Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand 2023

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 16-03-2023 t/m heden

Beleidsregels van de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit inzake vergunningen voor het op afstand organiseren van kansspelen 2023 (Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand 2023)

Paragraaf 1. Definities en toepassing

Artikel 1.1. Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Toepassing

Deze beleidsregels hebben betrekking op het indienen van een aanvraag na 1 december 2022 voor het op afstand organiseren van kansspelen, op de beoordeling daarvan door de raad van bestuur en op voorschriften die aan de vergunning kunnen worden verbonden.

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 2.1. Aanvraag

De aanvraag wordt ingediend via het formulier op het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit.

Artikel 2.2. Taal

  • 1 Het formulier als bedoeld in artikel 2.1, de daarbij behorende bijlagen en alle overige bij de aanvraag behorende bescheiden of documenten worden ingevuld dan wel aangeleverd in de Nederlandse taal, tenzij anders is bepaald.

  • 2 Onverminderd hetgeen in het eerste lid is bepaald, kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken ook originele exemplaren van vertaalde bescheiden of documenten aan te leveren.

Paragraaf 3. Integriteitsbeoordeling

Artikel 3.1. Beoordeling

  • 1 Een aanvraag wordt door de raad van bestuur in alle gevallen onderworpen aan een integriteitsbeoordeling.

  • 2 Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. of de betrouwbaarheid van de aanvrager, de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en zijn uiteindelijke belanghebbenden buiten twijfel staat op grond van hun voornemens, handelingen of antecedenten, als bedoeld in artikel 31i, eerste lid, van de wet;

    • b. of sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet Bibob;

    • c. of sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet Bibob; en

    • d. of sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen dan wel doen vermoeden dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet Bibob.

Artikel 3.2. LBB

De raad van bestuur kan in ieder geval advies vragen bij het LBB als:

  • a. relevante vragen blijven bestaan over de organisatie-, eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de aanvrager of het concern waartoe de aanvrager behoort, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • b. relevante vragen blijven bestaan over de wijze van financiering, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • c. relevante vragen blijven bestaan over een (mogelijk) zakelijk samenwerkingsverband van de aanvrager, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • d. aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

  • e. de officier van justitie de raad van bestuur heeft geadviseerd als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • f. er feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ten behoeve van de aanvraag een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 3.3. Betrokken (rechts)personen

  • 1 Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende (rechts)personen betrekken:

    • a. de aanvrager;

    • b. zijn directe, indirecte en uiteindelijke belanghebbenden;

    • c. de (rechts)personen die het beleid van de aanvrager bepalen of mede bepalen;

    • d. de (rechts)personen die direct of indirect leiding geven dan wel hebben gegeven aan de aanvrager;

    • e. de (rechts)personen die direct of indirect zeggenschap hebben dan wel hebben gehad over de aanvrager;

    • f. de (rechts)personen die direct of indirect vermogen verschaffen dan wel hebben verschaft aan de aanvrager;

    • g. de (rechts)personen die in een zakelijk samenwerkingsverband tot de aanvrager staan of hebben gestaan;

    • h. de rechtspersonen waaraan, waarover of waarvan de hierboven genoemde (rechts)personen:

      • i. het beleid bepalen of bepaald hebben;

      • ii. het beleid mede bepalen of mede bepaald hebben;

      • iii. direct of indirect belanghebbende zijn of zijn geweest;

      • iv. direct of indirect leiding geven of hebben gegeven;

      • v. direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad.

  • 2 De raad van bestuur kan ook andere (rechts)personen onderzoeken om te beoordelen of zij kunnen worden aangemerkt als een van de in het eerste lid genoemde (rechts)personen.

Artikel 3.4. Bronnen

  • 1 Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende bronnen betrekken:

    • a. de aanvrager;

    • b. de informatie waarover de raad van bestuur in het kader van de uitvoering van de wettelijke taken beschikt;

    • c. het LBB;

    • d. de Justitiële Informatiedienst;

    • e. het Openbaar Ministerie;

    • f. de Nationale Politie;

    • g. de Rijksbelastingdienst;

    • h. de Basis Registratie Persoonsgegevens;

    • i. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

    • j. De Nederlandsche Bank NV;

    • k. de Autoriteit Consument en Markt;

    • l. de Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • m. het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

    • n. de Sociale Verzekeringsbank;

    • o. gemeenten, provincies en hun bestuursorganen;

    • p. de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • q. de afdeling Toezicht Rechtspersonen Analyse Controle en Kennisgeving van Justis;

    • r. buitenlandse (kansspel)toezichthouders en autoriteiten;

    • s. openbare bronnen, waaronder handelsregisters en kadasters.

  • 2 De raad van bestuur kan gegevens en bescheiden opvragen bij de aanvrager met betrekking tot in ieder geval:

    • a. de in artikel 3.3 genoemde (rechts)personen;

    • b. netwerktekeningen;

    • c. buitenlandse vergunningen;

    • d. buitenlandse equivalenten van verklaringen omtrent het gedrag;

    • e. de in artikel 3.5, eerste lid, genoemde antecedenten.

Artikel 3.5. Antecedenten

  • 1 Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende typen antecedenten:

    • a. strafrechtelijke antecedenten;

    • b. toezichtantecedenten;

    • c. financiële antecedenten;

    • d. fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en

    • e. andere bestuursrechtelijke antecedenten.

  • 2 Bij de beoordeling van de in het eerste lid genoemde antecedenten kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten betrekken:

    • a. de mate van zekerheid dat antecedenten zich hebben voorgedaan;

    • b. het aantal of de duur van antecedenten;

    • c. de aard, ernst en context van antecedenten;

    • d. het tijdsverloop nadat antecedenten zich hebben voorgedaan of zijn bestraft;

    • e. de grootte van het op geld waardeerbare voordeel dat met antecedenten is verkregen; en

    • f. de aard van de relatie tussen de aanvrager en degene op wie het antecedent betrekking heeft.

  • 3 Bij de beoordeling van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde mate van zekerheid kan de raad van bestuur onder andere veroordelingen, strafbeschikkingen, transacties, schikkingen, beleidssepots, verdenkingen, bestuursrechtelijke sancties en voornemens tot het opleggen daarvan en inhoudelijke bewijsmiddelen betrekken. Een veroordeling of beschikking is niet vereist om voldoende zeker te zijn dat een antecedent zich heeft voorgedaan.

  • 4 Ook in het geval dat iemand niet is vervolgd voor een strafbaar feit of de vervolging niet is voortgezet, kan de raad van bestuur het desbetreffende strafbare feit betrekken bij de integriteitsbeoordeling, als bedoeld in artikel 3.1.

  • 5 Indien sprake is van een onherroepelijke vrijspraak of onherroepelijk ontslag van alle rechtsvervolging, betrekt de raad van bestuur het desbetreffende strafbare feit niet bij de integriteitsbeoordeling, als bedoeld in artikel 3.1.

  • 6 Bij de beoordeling van het in het tweede lid, onderdeel d, genoemde tijdsverloop houdt de raad van bestuur rekening met de duur van in detentie doorgebrachte tijd. De tijd die is doorgebracht in detentie maakt niet dat de raad van bestuur antecedenten minder zwaar meeweegt.

Artikel 3.6. Ernstige antecedenten

  • 1 Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval als ernstig antecedent beschouwen:

    • a. het verstrekken van onjuiste gegevens bij de aanvraag;

    • b. het niet of niet tijdig voldoen van door de raad van bestuur opgelegde boetes, verbeurde lasten onder dwangsom of kosten van toegepaste bestuursdwang;

    • c. het niet of niet tijdig voldoen van de verschuldigde kansspelbelasting of kansspelheffing door de aanvrager.

  • 2 Er is in ieder geval sprake van niet tijdig voldoen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en c, indien de raad van bestuur of de Rijksbelastingdienst is overgegaan tot een dwanginvordering.

Artikel 3.7. Voornemens en handelingen

Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur ook voornemens en handelingen.

Paragraaf 4. Integriteitsbeleid

Artikel 4.1. Integriteitsbeleid

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat fraude met en misbruik van kansspelen wordt onderkend en wordt voorkomen en dat leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die bij het organiseren van kansspelen met spelers in aanraking komen betrouwbaar zijn, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een kopie van zijn integriteitsbeleid, waaruit in ieder geval blijkt:

  • a. dat de inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en

  • b. hoe het integriteitsbeleid intern wordt geïmplementeerd en toegepast.

Artikel 4.2. Beoordeling integriteitsbeleid

Bij de beoordeling van het in artikel 4.1 genoemde integriteitsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

  • a. de functies die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;

  • b. de door de aanvrager gehanteerde procedures bij de beoordeling van de functies die hij heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;

  • c. de wijze waarop de aanvrager de betrouwbaarheid beoordeelt van de personen die de functies vervullen die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig; en

  • d. de maatregelen die de aanvrager treft met het oog op een integere bedrijfsvoering.

Paragraaf 5. Continuïteit

Artikel 5.1. Verklaringen

  • 1 Ten behoeve van de beoordeling of de continuïteit van de aanvrager, als bedoeld in artikel 31g, vierde lid, van de wet, redelijkerwijs is gewaarborgd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde formulier dat daartoe beschikbaar is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-continuiteit, waarin de aanvrager verklaart dat er geen sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden en dat hij evenmin bekend is met nog aanhangige procedures ter vaststelling van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement en er is geen sprake van liquidatie;

    • b. aan de aanvrager is geen surseance van betaling verleend;

    • c. op het vermogen van de aanvrager rust geen executoriale beslaglegging; of

    • d. indien er wel sprake is van executoriale beslaglegging, komt een zorgvuldige bedrijfsvoering met betrekking tot het aanbieden van de kansspelen waarvoor de vergunning is aangevraagd, daardoor redelijkerwijs niet in gevaar.

  • 2 De verklaring van de aanvrager mag niet ouder zijn dan dertig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 5.2. Bevestiging

  • 1 Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen, ter bevestiging van de verklaring van de aanvrager als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid.

  • 2 Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het eerste lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:

    • a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en

    • b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.

Paragraaf 6. Betalingstransacties

Artikel 6.1. Veilig verloop van betalingen

Ten behoeve van de beoordeling of passende waarborgen zijn getroffen voor een veilig verloop van de betalingen tussen de aanvrager en de speler, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel a, van de wet, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde ‘Formulier betaalinstrumenten’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-betaalinstrumenten.

Paragraaf 7. Voorziening spelerstegoeden

Artikel 7.1. Voorzieningen

  • 1 De tegoeden van de spelers, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel b, en artikel 31l, derde lid, van de wet, zijn in ieder geval verzekerd dan wel voldoende afgescheiden van ander vermogen, indien de aanvrager aantoont dat hij passende maatregelen heeft getroffen die waarborgen dat deze tegoeden te allen tijde kunnen worden uitgekeerd, door middel van:

    • a. verzekering in de vorm van een bankgarantie;

    • b. gebruikmaking van een Nederlandse stichting derdengelden; of

    • c. gebruikmaking van een derdengeldenrekening.

  • 2 Indien de aanvrager met een andere voorziening dan genoemd in het eerste lid wil aantonen dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, kan de raad van bestuur advies vragen van een derde als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, ten behoeve van de beoordeling of met deze voorziening voldoende kan worden gewaarborgd dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen.

Artikel 7.2. Aantonen bestaan maatregelen

  • 1 De aanvrager toont het bestaan aan van de voorzieningen die hij heeft getroffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers. Daartoe verstrekt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.3.

  • 2 Indien de aanvrager ten tijde van zijn aanvraag nog niet in staat is om het daadwerkelijke bestaan van de door hem getroffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan te tonen, dan toont hij in ieder geval de opzet van de betreffende voorziening aan. Daartoe overlegt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.4. De aanvrager toont het bestaan van de voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers alsnog aan uiterlijk twee maanden na verlening van de gevraagde vergunning.

Artikel 7.3. Documentatievereisten aantonen bestaan van de voorziening

  • 1 De aanvrager toont het bestaan aan van de door hem genomen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers door het volgende over te leggen:

    • a. een beschrijving van de door hem getroffen voorziening en de documentatie behorende bij de door hem getroffen voorziening; en

    • b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.

  • 2 Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen.

  • 3 Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het tweede lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:

    • a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en

    • b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.

Artikel 7.4. Documentatievereisten aantonen opzet van de voorziening

De aanvrager toont de opzet van de door hem te treffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan door bij de aanvraag het volgende over te leggen:

  • a. een beschrijving van de maatregelen die hij zal gaan treffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers, welke gepaard gaat met eventueel reeds aanwezige documenten die het gestelde onderbouwen; en

  • b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.

Artikel 7.5. Bankgarantie

Ten behoeve van de beoordeling of een verzekering in de vorm van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bankgarantie voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn verzekerd, verstrekt de aanvrager in ieder geval:

  • a. een digitaal exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie verleent, waaruit in ieder geval blijkt:

    • i. voor welk doel de bankgarantie is verleend;

    • ii. wie de begunstigde van de bankgarantie is;

    • iii. welke partijen betrokken zijn bij de bankgarantie;

    • iv. welke partijen zekerheden verlenen;

    • v. onder welke voorwaarden de bankgarantie is verleend;

    • vi. welke looptijd de bankgarantie heeft; en

    • vii. voor welk bedrag, uitgedrukt in euro’s, de bankgarantie wordt afgesloten.

  • b. een document waaruit blijkt dat de bankgarantie is afgegeven door een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

Artikel 7.6. Nederlandse stichting derdengelden

Ten behoeve van de beoordeling of gebruikmaking van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel b, genoemde Nederlandse stichting derdengelden voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager in ieder geval:

  • a. de oprichtingsakte of de statuten van de stichting, waaruit blijkt dat de stichting tot doel heeft de afscheiding en het beheer van spelerstegoeden van een of meerdere vergunninghouders;

  • b. een uittreksel uit het handelsregister van de stichting, niet ouder dan zestig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend;

  • c. een volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de stichting, waaruit volgt dat de stichting voldoet aan de in het eerste lid en onderdeel b, c en d, van het vierde lid, van artikel 3.19 van de Regeling kansspelen op afstand opgenomen vereisten;

  • d. uit de overeenkomst blijkt tevens hoe de uitkering van tegoeden aan spelers door de stichting is gewaarborgd in het geval van financiële problemen bij de aanvrager, waaronder in ieder geval van faillissement of liquidatie van de aanvrager en na verlening van surseance van betaling aan de aanvrager; en

  • e. verklaringen omtrent het gedrag of buitenlandse equivalenten daarvan, van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting, waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist van de betrouwbaarheid van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting.

Artikel 7.7. Derdengeldenrekening

Ten behoeve van de beoordeling of gebruikmaking van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel c, genoemde derdengeldenrekening voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager:

  • a. een volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de derde bij wie de rekening wordt aangehouden, waaruit in ieder geval volgt:

    • i. wie de rekeninghouder is en op wiens naam de rekening gesteld is;

    • ii. wie de derdengeldenrekening beheert;

    • iii. dat de rekening enkel bestemd is om de spelerstegoeden te beheren die de aanvrager aan de derde heeft toevertrouwd;

    • iv. dat de spelerstegoeden door de derde bij wie de rekening wordt aangehouden enkel kunnen worden gebruikt voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • v. dat de derde die de spelerstegoeden namens de aanvrager beheert de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften naleeft en de werkzaamheden zodanig uitvoert dat het toezicht op de naleving van de wet en de gestelde voorschriften niet wordt belemmerd;

    • vi. de derde de speler van wie het tegoed wordt beheerd onverwijld de bedragen betaalt die die speler toekomt nadat het verzoek daartoe door of namens die speler is gedaan;

    • vii. dat de aanvrager jegens de derde uitsluitend aanspraak maakt op betaling van gelden die namens hem worden beheerd;

    • viii. welke maatregelen de derde neemt om onrechtmatige transacties met de tegoeden van de spelers tegen te gaan;

    • ix. een overzicht waaruit blijkt welke functionaris of functionarissen bevoegd is of zijn om de derdengeldenrekening te muteren en in te zien;

    • x. hoe wordt gewaarborgd dat duidelijk is welke speler recht heeft op welk bedrag;

    • xi. hoe spelers geïnformeerd worden over de manier waarop hun tegoeden zijn gewaarborgd en worden uitgekeerd ingeval van financiële problemen van de aanvrager; en

    • xii. welke maatregelen zijn genomen om de tegoeden van de spelers uit keren of te doen uitkeren aan de rechthebbende spelers in het geval de samenwerking tussen de aanvrager en de beheerder van die tegoeden van de spelers wordt beëindigd.

  • b. een document waaruit blijkt dat de derdengeldenrekening is geopend bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

Artikel 7.8. Overige voorzieningen

Ten behoeve van de beoordeling of een voorziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager:

  • a. een beschrijving van de door hem getroffen maatregelen, die gepaard gaat met documenten die het gestelde onderbouwen; uit de beschrijving blijkt in ieder geval:

    • i. hoe de tegoeden van de spelers worden verzekerd of worden afgescheiden van het andere vermogen;

    • ii. wie de beheerder is, dat wil zeggen: door wie de tegoeden van de spelers namens de aanvrager worden beheerd;

    • iii. namens wie de tegoeden van de speler worden beheerd;

    • iv. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel kan gebruiken voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • v. dat de beheerder zijn werkzaamheden onafhankelijk van de aanvrager en niet onder diens verantwoordelijkheid verricht;

    • vi. dat de beheerder de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften naleeft en zijn werkzaamheden zodanig uitvoert dat het toezicht op de naleving van de wet en de gestelde voorschriften niet wordt belemmerd;

    • vii. de beheerder de speler van wie het tegoed wordt beheerd, onverwijld de bedragen betaalt die die speler toekomen nadat het verzoek daartoe door of namens die speler is gedaan;

    • viii. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel aanwendt voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • ix. dat de aanvrager jegens de beheerder uitsluitend aanspraak maakt op betaling van gelden die namens hem worden beheerd;

    • x. welke maatregelen de beheerder neemt om onrechtmatige transacties met de tegoeden van de spelers tegen te gaan;

    • xi. dat het door de derde voor de aanvrager verzekerde bedrag of aangehouden saldo voldoende is om de tegoeden van de spelers volledig te dekken;

    • xii. welke maatregelen zijn genomen om de tegoeden van de spelers uit keren of te doen uitkeren aan de rechthebbende spelers in het geval de samenwerking tussen de aanvrager en de beheerder van die tegoeden van de spelers wordt beëindigd; en

  • b. indien de verzekering of afscheiding van de spelerstegoeden plaatsvindt via een financiële onderneming, een document waaruit blijkt dat die financiële onderneming ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank; en

  • c. een toelichting waarin de aanvrager motiveert waarom de door hem gekozen voorziening minimaal dezelfde juridische waarborgen biedt als de in de artikelen 7.5 tot en met 7.7 beschreven voorzieningen. Indien de aanvrager gebruik maakt van een voorziening waarop wettelijke voorschriften van een andere jurisdictie dan Nederland van toepassing zijn, bevat de toelichting mede een beschrijving van de relevante wettelijke voorschriften van de betreffende jurisdictie met betrekking tot die voorziening.

Paragraaf 8. Financiële zekerheidstelling

Artikel 8.1. Financiële zekerheid

  • 1 De aanvrager stelt financiële zekerheid voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, als bedoeld in artikel 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand. De hoogte van de financiële zekerheidstelling ten tijde van de vergunningverlening bedraagt € 50.000.

  • 2 De aanvrager stelt de financiële zekerheid ter hoogte van het in het vorige lid genoemde bedrag in de vorm van:

    • a. een bankgarantie;

    • b. een waarborgsom;

    • c. een borgtocht; of

    • d. een andere vorm die gelijkwaardig is aan de in onderdeel a, b of c genoemde vormen.

  • 3 Ten behoeve van de beoordeling of de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie voldoende zekerheid biedt voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:

    • a. een digitaal en fysiek exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie afgeeft, waaruit in ieder geval blijkt:

      • i. voor welk doel de bankgarantie is verleend;

      • ii. wie de begunstigde is van de bankgarantie;

      • iii. welke partijen betrokken zijn bij de bankgarantie;

      • iv. welke partijen zekerheden verlenen;

      • v. onder welke voorwaarden de bankgarantie is verleend;

      • vi. welke looptijd de bankgarantie heeft; en

      • vii. voor welk bedrag, uitgedrukt in euro’s, de bankgarantie is afgesloten.

    • b. een document waaruit blijkt dat de bankgarantie is afgegeven door een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

  • 4 Indien de aanvrager financiële zekerheid stelt in een van de in het eerste lid, onderdeel b, c of d, genoemde vormen, dient hij aannemelijk te maken dat de door hem gekozen vorm minimaal gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie. In dat geval kan de raad van bestuur advies vragen van een derde als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, ten behoeve van de beoordeling of de door de aanvrager gekozen vorm volstaat voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen.

Paragraaf 9. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Artikel 9.1. Antiwitwasbeleid

  • 2 Voor aanvragen voor een vergunning voor het op afstand organiseren van weddenschappen geldt als aanvullende verplichting dat in het antiwitwasbeleid ook de risico’s ten aanzien van matchfixing zijn verwerkt.

Artikel 9.2. Cliëntenonderzoek

  • 2 Bij de beoordeling van de wijze waarop een in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, genoemd cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd, beoordeelt de raad van bestuur eveneens of wordt gewaarborgd:

    • a. dat voor iedere speler een cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd als bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, van de Wwft; en

    • b. dat de verificatie van de identiteit van een speler is afgerond voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wwft.

Artikel 9.3. Melden ongebruikelijke transacties

Bij de beoordeling van de wijze waarop de in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel b, genoemde verplichting wordt uitgevoerd, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de werkwijze omtrent de melding van een ongebruikelijke transactie, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wwft.

Paragraaf 10. Sanctiewet 1977

Artikel 10.1. Verklaring

Ten behoeve van de beoordeling of voldoende is gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften zullen worden georganiseerd en dat het toezicht op naleving en de handhaving van de Sanctiewet 1977 doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend, als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, van de wet, verklaart de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval dat hij de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften organiseert.

Paragraaf 11. Uitbestedingen

Artikel 11.1. Uitbesteding

  • 1 De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag:

    • a. zijn uitbestedingsbeleid;

    • b. een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist dat de derden aan wie de aanvrager werkzaamheden uitbesteedt de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 naleven; en

    • c. een overzicht van de werkzaamheden die worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed en een overzicht van de derden aan wie de werkzaamheden worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed.

  • 2 Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de relevante uitbestedingsovereenkomsten en service level agreements waarom de raad van bestuur verzoekt.

  • 3 De documenten als bedoeld in het tweede lid kunnen in de Engelse taal worden overgelegd. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken een Nederlandse vertaling van deze documenten over te leggen.

Artikel 11.2. Beoordeling uitbestedingsbeleid

  • 1 Bij de beoordeling van het in artikel 11.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde uitbestedingsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. welke taken en werkzaamheden worden uitbesteed aan een derde;

    • b. welke risico’s zijn verbonden aan het uitbesteden van taken en werkzaamheden aan een derde en hoe deze risico’s worden afgedekt; en

    • c. hoe de aanvrager toezicht houdt op de uitbestede taken en werkzaamheden.

  • 2 Met betrekking tot het uitbesteden van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde taken en werkzaamheden aan een derde, acht de raad van bestuur het in ieder geval niet mogelijk dat de taken en werkzaamheden van de leden van het bestuur of de functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid van de wet, worden uitbesteed aan een derde.

  • 3 Bij de beoordeling van de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde risico’s betrekt de raad van bestuur in ieder geval:

    • a. hoe wordt gewaarborgd dat de aanvrager zich voldoende vergewist en passende maatregelen treft met betrekking tot de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 door de derde;

    • b. hoe de geschiktheid en de betrouwbaarheid van de derde worden gewaarborgd; en

    • c. hoe de transparantie en kenbaarheid met betrekking tot de aanvrager voor de consument worden gewaarborgd.

  • 4 Bij de beoordeling van het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde toezicht betrekt de raad van bestuur in ieder geval:

    • a. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de aanvrager op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 bij de derde mogelijk is;

    • b. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de raad van bestuur op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet en de Wwft bij de derde mogelijk is;

    • c. dat de getroffen maatregelen jegens de derde schriftelijk worden vastgelegd.

Paragraaf 12. CRUKS

Artikel 12.1. Aansluiting CRUKS

  • 1 De raad van bestuur stelt op de website www.kansspelautoriteit.nl/aansluiten-cruks de aansluitprocedure voor CRUKS beschikbaar en maakt via deze website bekend hoe organisaties op CRUKS aangesloten kunnen worden, welke bescheiden zij daarvoor moeten verstrekken en aan welke vereisten zij moeten voldoen.

  • 2 Ten behoeve van de beoordeling of de organisatie van de aanvrager aangesloten kan worden op CRUKS verstrekt de aanvrager het vrijgave-advies van de Kansspelautoriteit dat hij heeft ontvangen na het succesvol doorlopen van de in het eerste lid genoemde aansluitprocedure.

Paragraaf 14. Intern toezicht

Artikel 14.1. Stelsel van intern toezicht

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager zorg draagt voor een stelsel van intern toezicht, als bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit kansspelen op afstand, verstrekt hij een overzicht hoe het stelsel van intern toezicht is ingericht en welke functionarissen dit toezicht uitoefenen, dan wel een plan hoe hij voornemens is het stelsel van intern toezicht in te richten en welke functionarissen dit toezicht gaan uitoefenen, zodra de vergunning is verleend.

Paragraaf 15. Controledatabank

Artikel 15.1. Beoordeling van de controledatabank

  • 1 De aanvrager richt zijn controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, in conform de op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Specifications for the remote gambling data safe’ en het ‘Data Model for the remote gambling data safe’.

  • 3 De documenten, als bedoeld in het tweede lid, kunnen in de Engelse taal worden aangeleverd.

Artikel 15.2. Testprogramma

  • 1 Ten behoeve van de beoordeling of de controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, naar behoren functioneert, stelt de aanvrager de raad van bestuur in staat zijn controledatabank te onderwerpen aan een testprogramma dat in ieder geval betrekking heeft op:

    • a. de technische verbindingen tussen de controledatabank van de aanvrager en de Kansspelautoriteit;

    • b. de gegevensverwerking, als bedoeld in de ‘Guidelines for data transfers’ van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Data Model for the remote gambling data safe’;

    • c. de scripts en logging die worden gebruikt om de data van de aanvrager te kunnen ontvangen; en

    • d. de onderdelen die specifiek betrekking hebben op de aanvrager.

  • 2 De raad van bestuur publiceert de generieke eisen van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb.

  • 3 Voorafgaand aan het uitvoeren van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, stelt de raad van bestuur een individueel testprogramma vast per aanvrager, aan de hand van de door de aanvrager aangeleverde documenten.

  • 4 De raad van bestuur kan een aanvrager meerdere malen in de gelegenheid stellen om het individuele testprogramma te doorlopen. Als gedurende de eerste keer dat het testprogramma wordt doorlopen blijkt dat sprake is van een aanwijsbare tekortkoming van de kant van de aanvrager, wordt het testprogramma pas herhaald nadat de aanvrager deze tekortkoming heeft hersteld.

  • 5 Indien de raad van bestuur onvoldoende vertrouwen heeft dat de aanvrager in staat is het testprogramma succesvol te doorlopen, kan de raad van bestuur besluiten het in het derde lid genoemde testprogramma pas weer uit te voeren na een door de raad van bestuur te bepalen periode. Van onvoldoende vertrouwen is in ieder geval sprake als:

    • a. twee pogingen om de uitvoering van het testprogramma in te plannen zijn mislukt en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager; of

    • b. twee of meer onderdelen als genoemd in het eerste lid niet succesvol zijn doorlopen en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager.

Paragraaf 16. Spelsysteem

Artikel 16.1. Keuring

  • 1 Ten behoeve van de beoordeling of het gehele spelsysteem van de aanvrager is gekeurd aan de hand van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/keuren-spelsysteem gepubliceerde schema tot conformiteitsbeoordeling, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag het ingevulde ‘Formulier keuring spelsysteem’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulieren-spelsysteem.

  • 3 Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de keuringsrapporten waarom de raad van bestuur verzoekt.

Paragraaf 17. Reclamebeleid

Artikel 17.1. Reclamebeleid

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat zijn wervings- en reclameactiviteiten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om de naleving daarvan te verankeren in systemen, procedures en afspraken, zowel intern als extern, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een kopie van zijn reclamebeleid, waaruit in ieder geval blijkt:

  • a. dat voldoende is gewaarborgd dat de wervings- en reclameactiviteiten zullen voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en

  • b. hoe het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en toegepast.

Artikel 17.2. Zorgvuldige en evenwichtige vormgeving

Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

Artikel 17.3. Kwetsbare groepen van personen

Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval hoe wordt gewaarborgd dat:

  • a. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op minderjarigen; en

  • b. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar; en

  • c. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen; en

  • d. de wervings- en reclameactiviteiten van de aanvrager niet gericht zijn op personen die zich hebben uitgesloten van deelname aan de door hem georganiseerde kansspelen.

Artikel 17.4. Interne implementatie en toepassing

Bij de beoordeling van de implementatie en toepassing van het reclamebeleid, als bedoeld in artikel 17.1, onderdeel b, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

  • a. hoe de implementatie en effectieve toepassing van het reclamebeleid binnen de organisatie van de aanvrager is gewaarborgd;

  • b. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor het implementeren, evalueren en actualiseren van het reclamebeleid en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;

  • c. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor reclamecampagnes en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;

  • d. hoe de aanvrager in samenwerking met derden bij wervings- en reclameactiviteiten waarborgt dat de wettelijke verplichtingen worden nageleefd; en

  • e. hoe het reclamebeleid past binnen het algemene compliancebeleid van de aanvrager.

Paragraaf 18. Verslavingspreventie

Artikel 18.1. Verslavingspreventiebeleid en andere documenten

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft geborgd dat de bij of krachtens de wet gestelde eisen met betrekking tot verslavingspreventie worden nageleefd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:

Paragraaf 19. Aanvullende voorschriften

Artikel 19.1. Voorschriften

De raad van bestuur verbindt in ieder geval de volgende voorschriften aan de vergunning:

  • a. De vergunninghouder meldt, voordat hij start met het aanbieden van kansspelen, en daarna bij elke wijziging, bij de Kansspelautoriteit alle merknamen, domeinnamen en applicatienamen die hij gebruikt bij het aanbieden van kansspelen onder deze vergunning. De melding gebeurt volgens de bij beleidsregels [...] voorgeschreven wijze;

  • b. Onverlet het bepaalde in artikel 4a tweede lid, van de Wet op de kansspelen maakt de vergunninghouder bij wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen in ieder geval geen gebruik van persoonsgegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze zijn verkregen in het kader van deelname van die personen aan een kansspel waarvoor de raad van bestuur geen vergunning heeft verleend als bedoeld in deze wet; en

  • c. Bij de inschrijving als bedoeld in artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand, maakt de vergunninghouder geen gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarover hij reeds beschikte voordat hem een vergunning is verleend op grond van de Wet op de kansspelen. Bij deze inschrijving maakt de vergunninghouder evenmin gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze zijn verworven door een andere aanbieder van kansspelen die ten tijde van die verwerving niet beschikte over een vergunning die is verleend op grond van de Wet op de kansspelen.

Den Haag, 7 maart 2023

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit,

R.J.P. Jansen

Voorzitter

Naar boven