Huis in de zaak tegen de heer J.A. Poch, waarbij de commissie wordt gevraagd de volgende aspecten in het onderzoek mee te nemen:

    • de vraag hoe het onderzoek naar de heer J.A. Poch in de voorzomer van 2007 buiten het openbaar ministerie en de Nationale Recherche bekend kon zijn, aangezien slechts een gering aantal personen op dat moment op de hoogte was;

    • de betekenis van de door de toenmalige vicepresident van Eurojust gedane uitlatingen in zijn gesprek met de Commissie Dossier J.A. Poch.

  • 3 De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

  • 4 Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies is de commissie bevoegd aanbevelingen te doen.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een lid.

  • 2 Het lid heeft zitting op persoonlijke titel en oefent zijn functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3 Het lid wordt door de Minister benoemd.

  • 4 De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5 Het lid kan (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4. Leden

Voor de duur van de commissie wordt tot lid van de commissie benoemd: de heer prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan te Amsterdam.

Artikel 5. Instellingsduur

De commissie wordt opgeheven 4 weken nadat het rapport is uitgebracht.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3 Indien ambtenaren, in dienst van een ministerie, tot secretaris of medewerker van het secretariaat worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie en de Minister van Justitie en Veiligheid stellen een protocol vast over de wijze waarop de commissie het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet en op welke wijze – binnen bestaande wettelijke kaders – de vertrouwelijkheid van informatie gewaarborgd wordt.

  • 3 De commissie bepaalt in het protocol hoe zij, in het kader van hoor en wederhoor, haar bevindingen voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.

  • 4 De commissie verantwoordt haar werkwijze in het rapport.

  • 5 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen onderzoekscommissie

  • 1 De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot eenieder en eenieder te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2 Onder meer het Kabinet van de Koning, het Ministerie van Algemene Zaken, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het openbaar ministerie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en op grond van artikel 31 van de Politiewet 2012, de korpschef, verlenen de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die de commissie nodig acht met inachtneming van het in artikel 7 bedoelde protocol en de toepasselijke wet- en regelgeving.

  • 3 De onder de verantwoordelijkheid van voornoemde instanties werkende personen zijn verplicht om de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun taak.

  • 4 De commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in haar rapport.

Artikel 9. Vergoeding

Aan het lid wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor achteraf wordt vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 10. Geheimhouding

Op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn commissieleden, het secretariaat en de door de commissie ingeschakelde personen verplicht tot geheimhouding van de aan hen beschikbaar gestelde gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden.

Artikel 11. Kosten van de onderzoekscommissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verschaft de commissie daartoe budget onder de voorwaarde dat:

    • de commissie een gespecificeerde raming van de kosten maakt;

    • de commissie een deugdelijke financiële administratie voert/laat voeren overeenkomstig de eisen die het Ministerie van Justitie en Veiligheid daaraan stelt;

    • de commissie budgetoverschrijdingen tijdig en met reden meldt bij het ministerie;

    • het ministerie als opdrachtgever door de Directie Bestuursondersteuning (DBO) een financiële controle laat uitvoeren;

    • afhankelijk van de bevindingen van deze controle kan de ADR worden ingeschakeld om onderzoek uit te voeren en een rapport van feitelijke bevindingen uit te brengen;

    • na afloop van deze controle de verrekening plaatsvindt.

Artikel 12. Huisvesting onderzoekscommissie

De commissie verricht haar werkzaamheden op een locatie buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 13. Rapport en uiterste datum voor oplevering

  • 1 De commissie brengt vóór 1 juli 2022 haar rapport uit aan de Minister.

  • 2 De commissie biedt de Minister uiterlijk vier weken na oplevering van het rapport een (eind)verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. Desgewenst kan de commissie het eindverslag gelijktijdig met het rapport indienen.

Artikel 14. Openbaarmaking onderzoekscommissie

  • 1 De commissie legt haar bevindingen vast in een rapport.

  • 2 Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 15. Archiefbescheiden

  • 1 Het archief van de commissie wordt bij opheffing van de commissie overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Het archief bevat tenminste de gespreksverslagen, verslagen van beraadslagingen en andere documenten die ten grondslag hebben gelegen aan de onderzoeksbevindingen en die inzicht geven in de totstandkoming van het rapport. Over de inhoud van het archief worden nadere afspraken gemaakt in het onder artikel 7.2 genoemde protocol.

  • 3 Het beheer vindt plaats met inachtneming van de in het vastgestelde protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de onderzoekscommissie binnen bestaande kaders van wet- en regelgeving, nadere afspraken met het Ministerie van Justitie en Veiligheid maakt.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 17. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie rol Koninklijk Huis in de zaak J.A. Poch.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 12 november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven