Regeling kiescollege niet-ingezetenen

Geraadpleegd op 18-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-06-2023 en zichtdatum 03-05-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 oktober 2022, houdende regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van de Kiesregeling ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Regeling kiescollege niet-ingezetenen)

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • CAO Rijk: laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

Artikel 2

De vergoeding per vergadering, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder a, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, bedraagt 1% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de CAO Rijk.

Artikel 3

  • 1 De vergoeding van reiskosten, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder b, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, bedraagt:

    • a. bij een reis per auto per gereden kilometer vanaf de werkelijke woonplaats van een lid van het kiescollege tot aan ’s-Gravenhage het bedrag zoals vastgesteld voor binnenlandse dienstreizen in de CAO Rijk, voor een reis die niet praktisch met het openbaar vervoer te maken is;

    • b. bij een reis per openbaar vervoer de werkelijk gemaakte kosten; en

    • c. bij een reis per vliegtuig de werkelijk gemaakte kosten, indien de reistijd met het openbaar vervoer vanaf de werkelijke woonplaats van het lid van het kiescollege tot aan ’s-Gravenhage meer dan acht uur bedraagt.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan een lid van het kiescollege, indien het laatste deel van de reis naar de locatie waar hij logies heeft niet praktisch te maken is met het openbaar vervoer, de griffier van de gemeente ‘s-Gravenhage verzoeken om een vergoeding voor de reiskosten tot aan de locatie met een alternatief vervoersmiddel. Indien de griffier hiermee instemt, bedraagt de vergoeding de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 4

  • 2 De kosten, bedoeld in het eerste lid, worden vergoed overeenkomstig de bedragen en onder de voorwaarden zoals gesteld voor binnenlandse dienstreizen in de CAO Rijk.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.G.J. Bruins Slot

Naar boven