Beleidsregel voeren van verweer in procedures bij Afdeling Bestuursrechtspraak Raad [...] schade wegens overschrijding redelijke termijn)

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 11-10-2023 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 september 2023, kenmerk 2023-0000037360, over het voeren van verweer in procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin verzocht wordt om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 8:26, 8:42, 8:108 en titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat degene die verzoekt om immateriële schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State er belang bij heeft dat er zo snel mogelijk een beslissing volgt op dit verzoek;

Overwegende dat met toepassing van artikel 8:73 (oud) en titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend de Staat (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) tot een immateriële schadevergoeding kan worden veroordeeld wegens een aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te wijten overschrijding van de redelijke termijn;

Overwegende dat de jurisprudentie over immateriële schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter vergaand is uitgekristalliseerd en gestandaardiseerd;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Indien gedurende het beroep of het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt gedaan wegens overschrijding van de redelijke termijn door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ziet de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties af van de mogelijkheid om een reactie te geven of het voeren van schriftelijk of mondeling verweer.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. gelet op de duur van de overschrijding van de redelijke termijn, of gelet op het aantal partijen, met een forfaitaire toekenning naar verwachting in totaal een immateriële schadevergoeding van meer dan € 2.000,– in geval van één partij, of € 5.000,– in geval van meerdere partijen die afzonderlijk in aanmerking komen voor een immateriële schadevergoeding, zal worden toegekend; of

    • b. belangrijke nieuwe rechtsvragen ten aanzien van de toekenning van immateriële schadevergoeding aan de orde zijn.

  • 3 Deze beleidsregel ziet niet op zaken waarin door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoger beroep is ingesteld tegen een in eerste aanleg gegeven beslissing op een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter.

Deze beleidsregel wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge

Naar boven