Beleidsregel brachycephale honden

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 25-08-2023 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2023, nr. WJZ/ 19230636, houdende regels over de toepassing van artikel 3.4, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren op honden (Beleidsregel brachycephale honden)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit houders van dieren;

  • craniofaciale ratio: uitkomst van de deling van de lengte van de neus van de hond, gemeten van de neuspunt tot de stop, door de lengte van de schedel van de hond, gemeten van de stop tot de achterhoofdknobbel;

  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 2. Fokken met brachycephale honden

  • 1 Wanneer bij het fokken van honden bij ten minste één van de ouderdieren één of meer van de volgende kenmerken aanwezig zijn, wordt dit gezien als een overtreding van artikel 3.4, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren:

    • a. het produceren van een bijgeluid bij de ademhaling in rust;

    • b. een matige tot ernstige vernauwing van de neusopeningen;

    • c. een relatieve neusverkorting met een craniofaciale ratio kleiner dan 0,3;

    • d. een neusplooi:

      • i. met haren die vanaf de neusplooi het hoornvlies of bindvlies raken of kunnen raken;

      • ii. die nat is; of

      • iii. met ontstekingsverschijnselen in een of beide ogen gerelateerd aan de aanwezigheid van de neusplooi;

    • e. een oog met oogwit zichtbaar in twee of meer kwadranten; of

    • f. een ooglid dat niet volledig gesloten kan worden bij het opwekken van de ooglidreflex.

  • 2 Wanneer bij het fokken van honden bij ten minste één van de ouderdieren twee of meer van de volgende kenmerken aanwezig zijn, wordt dit gezien als een overtreding van artikel 3.4, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren:

    • a. een geringe vernauwing van de neusopeningen;

    • b. een relatieve neusverkorting met een craniofaciale ratio van 0,3 tot 0,5; of

    • c. een neusplooi die niet in contact staat met het oog.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder ‘kenmerk’ ook verstaan een kenmerk dat is weggenomen door middel van een lichamelijke ingreep.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 17 augustus 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

P. Adema

Naar boven