Subsidieregeling Stichting CAOP 2023

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2022, nr. 2022-0000464741, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (Subsidieregeling Stichting CAOP 2023)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. stichting: Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP).

  • b. DAEB-Vrijstellingsbesluit: besluit van de commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 2

  • 1 De Minister verstrekt aan de stichting een subsidie voor kosten die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

    • a. de secretariële, inhoudelijke en administratieve ondersteuning van ten minste de volgende commissies en raden:

      • 1. de Advies- en Arbitragecommissies;

      • 2. de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid en de daaronder ressorterende commissies;

      • 3. de Bedrijfscommissie Overheid;

      • 4. de Adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren;

      • 5. de Adviescommissie Veiligheidsonderzoeken;

      • 6. de Geschillencommissie Rijk;

      • 7. de Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen Rijk.

    • b. Overige activiteiten die bijdragen aan aantrekkelijk werkgeverschap en de kwaliteit en wendbaarheid van overheidsorganisaties.

  • 2 De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3 De minister verstrekt subsidie voor de netto kosten die noodzakelijk zijn voor de in het eerste lid genoemde activiteiten. De stichting onderbouwt in de aanvraag tot subsidieverlening de noodzaak van de te verwachten kosten en onderbouwt in de aanvraag tot subsidievaststelling de noodzaak van de feitelijk gemaakte kosten voor de activiteiten.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt, met een maximum van gemiddeld vijftien miljoen euro per kalenderjaar.

Artikel 4

De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening in voor 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 5

  • 1 De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.

  • 2 Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald.

Artikel 6

De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling in voor 1 april van het jaar na het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 7

  • 2 Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3 De hoogte van de egalisatiereserve is ten hoogste 10% van het subsidiebedrag voor het betreffende boekjaar. Indien op 31 december van een boekjaar de egalisatiereserve meer dan 10% van het over dat jaar verstrekte subsidiebedrag bedraagt, dient het meerdere teruggestort te worden op de bankrekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is tevens het geval wanneer het gemiddelde van ten hoogste vijftien miljoen euro, rekening houdend met ten hoogste 10% van het subsidiebedrag in de egalisatiereserve, wordt overschreden.

  • 4 De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 8

  • 1 De uitvoering van de activiteiten, zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, worden conform het DAEB-Vrijstellingsbesluit aangewezen als een dienst van algemeen economisch belang. De subsidie kan dientengevolge aan rechtspersonen worden verleend als compensatie van het beheer van de opgedragen activiteiten, mits aan de overige voorwaarden van deze regeling wordt voldaan.

  • 2 De opgedragen activiteiten zullen worden uitgevoerd door de stichting, of diens rechtsopvolgers, enkel en alleen voor de werkzaamheden die zij voor het Rijk, het overheidspersoneel en werknemersorganisaties voor het overheidspersoneel in Nederland uitvoeren.

  • 3 De stichting dient een gescheiden boekhouding te hanteren, op zodanige wijze dat de inkomsten en uitgaven voor deze specifieke opgedragen activiteiten gescheiden van de overige activiteiten van de stichting worden geadministreerd.

  • 4 De minister laat, ten minste om de drie jaar gedurende de periode waarvoor de stichting met het beheer van de opgedragen activiteiten is belast en aan het einde van die periode, controles uitvoeren.

  • 5 De minister houdt gedurende de periode waarvoor de stichting met het beheer van opgedragen activiteiten is belast en ten minste tien jaar na afloop van die periode, alle gegevens beschikbaar die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de verleende subsidie met het DAEB-Vrijstellingsbesluit verenigbaar is. Indien nodig kan de stichting om medewerking voor het verstrekken van informatie worden gevraagd.

Artikel 9

  • 2 De aanvraag tot subsidieverlening voor 2023, bedoeld in artikel 4, wordt ingediend voor 1 oktober 2022.

Artikel 10

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2023. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.G.J. Bruins Slot

Naar boven