Subsidieregeling exploitatiesubsidie ROM’s

[Regeling vervalt per 09-12-2027.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 02-11-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 18 december 2022, nr. WJZ/ 22555196, tot het verstrekken van subsidies ter uitvoering van beleid gericht op de bevordering van de innovatie- en concurrentiekracht van Nederlandse regio’s (Subsidieregeling exploitatiesubsidie ROM’s)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. (begripsomschrijvingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • exploitatiesubsidie: geldmiddelen die de minister beschikbaar stelt als bijdrage voor de exploitatiekosten die rechtstreeks voortvloeien uit de ontwikkeltaken van de regionale ontwikkelingsmaatschappij;

  • Minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • ontwikkeltaken: de taken innoveren, bestaande uit projectontwikkeling en activiteiten die het innovatie-ecosysteem versterken, en internationaliseren, bestaande uit het aantrekken van buitenlandse bedrijven en de ondersteuning in het internationaal ondernemen van bedrijven;

  • regionale ontwikkelingsmaatschappij: een door de minister als zodanig aangewezen regionale ontwikkelingsmaatschappij met publieke aandeelhouders, waaronder de Staat der Nederlanden, zonder winstoogmerk, gericht op het bevorderen van de innovatie- en concurrentiekracht van Nederlandse regio’s.

§ 2. Exploitatiesubsidie

Artikel 3. (verstrekking subsidie)

De minister verstrekt jaarlijks op aanvraag exploitatiesubsidie aan een regionale ontwikkelingsmaatschappij, voor niet-economische activiteiten die betrekking hebben op de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen taakvelden.

Artikel 4. (aanvraagtermijn)

  • 2 De minister geeft een beschikking op een aanvraag om subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met acht weken worden verlengd.

Artikel 5. (gegevens aanvraag)

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 In aanvulling op artikel 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht bevat de aanvraag in ieder geval:

    • a. de naam, het adres, het nummer waarmee de regionale ontwikkelingsmaatschappij is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en het rekeningnummer van de subsidieaanvrager;

    • b. de gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres.

Artikel 6. (activiteitenplan)

In aanvulling op artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht bevat het activiteitenplan een beschrijving van de prestatie-indicatoren waarmee de subsidieaanvrager inzicht geeft in de mate waarin de niet-economische activiteiten, bedoeld in artikel 3, bijdragen aan het bevorderen van de innovatie- en concurrentiekracht van Nederlandse regio’s.

Artikel 7. (in aanmerking komende kosten)

Voor subsidie komen in aanmerking de redelijk gemaakte exploitatiekosten die rechtstreeks voortvloeien uit de ontwikkeltaken, voor zover de exploitatiekosten verbonden zijn aan de uitvoering van de niet-economische activiteiten bedoeld in artikel 3, en die zien op:

  • a. personeelskosten;

  • b. huisvestingskosten; en

  • c. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder reiskosten, automatiseringskosten, promotiekosten en afschrijvingskosten.

Artikel 8. (subsidieplafond)

De minister maakt jaarlijks uiterlijk op 1 november in bijlage 2 bij deze regeling per regionale ontwikkelingsmaatschappij het subsidieplafond bekend voor de exploitatiesubsidie in het aankomende boekjaar.

Artikel 9. (cumulatie)

Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten van de niet-economische activiteiten, bedoeld in artikel 3, of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat krachtens de toepasselijke Europese steunkaders kan worden verstrekt.

Artikel 10. (afwijzingsgronden)

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels;

  • b. de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het bevorderen van de innovatie- en concurrentiekracht van Nederlandse regio’s.

Artikel 11. (verplichtingen subsidieontvanger)

  • 2 De subsidieontvanger voert de subsidiabele activiteiten uit overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende activiteitenplan en binnen de daarin voorziene tijdsduur.

  • 3 De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 4 De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de exploitatiesubsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 5 Voor een essentiële wijziging in de aard of uitvoering van het activiteitenplan dient de subsidieontvanger vooraf schriftelijke toestemming te vragen aan de minister. De minister kan aan de gegeven toestemming nadere verplichtingen verbinden.

  • 6 Op verzoek van de minister dient de subsidieontvanger inlichtingen te verschaffen omtrent de voortgang of resultaten van de ontwikkeltaken.

  • 7 Voorlichtings- en kennisdelingsactiviteiten zijn voor een ieder zonder onderscheid toegankelijk.

  • 8 De subsidieontvanger gebruikt de exploitatiesubsidie niet voor economische activiteiten.

  • 9 Indien de subsidieontvanger naast de niet-economische activiteiten, bedoeld in artikel 3, ook economische activiteiten verricht, voert de subsidieontvanger met betrekking tot de financiering van en de kosten en inkomsten uit economische activiteiten een gescheiden boekhouding.

  • 10 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat bij de uitvoering van activiteiten voor derden, niet zijnde gesubsidieerde activiteiten:

    • a. de activiteiten ten minste kostendekkend worden verricht en geen sprake is van oneigenlijke concurrentie; en

    • b. de kosten en opbrengsten expliciet zichtbaar worden gemaakt in de begroting respectievelijk de jaarrekening.

Artikel 12. (administratievoorschriften)

  • 1 De inrichting van de administratie sluit aan bij de bij de aanvraag ingediende begroting en activiteitenplan, zodat daaruit ten allen tijde de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 7, kunnen worden afgelezen.

  • 2 Ter zake van de loonkosten is een door middel van een urenadministratie vastgestelde urenverantwoording aanwezig.

Artikel 13. (bevoorschotting)

  • 1 De minister verstrekt ambtshalve een voorschot bij de verlening van de exploitatiesubsidie.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 90% van het bedrag dat in het desbetreffende boekjaar is verleend.

Artikel 15. (subsidievaststelling)

  • 1 Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 In aanvulling op artikel 4:75 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de aanvraag om subsidievaststelling vergezeld van:

    • a. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant of accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat informatie bevat waaruit blijkt dat met de aanvraag tot subsidievaststelling wordt voldaan aan de voorschriften, genoemd in artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht. De subsidieaanvrager stemt voorafgaand aan het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling de opzet van het rapport van feitelijke bevindingen met de minister af.

    • b. een eindrapport waarin het verloop en eindresultaten zijn vastgelegd van de in het activiteitenplan genoemde niet-economische activiteiten, als bedoeld in artikel 3, en waarin aan de hand van de prestatie-indicatoren inzicht wordt gegeven in de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bevorderen van de innovatie- en concurrentiekracht van Nederlandse regio’s.

  • 3 De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe, dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

  • 4 Indien de beschikking tot subsidievaststelling niet binnen de in het derde lid genoemde termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dertien weken worden verlengd.

Artikel 16. (evaluatie)

  • 1 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van deze regeling uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 17. (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling exploitatiesubsidie ROM’s.

Artikel 18. (vervaltermijn)

Deze regeling vervalt met ingang van 9 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Artikel 19. (inwerkingtreding)

Deze regeling treeft in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

Bijlage 1. behorende bij artikel 3 (taakvelden)

Taakveld 1 – Ontwikkeling en innovatie

Voor het taakveld Ontwikkeling en innovatie zet de regionale ontwikkelingsmaatschappij zich in om het innovatiepotentieel van het innovatieve MKB in topsectoren en clusters te ontsluiten en te versterken. Dit doet de regionale ontwikkelingsmaatschappij door het helpen bij het smeden van samenwerkingsverbanden tussen innovatieve MKB en (kennis)instellingen, zodat zij innovatieve producten en diensten kunnen ontwikkelen met marktpotentie.

Het betreft de volgende activiteiten:

  • het signaleren van- en actief op zoek gaan naar innovatieontwikkelingen in de sector en over de sectoren heen en het in kaart brengen van potentiële behoeften in de markt;

  • het aanjagen van innovaties en het inspireren van bedrijven door hen in contact te brengen met andere innovaties en door kennis en kunde in te zetten in positief kritische toetsgesprekken en bijeenkomsten;

  • het ontwikkelen en stimuleren van samenwerkingsverbanden en clusters en consortiumvorming;

  • gevraagd en ongevraagd delen van actualiteiten en ontwikkelingen in de regio met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Aandachtspunten bij de hiervoor genoemde activiteiten zijn:

  • bovenregionale verbindingen tussen de ROM’s;

  • het betrekken van ondernemers uit andere regio’s (binnen of buiten Nederland) dan de regio waarbinnen de regionale ontwikkelingsmaatschappij werkzaam is;

  • verbinding leggen met het landelijk topsectorenbeleid.

Taakveld 2 – Internationaliseren

Voor het taakveld Internationaliseren zet de regionale ontwikkelingsmaatschappij zich in voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven naar Nederland. Deze buitenlandse bedrijven dienen een wezenlijke bijdrage te (kunnen) leveren aan de innovatie, digitalisering en verduurzaming (met name op het gebied van de topsectoren), en de groei van de regionale economie.

Het betreft de volgende activiteiten:

  • matchmaking tussen nationale en internationale partijen;

  • het faciliteren van de uitbreiding van al gevestigde (buitenlandse) bedrijven in Nederland;

  • het bewerkstelligen van het behoud van deze bedrijven in Nederland via het Investor Relations programma;

  • het ondersteunen van Nederlandse bedrijven om te internationaliseren;

  • gevraagd en ongevraagd delen van actualiteiten en ontwikkelingen in de regio met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Aandachtspunt bij de activiteit gevraagd en ongevraagd delen van actualiteiten en ontwikkelingen in de regio onder de taakvelden 1 en 2 is dat de actualiteiten en ontwikkelingen betrekking hebben op individuele bedrijven en clusters uit het netwerk van de regionale ontwikkelingsmaatschappij en in het verlengde liggen van de reguliere activiteiten (investeren, innoveren en internationaliseren).

Bijlage 2. behorende bij artikel 8 (subsidieplafond)

In onderstaande tabel bevinden zich de subsidieplafonds voor de exploitatiesubsidie voor de boekjaren 2023 en 2024.

Regionale ontwikkelingsmaatschappij

Boekjaar

Subsidieplafond (€)

Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij Holding B.V.

2023

2.078.750,00

2024

1.632.531,60

Horizon B.V.

2023

696.875,50

2024

659.125,50

Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland B.V.

2023

1.498.750,00

2024

1.423.250,00

Regionale Ontwikkelingsmaatschappij InnovationQuarter B.V.

2023

1.498.750,00

2024

1.423.250,00

N.V. LIOF

2023

1.498.750,00

2024

1.423.250,00

N.V. NOM, Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord Nederland

2023

1.498.750,00

2024

1.423.250,00

N.V. Economische Impuls Zeeland

2023

696.875,50

2024

659.125,50

ROM InWest B.V.

2023

1.372.750,00

2024

1.297.250,00

ROM Regio Utrecht B.V.

2023

1.392.750

2024

1.317.250

Naar boven