Subsidieregeling Nationaal Groeifonds

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 juli 2022, nr. WJZ/ 22018415, houdende regels voor de verstrekking van subsidie uit het Nationaal Groeifonds (Subsidieregeling Nationaal Groeifonds)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, vierde lid, en 8, tweede en vijfde lid, van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • activiteitenplan: activiteitenplan als bedoeld in artikel 6b, derde lid, onderdeel e;

  • adviescommissie: Adviescommissie Nationaal Groeifonds als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • innovatieclusters: innovatieclusters als bedoeld in artikel 2, onderdeel 92, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • kleine en middelgrote ondernemingen: ondernemingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • onderzoeks- en ontwikkelingsproject: onderzoeks- en ontwikkelingsproject als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, zoals nader omschreven in artikel 2, onderdelen 84 tot en met 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • onderzoeksinfrastructuur: onderzoeksinfrastructuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel 91, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • organisatie-innovatie: organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 96, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • procesinnovatie: procesinnovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 97, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • samenwerkingsverband: geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, niet zijnde een vennootschap, bestaande uit ten minste twee deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

  • test- en experimenteerinfrastructuur: test- en experimenteerinfrastructuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel 98 bis, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • vooraanmelding: vooraanmelding als bedoeld in artikel 6a;

  • wet: Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds.

Artikel 2. Openstelling en subsidieplafonds

  • 1 De minister kan op grond van deze regeling uitsluitend subsidie verstrekken indien hij de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond, een periode voor indiening van een vooraanmelding en een periode voor indiening van de aanvraag.

  • 2 De minister kan de openstelling beperken tot bepaalde activiteiten, bepaalde categorieën van aanvragers of een bepaald aantal aanvragen.

  • 3 De minister kan verschillende subsidieplafonds vaststellen voor verschillende activiteiten of categorieën van aanvragers.

Artikel 3. Subsidieaanvraag

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten die het duurzaam verdienvermogen vergroten en die betrekking hebben op:

    • a. kennisontwikkeling;

    • b. onderzoek, ontwikkeling en innovatie, met betrekking tot:

      • 1°. onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;

      • 2°. de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur;

      • 3°. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur;

      • 4°. de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters;

      • 5°. innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen; of

      • 6°. proces- en organisatie-innovatie.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de wet die voor eigen rekening en risico de activiteiten uitvoert, met dien verstande dat een subsidie uitsluitend wordt verstrekt aan een natuurlijk persoon die een onderneming drijft.

  • 3 De minister kan de subsidie verstrekken aan een deelnemer in een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Indien de subsidie staatssteun bevat, wordt deze uitsluitend verstrekt voor:

    • a. kennisontwikkeling voor zover de subsidie betrekking heeft op opleidingssteun als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en wordt voldaan aan artikel 31, tweede lid, van die verordening;

    • b. de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters indien wordt voldaan aan artikel 27, tweede en zevende lid, tweede volzin, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c. proces- en organisatie-innovatie indien wordt voldaan aan artikel 29, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 5 Een aanvraag tot het verstrekken van een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van de wet wordt beschouwd als een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4. Hoogte subsidie

  • 1 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, bedraagt de hoogte van de subsidie voor:

    • a. kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a: het in artikel 31, vierde en vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage, onder de daarvoor geldende voorwaarden, van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel n, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b. onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten: het in artikel 25, vijfde tot en met zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage, onder de daarvoor geldende voorwaarden, van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c. de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur: het in artikel 26, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel j, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • d. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur: het in artikel 26 bis, vijfde en zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel j bis, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • e. de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters: het in artikel 27, zesde en negende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • f. innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen: het in artikel 28, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage, onder de daarvoor geldende voorwaarden, van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel l, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • g. proces- en organisatie-innovatie: het in artikel 29, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel m, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, geen staatssteun bevat, bedraagt de hoogte van de subsidie 100 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3 De subsidie bedraagt niet meer dan is aangevraagd.

  • 4 Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan toegestaan volgens de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie staatssteun bevat, dan wel volgens deze regeling, indien de subsidie geen staatssteun bevat.

  • 5 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, wordt het bedrag van de subsidie verlaagd voor zover dit nodig is op basis van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, komen voor subsidie uitsluitend in aanmerking, voor:

    • a. kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a: de kosten, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b. onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten: de kosten, bedoeld in artikel 25, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c. de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur: de kosten, bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • d. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur: de kosten, bedoeld in artikel 26 bis, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • e. de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters: de kosten, bedoeld in artikel 27, vijfde lid, tweede volzin, en achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • f. innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen: de kosten, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • g. proces- en organisatie-innovatie: de kosten, bedoeld in artikel 29, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, komen voor subsidie uitsluitend de kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van artikel 7 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4 Kosten die vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6. Verdeling subsidieplafond

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2 Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan een bij deze regeling gesteld voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag voldoet aan dat voorschrift, als datum van ontvangst.

  • 3 Indien de minister op de dag waarop het subsidieplafond is bereikt meer dan één volledige aanvraag heeft ontvangen, stelt hij de onderlinge rangschikking vast door middel van loting.

Artikel 6a. Vooraanmelding en informatieverplichtingen vooraanmelding

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt voorafgegaan door indiening van een daarmee verbonden vooraanmelding binnen de daarvoor vastgestelde periode, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 Een vooraanmelding voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 Een vooraanmelding bevat een voorlopige opgave van de gewenste te subsidiëren activiteiten en van de wijze waarop aan de toepasselijke voorschriften zal kunnen worden voldaan, waarin ten minste de volgende informatie wordt verstrekt:

    • a. gegevens over de vooraanmelder, waaronder contactgegevens en, indien beschikbaar, het nummer waaronder de vooraanmelder is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de vooraanmelder, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. de verwachte bijdrage van de activiteiten aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen;

    • d. een beschrijving en onderbouwing op hoofdlijnen van de wijze waarop de activiteiten het duurzaam verdienvermogen vergroten en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten leiden;

    • e. een schatting van de te maken kosten, met een uitwerking op hoofdlijnen;

    • f. een inschatting van de looptijd van de activiteiten alsmede een signalering van de belangrijkste mijlpalen;

    • g. een beschrijving van de financiering bestaande uit een schatting van het gevraagde subsidiebedrag en een schatting van de verwachte financiering uit andere bronnen.

  • 4 Indien de activiteiten zullen worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband, bevat de vooraanmelding tevens een beschrijving van de beoogde andere deelnemers en hun rol en heeft de informatie, bedoeld in het derde lid, onderdelen e en f, betrekking op het samenwerkingsverband als geheel.

Artikel 6b. Informatieverplichtingen subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, bevat de aanvraag voor subsidie ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 Onverminderd het tweede lid bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder contactgegevens en, indien beschikbaar, het nummer waaronder de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een beschrijving en onderbouwing van de bijdrage van de activiteiten aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen;

    • d. een strategische onderbouwing van de activiteiten;

    • e. een activiteitenplan;

    • f. indien de aanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband, een door alle deelnemers van het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst;

    • g. een opgave van het aantal werkzame personen in en de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal van de onderneming van de aanvrager, indien hij in aanmerking wil komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 5°.

  • 4 De beschrijving en onderbouwing, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, betreffen in ieder geval:

    • a. de wijze waarop de activiteiten, direct of indirect, gezamenlijk en ieder afzonderlijk, bijdragen aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen en leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten;

    • b. de wijze waarop wordt gezorgd voor continuering van de resultaten en de financiering daarvan, nadat de activiteiten zijn voltooid.

  • 5 De strategische onderbouwing, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving en onderbouwing van de doelstellingen van de activiteiten;

    • b. een onderbouwing van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de activiteiten.

  • 6 Het activiteitenplan, bedoeld in het derde lid, onderdeel e, bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning en een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning per deelnemer, indien sprake is van een samenwerkingsverband;

    • b. een financieringsplan, een begroting en een liquiditeitsprognose, waarin in elk geval een omschrijving wordt gegeven van de omvang van de gevraagde subsidie, de verwachte kosten en opbrengsten van de activiteiten, en, indien sprake is van een samenwerkingsverband, de kosten en de financiële bijdrage per deelnemer en een omschrijving van andere inkomsten, waaronder subsidies uit andere hoofde, waarmee de activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden gefinancierd;

    • c. een beschrijving van de deelnemers, waaronder van de kennis, ervaring en capaciteiten van henzelf en van andere bij de uitvoering van de activiteiten betrokken partijen, voor zover die relevant is om de kwaliteit van de deelnemers te kunnen beoordelen, indien er sprake is van een samenwerkingsverband;

    • d. een beschrijving van de samenwerking en de governance;

    • e. een onderbouwing van de uitvoerbaarheid van de activiteiten, waaronder in elk geval, indien relevant, een beschrijving van de wijze waarop kennisverspreiding plaatsvindt en de omgang met intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien niet is voldaan aan artikel 6a;

  • b. voor zover de activiteiten niet voldoen aan artikel 2, derde lid, van de wet;

  • c. indien er onvoldoende vertrouwen bestaat dat, mede gelet op de strategische onderbouwing van de activiteiten, de kwaliteit van het activiteitenplan en de voorgestelde samenwerking en governance, de activiteiten direct of indirect zullen bijdragen aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten zullen leiden;

  • d. indien de te verlenen subsidie minder dan € 30.000.000 zou bedragen;

  • e. ten aanzien van een deelnemer in een samenwerkingsverband, indien de te verlenen subsidie aan de betreffende deelnemer minder dan € 125.000 zou bedragen;

  • f. voor zover het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen 15 jaar kunnen worden voltooid;

  • g. voor zover de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • h. voor zover de activiteiten niet voldoen aan de artikelen 22, eerste lid, onderdelen b, c, d, e en f, en 23, onderdelen a, c, d, e, f en g, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, zoals van toepassing verklaard in artikel 16, eerste lid.

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

  • 1 De minister geeft een beschikking op een aanvraag om subsidie binnen 26 weken na de dag van ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Indien een beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met 13 weken worden verlengd.

Artikel 10. Adviescommissie Nationaal Groeifonds

  • 3 De minister maakt een advies als bedoeld in het eerste lid openbaar.

Artikel 11. Voorschot

  • 1 De minister verstrekt ambtshalve voorschotten.

  • 2 De minister bepaalt de maximale hoogte en de momenten van verstrekking van de voorschotten bij de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3 Voorafgaand aan een kalenderjaar stelt de minister op basis van het jaarplan, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onderdeel a, de hoogte van het voorschot vast voor dat kalenderjaar. Voor het kalenderjaar waarin de subsidieverlening plaatsvindt, wordt het voorschot vastgesteld bij de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4 De minister verstrekt de voorschotten ambtshalve binnen twee weken na de momenten, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 De subsidieontvanger meldt aan de minister indien de subsidiabele kosten zoals opgenomen in de mijlpalenplanning in de beschikking tot subsidieverlening meer dan 25% afwijken van de begroting.

  • 3 De minister kan voor het vertragen of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten op voorafgaand verzoek van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, tenzij hierdoor afbreuk wordt gedaan aan doelstellingen van de activiteiten. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 De subsidieontvanger verstrekt aan de minister op bij de beschikking tot subsidieverlening te bepalen momenten:

    • a. een jaarplan voor het eerstvolgende kalenderjaar dat in ieder geval bevat een begroting en een beschrijving van de geplande activiteiten en de te bereiken mijlpalen;

    • b. een jaarrapportage over het afgelopen kalenderjaar die in ieder geval bevat een overzicht van de gemaakte kosten, de verrichte activiteiten en de bereikte mijlpalen en een toelichting op afwijkingen ten opzichte van het jaarplan van dat kalenderjaar en het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, verstrekt de subsidieontvanger voor het kalenderjaar waarin de subsidieverlening plaatsvindt, uitsluitend een jaarrapportage en heeft de toelichting op afwijkingen uitsluitend betrekking op afwijkingen ten opzichte van het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 7 Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid wordt verstrekt, staatssteun bevat, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a. in geval subsidie wordt verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur, de verplichtingen bedoeld in artikel 26, tweede tot en met vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b. in geval subsidie wordt verstrekt voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur, de verplichtingen bedoeld in artikel 26 bis, tweede en derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c. in geval subsidie wordt verstrekt voor de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters, de verplichtingen bedoeld in artikel 27, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 14. Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening een of meer andere tijdstippen worden bepaald, uiterlijk dertien weken na welke de subsidieontvanger een aanvraag om subsidievaststelling indient.

  • 3 Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 4 Een aanvraag tot subsidievaststelling bevat ten minste:

  • 5 De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de termijn voor het indienen ervan is verstreken.

  • 8 De artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet zijn van overeenkomstige toepassing op een subsidie, niet zijnde een specifieke uitkering, die is verstrekt aan een gemeente of provincie en artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing op een subsidie, niet zijnde een specifieke uitkering, die is verstrekt aan een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie, met dien verstande dat waar in die artikelen sprake is van specifieke uitkering, in plaats daarvan wordt gelezen: subsidie.

Artikel 15. Staatssteun

Indien de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, staatssteun bevat, wordt deze gerechtvaardigd door:

  • a. artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a;

  • b. artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;

  • c. artikel 26 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur;

  • d. artikel 26 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur;

  • e. artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters;

  • f. artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen;

  • g. artikel 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor proces- en organisatie-innovatie.

Artikel 17. Aanwijzing toezichthouders

Als personen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de wet, worden aangewezen de met toezicht belaste medewerkers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 18. Vervaltermijn

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 20. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Nationaal Groeifonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 juli 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

Naar boven