Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2023]
-
1.1
(Medische) vervolgopleidingen De (medische) vervolgopleidingen waarop deze beleidsregel van toepassing is, zijn
te verdelen in twee categorieën:
-
1.2
Vervolgopleidingen tot (medisch) specialist De vervolgopleidingen tot (medisch) specialist zijn:
-
a. De 28 erkende medisch specialismen: anesthesiologie, cardiologie, cardio-thoracale
chirurgie, dermatologie en venerologie, heelkunde, interne geneeskunde, keel-neus-oorheelkunde,
kindergeneeskunde, klinische genetica, klinische geriatrie, longziekten en tuberculose,
maag-darm-leverziekten, medische microbiologie, neurochirurgie, neurologie, nucleaire
geneeskunde obstetrie en gynaecologie, oogheelkunde, orthopedie, pathologie, plastische chirurgie,
psychiatrie, radiologie, radiotherapie, reumatologie, revalidatiegeneeskunde, sportgeneeskunde
en urologie;
-
b. De technische zorg specialismen: klinische chemie, klinische fysica en ziekenhuisfarmacie;
-
c. De tandheelkundige specialismen: orthodontie en kaakchirurgie;
-
d. De overige specialismen: arts voor verstandelijk gehandicapten, SEH-arts, huisarts,
specialist ouderengeneeskunde en verslavingsarts;
-
e. Gezondheidszorgpsycholoog, klinisch neuropsycholoog, klinisch psycholoog en psychotherapeut;
-
f. Verpleegkundig specialist in de ggz.
-
1.3
Ziekenhuisopleidingen De vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige en medisch ondersteunend
personeel zijn:
-
a. Deskundige infectiepreventie, gipsverbandmeester en gespecialiseerd verpleegkundigen,
te weten: IC-verpleegkundige, IC-neonatologieverpleegkundige, IC-kinderverpleegkundige,
kinderverpleegkundige, dialyseverpleegkundige, oncologieverpleegkundige SEH-verpleegkundige en obstetrie-verpleegkundige;
-
b. Operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch
laborant en klinisch perfusionist.
-
1.4
Opleidende zorgaanbieder De zorgaanbieder die door de daartoe bevoegde instantie is erkend voor het verzorgen
van een (deel van een) (medische) vervolgopleiding.
-
1.5
Beschikbaarheidbijdrage Bijdrage als bedoeld in artikel 56a Wmg.
-
1.6
Subsidiabele opleidingsplaats Een opleidingsplaats die in aanmerking komt voor een subsidie.
-
1.7
Minister Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
-
1.8
Fte Full time equivalent (voltijdse plaats).
-
1.9
Startmoment van de opleiding Het startmoment van de opleiding is dat moment waarop de (medisch) specialist in
opleiding met zijn opleiding begint.
-
1.10
Jaar t Jaar t is het lopende subsidiejaar waarin de opleiding plaatsvindt.
-
1.11
Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa Het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa omschrijft de uniforme
procedure die gehanteerd wordt ten aanzien van de verstrekking van alle beschikbaarheidbijdragen
door de NZa. Dit kader is ook van toepassing op de beschikbaarheidbijdrage voor de
(medische) vervolgopleidingen. In enkele gevallen geldt een uitzondering op de uniforme
procedure. Deze uitzondering staat dan omschreven in deze beleidsregel.
Begripsbepalingen vervolgopleiding tot (medisch) specialist
Artikel 1.12 tot en met 1.23 beschrijven de begripsbepalingen die van toepassing zijn
op de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist zoals genoemd in artikel 1.2.
-
1.12
Opleidingen met een vooropleiding
-
a. Om de opleidingen longziekten en tuberculose, maag-, darm- en leverziekten, cardiologie,
klinische geriatrie of reumatologie te mogen volgen, dient de (medisch) specialist
in opleiding tevens de vooropleiding interne geneeskunde te volgen.
-
b. Om de opleidingen orthopedie, urologie en plastische chirurgie te mogen volgen, dient
de (medisch) specialist in opleiding tevens de vooropleiding heelkunde te volgen.
-
1.13
Instroomplaats Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:
-
a. In het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist begint op een subsidiabele
opleidingsplaats, of;
-
b. Voorafgaand aan het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen
op een niet-subsidiabele opleidingsplaats, maar in jaar t alsnog op een subsidiabele
instroomplaats de opleiding vervolgt.
-
1.14
Doorstroomplaats Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:
-
a. In een eerder jaar met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op
een subsidiabele instroomplaats of;
-
b. In het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op een
subsidiabele instroomplaats en om inhoudelijke redenen in jaar t doorstroomt naar
een andere opleidende zorgaanbieder.
-
1.15
Instroomjaar Het kalenderjaar (jaar t) waarin de (medisch) specialist in opleiding start met de
opleiding op een subsidiabele opleidingsplaats.
-
1.16
Boventallige (medisch) specialist in opleiding Een boventallige (medisch) specialist in opleiding is iemand die wordt opgeleid voor
eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van
derden. Deze (medisch) specialist in opleiding is niet subsidiabel en de zorgaanbieder
kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.
-
1.17
Registratiecommissies voor medische specialismen De registratiecommissies voor medische specialismen zijn:
-
a. Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG);
-
b. Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF);
-
c. Specialisten Registratiecommissie (SRC) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
ter bevordering der Pharmacie (KNMP);
-
d. Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
(NVKC);
-
e. Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen (RTS) van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT);
-
f. Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen
en Psychotherapeuten (FGzPt);
-
g. Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) van de Vereniging Verpleegkundigen
en Verzorgenden Nederland (V&VN).
-
1.18
Erkennende opleidingsinstituten voor medische specialismen De opleidingsinstituten zijn instituten die erkenningen afgeven aan opleidende zorgaanbieders
voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 1.2.
-
a. De RGS van de KNMG geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub a en d.
-
b. De Stichting OKF geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, klinische fysica.
-
c. De SRC van de KNMP geeft erkenningen af aan de opleidende zorgaanbieders voor het
verzorgen van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, ziekenhuisfarmacie.
-
d. De Registratiecommissie van de NVKC geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders
voor het verzorgen van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub b, klinische chemie.
-
e. De RTS van de KNMT geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub c.
-
1.19
Erkennende opleidingsinstituten voor ggz-opleidingen
-
a. De daartoe bevoegde instantie geeft erkenningen af aan de opleidende zorgaanbieders
voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 1.2 sub e.
-
b. De RSV van V&VN geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen
van de opleiding als genoemd in artikel 1.2 sub f.
-
1.20
Werkgevers voor specifieke opleidingen Voor enkele opleidingen geldt dat de (medisch) specialist in opleiding niet in dienst
is bij een opleidende zorgaanbieder, maar bij een stichting die verantwoordelijk is
voor het gehele proces van de beschikbaarheidbijdrage en financiering van de opleiding.
Deze wordt in deze beleidsregel beschouwd als opleidende zorgaanbieder en is verantwoordelijk
voor het gehele proces van aanvragen van de beschikbaarheidbijdrage en financiering
van deze opleidingen.
Deze stichtingen zijn:
-
a. De SBOH. De SBOH is de werkgever van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde,
artsen voor verstandelijk gehandicapten en verslavingsartsen in opleiding.
-
b. De Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts (SBOS). De SBOS is de werkgever van sportartsen
in opleiding.
-
1.21
Opleidingsoverzicht Overzicht uit het opleidingsregister van de per opleiding tot (medisch) specialist
gerealiseerde opleidingsplaatsen per opleidende zorgaanbieder, uitgesplitst naar instroomplaatsen
(medisch) specialist en doorstroomplaatsen (medisch) specialist.
-
1.22
Gerealiseerde opleidingsplaats Het aantal uren dat de (medisch) specialist in opleiding feitelijk heeft besteed
aan zijn opleiding. Hierbij gaan wij uit van de berekening zoals genoemd in artikel 4.3.
-
1.23
Verdeelplan Overzicht van de verdeling van het maximaal aantal instroomplaatsen en bijbehorende
fte voor de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist per specialisme per opleidende
zorgaanbieder, zoals dat is opgesteld door de Minister.
Begripsbepalingen ziekenhuisopleidingen
In de artikelen 1.24 tot en met 1.28 zijn de begripsbepalingen beschreven die van
toepassing zijn op de ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 1.3.
-
1.24
Instroomplaats Opleidingsplaats voor een natuurlijk persoon die voor de eerste keer aanvangt met
een volledige ziekenhuisopleiding bij een opleidende zorgaanbieder.
-
1.25
Gediplomeerde Natuurlijk persoon die met goed gevolg een volledige ziekenhuisopleiding heeft voltooid
bij een erkende opleidende zorgaanbieder en een diploma heeft van het CZO. Dit betreft
alle ziekenhuisopleidingen.
-
1.26
Registratiecommissie voor ziekenhuisopleidingen De registratiecommissie voor ziekenhuisopleidingen is het College Zorg Opleidingen
(CZO).
-
1.27
Erkennend opleidingsinstituut voor ziekenhuisopleidingen Het CZO geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van
ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 1.3.
-
1.28
Opleidingsopgave van CZO De NZa ontvangt van het CZO een opgave van het gerealiseerde aantal ingestroomde
en gediplomeerde personen in jaar t uitgesplitst naar ziekenhuisopleidingen en door
het CZO erkende zorgaanbieders.