Beleidsregel ontheffingen Minister van EZK en Minister voor KE verbod artikel 5 duodecies Verordening (EU) nr 833/2014

Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 24-06-2022 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie van 21 juni 2022 nr. WJZ/22228374 tot vaststelling van het beleid tot afwikkeling van aanvragen tot ontheffing van het verbod van artikel 5 duodecies Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (Beleidsregel ontheffingen Minister van EZK en Minister voor KE verbod artikel 5 duodecies Verordening (EU) nr. 833/2014)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op de artikelen 5 duodecies en 6 van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PbEU L 229 van 31 juli 2014);

Gelet op artikel 2, negende lid, van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. (begripsbepalingen)

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • De minister: de Minister van Economische Zaken onderscheidenlijk de Minister voor Klimaat en Energie;

  • Gesanctioneerde opdracht: opdrachten als bedoeld in artikel 5 duodecies, eerste lid, aanhef van Verordening (EU) nr. 833/2014;

  • Russische entiteit: een Russisch onderdaan of in Rusland gevestigde natuurlijke persoon, rechtspersoon of lichaam als bedoeld in artikel 5 duodecies, eerste lid, onderdeel a, b of c, van Verordening (EU) nr. 833/2014;

  • Verordening (EU) nr. 833/2014: Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PbEU 2014, L 229);

  • Verordening (EU) nr. 269/2014: Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU 2014, L 78).

Artikel 2. (toepassingsbereik)

Deze beleidsregel is van toepassing op de afwikkeling door de minister van aanvragen om ontheffing van het verbod neergelegd in artikel 5 duodecies, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 binnen de grenzen en overeenkomstig de gronden van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdelen a, b, c, e en f, van deze Verordening, zover het betreft een beleidsterrein waarvoor de minister verantwoordelijk is.

Artikel 3. (doelgroep, afbakening, voorwerp van de ontheffingsaanvraag)

  • 2 Een aanvraag door of namens een aanbestedende dienst of speciaal sectorbedrijf wordt alleen in behandeling genomen indien deze betrekking hebben op een specifieke voorgenomen gunning of voortzetting van een gesanctioneerde opdracht.

  • 3 Aanvragen voor collectieve ontheffingen door een groep aanbestedende diensten of speciale sector bedrijven voor een verzameling van voorgenomen gunningen of voort te zetten gesanctioneerde opdrachten worden niet in behandeling genomen.

  • 4 Aanvragen voor een vrijstelling van het verbod vastgelegd in artikel 5 duodecies, eerste lid, worden in ieder geval niet in behandeling genomen.

Artikel 4. (algemene uitgangspunten)

  • 1 Ontheffingen worden terughoudend verleend.

  • 2 Ontheffingen worden voor de duur van maximaal 1 jaar verleend, tenzij de aanvrager kan onderbouwen dat de aanvraag voor een ontheffing ingegeven is door een langdurige structurele afhankelijkheid. In dat geval kan een ontheffing voor langere duur worden verleend.

  • 3 Na afloop van de duur van een verleende ontheffing, kan een nieuwe ontheffing worden aangevraagd.

  • 4 Een verleende ontheffing ontslaat de aanvrager niet van een maximale inspanningsverplichting om gedurende de duur van de ontheffing op zoek te gaan naar alternatieven. Een gebrek aan een dergelijke inspanningen wordt meegewogen bij nieuwe ontheffingsaanvragen, bedoeld in het derde lid.

  • 5 Bij de beoordeling van een aanvraag tot ontheffing wordt in ieder geval in overweging genomen of:

    • a. een essentieel product, een vitaal proces of een essentiële dienst wegvalt, verstoord dreigt raken of anderszins ernstig gevaar loopt door het wegvallen van de grondstof, product, dienst of levering;

    • b. er andere leveranciers zijn die dezelfde grondstof, hetzelfde product of dezelfde dienst of hetzelfde product kunnen leveren of daaraan gelijkwaardige equivalenten, of dat er andere alternatieve concepten inzetbaar zijn, zoals hergebruik, recycling of het gebruik van alternatieve grondstoffen, producten of diensten; of

    • c. de aanvrager een aanbestedingsprocedure heeft doorlopen om te bevestigen dat er geen andere potentiële inschrijvers zijn die de dienst of het product tegen non-prohibitieve voorwaarden aanbieden.

  • 6 Bij de beoordeling van een aanvraag tot ontheffing die betrekking heeft op een voorgenomen gunning of voorzetting van een gesanctioneerde opdracht waarbij niet direct aan een Russische entiteit is of wordt gegund, maar wel meer dan 10% van de waarde van de gesanctioneerde opdracht wordt vertegenwoordigd door onderaannemers, leveranciers of entiteiten die wel kwalificeren als Russische entiteiten, dient de aanvrager aan te tonen dat hij alles binnen de geldende wet- en regelgeving in het werk heeft gesteld om met de betrokken inschrijver of contractspartner tot een oplossing te komen om het aandeel van de Russische entiteiten zo laag mogelijk te houden of door alternatieve leveranciers of onderaannemers te zoeken.

  • 7 Ontheffingen kunnen door de minister ambtshalve worden herzien of beperkt, indien wijzigingen van Verordening (EU) nr. 833/2014 daartoe aanleiding geven.

  • 8 Een ontheffing wordt door de minister ingetrokken indien de voorgenomen gunning of voortzetting van een gesanctioneerde opdracht ziet op een Russische entiteit die na de verlening van de ontheffing is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 waardoor de tegoeden en economische middelen van deze Russische entiteit bevroren zijn.

Artikel 5. (ontheffing nucleair)

  • 1 Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister in aanvulling op de algemene uitgangspunten, genoemd in artikel 4, beoordelen of er een substantieel risico bestaat op onaanvaardbare disruptie van processen, diensten of productie en levering van producten in de nucleaire of medische keten.

  • 2 Alleen indien er sprake is van een substantieel risico, bedoeld in het eerste lid, kan de minister een ontheffing verlenen.

Artikel 6. (ontheffing intergouvernementele samenwerking op het gebied van ruimtevaartprogramma’s)

  • 1 Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister in aanvulling op de algemene uitgangspunten, genoemd in artikel 4, meewegen dat vrijwel alle ruimteprogramma’s met entiteiten van de Russische Federatie en Russische Federatie zijn opgeschort of beëindigd.

  • 2 Alleen indien er sprake is van voorgenomen gunning of voortzetting van een gesanctioneerde opdracht die betrekking heeft op de samenwerking en verplichtingen voor het internationale ruimtestation (International Space Station), kan de minister een ontheffing verlenen.

Artikel 7. (ontheffing voor de levering van strikt noodzakelijke goederen of diensten die alleen of slechts in voldoende hoeveelheden door Russische entiteiten kunnen worden geleverd)

  • 1 Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister invulling geven van de algemene uitgangspunten, genoemd in artikel 4, door in ieder geval te beoordelen in hoeverre de aanvrager zelf zich voldoende ingespannen heeft om alternatieve leveranciers, alternatieve concepten of substituten te vinden en ook een tijdhorizon heeft geïdentificeerd waarin een of meer alternatieven of substituten inzetbaar kunnen zijn en een plan heeft ontwikkeld om tot deze alternatieven te komen.

  • 2 Indien de minister de overtuiging heeft dat de aanvrager zich voldoende heeft ingespannen om een of meer alternatieven of substituten te realiseren, kan de minister een ontheffing verlenen.

  • 3 In afwijking van het eerste of tweede lid, kan de minister ook een ontheffing verlenen indien de aanvrager voldoende gemotiveerd kan onderbouwen dat op korte en middellange termijn geen alternatief of substituut aanwezig is of in de benodigde volumes.

Artikel 8. (ontheffing voor de aankoop, de invoer of het vervoer van aardgas en aardolie, met inbegrip van geraffineerde aardolieproducten, alsmede titaan, aluminium, koper, nikkel, palladium en ijzererts van of door Rusland naar de Unie)

  • 1 Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel e, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister in aanvulling op de algemene uitgangspunten, genoemd in artikel 4, rekening houden met de handelsstromen van de genoemde producten en de beschikbaarheid hiervan de op de wereldmarkt en de wijze waarop de producten naar de Europese Unie en in het bijzonder Nederland worden vervoerd.

  • 2 Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel e, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister daarnaast toetsen in hoeverre een ontheffing het verbod van artikel artikel 3 quaterdecies of artikel 3 quindecies van deze verordening dreigt te doorkruisen.

Artikel 9. (de aankoop, de invoer of het vervoer naar de Unie van steenkool en andere vaste fossiele brandstoffen)

Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 5 duodecies, tweede lid, onderdeel f, van Verordening (EU) nr. 833/2014 zal de minister in afwijking van de uitgangspunten, genoemd in artikel 4, overgaan tot afwijzing van de ingediende aanvragen.

Artikel 10

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffingen Minister van EZK en Minister voor KE verbod artikel 5 duodecies Verordening (EU) nr  833/2014.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 juni 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

De Minister voor Klimaat en Energie,

R.A.A. Jetten

Naar boven