Subsidiebeleidskader Migration and Displacement 2023–2028
1. Inleiding
Dit subsidiebeleidskader hoort bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking van 23 juni 2023, nr. MINBUZA-2023.15586-32, tot vaststelling
van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling
Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Dit subsidiebeleidskader bevat beleidsregels
voor het verstrekken van subsidie in het kader van Migration and Displacement 2023–2028.
2. Definities
In dit subsidiebeleidskader wordt verstaan onder:
Ontheemden
|
Mensen die uit vrees voor vervolging, conflict, algemeen geweld of andere omstandigheden
die de openbare orde ernstig hebben verstoord, hun woonplek hebben moeten verlaten
en ergens anders in hun eigen land (intern ontheemden) of in een ander land (vluchtelingen)
bescherming en een veilig onderkomen behoeven.
|
Vluchtelingen
|
Mensen die zich buiten hun land van herkomst bevinden uit vrees voor vervolging, conflict,
algemeen geweld of andere omstandigheden die de openbare orde ernstig hebben verstoord
en die als gevolg daarvan internationale bescherming behoeven.
|
Migranten
|
Mensen die zich tijdelijk of permanent en om diverse redenen verplaatst hebben van
zijn of haar gewone verblijfplaats, hetzij binnen een land, hetzij over een internationale
grens.
|
Gastgemeenschappen
|
De lokale, regionale en nationale gouvernementele, sociale en economische structuren
waarbinnen migranten en vluchtelingen leven.
|
Lokale actoren/In-country partners
|
Actoren actief op het terrein van migratiesamenwerking en/of opvang in de regio, die
middels dit subsidiebeleidskader in staat gesteld worden om een grotere en onafhankelijke
rol in te nemen bij het nastreven van ontwikkelingsdoelstellingen gericht op migratiesamenwerking
of opvang in de regio. Dit kunnen zijn: a) lokale ngo’s gevestigd in het land waarvoor
de resultaten worden beoogd (niet zijnde landenkantoren of zusterorganisaties van
noordelijke ngo’s, b) lokale jongeren- en vrouwencollectieven, c) lokale vakbonden
of d) lokale religieuze organisaties.
|
Support partners
|
Zowel zuidelijke als noordelijke ngo’s die in-country partners versterken en verzelfstandigen bij het uitvoeren van hun onafhankelijke
activiteiten op het gebied van migratiesamenwerking of opvang in de regio.
|
Non-gouvernementele organisatie (ngo)
|
Een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk
verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid
naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel
die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is (ook wel genoemd
maatschappelijke organisatie dan wel civil society organisation).
|
3. Achtergrond
Zoals uiteengezet in de beleidsnotitie ‘Doen waar Nederland goed in is’, werkt Nederland aan veilige en humane opvang van ontheemden en vluchtelingen in
hun regio’s van herkomst. Het kabinet bevordert zelfredzaamheid van vluchtelingen
en gastgemeenschappen door het financieren van projecten op het gebied van bescherming
(inclusief sociale bescherming zoals bijvoorbeeld kinderbescherming of geestelijke
gezondheidszorg), onderwijs en training, werkgelegenheid en infrastructuur (op het
gebied van schoon drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne, afvalbeheer, huisvesting
en digitale informatie voorzieningen en systemen) in de Hoorn van Afrika, de MENA-regio,
Pakistan en Turkije. Daarnaast investeert Nederland in het versterken van migratiesamenwerking
met partnerlanden. Prioriteiten daarbij zijn de bescherming van migranten, het waarborgen
van de mensenrechten van migranten, het beperken van irreguliere migratie, het tegengaan
van mensensmokkel en -handel, beter grensbeheer en het bevorderen van vrijwillige
terugkeer en herintegratie.
Opvang in de regio en migratiesamenwerking zijn beleidsterreinen die constant onderhevig zijn aan verandering. Het vereist dan
ook gezamenlijke inspanning op verschillende niveaus om blijvend duurzame oplossingen
te kunnen bieden voor mensen die kwetsbaar zijn (geworden) door migratie en ontheemding.
Op dit moment wordt het merendeel van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget voor opvang
in de regio en migratiesamenwerking besteed via internationale en multilaterale organisaties.
Hoewel deze organisaties het voordeel hebben dat ze op grote schaal opereren, staan
zij over het algemeen verder af van de lokale- context en kennis dan de mensen uit
de gemeenschappen zelf, namelijk migranten, vluchtelingen en gastgemeenschappen.
Vaak weten lokaal gevestigde organisaties die geleid en/of gevormd worden door mensen
die direct getroffen worden door de negatieve gevolgen van migratie en ontheemding,
beter wat de behoeftes van deze doelgroep zijn. Desondanks tonen verschillende studies aan dat lokale actoren zelden in the lead zijn, bij de bepaling van de richting van en de besluitvorming over de aanpak van
een crisis en/of benodigde inzet voor duurzame oplossingen. Hierdoor wordt de stem
van de meest getroffenen te weinig gehoord. Via samenwerkingsconstructies worden lokale
actoren soms geraadpleegd en gefinancierd door multilaterale organisaties, maar vaak
ontbreekt een gelijkwaardige vorm van partnerschap. Daarnaast ondervinden lokale organisaties
structurele barrières bij het krijgen van toegang tot fondsen om directe diensten
te verlenen aan deze doelgroep. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de steun
aan de meest getroffenen van migratie en ontheemding.
Om bovenstaande redenen wil de minister via dit subsidiebeleidskader, bij het ondersteunen
van activiteiten op het gebied van migratiesamenwerking en opvang in de regio, tegelijk
een bijdrage leveren aan het doorbreken van dit patroon en het versterken van eigenaarschap
en zelfstandig opereren van lokale actoren (hierna: in-country partners). Zo kan meer impact gerealiseerd worden op de doelstellingen voor migratiesamenwerking
en opvang in de regio. Nederland ziet een sterke rol weggelegd voor in-country partners en voor organisaties geleid door vluchtelingen en migranten. Zij kunnen
een belangrijke spil zijn tussen migranten- en vluchtelingengemeenschappen enerzijds,
en lokale gemeenschappen, (inter)nationale autoriteiten, en (inter)nationale hulpactoren
anderzijds. Niet alleen kunnen zij de stem van vluchtelingen en migranten goed laten
horen, ze bieden op basis van directe uitvoering en veldkennis vaak gedegen contextanalyses
en kunnen in sommige gevallen sneller, flexibeler en doeltreffender optreden. Tevens
laten deze actoren vaak een aanvullend en/of kritisch geluid horen ten opzichte van
andere organisaties, zoals multilaterale organisaties.
Nederland heeft meermaals het belang bevestigd van lokalisatie als proces van erkenning,
respect en versterking van onafhankelijk leiderschap en besluitvorming door lokale
actoren bij ontwikkeling-georiënteerde actie. Binnen de Grand Bargain committeerde Nederland zich aan de doelstelling om 25% van humanitaire financiering
op een zo direct mogelijke manier uit te keren aan lokale en nationale partijen. In
de BHOS-nota van 2022 ‘Doen waar Nederland goed in is’ wordt lokaliseren genoemd als
werkwijze voor maximale ontwikkelingsimpact. Ook steunde Nederland in december 2022
de verklaring van donoren aangaande ‘Locally Led Development’. Dit subsidiebeleidskader bouwt voort op de voorgenomen inzet aangaande lokalisatie
en introduceert een vernieuwende aanpak om bij te dragen aan de doelstellingen voor
migratiesamenwerking en opvang in de regio.
4. Doelstellingen waarop dit subsidiebeleidskader is gericht
De doelstellingen waarop dit subsidiebeleidskader is gericht, betreffen de volgende:
Doelstellingen beleidsterrein migratiesamenwerking
Aanvragen gericht op migratiesamenwerking richten zich, via in-country partners en interventiestrategieën genoemd in hoofdstuk 6, op ten minste één van
de onderstaande doelstellingen.
Bescherming van (kwetsbare) migranten door in-country partners (middels één van de volgende drie doelstellingen):
-
1. Migranten, waaronder kwetsbare migranten en (potentiële) slachtoffers van mensenhandel,
en kwetsbare leden van gastgemeenschappen krijgen bescherming en hulp. Hierbij kan
het bijvoorbeeld gaan om psychosociale hulp, tijdelijk onderdak en/of (juridische)
informatie en advies.
-
2. Gemeenschappen worden ondersteund in hun respons tegen mensenhandel en mensensmokkel.
Hierbij kan het gaan om het opzetten van signaleringssystemen, verbeterde toegang
tot recht en het vergroten van bewustwording over zowel de risico’s van mensenhandel-
en mensensmokkel als vervolging.
-
3. Bevordering van een gunstig klimaat voor ngo’s en mensenrechtenverdedigers die zich
inzetten voor de rechten van migranten. Hierbij kan het gaan om coalitievorming, het
mobiliseren van steun in gevallen van criminalisering en bescherming van maatschappelijke
organisaties en verdedigers van de rechten van migranten.
In lijn met de focuslanden voor migratiesamenwerking dienen activiteiten uitsluitend te worden uitgevoerd in of gericht te zijn op minstens
één van de volgende landen: Algerije, Egypte, Ethiopië, Irak, Mali, Marokko, Niger,
Nigeria, Pakistan, Soedan, Libië, Turkije of Tunesië.
Doelstellingen beleidsterrein opvang in de regio
Aanvragen gericht op opvang in de regio richten zich, via in-country partners en interventiestrategieën genoemd in hoofdstuk 6, op ten minste één van
de onderstaande doelstellingen.
-
1.
Bescherming van vluchtelingen en intern ontheemden door in-country partners
Duurzaam verbeteren van de levensomstandigheden van vluchtelingengemeenschappen in
landen van opvang, door hen toegang te geven tot fundamentele mensenrechten. Het kan
hierbij gaan om bewegingsvrijheid, toegang tot sociaaleconomische basisrechten, het
verbeteren van toegang tot juridische documentatie, toegang tot justitie en/of civiele
documentatie, en tegengaan van geweld (waaronder gender gerelateerd geweld), uitbuiting
en discriminatie.
-
2.
Toegang tot onderwijs en training voor ontheemden en gastgemeenschappen door in-country
partners
Duurzaam verbeteren van de levensomstandigheden van vluchtelingengemeenschappen, kwetsbare
leden van gastgemeenschappen en intern ontheemden in landen van opvang, door hen directe
toegang te geven tot onderwijs en training (regulier onderwijs, naschoolse activiteiten,
vaardigheidstrainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs), zodat zij vaardigheden
ontwikkelen die hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten.
-
3.
Bevorderen van economische ontwikkeling en kansen op werk door in-country partners
Duurzaam verbeteren van de levensomstandigheden van vluchtelingengemeenschappen, kwetsbare
gastgemeenschappen en intern ontheemden in landen van opvang, door hen directe toegang
te geven tot werk en/of ondersteuning om inkomsten generende activiteiten te ontplooien
-
4.
Toegang tot verbeterde diensten, faciliteiten en informatiesystemen voor ontheemden
en gastgemeenschappen
Duurzaam verbeteren van de levensomstandigheden van vluchtelingengemeenschappen, kwetsbare
gastgemeenschappen en intern ontheemden in landen van opvang, door hen toegang geven
tot verbeterde diensten, faciliteiten en informatiesystemen (=essentiële infrastructuur).
Het kan hierbij gaan om toegang tot verbeterde infrastructuur op het gebied van veilige
drinkwatersystemen, sanitaire voorzieningen en/of afvalbeheer, huisvesting en digitale
informatie voorzieningen en systemen.
In lijn met de geografische focus voor opvang in de regio dienen activiteiten uitsluitend te worden uitgevoerd in of gericht te zijn op minstens
één van de volgende landen: Egypte, Ethiopië, Irak, Jordanië, Kenia, Libanon, Oeganda,
Pakistan, Soedan of Turkije.
5. Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen
Binnen dit subsidiebeleidskader wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende actoren:
-
•
Doelgroep: migranten, vluchtelingen, intern ontheemden en gastgemeenschappen.
-
•
In-country
partners: actoren actief op het terrein van migratiesamenwerking en/of opvang in de regio,
die middels dit subsidiebeleidskader in staat gesteld worden om een grotere en onafhankelijke
rol in te nemen bij het nastreven van ontwikkelingsdoelstellingen gericht op migratiesamenwerking
of opvang in de regio. Dit kunnen zijn: a) lokale ngo’s gevestigd in het land waarvoor
de resultaten worden beoogd (niet zijnde landenkantoren of zusterorganisaties van
noordelijke ngo’s, b) lokale jongeren- en vrouwencollectieven, c) lokale vakbonden
of d) lokale religieuze organisaties.
-
•
Support
partners: zowel zuidelijke als noordelijke ngo’s die in-country partners versterken en verzelfstandigen
bij het uitvoeren van hun onafhankelijke activiteiten op het gebied van migratiesamenwerking
en/ of opvang in de regio.
Van deze drie actoren kunnen enkel support partners in aanmerking komen voor een subsidie in het kader van Migration and Displacement 2023–2028. Aan een subsidieaanvrager (support partner) worden de volgende eisen gesteld; de organisatie heeft:
-
a) als bestaande hoofdactiviteit(en) één of meerdere van de in hoofdstuk 6 gedefinieerde
interventiestrategieën op het gebied van migratiesamenwerking of opvang in de regio:
-
○ capaciteitsversterking van in-country partners;
-
○ directe financiering van in-country partners;
-
○ betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten in nationale en internationale
beleidsbeïnvloeding);
-
b) aantoonbare relevante ervaring met de uitvoering van projecten die zich richten op
de doelgroep.
Let op:
De subsidieaanvrager hoeft niet te beschikken over een landenkantoor. Voor aanvragen
gericht op migratiesamenwerking wordt ervaring in en het beschikken over een netwerk
in het land waar de subsidie voor wordt aangevraagd, meegewogen in de beoordeling.
Aanvragen namens een alliantie komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader
van Migration and Displacement 2023–2028.
Organisaties kunnen per beleidsdoelstelling – migratiesamenwerking of opvang in de
regio – in aanmerking komen voor ten hoogste één subsidie. Indien een organisatie
meerdere aanvragen indient voor eenzelfde beleidsdoelstelling, wordt alleen de aanvraag
die als eerste is ontvangen in behandeling genomen en worden de later op dezelfde
beleidsdoelstelling ingediende aanvragen afgewezen.
6. Subsidiabele activiteiten
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Migration and Displacement 2023–2028 moeten aanvragen zich richten op ofwel (een of meer van) de doelstellingen op het gebied van migratiesamenwerking en de
bijbehorende focuslanden (zie hoofdstuk 4), ofwel op (een of meer van) de doelstellingen op het gebied van opvang in de regio en de
bijbehorende focuslanden (zie hoofdstuk 4).
Lokaal-geleide ontwikkeling vormt het uitgangspunt van dit subsidiebeleidskader. De
voorgestelde aanpak dient daarom gericht te zijn op het versterken en in hun kracht
zetten van in-country partners die onafhankelijk van de support partner activiteiten uitvoeren op het gebied van migratiesamenwerking of opvang in
de regio. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt bovendien meegewogen in
hoeverre de strategie gericht is op duurzame versterking en verzelfstandiging van
in-country partners (zie hoofdstuk 12).
Gelet op voorgaande dienen aanvragen activiteiten te betreffen die vallen onder tenminste
één van de volgende drie interventiestrategieën:
-
A.
Capaciteitsversterking van in-country partners:
Support partners bieden begeleiding en advies aan in-country partners bij het ontwerpen, opzetten, ontplooien, uitvoeren, beheren, monitoren en
evalueren van activiteiten op het gebied van (een of meer van) de doelstellingen voor
migratiesamenwerking of opvang in de regio, op basis van de leer- en ondersteuningsbehoefte
die in-country partners zelf bepalen.
Daarnaast faciliteren support partners ook kennisdeling als onderdeel van deze interventiestrategie: in-country partners worden in contact gebracht met elkaar om van elkaar te leren en in staat
gesteld aansluiting te vinden bij organisaties, initiatieven en processen op nationaal,
regionaal en internationaal niveau.
-
B.
Directe financiering van in-country partners:
Support partners bieden in-country partners een financiële bijdrage ten behoeve van lokaal-geleide initiatieven gericht
op (een of meer van) de doelstellingen voor migratiesamenwerking of opvang in de regio zoals beschreven in hoofdstuk 4.
-
C.
Betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten in nationale en internationale
beleidsbeïnvloeding:
Support partners versterken betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten, en
dragen er aan bij dat vluchtelingen of migranten hun directe stem in nationale, internationale
en institutionele processen van beleidsvorming, -aanpassing, -uitvoering en/of -naleving
kunnen laten horen. Hierbij is het van belang dat de support partners vluchtelingen of migranten zoveel mogelijk naar voren schuiven in nationale
en internationale fora, in plaats van als doorgeefluik voor lokale kennis te fungeren.
Let op:
Om in te kunnen spelen op de land-specifieke situaties kan de aanpak van activiteiten
verschillen per land en mogen voor landen waar uitvoering om bijvoorbeeld politieke
redenen moeilijk is, activiteiten worden geïnitieerd vanuit een ander land dan het
land waarvoor de resultaten worden beoogd. Voorstellen dienen in lijn te zijn met
geldende richtlijnen en regelgeving op het gebied van migratie- en opvang in de regio
beleid van plaatselijke autoriteiten in de landen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
7. Looptijd activiteiten
De activiteiten duren minimaal 36 maanden en maximaal 60 maanden. Activiteiten starten
vanaf 1 januari 2024, uiterlijk op 1 april 2024 en worden uiterlijk op 31 maart 2029
beëindigd.
8. Beschikbare middelen en verdeling
Voor subsidieverlening in het kader van Migration and Displacement 2023–2028 is in totaal € 57 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is als volgt verdeeld over de twee
beleidsdoelstellingen:
De verdeling van de voor Migration and Displacement 2023–2028 beschikbare middelen vindt plaats via een tender, dat wil zeggen aan de hand van
een rangschikking op basis van kwaliteit van de tijdig ingediende subsidieaanvragen.
Na sluiting van de indieningsperiode worden alle tijdig ontvangen aanvragen in behandeling
genomen. De beoordeling wordt voor elke aanvraag gedaan op basis van de informatie
die voor sluiting van de aanvraagtermijn is ontvangen.
De rangschikking wordt bepaald aan de hand van de beoordeling op grond van de inhoudelijke
beoordelingscriteria die in dit subsidiebeleidskader zijn vermeld (paragraaf 12.3).
De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie
in aanmerking. De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde,
totdat het beschikbare budget is uitgeput. Hierbij wordt op grond van het bepaalde
in artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse
Zaken rekening gehouden met een evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over
de focuslanden zoals genoemd in hoofdstuk 4.
Daarnaast geldt dat uit oogpunt van doelmatigheid maximaal acht aanvragen gericht
op opvang in de regio zullen worden gehonoreerd en maximaal drie aanvragen gericht
op migratiesamenwerking, uiteraard indien en voor zover er voldoende kwalificerende
aanvragen zijn.
Indien blijkt dat er te weinig kwalificerende aanvragen zijn voor een van de twee
beleidsdoelstellingen, waardoor het voor het subsidieplafond voor de betreffende beleidsdoelstelling
niet wordt uitgeput, komen de uit dat plafond resterende middelen beschikbaar voor
kwalificerende aanvragen op de andere beleidsdoelstelling.
9. Subsidiabele kosten
Slechts de kosten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor
subsidie wordt gevraagd en die redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere
wijze kunnen worden bekostigd, zijn subsidiabel. Activiteiten die reeds zijn gestart voor de datum waarop de aanvraag wordt ingediend
zijn niet subsidiabel, en dus zijn de daarmee gemoeide kosten niet subsidiabel.
In alle gevallen geldt dat de middelen zoveel mogelijk ten goede moeten komen aan
en ingezet moeten worden op de beoogde veranderingen voor de doelgroep. Indirecte
kosten van support partners – zoals gedefinieerd in Appendix 5 bij deze beleidsregels – dienen tot een
minimum te worden beperkt, waarbij een absoluut maximum geldt van 15% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag. Nadere informatie hierover is te vinden
in het budgetmodel (zie Appendix 5).
10. Vereisten subsidieaanvraag
Voor het indienen van een subsidieaanvraag moet gebruik worden gemaakt van het door
de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier (zie Appendix 1 bij deze beleidsregels). Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld te zijn en te zijn voorzien van de
op het formulier vermelde bescheiden.
Het aanvraagformulier behorende bij de subsidieaanvraag bevat de volgende verplichte
bijlagen:
-
i. De statuten van de aanvrager;
-
ii. Recent uittreksel uit het Handelsregister, niet ouder dan 1 januari 2023;
-
iii. Het meest recente visiedocument of meerjarig strategisch plan dat uiterlijk op 1 april 2023 is vastgesteld en/of gepubliceerd.
-
iv. De jaarrekeningen dan wel een overzicht van de financiële situatie van de subsidieaanvrager van de afgelopen drie jaar (2020, 2021, 2022).
-
v. Een track record dat de ervaring beschrijft met de interventiestrategie/-strategieën waarvoor subsidie
wordt aangevraagd (zie hoofdstuk 6) en ervaring met het werken met de doelgroep (zie
hoofdstuk 5); voor aanvragen gericht op migratiesamenwerking indien mogelijk in de
focuslanden (zie hoofdstuk 4). Als onderdeel van het track record dienen twee showcases, die deze ervaringen uitlichten, aangeleverd te worden.
-
vi. Een projectvoorstel bestaande uit de volgende onderdelen:
-
○ Globale (niet zijnde: landen-specifieke) probleemanalyse.
-
○ Landen-specifieke contextanalyse op hoofdlijnen.
-
○ Omschrijving van de wijze waarop de interventiestrategie/-strategieën (zie hoofdstuk 6)
vorm krijgen (=interventielogica), bestaande uit:
-
A. een algehele aanpak per interventiestrategie en per land, inclusief per gekozen interventiestrategie
een overzicht van daarbij behorende soorten activiteiten.
-
B. geleerde lessen op basis van eerdere ervaring met de gekozen interventiestrategie/-strategieën
en de wijze waarop deze lessen worden meegenomen in de voorgestelde interventie.
-
C. het mechanisme en de voorwaarden op basis waarvan in-country partners geselecteerd worden voor deelname aan het project.
-
D. de beoogde kwalitatieve en/of kwantitatieve outputs en outcomes met bijbehorende succescriteria en/of indicatoren, inclusief onderliggende assumpties.
-
E. een Monitoring, Evaluatie en Leren systematiek die toereikend is voor het bewaken
van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten, outputs, outcomes en onderliggende aannames, en daarnaast ook een toelichting op de rolverdeling hierbij
van de verschillende partners binnen het project.
-
F. de wijze waarop de interventie een bijdrage levert aan duurzame versterking van in-country partners.
-
○ Risicoanalyse per land (overzicht van contextuele en programmatische risico’s) met
bijbehorende mitigerende maatregelen.
-
○ Een motivatie ten aanzien van de voorgestelde verdeling van de aangevraagde middelen
over de gekozen interventiestrategie/-strategieën.
-
vii. Een begroting voor het eerste jaar, opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien,
uitgesplitst per land en interventiestrategie. De begroting geeft inzicht in de inkomsten,
daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen
activiteiten. De begroting gaat vergezeld van een financiële raming voor het resterende
deel van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.
-
viii. Een liquiditeitsprognose voor de eerste twaalf maanden.
Los van de subsidieaanvraag en bovenstaande bijlagen dient een Organizational Risk and Integrity Assessment (ORIA) te worden aangeleverd (in verband met de vereisten opgenomen in paragraaf 12.1).
Voor deze bijlage ix. geldt:
-
– dat enkel organisaties die de beoordeling van de Drempeltoets (bestaande uit de criteria
opgenomen in paragraaf 12.2) succesvol hebben doorlopen, gevraagd zullen worden om
de ORIA (Appendix 2 bij deze beleidsregels) inclusief de daarin gevraagde bijlagen
aan te leveren;
-
– een afwijkende deadline van 3 oktober 2023 om 12:00 uur CET waarvoor alle bescheiden volledig ingevuld aangeleverd moeten worden
via DSH-MO-subsidies@minbuza.nl.
Zonder goedgekeurde ORIA komt een aanvrager niet in aanmerking voor subsidie.
11. Aanvraagprocedure
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 4 juli 2023 om 12:00 uur CET tot en met 3 september
om 12:00 uur CET. Aanvragen die later dan genoemde datum en tijd worden ingediend,
worden afgewezen. Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag door
het ministerie is ontvangen (zie ook hierna). De aanvragende organisatie is de enige
verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag. Zie voor
de afwijkende deadline voor bijlage 10 bij de aanvraag hiervoor in hoofdstuk 10.
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag niet voldoen aan de formele vereisten die op grond van dit subsidiebeleidskader
aan aanvragen worden gesteld, dan kan de minister vragen om een aanvulling. Als datum
en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop
de aangevulde aanvraag is ontvangen. Hoe korter voor het verstrijken van de deadline
voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico
dat de minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te
vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen
op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen.
In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal
deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere
rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag.
Aanvragen dienen volledig en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend
door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding
van naam en functie. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.
Bij het opstellen van de subsidieaanvraag is het kortheidshalve verwijzen naar andere
onderdelen van de aanvraag of bijlagen niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten
uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan.
Indien onderdelen van het aanvraagformulier – met inbegrip van bijlages – niet worden
ingevuld cq aangeleverd, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.
De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Bijlagen die zijn opgesteld
in een andere taal dienen voorzien te zijn van een vertaling in het Engels. Additionele
informatie (zoals USB-sticks of links naar achtergrondinformatie over een organisatie)
worden niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.
Het heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat aanvragen per e-mail in.pdf-formaat worden
ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres:
DSH-MO-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van Migration and Displacement 2023–2028.
Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor
gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er
rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter
dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment
waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip
waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in
de onderwerp-regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.
Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van
aanvrager.
Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden. Indien u daar alsnog voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u
dan contact op met het ministerie via het e-mailadres: DSH@minbuza.nl onder vermelding
van Migration and displacement 2023–2028.
Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail
en uiterlijk tot en met 25 augustus 2023 richten aan DSH-MO-subsidies@minbuza.nl.
Waar nodig samengevoegd met andere vragen vindt geanonimiseerde beantwoording hiervan
(zoveel mogelijk) tweewekelijks plaats door middel van publicatie via internet op:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontwikkelingssamenwerking/subsidies-en-financiering-ontwikkelingssamenwerking.
12. Beoordelingsprocedure
12.1. Beoordeling
De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van dit
subsidiebeleidskader. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving
en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.
De aanvrager en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen allereerst
te voldoen aan de drempelcriteria, zoals genoemd in paragraaf 12.2. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen
en niet verder beoordeeld.
Dit betekent dat enkel aanvragen die aan de drempelcriteria voldoen, doorgaan naar de twee volgende onderdelen van de beoordelingsprocedure:
-
(1) De aanvragers van deze aanvragen worden beoordeeld op het voldoen aan het vereiste
van artikel 4, eerste lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken: voor subsidie komen alleen in aanmerking rechtspersonen die in staat zijn tot een
adequaat financieel beheer en die door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de
activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering
van de activiteiten kunnen waarborgen. Tevens geldt dat de aanvrager dient aan te
tonen dat hij een integriteitsbeleid heeft vastgesteld. Hij toont aan dat hij procedures
heeft ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven.
Het screenen van personeel bij werving vormt onderdeel van dit integriteitsbeleid
en de procedures om er toepassing aan te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze
procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen
seksuele misdragingen en racisme, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van
de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem/hen
ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken,
met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan
te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten
aan de minister is gewaarborgd.
Om aan te tonen dat zij aan deze eisen voldoen, leveren deze aanvragers de ORIA in
(bijlage ix. bij de aanvraag; zie ook hiervoor hoofdstuk 10). Indien de ORIA niet tijdig wordt aangeleverd en/of de ORIA niet wordt goedgekeurd,
wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.
-
(2) Ook wordt van de aanvragen die door de drempeltoets zijn gekomen de kwaliteit beoordeeld
op basis van de inhoudelijke beoordelingscriteria (zie paragraaf 12.3). Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient een
aanvraag van voldoende kwaliteit te zijn. De selectie vindt uiteindelijk plaats volgens
de verdeelsystematiek zoals neergelegd in hoofdstuk 8.
12.2. Drempelcriteria
Alle tijdig ontvangen aanvragen worden als eerste beoordeeld op grond van onderstaande
drempelcriteria. Aan alle drempelcriteria moet worden voldaan ten einde in aanmerking
te kunnen komen voor een subsidie.
12.2.1. Drempelcriteria over de aanvrager:
-
D.1 De aanvrager is een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair
of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over
rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie
is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd
is.
-
D.2 De aanvrager dient de aanvraag in als zelfstandige aanvrager, niet namens een alliantie.
-
D.3 De aanvrager heeft één of meerdere van de interventiestrategieën: (i) capaciteitsversterking
van in-country partners, (ii) directe financiering van in-country partners en/of (iii) betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten in
nationale en internationale beleidsbeïnvloeding), als hoofdactiviteit(en) van de organisatie.
-
D.4 De aanvrager heeft in de afgelopen vijf jaar (1 juli 2018 – 1 juli 2023) bij elkaar
opgeteld minimaal 24 maanden aantoonbare relevante ervaring met de uitvoering van
projecten die zich richten op de doelgroep.
-
D.5 Gedurende de periode 2020–2022 was gemiddeld ten minste 25% van de totale jaarlijkse
inkomsten van de aanvrager afkomstig uit bronnen anders dan directe of indirecte subsidies
en/of bijdragen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades).
-
D.6
-
a) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in
Nederland of overige EU-lidstaten gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang
van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd per kalenderjaar ten hoogste EUR
205.000 (bruto).
Voor aanvragers statutair gevestigd in een EU-lidstaat die niet is aangesloten bij
de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond
van de corporate rates (Appendix 3 bij deze beleidsregels) die door het ministerie worden gehanteerd met
ingang van 1 januari 2023.
-
b) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in
Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zwitserland, Japan, VS/Canada gevestigde aanvragers
bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd per
kalenderjaar ten hoogste:
•
|
Verenigd Koninkrijk
|
GPB 177.136;
|
•
|
Noorwegen
|
NOK 2.427.977;
|
•
|
Zwitserland
|
CHF 313.392;
|
•
|
Japan
|
YEN 28.500.537;
|
•
|
VS/Canada
|
USD 243.013.
|
-
c. De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in overige landen
gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie
wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste het bedrag dat voor het land van vestiging
is vermeld in de Appendix 4 bij deze beleidsregels.
-
D.7 De aanvrager heeft niet eerder in het kader van Migration and Displacement 2023–2028 een aanvraag ingediend op dezelfde beleidsdoelstelling (migratiesamenwerking
of opvang in de regio) als die waarop zijn aanvraag ziet.
12.2.2. Drempelcriteria over de activiteiten waarvoor een subsidie wordt gevraagd:
-
D.8 De aanvraag bedraagt:
-
a) voor subsidieaanvragen gericht op het thema Migratiesamenwerking: minimaal € 4 miljoen
en maximaal € 8 miljoen;
-
b) voor subsidieaanvragen op het thema Opvang in de regio: minimaal € 5 miljoen en maximaal
€ 10 miljoen.
-
D.9 De activiteiten hebben een minimum looptijd van 36 maanden en een maximum looptijd
van 60 maanden.
-
D.10 De activiteiten starten vanaf 1 januari 2024, uiterlijk op 1 april 2024 en worden
uiterlijk op 31 maart 2029 beëindigd.
-
D.11 De activiteiten zijn gericht op:
of op:
-
D.12 De activiteiten vallen onder een of meer van de volgende drie interventiestrategieën:
(i) capaciteitsversterking van in-country partners, (ii) directe financiering van in-country partners en/of (iii) betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten in
nationale en internationale beleidsbeïnvloeding.
-
D.13 De activiteiten worden uitgevoerd in en/of zijn gericht op minstens een van de volgende
landen:
-
a)
voor het thema Migratiesamenwerking
: Algerije, Egypte, Ethiopië, Irak, Mali, Marokko, Niger, Nigeria, Pakistan, Soedan,
Libië, Turkije of Tunesië.
-
b)
voor het thema Opvang in de regio
: Egypte, Ethiopië, Irak, Jordanië, Kenia, Libanon, Oeganda, Pakistan, Soedan of Turkije.
-
D.14 De aanvraag heeft geen betrekking op:
12.3. Inhoudelijke criteria
De aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria worden beoordeeld op kwaliteit op
grond van de hierna volgende inhoudelijke criteria. Er zijn criteria die de kwaliteit
van het track record beoordelen, criteria die de kwaliteit van het project voorstel
beoordelen en criteria die de algehele samenhang en impact van de voorgestelde interventie
beoordelen. Per set van criteria is aangegeven welk percentage van het totaal aantal
te behalen punten voor die criteria kan worden behaald.
A. Track Record (40% van het totaal aantal te behalen punten)
De kwaliteit van het track record wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:
-
1. De mate waarin de aanvrager ervaring heeft met de gekozen interventiestrategie/-strategieën:
(i) capaciteitsversterking van in-country partners, (ii) directe financiering van in-country partners en/of (iii) betekenisvolle participatie van vluchtelingen of migranten in
nationale en internationale beleidsbeïnvloeding).
-
2. De mate waarin de aanvrager ervaring heeft met uitvoering van projecten die zich richten
op de doelgroep van Migration and Displacement 2023–2028 (migranten, intern ontheemden, vluchtelingen en gastgemeenschappen), waarbij het
gaat om:
-
a) voor aanvragen op het gebied van opvang in de regio: ervaring wereldwijd;
-
b) bij aanvragen op het gebied van migratiesamenwerking: ervaring wereldwijd en ervaring in de focuslanden, inclusief het beschikken over
een netwerk in deze focuslanden.
B. Project voorstel (50% van het totaal aantal te behalen punten)
De kwaliteit van het voorgestelde projectvoorstel (inclusief interventielogica) wordt
beoordeeld op grond van de volgende criteria:
-
3. De mate waarin de voorgestelde interventie van de support-partner aansluit en gebaseerd
is op een gedegen globale probleemanalyse en een landen-specifieke contextanalyse.
-
4. De mate waarin de voorgestelde interventie voortbouwt op opgedane kennis en geleerde
lessen op basis van eerdere inspanningen of onderzoek.
-
5. De mate waarin de aanvrager de interventie op een gedegen manier heeft vertaald naar
kwantitatieve en/of kwalitatieve outputs en outcomes met bijbehorende succescriteria
en/of indicatoren, inclusief onderliggende assumpties.
-
6. De mate waarin het voorgestelde mechanisme op basis waarvan in-country partners geselecteerd worden voor deelname aan het project borg staat voor een kwalitatief
goede realisatie van de doelstellingen op landenniveau.
-
7. a. De mate van gelijkwaardigheid van in-country partners, afgemeten aan a. het eigenaarschap en de zeggenschap bij richting bepaling
van en besluitvorming over interventies uitgevoerd door in-country partners, b. de mate waarin er sprake is van een wederkerig verantwoordingsmechanisme
en c. de mate waarin risico’s worden gedeeld.
-
8. De mate waarin de systematiek voor Monitoren, Evalueren en Leren (MEL), waaronder
de rolverdeling tussen support partner en in-country partners, toereikend is voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v.
middelen, activiteiten, outputs, outcomes en onderliggende aannames.
-
9. De mate waarin de risico’s voor de voorgestelde interventie in kaart zijn gebracht
en deze zijn voorzien van adequate mitigerende maatregelen.
C. Algehele samenhang en impact (10%)
-
10. De mate waarin de relatie tussen de assumpties, voorgestelde interventie en outputs
en outcomes op logische wijze uit elkaar voortvloeien.
-
11. De mate van omvang en aannemelijkheid dat het project zal bijdragen aan het duurzaam
versterken van de positie van in-country partners en de door de aanvrager gekozen
doelstellingen zoals geformuleerd in hoofdstuk 4.
12.4. Inceptiefase
Na subsidieverlening zullen de subsidieontvangers een inceptiefase van (maximaal)
zes maanden doorlopen. Doel van de inceptiefase is om landen-specifieke invulling
te geven aan de algemene en op hoofdlijnen opgestelde plannen die zijn ingediend bij
de subsidieaanvraag (zie ook hoofdstuk 10, punt vi). De subsidieontvangers ontwikkelen
deze nadere invulling in nauwe samenwerking met en met mede-besluitvorming door de
beoogde in-country partners.
Meer specifiek benutten de subsidieontvangers de inceptiefase in elk geval voor:
-
1. Het identificeren en selecteren van (de eerste groep) in-country partners;
-
2. Het uitvoeren van een baseline studie inclusief de door in-country partners bepaalde ondersteuningsbehoefte (needs assessment);
-
3. Het opstellen van de landen-specifieke plannen en beoogde resultaten, op basis van
de geïdentificeerde behoeften van in-country partners voor de landen waarin de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd dan
wel waarop zij zijn gericht. Dit omvat tevens een landen-specifieke MEL systematiek,
inclusief rolverdeling tussen in-country en support partner, voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing van de beoogde
resultaten.
-
4. Het laten aansluiten van het project en MEL-systematiek bij het DSH-MO resultatenkader
en leeragenda. Na subsidieverlening zullen deze worden gedeeld met de subsidieontvangers
en zal hier verdere invulling/toelichting op worden gegeven.
-
5. Het opzetten van een ‘code of cooperation’, met daarin een rolbeschrijving van support en in-country partners en wederzijdse verwachtingen op het gebied van accountability, risicodeling
en adaptief programmeren.
Na afronding van de inceptiefase wordt een inceptierapport ingediend bij het ministerie
over de in deze fase uitgevoerde activiteiten en de resultaten daarvan. Het rapport
bevat tevens de landen-specifieke plannen voor de resterende activiteitenperiode.
Bij een voldoende positieve beoordeling van de landen-specifieke plannen worden de
kosten verbonden aan de activiteiten uit te voeren in de resterende projectperiode
subsidiabel.
De subsidie wordt betaald via periodieke voorschotten. Ten behoeve van het laatste
financieringsjaar wordt maximaal 90% van de voor dat jaar aangevraagde middelen als
voorschot betaald.
13. Tijdpad
Uiterlijk op 1 maart 2024 zal op de aanvragen worden besloten. Concreet betekent dit
het volgende.
Indienen subsidieaanvraag
|
Vanaf 4-7-2023 12:00 uur CET
|
Tot 3-9-2023 12:00 uur CET
|
Indienen ORIA (op uitnodiging van BZ)
|
–
|
3 oktober 2023 12:00 uur CET
|
Beslissing op tijdig ingediende subsidieaanvragen
|
Uiterlijk op 1-04-2024
|
14. Rapportage- en andere subsidieverplichtingen
Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in
de subsidieverleningsbeschikking. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking
op een meldingsplicht ten aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen
zijn voor de subsidie, zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde
activiteiten, en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages, zoals inhoudelijke
en financiële tussen- en eindrapportages in IATI. Ook zullen verplichtingen worden
opgenomen over:
-
– Het uitvoeren van een baseline studie in lijn met de IOB kwaliteitscriteria;
-
– Het uitvoeren van een externe Mid-Term evaluatie in lijn met de IOB kwaliteitscriteria;
-
– Medewerking aan een leertraject en tijdens iteratieve evaluaties en een (extern uitgevoerde)
eindevaluatie voor het gehele subsidiebeleidskader in lijn met de IOB kwaliteitscriteria;
-
– IATI rapportage op indicatoren die linken aan het resultatenkader voor Migratie en
Ontheemding.
De support partner dient transparant te zijn over de projecten die middels subsidie vanuit Migration and Displacement 2023–2028 worden gefinancierd. Jaarlijkse inhoudelijke en financiële rapportage dient
te worden geleverd, met in ieder geval een overzicht van de projectenpijplijn. Ook
dienen subsidieontvangers jaarlijks een jaarplan en de bijbehorende begroting voor
het komende jaar aan te leveren.
Indien na de looptijd van de beschikking middelen over zijn, zullen deze terugvloeien
naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook hierover zal een verplichting worden
opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.
15. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de uitvoering van dit subsidiebeleidskader bedragen
€ 71.700 voor de totale subsidieperiode. Administratieve lasten zijn de lasten die
gepaard gaan met informatieverplichtingen in verband met het doen van de aanvraag
en in geval subsidie wordt verstrekt het voldoen aan de daaraan verbonden verantwoordingsverplichtingen.
Het bedrag van € 71.700 komt neer op 1,9 procent van het totale subsidiebudget. De
berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 15 organisaties interesse hebben
voor het subsidiebeleidskader en een aanvraag zullen indienen die kan worden gehonoreerd.
Bij de totstandkoming van het subsidiebeleidskader is kritisch bezien dat ten eerste
de criteria voor de subsidieaanvragers en de beoogde resultaten helder zijn geformuleerd
en ten tweede duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de financiering en verantwoording
van de toegekende subsidies plaatsvindt. Hiermee moet een aanvrager de afweging kunnen
maken of met de indiening van een subsidieaanvraag kans bestaat op een toekenning.
Het ministerie beoogt op deze wijze de administratieve lasten voor de subsidieaanvragers
tot een minimum te beperken.