Beleidsregels VOG Wtza

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 07-01-2022 t/m heden

Beleidsregels van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 december 2021, kenmerk 3290096-1020857-PZO, inzake het gebruik van de bevoegdheid om een verklaring omtrent het gedrag op te vragen in het kader van de Wet toetreding zorgaanbieders (Beleidsregels VOG Wtza)

Hoofdstuk 1. Definities en inleiding

Paragraaf 1. Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Inleiding

Dit beleid heeft betrekking op de manier waarop de minister zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 5, vierde lid, en 7, tweede lid, van de wet uitoefent. Deze artikelen en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit brengen met zich dat de minister een zorgaanbieder kan verzoeken om een VOG te verstrekken, indien de minister kennis heeft van feiten of omstandigheden op grond waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG. Wanneer een VOG verstrekt moet worden, dient de aanvrager of houder van een toelatingsvergunning hiervoor bij de dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een aanvraag in. Justis beoordeelt of een VOG wordt verstrekt. Dit is een apart besluitvormingstraject. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft geen bevoegdheid om te beoordelen of een VOG verstrekt kan worden.

Feiten en omstandigheden die de minister redelijkerwijs aanleiding kunnen geven tot het vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG, doen zich voor indien de door de minister verkregen informatie aanwijzingen bevat dat er mogelijk betrokkenheid is of is geweest bij het plegen van strafbare feiten. Bij de beslissing of de minister een VOG zal vragen, beoordeelt hij de aard, de kwaliteit en de relevantie van de ontvangen informatie in onderlinge samenhang. Daarbij wordt ook de herkomst en kwaliteit van de informatie meegewogen. Hoe gedetailleerder en beter controleerbaar de informatie, hoe meer gewicht daaraan toe komt. Ook weegt een signaal van bijvoorbeeld een toezichthouder zwaarder dan een signaal dat afkomstig is van een niet nader onderbouwd krantenartikel of van burger. Dit betekent dat niet iedere openbare beschuldiging direct kan leiden tot het opvragen van een VOG. Hierbij geldt dat een signaal dat op zichzelf onvoldoende is voor een vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG, in samenhang met andere signalen wel tot een dergelijk vermoeden kan leiden.

In het volgende hoofdstuk wordt uiteengezet welke bronnen de minister kan gebruiken voor het verkrijgen van feiten of omstandigheden op basis waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat niet (langer) wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG.

Hoofdstuk 2. Bronnen voor het verlangen van een VOG

Door VWS verkregen informatie

Naast het formulier waarmee de aanvraag wordt ingediend, vallen hieronder ook de gegevens en bescheiden die in het kader van de aanvraag om een toelatingsvergunning worden verstrekt.

Daarnaast kan de minister bij de uitoefening van diens taken en bevoegdheden op informatie stuiten, die aanwijzingen bevat dat betrokkene mogelijk strafbare feiten heeft begaan. Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan informatie die de minister bekend wordt in het kader van het beantwoorden van vragen vanuit het parlement.

Informatie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

Op grond van artikel 10 van de wet verstrekken de IGJ en de NZa de minister uit eigen beweging of desgevraagd alle gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de wet, die voor de minister van belang zijn voor de weigering of intrekking van een toelatingsvergunning. Ook publiceren de IGJ en NZa op hun website genomen maatregelen jegens zorgaanbieders. Voor zover hieruit redelijkerwijs een vermoeden kan ontstaan dat er sprake is geweest van mogelijk strafrechtelijke overtredingen of misdrijven, kan de minister daarin aanleiding zien om van de zorgaanbieder een VOG te verlangen.

Openbaar gemaakte overheidsinformatie

Hierbij kan onder meer worden gedacht aan informatie afkomstig van andere overheidsorganisaties waarmee wordt samengewerkt in het kader van de fraudebestrijding in de zorg. Ook informatie uit het Handelsregister en de openbare jaarverantwoording vallen onder openbaar gemaakte overheidsinformatie.

Andere openbare gegevens

Onder deze categorie valt anderszins openbare informatie, vervat in bijvoorbeeld websites, krantenartikelen of andere journalistieke producties.

Een melding van een persoon

Ook informatie afkomstig van een burger kan aanleiding geven tot het vermoeden dat er mogelijk sprake is van strafbare feiten bij een betrokkene.

Deze beleidsregels zullen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H.M. de Jonge

Naar boven