Subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector
1. Inleiding
Dit subsidiebeleidskader hoort bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking van 28 september 2023, nr. MINBUZA-2023.19913-19, tot
vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van
de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Dit subsidiebeleidskader
bevat beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.
2. Terminologie
Humanitair imperatief
|
Het humanitair imperatief is het recht op het ontvangen van levensreddende hulp en
de plicht hulp te bieden om menselijk lijden als gevolg van rampen of conflicten te
voorkomen of verminderen.
|
Humanitaire principes
|
De humanitaire principes humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit
staan centraal bij het verlenen van humanitaire hulp.
|
Humanitaire toegang
|
Humanitaire toegang verwijst naar de ruimte en/of gelegenheid voor neutrale humanitaire
actoren om tijdens een conflict, crisis of (natuur)ramp mensen in nood te bereiken
voor het verlenen van humanitaire hulp en naar de ruimte en/of gelegenheid voor getroffen
gemeenschappen om hulp te ontvangen.
|
Humanitaire keten
|
De volledige keten van bij een humanitaire interventie betrokken partijen, die het
leveren van humanitaire hulp als gezamenlijk doel hebben (primaire donor, intermediaire
organisatie/donor, direct uitvoerende organisatie(s)).
|
Anticiperende humanitaire actie
|
Anticiperende humanitaire actie betekent dat vooruitlopend op voorspelbare gebeurtenissen
die humanitaire noden veroorzaken of verergeren, in een vroeg stadium (humanitaire)
actie wordt ondernomen om die noden te voorkomen of te verminderen.
|
Door mensen veroorzaakte of verergerde crises
|
Deze term verwijst in dit subsidiebeleidskader naar crises die op kortere termijn
en in directe zin door menselijk handelen of nalatigheid worden veroorzaakt of verergerd,
in tegenstelling tot natuurrampen of crises als gevolg van onder meer klimaatverandering
(ook als daarbij de mens indirect en op langere termijn als oorzaak kan worden aangewezen).
|
Non-gouvernementele organisatie (NGO)
|
Een NGO is een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of
feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over
rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie
is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd
is (ook wel genoemd maatschappelijke organisatie of civil society organisation).
|
Risicodeling
|
Risicodeling is een vorm van risicobeheer, waarbij actoren door de hele humanitaire
keten heen gezamenlijk risico’s identificeren, analyseren en wegen, preventieve maatregelen
ontwikkelen en afspraken maken over verantwoordelijkheden en benodigde actie als een
risico materialiseert. Risicodeling betekent dat de lasten van preventieve maatregelen
en de verantwoordelijkheden voor gematerialiseerde risico’s op redelijke basis gedeeld
worden door de hele keten.
|
Capaciteitsdeling
|
Capaciteitsdeling verwijst naar een werkwijze waarbij humanitaire actoren gezamenlijk
benodigde capaciteit, lacunes in capaciteit en prioriteiten bij de inzet en versterking
van capaciteit – door de humanitaire keten heen – identificeren en prioriteren.
|
Conflictsensitiviteit
|
Deze term verwijst in dit subsidiebeleidskader naar humanitaire respons die dusdanig
is ontwikkeld dat bewust negatieve effecten en onbedoelde bijdragen aan conflicten
worden vermeden of geminimaliseerd.
|
3. Beleidsmatige context
Instabiliteit en geweld als gevolg van (geo)politieke geschillen, natuurrampen, klimaatverandering
en uitbraken van infectieziektes leiden ertoe dat toenemende aantallen mensen in noodsituaties
terechtkomen. De wereldwijd beschikbare middelen om hiermee om te gaan zijn onvoldoende
gegroeid om alle mensen in nood van adequate en soms langdurige hulp te voorzien.
Aangezien deze trend doorzet, is het noodzakelijk dat het systeem van humanitaire hulpverlening zich aanpast. Dit subsidiebeleidskader
beoogt bij te dragen aan veranderingen die hiervoor nodig zijn, zoals in hoofdstuk 4 nader uiteengezet. Met dit subsidiebeleidskader wordt tevens
invulling gegeven aan het derde kanaal dat aanvankelijk was voorzien onder het subsidiebeleidskader
Humanitaire Hulp 2022–2026; het besluit waarmee de onderhavige beleidsregels worden vastgesteld voorziet daarom
tegelijk ook in het laten vervallen van dit derde kanaal in het subsidiebeleidskader
Humanitaire Hulp 2022–2026.
Hieronder volgt eerst een korte beschrijving van de bredere beleidscontext voor dit
subsidiebeleidskader Versterking Humanitaire Sector 2024–2027.
3.1. Internationaal kader
Internationaal bestaat er een stevig fundament voor humanitaire hulpverlening, waar
ook Nederland zich op baseert. De volgende internationaalrechtelijke en humanitaire
uitgangspunten zijn bepalend:
-
• De humanitaire principes: humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit;
-
• Internationaal recht, in het bijzonder het humanitair oorlogsrecht, mensenrechten
en vluchtelingenrecht;
-
• De SPHERE-standaarden ;
-
• De op de World Humanitarian Summit in Istanbul in 2016 overeengekomen Agenda for Humanity en de afspraken in het kader van de Grand Bargain;
-
• Verplichtingen voortvloeiend uit VN-resoluties over humanitaire hulpverlening.
3.2. Nederlands kader
Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp en diplomatie is onlosmakelijk onderdeel
van het bredere Nederlandse buitenlandbeleid en het ontwikkelingsbeleid. De uitgangspunten
hiervoor zijn verwoord in de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Doen waar Nederland goed in is. Het Nederlandse humanitaire beleid is uitgewerkt in de beleidsbrief Mensen eerst: Nederlandse koers humanitaire diplomatie en hulp. Elk jaar wordt de specifieke inzet in dat jaar toegelicht in een brief aan de Tweede
Kamer over humanitaire hulp en diplomatie. Ook de beleidsreactie op de evaluatie van de Nederlandse humanitaire hulp en diplomatie in de jaren 2015
– 2021 van de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
IOB, noemt een aantal uitgangspunten en prioriteiten van het Nederlandse beleid.
Het Nederlandse humanitaire beleid wordt langs twee samenhangende sporen uitgevoerd:
-
1. Humanitaire hulpverlening bij oorlog, conflict en natuurrampen: voor het leeuwendeel
door het meerjarig en flexibel financieren van het werk van vertrouwde partners zoals
VN-organisaties, de Rode Kruis Rode Halve Maan-beweging en de Dutch Relief Alliance, een partnerschap van Nederlandse hulporganisaties.
-
2. Politieke, diplomatieke en thematische initiatieven die bevorderen dat:
-
• humanitaire hulp wordt verleend volgens de humanitaire principes;
-
• in conflicten het internationaal humanitair recht wordt nageleefd;
-
• internationale humanitaire hulpverlening effectief en efficiënt wordt uitgevoerd en
optimaal aansluit op de behoeften van de getroffen bevolking.
Nederland trekt in partnerschap op met organisaties die aan deze doelen werken. Zo
draagt Nederland bij aan een humanitair systeem dat zich aanpast aan veranderende
omstandigheden en toenemende uitdagingen en noden.
4. Probleem- en doelstelling
Dit subsidiebeleidskader richt zich op het tweede in paragraaf 3.2 genoemde spoor,
en daarbinnen meer specifiek op initiatieven en inspanningen die effectieve, efficiënte
en mensgerichte humanitaire hulpverlening mogelijk maken en/of die bijdragen aan transformatie
van de wijze waarop internationale humanitaire hulpverlening functioneert.
Om dit te bereiken concentreert dit subsidiebeleidskader zich op de volgende drie
humanitaire uitdagingen:
-
–
Belemmeringen voor humanitaire toegang (zie paragraaf 4.1);
-
–
Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse en gebruik van data voor anticiperende
humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises (zie paragraaf
4.2);
-
–
Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap, door gebrek aan een gelijkwaardige
dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen, in het bijzonder met
betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s (zie paragraaf 4.3).
4.1. Belemmeringen voor humanitaire toegang
Het humanitair oorlogsrecht, dat o.a. in de Geneefse Conventies is vastgelegd, vormt
het internationaalrechtelijk fundament onder het werk van humanitaire organisaties.
Het beschermt hun ruimte om onafhankelijke en onpartijdige hulp te bieden aan eenieder
die het nodig heeft. Bovendien beschermt het oorlogsrecht ook burgers tegen de ernstigste
uitwassen van gewapend conflict.
In toenemende mate wordt het humanitair oorlogsrecht geschonden door staten en andere
partijen. Zoals het multilaterale systeem in zijn geheel onder druk staat, wordt ook
het internationale bestel voor humanitaire hulpverlening en bescherming ondermijnd.
Spelers trachten humanitaire hulp politiek, militair strategisch of ideologisch te
instrumentaliseren. De ruimte voor humanitaire organisaties om hun werk te doen, met
volledige naleving van de humanitaire principes, neemt af. Steeds vaker wordt onpartijdige
humanitaire toegang actief belemmerd. Veiligheid voor hulpverleners zelf en voor de
mensen in nood die zij trachten te bereiken en betrekken staat onder druk. Terwijl
steeds meer mensen afhankelijk worden van humanitaire bijstand, krimpt de ruimte om
deze efficiënt en effectief te bieden. Nederland zet zich er daarom voor in om het
respect voor het humanitair oorlogsrecht te versterken en om humanitaire ruimte te
beschermen en uit te breiden.
Om adequaat en zo effectief mogelijk te kunnen opereren en reageren in situaties van
onvolledige humanitaire toegang, is lokale context-specifieke informatie cruciaal.
Het verkrijgen en analyseren van dit soort informatie kan niet door statenpartijen
en multilaterale organisaties (alleen) verzorgd worden. Ook internationale niet-gouvernementele
organisaties en netwerken en lokale organisaties zijn van groot belang om een gedegen
analytische en feitelijke basis te hebben voor de noodzakelijke humanitaire diplomatie
om toegang en veiligheid van hulpverleners te bevorderen.
Nederland zet zich ook in voor het versterken van het internationaalrechtelijk systeem,
en op dit terrein dan met name daar waar het gericht is op vermindering van de impact
van conflict op mensen en op zekerstelling van humanitaire ruimte. Ter ondersteuning
van de verdere ontwikkeling van instrumenten om (ook toekomstige) schendingen van
humanitair oorlogsrecht met effect tegen te gaan is evenzeer een stevige informatiebasis
nodig over hoe schendingen in de praktijk tot stand komen en hoe bewijslast wordt
opgebouwd. Voor ontwikkeling van effectieve internationale afspraken en mechanismen
om beperking van humanitaire ruimte tegen te gaan, zijn bewijs en informatie uit de
praktijk van groot belang; als die basis ontbreekt kunnen geen nieuwe jurisprudentie
of instrumenten zoals resoluties ontstaan, en is de Nederlandse diplomatieke inzet
op dit punt minder effectief.
Op grond van het voorgaande is het eerste beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:
Beleidsdoel 1: Effectievere toepassing van humanitaire principes en humanitair oorlogsrecht,
waardoor meer hulpverleners veilig hun werk kunnen doen en toegang hebben tot mensen
in nood
Met het oog op dit doel beoogt het subsidiebeleidskader initiatieven te steunen die
het verzamelen, verwerken en toepassen van lokale, context-specifieke informatie mogelijk
maken over humanitaire toegang, veiligheid van humanitaire hulpverleners en/of over
naleving van (andere aspecten van) humanitair oorlogsrecht. Deze initiatieven moeten
hieraan werken in meer dan een enkele specifieke crisis en daarnaast ook verzamelde
informatie, inzichten en werkwijzen vertalen en operationaliseren voor gebruik in
crisis-overstijgende, regionale of mondiale onderhandelingen of ontwikkelingen, ook
na de subsidieperiode.
4.2. Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse en gebruik van data voor
anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of verergerde crises
Anticiperende humanitaire actie betekent dat vooruitlopend op voorspelbare gebeurtenissen
die humanitaire noden veroorzaken of verergeren, in een vroeg stadium (humanitaire)
actie wordt ondernomen om die noden te voorkomen of te verminderen. Dit is relevant
in geval van natuurrampen, maar ook van door de mens op kortere termijn veroorzaakte
of verergerde crises. Anticiperende humanitaire actie wordt veelal in gang gezet aan
de hand van onder meer prognosemechanismen, wanneer waarschuwingssignalen afgaan en
vooraf bepaalde drempels voor het tijdig vrijmaken van fondsen worden overschreden.
Zo kunnen organisaties proactief en doeltreffend helpen te voorkomen dat levensbedreigende
situaties uitgroeien tot grootschalige rampen en zo kunnen zij gemeenschappen in staat
stellen zich beter voor te bereiden op, en te weren tegen crises. Wanneer mensen minder
geraakt worden door crises zijn zij weerbaarder voor toekomstige schokken. En ook
helpt anticiperende humanitaire actie duurzame ontwikkelingsresultaten te beschermen
en bevorderen.
Anticiperende humanitaire actie is in toenemende mate een onderdeel van het mandaat
en de taakopvatting van veel humanitaire organisaties. Maar zoals de Anticipatory
Action Task Force (AATF) heeft vastgesteld is een systeem-brede verschuiving nodig, aangejaagd door alle spelers
in de hele humanitaire keten gezamenlijk, om de impact van inspanningen op dit gebied
te vergroten.
Inmiddels wordt ook gekeken naar mogelijkheden om humanitaire anticiperende humanitaire
actie in te zetten in geval van door mensen veroorzaakte of verergerde crises. Ook voor het voorspellen van door mensen veroorzaakte of verergerde crises bestaan
data-gedreven modellen. Deze modellen volstaan als zodanig echter niet om humanitaire
anticiperende humanitaire actie op te baseren. Het voorspellende vermogen voor wat
betreft concrete ontwikkelingen, en vooral voor wat betreft humanitaire impact daarvan,
is onvoldoende om adequaat geïnformeerde, gerechtvaardigde en conflict-sensitieve
anticiperende humanitaire actie op te baseren. Het OCHA Centre for Humanitarian Data evalueerde de technische haalbaarheid van conflictvoorspelling ten behoeve van anticiperende
humanitaire actie en kwam op grond daarvan met een aantal aanbevelingen voor verder werk op dit gebied,
die zich onder meer concentreren op de noodzaak van:
-
– flexibele modellen met ruimte voor contextspecificiteit;
-
– voorspelling van verschuivingen binnen conflicten;
-
– voorspelling van humanitaire impact van conflicten;
-
– ontwikkeling van werkwijzen die gebruik maken van lokale data en menselijke input
om de uitkomsten van data-gedreven modellen context-specifiek aan te vullen en te
verbeteren;
-
– ontwikkeling en verfijning van modellen op transparante en reproduceerbare wijze zodat hun prestaties in uiteenlopende omstandigheden kunnen worden vergeleken;
-
– onderbouwing van initiatieven met uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek; en
-
– relevantie van operationeel onderzoek voor humanitaire besluitvorming.
Op grond van het voorgaande is het tweede beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:
Beleidsdoel 2: In toenemende mate vindt ook bij door mensen veroorzaakte crises conflict-sensitieve
anticiperende humanitaire actie plaats, waardoor de opwaartse druk op humanitaire
noden vermindert
Met het oog op dit doel beoogt het subsidiebeleidskader initiatieven te steunen die
faciliteren dat kennis en uitgangspunten voor anticiperende humanitaire actie effectiever
worden toegepast in (aanloop naar) door mensen veroorzaakte, of verergerde crises.
De initiatieven maken data en modellen en/of werkwijzen voor het voorspellen van crisis-veroorzakende
of -verergerende menselijke dynamiek toepasbaar voor conflict-sensitieve anticiperende
humanitaire actie met inachtneming van de bevindingen en aanbevelingen van de Anticipatory Action Task Force en het OCHA Humanitarian Data Centre. Opzet is bovendien dat deze modellen of werkwijzen ook toepasbaar blijven na de
subsidieperiode.
4.3. Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap, door gebrek aan een gelijkwaardige
dialoog en samenwerking door de hele humanitaire keten heen, in het bijzonder met
betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s
Mensen en gemeenschappen die door crises zijn getroffen of die leven in situaties
van verhoogd risico, zijn rechthebbenden die in het centrum moeten staan van besluitvormingsprocessen
over humanitaire actie die hen aangaat. Internationaal wordt nagestreefd om noodhulp, gebaseerd op de humanitaire principes,
zo lokaal als mogelijk uit te voeren, en zo internationaal als noodzakelijk. Streven is om obstakels voor samenwerking met lokale organisaties weg te nemen en om mensen die door crises worden geraakt te betrekken bij alle aspecten van de
humanitaire response.
In juni 2021 bracht de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB)
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een literatuurstudie uit, Interrogating the evidence on humanitarian localisation, waarin werd geconcludeerd dat
‘There is concern that the construction of the localisation discourse continues to
place international actors at the centre; that localisation debates continue to be
driven by international actors; and that little attention has been given to the role
of local actors in transforming norms and practices.’
Obstakels voor concrete voortgang op de lokaliseringsdoelstellingen worden in de bestudeerde
literatuur voornamelijk gevonden in percepties en vooronderstellingen over zaken zoals
risico’s, capaciteit en vermogen van lokale actoren om te handelen volgens humanitaire
principes.
‘In turn, perceptions of and approaches to risk management impact partnership models.
The literature predominantly focuses on the risks to international actors when partnering
with local actors, rather than vice versa, raising issues of power imbalances. Similarly,
capacity-strengthening approaches further entrench such power dynamics: despite moves
towards more sustained and participatory approaches, capacity-strengthening requirements
are still largely identified by international organisations and predominantly focus
on local actors’ organisational capacity and their capacity to fulfil donor requirements.’
Dit kader wil enkele van deze obstakels adresseren en daarmee werkwijzen stimuleren
die meer lokaal leiderschap mogelijk maken.
Risicodeling
De context waarin humanitaire hulp wordt geboden is vaak complex en humanitaire hulpverlening
is niet mogelijk zonder dat risico’s worden genomen. Humanitaire organisaties hebben veelal robuuste systemen om risico’s in te schatten
en te beperken en – als een risico toch materialiseert – daar adequaat op te reageren.
Donoren, zoals Nederland, verwachten dit ook. Gebrek aan een gelijkwaardiger gesprek
en gezamenlijke aanpak door de hele humanitaire keten heen kan er echter toe leiden dat risico’s feitelijk worden afgeschoven op intermediaire,
en vervolgens op lokale organisaties. Dat kan op zijn beurt de uitvoeringscapaciteit van partners overbelasten, het behalen
van resultaat ondermijnen en de ruimte beperken voor lokaal leiderschap bij humanitaire
actie. Het is van belang de risicolast van humanitaire hulpverlening op een verantwoorde
manier door alle betrokkenen in de humanitaire keten te laten dragen, en hier in gezamenlijkheid
aan te werken, bijvoorbeeld gebruik makend van het Risk Sharing Framework dat tijdens de Jaarvergadering van de Grand Bargain in juni 2023 werd gepresenteerd.
Capaciteitsdeling
Ook over benodigde capaciteit, lacunes in capaciteit en prioriteiten bij de inzet
en versterking van capaciteit, is dialoog en samenwerking door de hele humanitaire
keten heen noodzakelijk. Alle partners in de uitvoeringsketen hebben specifieke eigenschappen,
mandaat en expertise, die in een optimaal samenspel benut en versterkt moeten worden
om goede resultaten te bereiken. Prioriteiten voor een partner of groep partners in
de keten kunnen niet unilateraal worden bepaald of opgelegd door een andere partner
in die keten. Een gelijkwaardiger dialoog en samenwerking ook op dit gebied zal lokaal
leiderschap beter mogelijk maken.
Op grond van het voorgaande is het derde beleidsdoel van dit subsidiebeleidskader:
Beleidsdoel 3: Een gelijkwaardiger dialoog tussen alle partners in de hele humanitaire
keten over samenwerking en het delen van capaciteit en risico’s, waardoor lokaal leiderschap
van humanitaire actie toeneemt
Met het oog op dit doel wil het subsidiebeleidskader lokaal leiderschap faciliteren
door mogelijk te maken dat werkwijzen worden ontwikkeld, toegepast en uitgedragen
die gebaseerd zijn op een open en gelijkwaardige dialoog en samenwerking tussen partners
door de hele humanitaire keten heen (back donor, intermediair, nationale en/of lokale
uitvoeringspartner), met speciale aandacht voor risicodeling en capaciteitsdeling.
Opzet is bovendien dat deze werkwijzen ook toepasbaar blijven na de subsidieperiode.
5. Te subsidiëren interventies
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 moeten aanvragen zich richten op ofwel beleidsdoel 1 (zie paragraaf 4.1) ofwel beleidsdoel
2 en/of 3 (zie paragraaf 4.2 en paragraaf 4.3). Een aanvraag die zich richt op beide
beleidsdoelen 2 en 3 komt alleen in aanmerking voor subsidie als deze is gebaseerd
op een enkele, geïntegreerde interventielogica (zie over interventielogica hoofdstuk
10, onderdeel v.).
5.1. Type interventies
Om de drie hiervoor omschreven beleidsdoelen te bewerkstelligen kunnen interventies
worden ingezet die zich afwisselend richten op lokaal, nationaal, regionaal en mondiaal
niveau, zoals:
-
• pleitbezorging en beleidsbeïnvloeding;
-
• onderzoek, data-collectie of ontwikkeling van werkwijzen, inclusief piloting, in specifieke
crises;
-
• verzameling en vergelijking van uitkomsten van pilots in verschillende crises;
-
• vertaling van resultaten in aanbevelingen of hulpmiddelen voor mondiale, regionale
en/of lokale humanitaire actoren;
-
• uitdragen daarvan binnen het humanitaire speelveld.
5.2. Niet-subsidiabele activiteiten
Omdat dit subsidiekader zich richt op verandering en verbetering van het humanitaire
systeem komen activiteiten die primair zijn gericht op het direct leveren van noodhulp niet in aanmerking voor subsidie onder dit subsidiebeleidskader, net zo min als activiteiten
die zich slechts op één land of crisis richten.
Wel kan het verlenen van directe noodhulp onderdeel uitmaken van initiatieven onder
beleidsdoelen 4.2 of 4.3, als ingezet om nieuwe werkwijzen uit te testen en uit te
dragen, en waar dit aansluit op deze beleidsdoelen. Als directe noodhulpverlening
op deze wijze onderdeel uitmaakt van de voorgestelde interventielogica, is dit alleen
subsidiabel als het plaatsvindt in landen op de List of Recipients of Official Development Assistance van het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Er wordt geen subsidie toegekend uit het subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 voor activiteiten waarvoor de aanvrager reeds subsidie toegekend heeft gekregen ten
laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook activiteiten
waarvoor een organisatie indirect een bijdrage heeft gekregen, via een subsidie of
bijdrage die aan een andere organisatie is verstrekt ten laste van de begroting van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken, komen niet in aanmerking voor een subsidie
onder dit subsidiebeleidskader.
6. Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie onder dit subsidiebeleidskader
gelden de volgende vereisten:
-
• De aanvrager is een non-gouvernementele organisatie (NGO).
-
• De aanvrager richt zich in belangrijke mate op een of meerdere van de specifieke beleidsdoelen
van dit subsidiebeleidskader (zie hoofdstuk 4); dat moet blijken uit zijn vigerende
visiedocument of meerjarig strategisch plan.
-
• De aanvrager heeft minstens drie jaar kennis en ervaring met type interventies die
minimaal één van de in hoofdstuk 4 beschreven probleemgebieden adresseren.
-
• De aanvrager voert operaties uit, dan wel heeft die uitgevoerd, en/of heeft actieve
netwerken in landen die zijn getroffen of regelmatig worden getroffen door humanitaire
crises; de aanvrager heeft tevens connecties met internationale humanitaire netwerken
en organisaties die een rol spelen in regionale en/of mondiale processen en onderhandelingen
over humanitaire hulpverlening.
-
• Een organisatie kan slechts éénmaal in aanmerking komen voor een subsidie binnen dit
subsidiebeleidskader. Indien een organisatie meerdere aanvragen indient wordt alleen
de aanvraag die als eerste is ontvangen in behandeling genomen en worden de later
ingediende aanvragen afgewezen.
Niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 komen:
-
• (Lokale) overheden, intergouvernementele organisaties en organisaties waarvan een
overheid de enige aandeelhouder is of een meerderheidsaandeel heeft.
-
• Aanvragers die een aanvraag indienen als penvoerder namens een alliantie.
7. Looptijd activiteiten
De activiteiten worden uitgevoerd in een periode van minimaal 42 en maximaal 48 maanden;
deze periode start niet eerder dan 1 januari 2024 en wordt afgerond uiterlijk op 31 december
2027.
7.1. Inceptiefase
Na subsidieverlening zullen de subsidieontvangers een inceptiefase doorlopen van (maximaal)
vier maanden. Doel van de inceptiefase is om nadere invulling te geven aan de algemene
en op hoofdlijnen opgestelde plannen die zijn ingediend bij de subsidieaanvraag.
Meer specifiek benutten de subsidieontvangers de inceptiefase in elk geval voor:
-
1. Het operationaliseren en synchroniseren van de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve
resultaten (met indicatoren en targets) op outcome niveau en het uitwerken van de
beoogde strategie voor Monitoring, Evaluatie en Leren (MEL), optimaal ingebed in de
organisatie-brede MEL-strategie van de subsidie-ontvanger en eveneens aansluitend
op de leeragenda en het resultatenkader van DSH-HH.
-
2. Het uitvoeren van een studie om baseline waarden vast te stellen voor de beoogde kwalitatieve
en kwantitatieve indicatoren.
-
3. Het bepalen van de vorm van, en aandachtspunten voor de beleidsdialoog met het ministerie
om tot efficiënte en adequate samenwerking te komen waar dat nodig is voor de inzet
op versterking of verandering van het humanitaire systeem.
-
4. Het uitwerken van de bij de aanvraag ingediende begroting naar een gedetailleerde
begroting voor de eerste 12 maanden van het subsidietijdvak. Voor de resterende periode
van het subsidietijdvlak wordt jaarlijks met het jaarplan een gedetailleerde begroting
aangeleverd.
Aldus wordt na afronding van de inceptiefase in ieder geval aan het Ministerie voorgelegd:
-
– een geoperationaliseerd activiteiten- en MEL-plan (ad.1)
-
– studie met baseline waarden voor de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren
(ad.2)
-
– gedetailleerde begroting voor de resterende periode van de eerste 12 maanden (ad.4)
8. Beschikbare middelen en de verdeling daarvan
Voor subsidieverlening in het kader van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 is in totaal EUR 60 miljoen beschikbaar voor de gehele periode van vier jaar. Uit oogpunt van doelmatigheid is
gekozen voor een verdeelsystematiek die leidt tot verlening van ongeveer zeven subsidies
onder dit kader, uiteraard indien en voor zover er voldoende kwalificerende aanvragen
zijn.
Het beschikbare bedrag is als volgt verdeeld over de drie specifieke beleidsdoelen,
met de volgende onder- en bovengrenzen per subsidie(aanvraag):
-
1.
EUR 8 miljoen voor beleidsdoel 1 humanitaire toegang.
Hiervoor geldt per aanvraag voor de hele periode een ondergrens van EUR 3 miljoen,
en een bovengrens van EUR 5 miljoen.
-
2.
EUR 52 miljoen voor beleidsdoelen 2: anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte crises en 3: lokaal leiderschap d.m.v. risico- en capaciteitsdeling gezamenlijk.
Voor elk van deze twee beleidsdoelen geldt per aanvraag voor de hele periode een ondergrens
van EUR 8 miljoen en een bovengrens van EUR 20 miljoen. Als een aanvraag inzet op
zowel beleidsdoel twee als drie, geldt een ondergrens voor de gecombineerde aanvraag voor de hele periode van EUR 10 miljoen en een bovengrens van EUR 24 miljoen.
De verdeling van de voor Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027 beschikbare middelen vindt plaats via een tender, dat wil zeggen aan de hand van
een rangschikking op basis van kwaliteit van de tijdig ingediende subsidieaanvragen.
Na sluiting van de indieningsperiode worden alle tijdig ontvangen aanvragen in behandeling
genomen. De beoordeling wordt voor elke aanvraag gedaan op basis van de informatie
die voor sluiting van de aanvraagtermijn is ontvangen.
De rangschikking van de aanvragen die de drempeltoets (zie paragraaf 12.2) hebben
gehaald, wordt voor elk van de beide subsidieplafonds bepaald aan de hand van de beoordeling
op grond van de inhoudelijke beoordelingscriteria die in paragraaf 12.3 van dit subsidiebeleidskader
zijn vermeld. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste
voor subsidie in aanmerking, waarbij geldt dat minimaal één subsidie per beleidsdoel
wordt verleend (mits er sprake is van voldoende kwalificerende aanvragen). De minister
besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde, totdat het beschikbare
budget is uitgeput.
Indien blijkt dat er te weinig kwalificerende aanvragen zijn om een van beide subsidieplafonds
uit te putten, komen de daaruit resterende middelen beschikbaar voor kwalificerende
aanvragen gericht op de beleidsdoel(en) waarvoor het andere subsidieplafond middelen
beschikbaar stelt.
Indien in een subsidieplafond middelen resteren die minder bedragen dan bovengenoemde
minimumbedragen per subsidie, wordt daarmee geen subsidie meer verleend. Ook deze
middelen worden beschikbaar gesteld voor kwalificerende aanvragen ingediend onder
het andere subsidieplafond. Indien deze situatie zich bij beide subsidieplafonds voordoet,
worden de overgebleven middelen uit beide plafonds samengevoegd; deze middelen worden
benut voor verlening van subsidie aan de kwalitatief best scorende aanvraag van de
nog niet gehonoreerde aanvragen, ongeacht op welk(e) beleidsdoel(en) de aanvraag ziet
en mits de aanvraag van voldoende kwaliteit is om in aanmerking te kunnen komen voor
subsidie.
De subsidie wordt betaald via periodieke voorschotten. Ten behoeve van het laatste
financieringsjaar wordt maximaal 90% van de voor dat jaar aangevraagde middelen als
voorschot betaald.
9. Subsidiabele kosten
Slechts de kosten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor
subsidie wordt gevraagd en die redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere
wijze kunnen worden bekostigd, zijn subsidiabel. Activiteiten die reeds zijn gestart voor 1 januari 2024 zijn niet subsidiabel, en
dus zijn de daarmee gemoeide kosten niet subsidiabel.
De subsidiabele kosten worden genoemd en toegelicht in het begrotingsmodel dat verplicht
moet worden gehanteerd voor de bij de aanvraag in te dienen begroting (zie appendix
5 bij dit subsidiebeleidskader).
10. Vereisten subsidieaanvraag
Voor het indienen van een aanvraag moet gebruik worden gemaakt van het door de minister
daartoe vastgestelde aanvraagformulier (zie appendix 1 bij deze beleidsregels). Het
aanvraagformulier dient volledig ingevuld te zijn en te zijn voorzien van de op het formulier vermelde bescheiden.
Het aanvraagformulier behorende bij de subsidieaanvraag bevat de volgende verplichte
bijlagen:
-
i. Recent uittreksel uit het Handelsregister, niet ouder dan 1 januari 2023;
-
ii. Het meest recente visiedocument of meerjarig strategisch plan dat uiterlijk op 1 april 2023 is gepubliceerd.
-
iii. De jaarrekeningen dan wel een overzicht van de financiële situatie van de subsidieaanvrager van de
afgelopen drie jaar (2020, 2021, 2022).
-
iv. Een track record van maximaal twee pagina’s (zie appendix 5, onderdeel A) dat de relevante ervaring
beschrijft met het type interventies die problemen aanpakken die door dit subsidiebeleidskader
worden geadresseerd (zie hoofdstuk 4) en die door een combinatie van inzet op lokaal/nationaal/crisis-niveau
en op regionaal of mondiaal niveau bijdragen aan versterking of hervorming van de
humanitaire sector. Als onderdeel van het track record dient een showcase te worden aangeleverd, die deze ervaring toelicht. Indien wordt ingezet op meer dan
één beleidsdoel, dient de showcase ervaring te illustreren met de geadresseerde probleemgebieden behorende bij de gekozen
beleidsdoelen (zie hoofdstuk 4).
-
v. Een Programmavoorstel van maximaal 15 pagina’s (zie appendix 5, onderdeel B), bestaande uit de volgende
onderdelen:
-
○ Globale (niet landen-specifieke) probleemanalyse, in relatie tot minstens één van
de in hoofdstuk 4 benoemde beleidsdoelen (ofwel beleidsdoel 1, ofwel beleidsdoel 2 en/of beleidsdoel 3).
-
○ Interventielogica voor de gehele subsidieperiode, bestaande uit:
-
A. Voorgestelde combinatie van type interventies (zie hoofdstuk 5), met onderbouwing
van de wijze waarop deze de geïdentificeerde problemen aanpakken;
-
B. de beoogde kwalitatieve en/of kwantitatieve tijdens de subsidieperiode te realiseren
outputs en outcomes, met bijbehorende succescriteria en/of indicatoren;
-
○ Een overkoepelende risicoanalyse (overzicht van contextuele en programmatische risico’s)
met bijbehorende mitigerende maatregelen;
-
○ Een plan van aanpak, op hoofdlijnen, dat inzicht geeft hoe de interventielogica gedurende
de subsidieperiode in operationele plannen zal worden vertaald, inclusief:
-
A. toelichting op de wijze waarop lopende de subsidieperiode keuzes worden gemaakt, zoals
voor (extra) landen-specifieke interventies;
-
B. toelichting op de wijze waarop opgehaalde informatie en geleerde lessen effectief
worden gebruikt voor bijsturing van de interventies als nodig.
-
vi. Een begroting voor de eerste 12 maanden inclusief een meerjarenraming voor de resterende jaren
van het subsidietijdvak, opgesteld volgens het verplichte format dat is te vinden
in appendix 5, onderdeel C. De begroting geeft inzicht in de inkomsten, daaronder
begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten.
-
vii. Een Organizational Risk and Integrity Assessment (ORIA) (zie appendix 2.3), dan wel een ORIA update form (appendix 2.1), dan wel een
ORIA light form (appendix 2.2). In de ORIA assessment guidelines (appendix 2) wordt
toegelicht welke organisatie welke informatie moet aanleveren.
11. Aanvraagprocedure
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels
tot en met 1 december 2023 om 11:59 uur am CET. Aanvragen die later dan genoemde datum
en tijd worden ingediend, worden afgewezen. Als moment van indiening geldt het moment
waarop de aanvraag door het Ministerie is ontvangen (zie ook hierna). De aanvragende
organisatie is de enige verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening
van een aanvraag.
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag niet voldoen aan de formele vereisten die op grond van dit subsidiebeleidskader
aan aanvragen worden gesteld, dan kan de minister vragen om een aanvulling. Als datum
en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop
de aangevulde aanvraag is ontvangen. Hoe korter voor het verstrijken van de deadline
voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico
dat de minister geen toepassing zal geven aan haar bevoegdheid om een aanvulling te
vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen
op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen.
In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal
deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere
rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag.
Aanvragen dienen volledig en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend
door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding
van naam en functie. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.
Bij het opstellen van de subsidieaanvraag is het kortheidshalve verwijzen naar andere
onderdelen van de aanvraag of bijlagen niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten
uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan.
Indien onderdelen van het aanvraagformulier – met inbegrip van bijlages – niet worden
ingevuld c.q. aangeleverd, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.
De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Bijlagen die zijn opgesteld
in een andere taal dienen voorzien te zijn van een vertaling in het Engels. Additionele
informatie (zoals USB-sticks of links naar achtergrondinformatie over een organisatie)
worden niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.
Het heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat aanvragen per e-mail in .pdf-formaat worden
ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres:
dsh-hh-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.
Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor
gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er
rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter
dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment
waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip
waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in
de onderwerp-regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.
Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van
aanvrager.
Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden. Indien u daar alsnog voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u
dan contact op met het ministerie via het e-mailadres: dsh-hh-subsidies@minbuza.nl
onder vermelding van Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.
Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail
en uiterlijk tot en met 24 november 2023 richten aan dsh-hh-subsidies@minbuza.nl.
Waar nodig samengevoegd met andere vragen vindt geanonimiseerde beantwoording hiervan
(zoveel mogelijk) tweewekelijks plaats door middel van publicatie via internet op:
https://www.government.nl/documents/questions-and-answers/qa-strengthening-the-humanitarian-sector-programme
12. Beoordelingsprocedure
12.1. Beoordeling
De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van dit
subsidiebeleidskader. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving
en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.
De aanvrager en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen allereerst
te voldoen aan de drempelcriteria, zoals genoemd in paragraaf 12.2. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen
en niet verder beoordeeld.
Van de aanvragen die door de drempeltoets zijn gekomen wordt vervolgens de kwaliteit
beoordeeld op basis van de inhoudelijke beoordelingscriteria (zie paragraaf 12.3). Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient een
aanvraag van voldoende kwaliteit te zijn (dat wil zeggen minstens 65% van het maximaal
aantal te behalen punten te scoren). De selectie vindt uiteindelijk plaats volgens
de verdeelsystematiek zoals neergelegd in hoofdstuk 8.
12.2. Drempelcriteria
Alle tijdig ontvangen aanvragen worden als eerste beoordeeld op grond van onderstaande
drempelcriteria. Aan alle drempelcriteria moet worden voldaan ten einde in aanmerking
te kunnen komen voor een subsidie.
Drempelcriteria over de aanvrager:
-
D1. De aanvrager is een non-gouvernementele organisatie (NGO).
-
D2. De aanvrager dient de aanvraag in als zelfstandige aanvrager, niet namens een alliantie.
-
D3.
-
a) De aanvrager voert operaties uit, dan wel heeft deze uitgevoerd, en/of heeft actieve
netwerken in landen die zijn getroffen of regelmatig worden getroffen door humanitaire
crises;
-
b) de aanvrager heeft connecties met internationale humanitaire netwerken en organisaties
die een rol spelen in regionale en/of mondiale processen en onderhandelingen over
humanitaire hulpverlening.
-
D4. De aanvrager richt zich in belangrijke mate op één of meerdere van de specifieke beleidsdoelen
van dit subsidiebeleidskader, hetgeen blijkt uit zijn visiedocument of meerjarig strategisch
plan dat uiterlijk op 1 april 2023 is gepubliceerd: 1. Effectievere toepassing van
humanitaire principes en humanitair oorlogsrecht, waardoor meer hulpverleners veilig
hun werk kunnen doen en toegang hebben tot mensen in nood; 2. In toenemende mate vindt
ook bij door mensen veroorzaakte crises conflict-sensitieve anticiperende humanitaire
actie plaats, waardoor de opwaartse druk op humanitaire noden vermindert; 3. Een gelijkwaardiger
dialoog tussen alle partners in de hele humanitaire keten over samenwerking en het
delen van capaciteit en risico’s, waardoor lokaal leiderschap van humanitaire actie
toeneemt.
-
D5. De aanvrager heeft minstens drie jaar kennis en ervaring met interventies die minimaal
één van de in hoofdstuk 4 beschreven probleemgebieden adresseren: (i) Belemmeringen
voor humanitaire toegang; (ii) Toenemende humanitaire noden door onvoldoende analyse
en gebruik van data voor anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte
of verergerde crises; en/of (iii) Onvoldoende ruimte voor sterk lokaal leiderschap,
door gebrek aan een gelijkwaardige dialoog en samenwerking door de hele humanitaire
keten heen, in het bijzonder met betrekking tot het delen van capaciteit en risico’s.
-
D6. Gedurende de periode 2020–2022 was gemiddeld ten minste 25% van de totale jaarlijkse
inkomsten van de aanvrager afkomstig uit bronnen anders dan directe of indirecte subsidies
en/of bijdragen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades).
-
D7.
-
a) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in
Nederland of overige EU-lidstaten gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang
van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR
205.000 (bruto).
Voor aanvragers statutair gevestigd in een EU-lidstaat die niet is aangesloten bij
de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond
van de corporate rates (appendix 3 bij deze beleidsregels) die door het Ministerie worden gehanteerd met
ingang van 1 januari 2023.
-
b) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in
Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zwitserland, Japan, VS/Canada gevestigde aanvragers
bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per
kalenderjaar ten hoogste:
• Verenigd Koninkrijk
|
GPB 177.136;
|
• Noorwegen
|
NOK 2.427.977;
|
• Zwitserland
|
CHF 313.392;
|
• Japan
|
YEN 28.500.537;
|
• VS/Canada
|
USD 243.013.
|
-
c) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in overige landen
gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie
wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste het bedrag dat voor het land van vestiging
is vermeld in de appendix 4 bij deze beleidsregels.
-
D8. De aanvrager heeft niet eerder een aanvraag ingediend voor een subsidie onder het
onderhavige subsidiebeleidskader Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027.
-
D9. De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid
met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
-
D10. De aanvrager toont aan dat hij een integriteitsbeleid heeft vastgesteld. Hij toont
aan dat hij procedures heeft ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven.
Het screenen van personeel bij werving vormt onderdeel van dit integriteitsbeleid
en de procedures om er toepassing aan te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze
procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen
seksuele misdragingen en racisme, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van
de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem/hen
ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken,
met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan
te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten
aan de minister is gewaarborgd
Drempelcriteria over de activiteiten waarvoor een subsidie wordt gevraagd:
-
D11. De aanvraag is gericht op
ofwel beleidsdoel 1 (‘humanitaire toegang’),
ofwel op beleidsdoel 2 (‘anticiperende humanitaire actie bij door mensen veroorzaakte of
verergerde crises’) en/of beleidsdoel 3 (‘lokaal leiderschap door middel van risico-
en capaciteitsdeling’).
-
D12. De aanvraag bevat één samenhangende interventielogica, ongeacht het aantal beleidsdoelen
waarop de aanvraag zich richt.
-
D13. De aanvraag combineert interventies die zich richten op zowel lokaal/nationaal als
op regionaal/mondiaal niveau (zie voor de interventies paragraaf 5.1).
-
D14. De aanvraag is niet gericht op het leveren van noodhulp, uitgezonderd directe noodhulp
die onderdeel uitmaakt van initiatieven onder beleidsdoelen 2 of 3, als ingezet om
nieuwe werkwijzen uit te testen en uit te dragen, en waar dit aansluit op deze beleidsdoelen,
en waar de noodhulp wordt geleverd in landen die zijn vermeld in de door het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest
recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistance.
-
D15. De aanvraag richt zich niet slechts op één land of crisis.
-
D16. De aanvraag bedraagt:
-
a) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 1: minimaal EUR 3 miljoen en maximaal
EUR 5 miljoen;
-
b) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 2 of beleidsdoel 3: minimaal EUR 8 miljoen
en maximaal EUR 20 miljoen;
-
c) voor subsidieaanvragen gericht op beleidsdoel 2 en 3: minimaal EUR 10 miljoen en maximaal
EUR 24 miljoen.
-
D17. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een looptijd van minimaal
42 en maximaal 48 maanden.
-
D18. De activiteiten starten niet eerder dan 1 januari 2024 en worden afgerond uiterlijk
op 31 december 2027.
-
D19. De aanvraag heeft geen betrekking op:
12.3. Inhoudelijke criteria
De aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria worden beoordeeld op kwaliteit op
grond van de hierna volgende inhoudelijke criteria. Er zijn criteria die de kwaliteit
van het track record beoordelen en criteria die de kwaliteit van het Programmavoorstel
beoordelen, inclusief criteria die de algehele samenhang en impact van de voorgestelde
interventies beoordelen. Per set van criteria is aangegeven welk percentage van het
totaal aantal te behalen punten voor die criteria kan worden behaald.
A. Track Record (25% van het totaal aantal te behalen punten)
De kwaliteit van het track record wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:
-
1. De mate waarin de aanvrager effectieve ervaring heeft met interventies die relevant
zijn voor het realiseren van de doelstellingen die door dit subsidiebeleidskader worden
geadresseerd (zie hoofdstuk 4);
-
2. De mate waarin de aanvrager effectieve ervaring heeft met het bijdragen aan versterking
of hervorming van de humanitaire sector, niet alleen binnen een of enkele crises,
maar ook in de humanitaire hulpverlening wereldwijd.
B. Programmavoorstel (75% van het totaal aantal te behalen punten)
De kwaliteit van het voorgestelde programmavoorstel (inclusief interventielogica)
wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:
-
3. De mate waarin de globale (niet landen-specifieke) probleemanalyse aansluit op het/de
gekozen specifieke beleidsdoel(en) van het subsidiebeleidskader (hoofdstuk 4).
-
4. De mate waarin de keuze voor het/de beleidsdoel(en) waarop wordt ingezet logisch voortvloeit/en
uit het Track record en het Strategisch plan of de visie/missie van de aanvrager.
-
5. De mate waarin de interventielogica bijdraagt aan het/de gekozen specifieke beleidsdoel(en)
van het subsidiebeleidskader (hoofdstuk 4), blijkend uit de:
-
– aansluiting op de probleemanalyse;
-
– beoogde outcomes en outputs (met succescriteria of indicatoren);
-
– beoogde wisselwerking en complementariteit tussen inspanningen op lokaal/nationaal
en regionaal/mondiaal niveau;
-
6. De mate waarin de met de voorgestelde interventies op te bouwen kennis en/of te ontwikkelen
werkwijzen ook na beëindiging van het programma toegepast kunnen worden, c.q. effect
zullen blijven sorteren.
-
7. De mate waarin de risico’s voor de voorgestelde interventies in kaart zijn gebracht
en deze zijn voorzien van adequate mitigerende maatregelen.
-
8. De mate waarin de besluitvormingsmechanismen t.a.v. de activiteiten die op het moment
van indiening nog niet precies kunnen worden ingevuld borg staan voor een kwalitatief
goede realisatie van de doelstellingen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
-
9. De mate waarin de systematiek voor Monitoren, Evalueren en Leren (MEL), toereikend
is voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten,
outputs, outcomes en onderliggende aannames.
13. Tijdpad
Indienen subsidieaanvraag
|
Vanaf datum inwerkingtreding subsidiebeleidskader
|
Tot en met 1 december 2023 11:59 uur am CET
|
Beslissing op tijdig ingediende subsidieaanvragen
|
Uiterlijk op 1 maart 2024
|
14. Rapportage- en andere subsidieverplichtingen
Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in
de subsidieverleningsbeschikking.
Deze verplichtingen zullen onder andere betrekking hebben op een meldingsplicht ten
aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie,
zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten,
en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages, zoals inhoudelijke en financiële
tussen- en eindrapportages.
Indien na de looptijd van de beschikking middelen over zijn, zullen deze – tenzij
het subsidietijdvak wordt verlengd – terugvloeien naar het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Hierover zal een verplichting worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.
15. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de uitvoering van dit subsidiebeleidskader bedragen
EUR 1,8 miljoen voor de totale subsidieperiode. Administratieve lasten zijn de lasten
die gepaard gaan met informatieverplichtingen in verband met het doen van de aanvraag
en in geval subsidie wordt verstrekt het voldoen aan de daaraan verbonden verantwoordingsverplichtingen.
Het bedrag van EUR 1,8 miljoen komt neer op 3,0 procent van het totale subsidiebudget.
De berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 25 organisaties interesse
hebben voor het subsidiebeleidskader en een aanvraag zullen indienen die kan worden
gehonoreerd.
Bij de totstandkoming van het subsidiebeleidskader is kritisch bezien dat ten eerste
de criteria voor de subsidieaanvragers en de beoogde resultaten helder zijn geformuleerd
en ten tweede duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de financiering en verantwoording
van de toegekende subsidies plaatsvindt. Hiermee moet een aanvrager de afweging kunnen
maken of met de indiening van een subsidieaanvraag kans bestaat op een toekenning.
Het ministerie beoogt op deze wijze de administratieve lasten voor de subsidieaanvragers
tot een minimum te beperken.