Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie [...] Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031)

[Regeling vervalt per 01-01-2032.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 10-11-2023 t/m heden

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 1 november 2023, nr. Min-BuZa.2023.20012-27 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 2.5 en 2.6, sub d, e, g en h, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 2.5 en 2.6, sub d, e, g en h, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op het gebied van veiligheid voor mensen en gemeenschappen en op het gebied van vredesopbouw en conflictbemiddeling, gelden voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2031 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1 Voor het in artikel 1 genoemde tijdvak geldt een subsidieplafond van € 200 miljoen.

Artikel 3

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031 worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 21 december 2023 om 11:59 uur a.m. CET, aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.1

Artikel 4

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid geldt dat ten hoogste vier subsidies worden verleend voor aanvragen op het gebied van veiligheid voor mensen en gemeenschappen, waarvan ten minste twee aanvragen gericht op bescherming van burgers, en ten hoogste zes subsidies voor aanvragen op het gebied van vredesopbouw en conflictbemiddeling, waarvan ten hoogste vier aanvragen gericht op vredesopbouw en ten hoogste twee aanvragen gericht op conflictbemiddeling.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2032, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die tijd zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage, met uitzondering van de appendices bij de bijlage, in de Staatscourant worden geplaatst. Appendices bij de bijlage worden via internet bekend gemaakt.2

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

P. Grotenhuis

Bijlage Subsidiebeleidskader Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031

Inhoudsopgave

Begrippenlijst

3

1.

Inleiding

3

2.

Beleidsachtergrond en doelstelling van het subsidieprogramma

5

3.

Wat komt voor subsidie in aanmerking

7

4.

Looptijd activiteiten en omvang gevraagde subsidie

9

5.

Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen

9

6.

Beschikbare middelen en verdeling

10

7.

Subsidiabele kosten

11

8.

Vereisten subsidieaanvraag

11

9.

Aanvraag procedure

13

10.

Beoordelingsprocedure

14

11.

Tijdspad

17

12.

Subsidieverplichtingen en uitbetaling

17

13.

Administratieve lasten

18

14.

Appendices

18

Begrippenlijst

In dit subsidiebeleidskader wordt verstaan onder:

Adaptief programmeren

Programmering waarin continue leer- en feedback-lussen zijn ingebouwd om doelgericht leren mogelijk te maken en de programmering aan te passen op basis van dat leren. Hierbij gaat het niet alleen om het aanpassen van programmering in het licht van eventuele veranderingen in de context waarin het programma uitgevoerd wordt, maar ook om het aanpassen van programmering in het licht van opgedane inzichten over de effectiviteit van de programmering.

Koepel- of netwerkorganisatie

Vereniging/stichting met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, waarin maatschappelijke organisaties (CSO’s/NGO's) zich verenigen en samenwerken om activiteiten te coördineren en/of middelen te bundelen.

Lokalisering / lokaal geleide ontwikkeling

Het proces waarin lokale actoren – waaronder individuen, gemeenschappen, netwerken, organisaties, particuliere entiteiten en overheden – hun eigen agenda bepalen, oplossingen ontwikkelen en de capaciteit, het leiderschap en de middelen inbrengen om deze oplossingen te realiseren.

Niet-gouvernementele organisatie (CSO/NGO)

Een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is. Ook koepel- of netwerkorganisaties (hierboven gedefinieerd) kunnen in het kader van dit subsidiebeleidskader als zij aan deze definitie voldoen kwalificeren als CSO/NGO.

Subsidiebeleidskader Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031

1. Inleiding

Dit subsidiebeleidskader hoort bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 1 november 2023, nr. Min-BuZa.2023.20012-27 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Dit subsidiebeleidskader bevat beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031.

Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is gericht op de West-Afrikaanse Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika – regio’s waar zich momenteel enkele van de meest fragiele en door conflict getroffen staten bevinden. Gewelddadige conflicten, fragiliteit en instabiliteit hebben vaak desastreuze en zichzelf versterkende gevolgen. Landen die kampen met ernstige problemen van fragiliteit en instabiliteit blijven ver achter bij het bereiken van duurzame ontwikkeling. Data laat zien dat armoede in toenemende mate geconcentreerd is in fragiele staten: in 2030 zou tot twee derde van de extreem armen in fragiele staten kunnen leven,3 waarbij mensen in kwetsbare en gemarginaliseerde situaties – waaronder vrouwen en jongeren – vaak het hardst worden getroffen. Om deze redenen heeft Nederland zich ten doel gesteld in deze moeilijkste regio's en landen te werken, en bij te dragen aan de opbouw van vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen in fragiele staten via haar Veiligheid en Rechtsorde (V&R)-beleid en -programmering.

Gedurende de afgelopen jaren zijn er vele lessen geleerd met betrekking tot het werken in fragiele staten en conflictgebieden, en het versterken van de impact van V&R-inzet in deze complexe contexten.4 Hoe kan ontwikkelingssamenwerking effectiever bijdragen aan het voorkomen en oplossen van conflict en instabiliteit? Het belangrijkste is dat evaluaties en studies de noodzaak onderstrepen om realistisch en bescheiden te zijn over de invloedssfeer van Nederlandse V&R-programmering in fragiele staten. Simpel gezegd is het niet realistisch om te verwachten dat er alleen als gevolg van Nederlandse V&R-inspanningen een duurzame vrede zal worden bereikt in bijvoorbeeld de Sahel regio. Duurzame vrede – of in ieder geval het uitblijven van een verdere verslechtering van stabiliteit – is afhankelijk van vele factoren, waarvan de meeste gerelateerd zijn aan internationale, regionale en nationale politieke machtsverhoudingen en belangen die buiten de directe invloedssfeer van het Nederlandse V&R-portfolio liggen. Nederland is een van de vele actoren die zich bezighouden met V&R in dit soort contexten en om die reden is beleidsbeïnvloeding gericht op nationale, regionale en internationale belanghebbenden een integraal onderdeel van het bereiken van de Nederlandse V&R-doelstellingen.

Evaluaties onderstrepen dat de manier waarop V&R-activiteiten zijn opgezet in veel gevallen te top-down en te weinig flexibel is geweest om goed te kunnen inspelen op de complexe en snel veranderende contexten van fragiele staten. V&R-activiteiten – met inbegrip van beleidsbeïnvloeding – zijn in deze situaties het meest relevant en effectief als ze lokaal geleid en adaptief zijn. Bovendien kan de manier waarop beleid en programmering elkaar aanvullen worden verbeterd. Dit kan door versterken van de learning loop waarbij lessen die geleerd worden tijdens de uitvoering van programma’s worden gebruikt voor verdere beleidsontwikkeling, en beleidsveranderingen worden vertaald in programma aanpassingen.

Verder blijkt uit evaluaties dat de financiering van V&R-activiteiten in veel gevallen te gefragmenteerd is geweest: middelen waren te veel versnipperd over een groot aantal kleine en geografisch verspreide activiteiten. Zowel de budgetten als de periode waarin projecten werden uitgevoerd waren te beperkt en sloten niet aan bij de hoge ambities van het V&R-beleid en bij de complexe en dynamische omgevingen waarin ze werden uitgevoerd. Concreet betekent dit dat er scherpere en realistischere doelstellingen moeten worden geformuleerd en dat er meer ruimte moet komen voor lange termijn inzet, waarin leren en tussentijds bijsturen van de inzet een meer prominente rol krijgt.

Wat het beheer van het V&R-portfolio betreft heeft Nederland er bewust voor gekozen om een onderscheid te maken tussen gecentraliseerde en gedecentraliseerde programmering. Om te komen tot betere en meer contextgevoelige resultaten, is diepgaande en grondige landen-specifieke kennis van fragiele staten en conflictgebieden nodig. Daarom heeft Nederland zich ten doel gesteld om ten minste twee derde van het beschikbare V&R-budget naar de Nederlandse ambassades in V&R-focuslanden te delegeren. De ambassades ondersteunen de programmering van dit budget, dat leidt tot landen-specifieke resultaten. Het resterende V&R-budget wordt gebruikt om programma's te ondersteunen die het individuele landenniveau overstijgen. Deze programma’s worden centraal beheerd (vanuit Den Haag) en zijn bij voorkeur meerjarig, hebben een groter budget en leiden tot uitkomsten met een sterke regionale en/of internationale beleidsbeïnvloedende component. Dit zijn programma's die de tijd hebben om effecten te sorteren op het bredere thematische gebied, waardoor de kennis van thematische kwesties en van uitvoeringsmethoden in fragiele staten en conflictgebieden wordt vergroot. Het voorliggende Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma wordt gefinancierd uit het centrale V&R-budget. De toegevoegde waarde van de toekomstige activiteiten die met behulp van dit subsidieprogramma worden uitgevoerd wordt dan ook gezocht in resultaten die de op landenniveau behaalde resultaten overstijgen, en (in de toekomst) breder toepasbaar zijn (i.e., ook in andere landen).

Het subsidieprogramma is ontwikkeld met de hierboven genoemde lessen in gedachten. Hierin zijn de volgende elementen vernieuwend ten opzichte van eerdere subsidieprogramma’s op het terrein van V&R:

• Gericht op het langduriger ondersteunen van organisaties die gespecialiseerd zijn op de relevante beleidsthema’s, waarbij vertrouwen in de kennis en kunde van de organisaties voorop staat (sturing op outcome niveau);

• Nadruk op inzet waarin leren en het tussentijds bijsturen van de inzet centraal staat (adaptief programmeren);

• Nadruk op lokaal geleide inzet, zowel qua ontwikkeling van de inzet (design) als qua uitvoering;

• Nadruk op het versterken van beleidsbeïnvloeding gebaseerd op inzichten die voortkomen uit de uitvoering van activiteiten op landenniveau (learning loop tussen beleid en resultaten van programmering);

• Nadruk op resultaten die het landenniveau overstijgen (geen sturing op landenniveau);

• Nadruk op resultaten die binnen de span of control van de aanvragers ligt (bescheidenheid en realisme).

Deze elementen worden verder uitgewerkt in de volgende hoofdstukken.

2. Beleidsachtergrond en doelstelling van het subsidieprogramma

2.1. Beleidsachtergrond

Veiligheid en Rechtsorde (V&R) is een van de speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Het is een belangrijke bouwsteen voor het bereiken van de hoofddoelen van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zoals uiteengezet in de Beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’ (2022) van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). Deze hoofdoelen zijn het aanpakken van grondoorzaken van armoede, terrorisme, irreguliere migratie en klimaatverandering, en het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's)van de VN.5 In lijn met SDG 16 is de overkoepelende doelstelling van het Nederlandse V&R-beleid om bij te dragen aan vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen door mensen, en groepen in staat te stellen hieraan zelf te werken. De perspectieven en behoeften van mensen, evenals hun empowerment en veerkracht, staan centraal in de V&R-aanpak.6 Nederland werkt hierbij in de gehele conflictcyclus (voor, tijdens en na gewelddadige conflicten) en in situaties van langdurige fragiliteit.

In de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’ wordt een aantal manieren van werken geïdentificeerd waarmee de impact van ontwikkelingsprogramma's kan worden gemaximaliseerd, met name wanneer deze plaatsvinden in fragiele staten en conflictgebieden. Voor het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma wordt de nadruk gelegd op twee van deze manieren van werken: lokaal geleide ontwikkeling en adaptieve programmering.

Ten aanzien van lokaal geleide ontwikkeling stelt de beleidsnota dat Nederland streeft naar partnerschappen op basis van gelijkwaardigheid, met meer invloed van zuidelijke organisaties in de opzet en uitvoering van ontwikkelingssamenwerking. Nederland heeft zich internationaal gecommitteerd aan deze agenda.7 De V&R Theory of Change (ToC) onderstreept dit verder door te stellen dat het identificeren en aanpakken van de onderliggende oorzaken van conflicten het beste kan worden geleid door mensen en gemeenschappen zelf. De behoeften, ervaringen en ideeën voor het oplossen van problemen van mensen moeten centraal staan in V&R-programmering om de relevantie en effectiviteit van deze inspanningen te versterken.8

De beleidsnota stelt ook dat Nederland kiest voor een adaptieve aanpak van werken in fragiele gebieden. Om maximale flexibiliteit te bereiken, zullen programma's modulair worden opgezet, zodat onderdelen snel kunnen worden op- of afgeschaald als de omstandigheden dat vereisen.9 De V&R ToC stelt op zijn beurt dat uitvoerende organisaties in de snel veranderende contexten van fragiele staten en conflictgebieden er tijdens de uitvoering achter kunnen komen dat de gekozen aanpak niet meer (voldoende) effectief is en aanpassing vergt. Om aanpassing van strategieën en tactieken mogelijk te maken moet V&R-programmering zorgen voor flexibiliteit, terwijl de focus op de gestelde doelen blijft.10

2.2. Doel, thema’s en manier van werken

2.2.1. Doel en beleidsthema’s

Het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma beoogt bij te dragen aan het versterken van het bredere beleid en de programmering op het gebied van de volgende twee beleidsthema’s:

A. Veiligheid voor mensen en gemeenschappen 11: Binnen dit beleidsthema richt Nederland zich op het werken met mensen en gemeenschappen die te maken hebben met onveiligheid (veroorzaakt door individuele of georganiseerde, gewapende en ongewapende, statelijke- of niet-statelijke actoren), door hen te ondersteunen bij het toepassen van geweldloze benaderingen van conflictpreventie en -oplossing.

Het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma heeft binnen het thema veiligheid voor mensen en gemeenschappen als doel: bij te dragen aan programma’s die de inspanningen van mensen en gemeenschappen ondersteunen om gewelddadige conflictcycli te doorbreken en zo de mate van geweld en angst voor geweld te verminderen. Het gaat bij deze programma’s om:

  • veiligheidsprogramma's voor de gemeenschap, met inbegrip van inspanningen ter verbetering van de interactie tussen vraag naar, en aanbod van, veiligheid (bijvoorbeeld door versterking van het beleid en de praktijk op het gebied van de bescherming van burgers);

  • programma’s gericht op versterking van gedrag en mechanismen voor conflictbeheersing op persoonlijk- en gemeenschapsniveau (bijvoorbeeld door ongewapende bescherming van burgers).

Voor beide soorten programma’s hecht Nederland aan gender-responsieve en inclusieve veiligheidsmechanismen, geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning, en de promotie van niet-gewelddadige conflictresolutie-trajecten en -infrastructuren.

B. Vredesopbouw en conflictbemiddeling 12: De inzet onder dit beleidsthema stelt belanghebbenden in staat bij te dragen aan het handhaven van vrede, zodat het uitbreken, voortduren, escaleren en opnieuw uitbreken van gewelddadige conflicten wordt voorkomen. Het onderwerp geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning krijgt speciale aandacht in de inspanningen van Nederland op het gebied van vredesopbouw. Deze thematiek is belangrijk voor vertrouwen en sociale cohesie in samenlevingen, welke essentieel zijn voor duurzame vrede.

Het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma heeft binnen het thema vredesopbouw en conflictbemiddeling als doel: programma’s te ondersteunen die belanghebbenden in staat stellen om bij te dragen aan conflictpreventie en vredesopbouw, teneinde gewelddadige conflicten te voorkomen en de vrede over het hele vredescontinuüm te ondersteunen. Het gaat bij deze programma’s om:

  • Vredesopbouw:

    • ° versterking van de sociale cohesie, het vertrouwen en de veerkracht van mensen en gemeenschappen;

    • ° verbetering van de kwaliteit, samenhang, doeltreffendheid en conflictgevoeligheid van de internationale steun aan kwetsbare en door conflicten getroffen landen, teneinde duurzame vrede te bewerkstelligen.

  • Conflictbemiddeling:

    • ° conflicttransformatie en -oplossing op verschillende niveaus, waaronder conflictbemiddeling door derden en training in dialoog- en onderhandelingsvaardigheden binnen lokale gemeenschappen.

2.2.2. Manier van werken

Het ontwerp van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma neemt lokaal geleide ontwikkeling en adaptief programmeren als startpunt voor de manier van werken in fragiele staten en conflictgebieden:

  • Adaptief programmeren wordt opgevat als programmeren waarin continue leer- en feedback-lussen zijn ingebouwd om doelgericht leren mogelijk te maken en de programmering aan te passen op basis van dat leren. Hierbij gaat het niet alleen om het aanpassen van programmering in het licht van eventuele veranderingen in de context waarin het programma uitgevoerd wordt, maar ook om het aanpassen van programmering in het licht van opgedane inzichten over de effectiviteit van de programmering.

  • Lokaal geleide ontwikkeling wordt opgevat als het proces waarin lokale actoren – waaronder individuen, gemeenschappen, netwerken, organisaties, particuliere entiteiten en overheden – hun eigen agenda bepalen, oplossingen ontwikkelen en de capaciteit, het leiderschap en de middelen inbrengen om deze oplossingen te realiseren. Dit omvat zowel de wijze waarop aanvragers lokale gemeenschappen betrekken bij hun activiteiten, als de wijze waarop aanvragers invulling geven aan hun partnerschap met lokale organisaties.

Het subsidieprogramma is gericht op het ondersteunen van activiteiten die deze beide manieren van werken toepassen (en verder ontwikkelen) op de onder paragraaf 2.2.1 genoemde beleidsthema’s.

2.2.3. Samenvatting doel

Samengevat zal het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma:

  • 1) internationaal opererende maatschappelijke organisaties ondersteunen die tot doel hebben bij te dragen aan het beleidsthema veiligheid voor mensen en gemeenschappen, en/of vredesopbouw en conflictbemiddeling;

  • 2) hen hierdoor in staat stellen invloed uit te oefenen op het beleid van lokale, nationale, regionale en internationale belanghebbenden die aan deze beleidsthema’s werken;

  • 3) hen tegelijkertijd stimuleren hun kennis van en ervaring met programmering op een van deze beleidsthema’s in fragiele staten en conflictgebieden te vergroten;

  • 4) gebaseerd op inzichten en bewijzen die zijn opgedaan bij de toepassing van een adaptieve, lokaal geleide aanpak voor ontwikkelingsprogrammering.

Visueel weergegeven ziet de aanpak om bij te dragen aan het doel er als volgt uit:

Bijlage 271062.png

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken benadrukt het belang van leren en innoveren in dit verband. Het is daarom de bedoeling dat aanvragers de subsidie mede gebruiken om: (i) hun methoden voor het aanpakken van de beleidsthema’s veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling, verder te ontwikkelen; (ii) hun methoden voor het implementeren van een learning loop zowel binnen als tussen beleidsbeïnvloeding en programmeringsactiviteiten op landenniveau (adaptieve programmering) verder te ontwikkelen; en (iii) de mate waarin hun werk (programmering en beleidsbeïnvloeding) lokaal wordt geleid verder te verdiepen.

3. Wat komt voor subsidie in aanmerking

3.1. Subsidiabele activiteiten

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma moeten aanvragen zich richten op één van de twee beleidsthema’s zoals beschreven in paragraaf 2.2.1. Aanvragen die zich richten op beide beleidsthema’s worden afgewezen.

Aanvragen moeten daarnaast beide in paragraaf 2.2.2 genoemde manieren van werken toepassen in de voorgestelde activiteiten.

Ook dient het voorgestelde programma (in lijn met de figuur in paragraaf 2.2) te bestaan uit twee componenten van activiteiten, die aan elkaar gekoppeld worden door middel van het integreren van een learning loop:

A. Empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloeding

Minimaal 25% en maximaal 40% van de gevraagde subsidie is bestemd voor empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloedingsactiviteiten.

De voorgestelde empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloedingsactiviteiten dienen betrekking te hebben op:

  • a. lokale, nationale, regionale en internationale beleidsbeïnvloeding op het gebied van veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of op het gebied van vredesopbouw en conflictbemiddeling. Beleidsbeïnvloeding wordt gericht op relevante belanghebbenden op lokaal, nationaal, regionaal en internationaal niveau – waaronder regeringen, multilaterale organisaties (zoals de VN en de Wereldbank), discussiefora (zoals de G-20, COP, en de World Summit) en supranationale organen (zoals de EU, OESO, NAVO, en de Afrikaanse Unie); en

  • b. het versterken van de learning loop tussen lokale, nationale, regionale en internationale beleidsbeïnvloeding en de uitvoering van adaptieve lokaal geleide programma’s om zo de empirische basis voor beleidsbeïnvloeding op het gebied van veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of op het gebied van vredesopbouw en conflictbemiddeling, te versterken. Dit omvat ook benodigde capaciteitsversterkende activiteiten, zowel binnen de eigen organisatie van de aanvrager als onder de partners van de aanvrager.

B. Adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau

Minimaal 60% en maximaal 75% van de gevraagde subsidie is bestemd voor adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau (inclusief institutionele capaciteitsversterking van lokale partners) met betrekking tot veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of met betrekking tot vredesopbouw en conflictbemiddeling.

De voorgestelde adaptieve, lokaal geleide programmering activiteiten op landenniveau dienen te worden uitgevoerd in V&R-focuslanden (zie paragraaf 3.2). De voorgestelde activiteiten dienen voort te bouwen op bestaande programmering en netwerken van de aanvrager in die landen.13 Activiteiten in landen waar hiervan geen sprake is, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Omdat het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma gefinancierd wordt uit centrale V&R-middelen, wordt de toegevoegde waarde van de voorgestelde activiteiten gezocht in resultaten die de behaalde resultaten op landenniveau overstijgen, en (in de toekomst) breder toepasbaar zijn (i.e., ook in andere landen). Beoogd wordt dat de resultaten van de voorgestelde adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau specifiek worden ingezet om de empirische basis van effectief beleid en programmering te vergroten (i.e., kennis en ervaring met betrekking tot het relevante beleidsthema en manieren van werken in fragiele staten en conflictgebieden), zodat de learning loop als basis voor effectieve beleidsbeïnvloeding en effectievere programmering wordt versterkt. Om deze reden vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen landen-specifieke activiteitenplannen uit. In plaats daarvan moeten aanvragers per V&R focusland een korte contextanalyse en hun daaruit volgende geplande interventiestrategie (incl. budget) indienen.

NB. Uitgangspunten bij bovenstaande verdeling over de twee componenten van activiteiten zijn:

  • a. dat het totaal van de aangevraagde subsidiebedragen verdeeld over empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloeding en adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau 100% moet zijn;

  • b. dat indirecte kosten conform het verplichte budgetmodel (zie Appendix 4.vi bij dit subsidiebeleidskader) als vast percentage over het totaal van de directe kosten van het gevraagde subsidiebedrag worden berekend.

3.2. Focuslanden

Het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma is gericht op de Nederlandse V&R-focuslanden: Afghanistan, Burkina Faso, Burundi, Democratische Republiek Congo (Oost-Congo), Irak, Jemen, Mali, Niger, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Soedan, Somalië, Tunesië, en Zuid-Soedan.

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie in het kader van dit subsidieprogramma zijn de voorgestelde lokale, nationale en regionale beleidsbeïnvloeding activiteiten gericht op de V&R-focuslanden. Internationale beleidsbeïnvloeding activiteiten bouwen zoveel als mogelijk voort op inzichten opgedaan in V&R-focuslanden.

De voorgestelde adaptieve, lokaal geleide programmering activiteiten dienen te worden uitgevoerd in minimaal twee en maximaal vier V&R-focuslanden.

Uitzondering op de eis van maximaal vier V&R-focuslanden voor adaptieve, lokaal geleide programmering activiteiten: Voor aanvragen die volledig (i.e., 100% van de aangevraagde subsidie) gericht zijn op activiteiten op het gebied van conflictbemiddeling onder het beleidsthema vredesopbouw en conflictbemiddeling is geen maximum aantal focuslanden van toepassing. Wel blijft ook daar het minimum van twee V&R-focuslanden gelden. Deze uitzondering is gemaakt omdat het moeilijk te voorspellen is waar en wanneer behoefte aan conflictbemiddeling zal ontstaan.

3.3. Richtlijnen voor activiteiten

Bij het ontwerp en de uitvoering van de activiteiten die in het kader van dit subsidieprogramma worden voorgesteld, moet rekening worden gehouden met de volgende richtlijnen voor de uitvoering van V&R-activiteiten in fragiele staten en conflictgebieden:

Inclusiviteit: De activiteiten dragen bij aan het gelijkwaardig verdelen van sociale en materiële voordelen over sociale groepen en categorieën, en op het aanpakken van de structurele factoren die uitsluiting en marginalisatie van mensen in kwetsbare situaties in de samenleving veroorzaken en in stand houden. Inclusieve besluitvorming, gelijke toegang tot macht en middelen en een participatieve aanpak staan centraal. Activiteiten moeten gender- en jeugdresponsief zijn: i.e., bijdragen aan het voorkomen van toenemende gender- en jeugdongelijkheid, en bijdragen aan gender- en jeugdgelijkheid. Dit vergt een gender- en jeugdgevoelige lens in programmering, door vrouwen en jongeren consequent te raadplegen en te betrekken bij programmering en beleidsbeïnvloedende beslissingen, en door barrières weg te nemen die hun zinvolle deelname aan activiteiten kunnen belemmeren.

Conflict sensitiviteit: Activiteiten zijn dusdanig ontwikkeld dat bewust negatieve effecten en onbedoelde bijdragen aan conflicten worden vermeden of geminimaliseerd, en dat even bewust positieve effecten op de conflictdynamiek worden gecreëerd en kansen voor vrede en inclusie worden versterkt. Dit vereist het vermogen (i) om de operationele context waarin activiteiten plaatsvinden te analyseren en te begrijpen; (ii) om dat begrip te vertalen naar consequenties voor interventies en interacties met die context; en (iii) om conflict sensitiviteit in de hele activiteiten cyclus te integreren en te actualiseren. Gelet op het belang dat Nederland hecht aan het onderwerp geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning als onderdeel van inzet in fragiele staten en conflictgebieden, is het van belang om als onderdeel van conflict sensitiviteit ook psychosociale dimensies en dynamiek mee te nemen in het analyseren en begrijpen van de contexten waarin activiteiten plaatsvinden.

Afstemming en coördinatie: In veel V&R-focuslanden, en fragiele staten in het algemeen, wordt de V&R-agenda uitgevoerd en geïmplementeerd door een diverse groep actoren die zich met soortgelijke kwesties bezighouden. Om overlapping te voorkomen en complementair te werken, is het essentieel dat de activiteiten worden afgestemd op bredere nationale en internationale ontwikkelingsstrategieën en -programma's, zodat de resultaten van de activiteiten eerder zullen worden ingebed in een bredere reeks relevante activiteiten en de kans groter wordt dat een katalysatoreffect wordt gecreëerd en duurzamere resultaten op langere termijn worden bereikt (meer dan de som van de delen).

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal succesvolle aanvragers vragen om in hun jaarrapportages verslag uit te brengen over hoe zij deze richtlijnen in hun programma-uitvoering hebben opgenomen. Ook zal dit onderdeel uitmaken van de regelmatige beleidsdialogen die tussen het ministerie en de succesvolle aanvragers zullen plaatsvinden, evenals van voorgenomen evaluaties.

4. Looptijd activiteiten en omvang gevraagde subsidie

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd hebben een minimale looptijd van 91 maanden en een maximale looptijd van 96 maanden. De activiteiten dienen niet eerder te beginnen dan 1 januari 2024 en niet later dan 1 juni 2024, en moeten uiterlijk 31 december 2031 zijn afgerond.

De aanvraag betreft ten minste 10 miljoen euro en ten hoogste 25 miljoen euro.

5. Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen

5.1. Type organisatie

Voor een subsidie in het kader van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma kunnen organisaties in aanmerking komen die voldoen aan de volgende kenmerken:

  • De aanvrager is een internationaal opererende (i.e., voert activiteiten uit in meerdere landen) maatschappelijke organisatie (CSO/NGO).

  • De activiteiten van de organisatie richten zich expliciet op de beleidsthema’s die centraal staan in dit subsidieprogramma: veiligheid voor mensen en gemeenschappen, en/of vredesopbouw en conflictbemiddeling. Dit blijkt ook uit de aangeleverde jaarrekeningen en/of overzicht van de financiële situatie van de aanvrager.

  • De organisatie heeft ten minste tien jaar aantoonbare ervaring met het implementeren van activiteiten (inclusief beleidsbeïnvloeding) gericht op het beleidsthema waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling), in fragiele staten en conflictgebieden (inclusief V&R-focuslanden).

Niet in aanmerking voor een subsidie onder het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma komen:

  • ° Aanvragen namens een alliantie;

  • ° Organisaties wiens activiteiten niet expliciet gericht zijn op veiligheid voor mensen en gemeenschappen, en/of vredesopbouw en conflictbemiddeling. Organisaties waarvan het merendeel van de activiteiten gericht is op ontwikkelingssamenwerking in bredere zin, zoals armoedebestrijding of het bevorderen van basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting of water, evenals organisaties waarvan het merendeel van de activiteiten gericht is op humanitaire hulp, komen dus niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma;

  • ° Organisaties met een winstoogmerk;

  • ° Lokale en andere overheden, intergouvernementele organisaties en organisaties waarbij de overheid de enige of meerderheidsaandeelhouder is.

5.2. Aantal aanvragen per organisatie

Een aanvrager kan hoogstens één maal in aanmerking komen voor subsidie onder het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma, ongeacht het gekozen beleidsthema (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling). Indien een aanvrager meer dan één aanvraag indient, wordt alleen de aanvraag die als eerste is ontvangen beoordeeld. De later ontvangen aanvragen worden afgewezen.

6. Beschikbare middelen en verdeling

Voor subsidieverlening in het kader van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma is 200 miljoen euro (subsidieplafond) beschikbaar voor een periode van acht jaar (2024–2031). Deze middelen gelden als ODA.

De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats via een tender. Aanvragen die binnen de deadline worden ontvangen en voldoen aan de drempelcriteria worden beoordeeld op hun kwaliteit op grond van de inhoudelijke criteria die in paragraaf 10.3 van dit subsidiebeleidskader zijn vermeld. Dit zal resulteren in een rangschikking van de aanvragen: hoe beter de aanvraag aan de criteria voldoet, hoe hoger de score en de plek in de rangschikking zal zijn. De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangschikking (van hoog naar laag), totdat het beschikbare budget is uitgeput.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal maximaal tien subsidies toekennen (voor zover er voldoende aanvragen zijn die kwalificeren voor een subsidie). Deze subsidies zullen als volgt verdeeld worden over de beleidsthema’s veiligheid voor mensen en gemeenschappen, en vredesopbouw en conflictbemiddeling:

  • Maximaal vier subsidies zullen worden verleend op het gebied van het beleidsthema veiligheid voor mensen en gemeenschappen, waarvan ten minste twee subsidies specifiek gericht zijn op de bescherming van burgers.

  • Maximaal zes subsidies zullen worden verleend op het gebied van het beleidsthema vredesopbouw en conflictbemiddeling, waarvan ten hoogste vier subsidies specifiek gericht zijn op vredesopbouw en ten hoogste twee subsidies specifiek gericht zijn op conflictbemiddeling. Hierbij geldt dat van deze zes subsidies ten minste één subsidie wordt verleend aan een koepel- of netwerkorganisatie.

Bij het verdelen van de middelen zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken rekening houden met een evenwichtige spreiding van de middelen over de verschillende focuslanden zoals die zijn gespecificeerd in hoofdstuk 3 van dit subsidiebeleidskader.

Indien de in deze maximaal tien aanvragen gevraagde subsidies meer bedragen dan het totaal van de middelen dat voor subsidieverlening in het kader van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma beschikbaar is, zal van elke aanvraag een gelijk percentage van het gevraagde bedrag worden afgewezen.

7. Subsidiabele kosten

Slechts de kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en die redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere wijze kunnen worden bekostigd zijn subsidiabel.14 Activiteiten die reeds zijn gestart voor het moment van indienen van de aanvraag en/of voor 1 januari 2024 zijn niet subsidiabel.15 De daarmee gemoeide kosten zijn dus ook niet subsidiabel.

8. Vereisten subsidieaanvraag

Voor het indienen van een subsidieaanvraag moet gebruik worden gemaakt van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier (zie Appendix 1 bij dit subsidiebeleidskader). Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld te zijn en te zijn voorzien van de op het formulier vermelde bescheiden.

Het aanvraagformulier behorende bij de subsidieaanvraag bevat de volgende verplichte bijlagen:

  • i. De statuten van de aanvrager.

  • ii. De jaarrekeningen en/of een overzicht van de financiële situatie van de subsidieaanvrager van de afgelopen drie jaar (2020, 2021, 2022).

  • iii. Een track record opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.i bij dit subsidiebeleidskader), waarin de aanvrager aantoont minimaal 10 jaar (in ieder geval de periode 2013–2022) ervaring te hebben met het implementeren van activiteiten (inclusief beleidsbeïnvloeding) gericht op het beleidsthema waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling) in fragiele staten en conflictgebieden (inclusief V&R-focuslanden).

  • iv. Twee showcases opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.ii bij dit subsidiebeleidskader), van elk maximaal 1.500 woorden. In de showcases licht de aanvrager zijn ervaring toe met beleidsbeïnvloedende activiteiten op het gebied van het beleidsthema waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling). Deze ervaring is gebaseerd op inzichten die zijn opgedaan bij de uitvoering van adaptieve en lokaal geleide ontwikkelingsprogrammering in fragiele staten en conflictgebieden (bij voorkeur in de V&R focuslanden). De aanvrager licht hiermee ook zijn ervaring met het toepassen van een learning loop toe, en illustreert zijn belangrijkste behaalde resultaten en geleerde lessen op dit gebied. De showcases hebben betrekking op activiteiten die zijn uitgevoerd in de periode 2013–2022, en waarvan de outcome/impact behaald is in de periode 2020–2022.

  • v. Een programmavoorstel opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.iii bij dit subsidiebeleidskader) bestaande uit de volgende onderdelen:

    • a. Een overkoepelende Theory of Change (ToC), bestaande uit een narratief van maximaal 1.000 woorden en een visualisering van de ToC. De ToC moet gebaseerd zijn op de kernelementen die in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 zijn uitgewerkt en moet het volgende bevatten:

    • a. Een duidelijke probleemanalyse resulterend in een strategische programmadoelstelling die past binnen één van de doelstellingen van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma (bijdragen aan het versterken van het bredere beleid en de programmering op het gebied van veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling); en

    • b. Een uiteenzetting van de verschillende stappen die gezet zullen worden om de strategische programmadoelstelling te behalen, inclusief een analyse van de onderliggende assumpties die deze verschillende stappen verbinden.

    • b. Een presentatie van maximaal 3.000 woorden van de geplande interventiestrategieën, inclusief een overzicht van de daarbij behorende soorten activiteiten, die de aanvrager verwacht toe te passen om de resultaten te bereiken, onderverdeeld in:

      • 1. Empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloeding, met vermelding van de beoogde doelgroepen. De aanvrager toont aan hoe de te ondernemen interventiestrategie en de daarbij behorende soorten activiteiten gebaseerd zijn op de inzichten die zijn opgedaan bij de uitvoering van adaptieve, lokaal geleide programmering in fragiele staten en conflictgebieden; en

      • 2. Adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau, met vermelding van waar naar verwachting de activiteiten zullen plaatsvinden. Er worden geen volledige outputvoorstellen op landenniveau verwacht. In plaats daarvan worden aanvragers verzocht hun interventiestrategie en de daarbij behorende soorten activiteiten per voorgesteld V&R-focusland te specificeren, en om aan te tonen hoe deze voortbouwen op bestaande programmering en netwerken van de aanvrager en samenhangen met de geplande beleidsbeïnvloeding interventiestrategie.

    • c. Een beknopte contextanalyse van maximaal 1.500 woorden per voorgesteld V&R-focusland, waarin wordt uitgelegd (i) hoe de geplande interventiestrategieën verband houden met geïdentificeerde problemen op het gebied van het gekozen beleidsthema in het voorgestelde V&R-focusland; (ii) hoe de geplande interventiestrategieën in het voorgestelde programma zullen worden toegepast; en (iii) hoe deze toepassing zal bijdragen aan het behalen van resultaten in het voorgestelde V&R focusland, alsmede het behalen van de strategische programmadoelstelling. Gelet op het belang dat Nederland hecht aan het onderwerp geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning als onderdeel van inzet in fragiele staten en conflictgebieden, is het van belang om ook psychosociale dimensies en dynamiek mee te nemen in het analyseren en begrijpen van de contexten waarin activiteiten plaatsvinden.

    • d. Een MEL-strategie van maximaal 1.500 woorden (uitgezonderd de indicatoren) die past bij de manieren van werken zoals omschreven in paragraaf 2.2.2, en die aansluit op de institutionele MEL-strategie van de aanvrager. Daar waar elementen van de voorgestelde MEL-strategie nog geen deel uitmaken van de institutionele MEL-strategie, licht de aanvrager toe hoe deze zullen worden opgenomen in de institutionele MEL-strategie. De MEL-strategie omvat:

      • 1. Een toelichting op wat het doel van MEL is in verhouding tot het voorgestelde programma, waarin aanvragers specificeren hoe de learning loop tussen lokale, nationale, regionale en internationale beleidsbeïnvloeding en adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau in praktijk zal worden gebracht, en hoe ze dit verder willen ontwikkelen en versterken (i.e., aanvragers definiëren hun eigen leerambities voor het programma);

      • 2. Een beschrijving (in algemene termen) van welke methodologieën zullen worden toegepast om MEL uit te voeren, en wat het doel is van iedere stap daarin;

      • 3. Een reflectie op de vereiste vaardigheden (en eventuele benodigde capaciteitsversterking) en taakverdelingen binnen het programmateam van de aanvrager en de partners die zullen worden betrokken bij de voorgestelde activiteiten, in het licht van de twee manieren van werken die centraal staan in het subsidieprogramma: adaptief programmeren en lokaal geleide ontwikkeling;

      • 4. Een kader met een gelimiteerd aantal kwalitatieve en/of kwantitatieve resultaten (outcomes) en indicatoren die relevant zijn voor de ToC van het programma en voor de V&R ToC van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De mate van verandering waarop de uitkomsten betrekking hebben moet realistisch zijn binnen de tijdsperiode en de invloedssfeer van het programma, en de voorgestelde indicatoren moeten geschikt zijn voor de beoordeling van de voortgang op de voorgestelde beleidsbeïnvloeding- en adaptieve, lokaal geleide programmeringsactiviteiten.

  • vi. Een viertal visiedocumenten van elk maximaal 750 woorden opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.iv bij dit subsidiebeleidskader), gericht op de manieren van werken die worden toegepast om de voorgestelde interventiestrategieën te implementeren. De visiedocumenten presenteren beknopt welke lessen de aanvrager tot nu toe heeft geleerd met het toepassen van de manieren van werken, en welke ambities de aanvrager heeft om deze verder te ontwikkelen. De visiedocumenten moeten zich richten op:

    • a. De algemene wijze waarop de aanvrager werkt aan het bereiken van voortgang op het beleidsthema waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling);

    • b. Adaptief programmeren, met nadruk op het in praktijk brengen van een learning loop binnen en tussen beleidsbeïnvloeding en programmering op landenniveau;

    • c. Lokaal geleide ontwikkeling, uitgesplitst naar 1) de betrokkenheid van lokale gemeenschappen (inclusief vrouwen en jongeren), en 2) de invulling van partnerschappen met lokale organisaties;

    • d. De algemene wijze (institutioneel beleid) waarop de aanvrager werkt in fragiele staten en conflictgebieden, rekening houdend met de richtlijnen voor de uitvoering van V&R activiteiten in deze contexten zoals aangegeven in paragraaf 3.3.

  • vii. Een risicoanalyse en risicostrategie die relevant zijn voor het voorgestelde programma, opgesteld volgens het verplichte format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.v bij dit subsidiebeleidskader). De risicostrategie moet logisch voortvloeien uit de gepresenteerde risicoanalyse, probleemanalyse en contextanalyses, en daarnaast passen bij adaptieve, lokaal geleide programmering.

  • viii. Een begroting voor de eerste 12 maanden, opgesteld volgens het verplichte (Excel) format bij het aanvraagstramien (zie Appendix 4.vi bij dit subsidiebeleidskader). De begroting geeft inzicht in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten en is voorzien van een postgewijze toelichting. De begroting gaat vergezeld van een financiële raming voor het resterende deel van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft. In de subsidieverleningsbeschikking zal worden bepaald in welke mate er ruimte is om gedurende het subsidietijdvak aanpassingen te doen binnen het budget om de adaptieve programmering te faciliteren. Dit stelt de partnerorganisatie in staat om gemakkelijk en snel hun programmering aan te passen in het geval van onvoorziene obstakels en mogelijkheden tijdens de achtjarige uitvoeringsperiode.

9. Aanvraag procedure

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 21 december 2023 om 11:59 uur a.m. CET. Aanvragen die later dan genoemde datum en tijd worden ingediend, worden afgewezen. Als moment van indiening geldt het moment waarop de aanvraag door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen (zie ook hierna). De aanvragende organisatie is de enige verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag.

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag niet voldoen aan de formele vereisten die op grond van dit subsidiebeleidskader aan aanvragen worden gesteld, dan kan de Minister vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen. Hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag.

Aanvragen dienen volledig en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.

Bij het opstellen van de subsidieaanvraag is het kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag of bijlagen niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van het aanvraagformulier – met inbegrip van bijlages – niet worden ingevuld c.q. aangeleverd, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.

De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Bijlagen die zijn opgesteld in een andere taal dienen voorzien te zijn van een vertaling in het Engels. Additionele informatie (zoals USB-sticks of links naar achtergrondinformatie over een organisatie) wordt niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.

Het heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat aanvragen per e-mail in.pdf formaat worden ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres: DSH-VR-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van ‘Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031’.

Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp-regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.16

Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van de aanvrager.

Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden.17 Indien u daar alsnog voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u dan contact op met het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het e-mailadres: DSH-VR-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van ‘Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031’.

  • Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail en uiterlijk tot en met 8 december 2023 richten aan DSH-VR-subsidies@minbuza.nl onder vermelding van ‘Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031’. Waar nodig samengevoegd met andere vragen vindt geanonimiseerde beantwoording hiervan (zoveel mogelijk) tweewekelijks plaats door middel van publicatie via internet op: https://www.government.nl/topics/grant-programmes/qa-subsidy-framework-contributing-to-peaceful-and-safe-societies-2024–2031.

10. Beoordelingsprocedure

10.1. Beoordeling

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subsidiebeleidskader. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.

De aanvrager en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen allereerst te voldoen aan de drempelcriteria, zoals genoemd in paragraaf 10.2. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.

Dit betekent dat enkel aanvragen die aan de drempelcriteria voldoen, doorgaan naar de twee volgende onderdelen van de beoordelingsprocedure:

  • (1) De aanvragers van deze aanvragen worden beoordeeld op het voldoen aan het vereiste van artikel 4, eerste lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken: voor subsidie komen alleen in aanmerking rechtspersonen die in staat zijn tot een adequaat financieel beheer en die door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten kunnen waarborgen.

    Tevens geldt dat de aanvrager dient aan te tonen dat hij een integriteitsbeleid heeft vastgesteld. Hij toont aan dat hij procedures heeft ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Het screenen van personeel bij werving vormt onderdeel van dit integriteitsbeleid en de procedures om er toepassing aan te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen en racisme, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem/hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

    Om aan te tonen dat zij aan deze eisen voldoen, worden enkel de aanvragers die voldoen aan alle drempelcriteria door het Ministerie uitgenodigd om eenOrganisational Risk and Integrity Assessment (ORIA), dan wel een ORIA update form, dan wel een ORIA light form aan te leveren. In de uitnodiging zal worden toegelicht welke organisatie welke informatie moet aanleveren. Indien de ORIA niet tijdig wordt aangeleverd en/of de ORIA niet wordt goedgekeurd, wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.

  • (2) Ook wordt van de aanvragen die door de drempeltoets zijn gekomen de kwaliteit beoordeeld op basis van de inhoudelijke beoordelingscriteria (zie paragraaf 10.3). Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient een aanvraag van voldoende kwaliteit te zijn. De selectie vindt uiteindelijk plaats volgens de verdeelsystematiek zoals neergelegd in hoofdstuk 6.

10.2. Drempelcriteria

Alle tijdig ontvangen aanvragen worden als eerste beoordeeld op grond van onderstaande drempelcriteria. Aan alle drempelcriteria moet worden voldaan teneinde in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie.

10.2.1. Drempelcriteria over de aanvrager

  • D1. De aanvrager is een internationaal opererende (i.e., voert activiteiten uit in meerdere landen) maatschappelijke organisatie (CSO/NGO).

  • D2. De aanvrager dient de aanvraag in als zelfstandige aanvrager, niet namens een alliantie.

  • D3. Minimaal 60% van de jaarlijkse gemiddelde uitgaven van de aanvrager in de periode 2020–2022 richt zich op de beleidsthema’s die centraal staan in dit subsidieprogramma: veiligheid voor mensen en gemeenschappen, en/of vredesopbouw en conflictbemiddeling.

  • D4. De aanvrager heeft minimaal 10 jaar (in ieder geval de periode 2013–2022) ervaring met het implementeren van activiteiten (inclusief beleidsbeïnvloeding) gericht op het beleidsthema waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling) in fragiele staten en conflictgebieden (inclusief V&R-focuslanden).

  • D5. In de periode 2020–2022 was gemiddeld ten minste 25% van het totale jaarinkomen van de aanvrager afkomstig uit andere bronnen dan directe subsidies en/of bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades).

  • D6.

    • a) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in Nederland of overige EU-lidstaten gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste 205.000 euro (bruto).18

      Voor aanvragers statutair gevestigd in een EU-lidstaat die niet is aangesloten bij de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (zie Appendix 2 bij dit subsidiebeleidskader) die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2023.

    • b) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zwitserland, Japan, VS/Canada gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste:19

      • Verenigd Koninkrijk

      GBP 177,136

      • Noorwegen

      NOK 2,427,977

      • Zwitserland

      CHF 313,392

      • Japan

      YEN 28,500,537

      • VS/Canada

      USD 243,013

    • c) De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van statutair in overige landen gevestigde aanvragers bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste het bedrag dat voor het land van vestiging is vermeld in de Appendix 3 bij dit subsidiebeleidskader.20

  • D7. De aanvrager heeft niet eerder in het kader van Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031 subsidieprogramma een aanvraag ingediend.

10.2.2. Drempelcriteria over de activiteiten waar een subsidie voor wordt aangevraagd

  • D8. De activiteiten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd richten zich expliciet op één van de volgende twee V&R beleidsthema’s: ofwel veiligheid voor mensen en gemeenschappen, ofwel vredesopbouw en conflictbemiddeling.

  • D9.

    • a) De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd vallen uiteen in twee componenten: (i) empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloeding en (ii) adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau; b) deze componenten worden aan elkaar gekoppeld door middel van het integreren van een learning loop.

  • D10. Het aangevraagde subsidiebedrag is:

    • a) Minimaal 10.000.000 euro

    • b) Maximaal 25.000.000 euro

  • D11. De activiteiten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd hebben een minimum looptijd van 91 maanden en een maximale looptijd van 96 maanden.

  • D12. De activiteiten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd beginnen niet eerder dan 1 januari 2024, en niet later dan 1 juni 2024, en worden op uiterlijk 31 december 2031 beëindigd.

  • D13. De begroting is als volgt verdeeld over de in drempelcriterium D9 genoemde componenten van activiteiten:

    • a) Een minimum van 25% en een maximum van 40% van de gevraagde subsidie is gepland voor empirisch onderbouwde beleidsbeïnvloeding (inclusief benodigde capaciteitsversterkende activiteiten, zowel binnen de eigen organisatie van de aanvrager als onder de partners van de aanvrager).

    • b) Een minimum van 60% en een maximum van 75% van de gevraagde subsidie is gepland voor adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau (inclusief institutionele capaciteitsversterking van lokale partners).

  • D14. De voorgestelde lokale, nationale en regionale beleidsbeïnvloeding activiteiten zijn gericht op de V&R-focuslanden: Afghanistan, Burkina Faso, Burundi, Democratische Republiek Congo (Oost-Congo), Irak, Jemen, Mali, Niger, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Soedan, Somalië, Tunesië, en Zuid-Soedan.

  • D15. De adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau moet plaatsvinden in minimaal twee en maximaal vier van de in D14 genoemde V&R-focuslanden. Het maximum van vier V&R-focuslanden is niet van toepassing indien de gehele subsidie aanvraag betrekking heeft op activiteiten op het gebied van conflictbemiddeling onder het beleidsthema vredesopbouw en conflictbemiddeling.

  • D16. De adaptieve, lokaal geleide programmering op landenniveau bouwt voort op bestaande programmering en netwerken van de aanvrager in de voorgestelde V&R-focuslanden.

  • D17. De aanvraag heeft geen betrekking op:

    • a) proselitisme;

    • b) commerciële activiteiten;

    • c) activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks of middellijk een subsidie of bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief de posten) wordt ontvangen.

10.3. Inhoudelijke criteria

De aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria worden beoordeeld op kwaliteit. Hieronder wordt aangegeven op basis van welke criteria deze beoordeling zal worden gedaan, aan de hand van de bij de aanvraag in te dienen documenten zoals beschreven in hoofdstuk 8 (show cases, programmavoorstel, visiedocumenten, risicoanalyse en risicostrategie, en begroting).

  • Q1. De mate waarin de strategische lange termijn programmadoelstelling logisch voortvloeit uit de probleemanalyse en probleemstelling.

  • Q2.

    • a) De mate waarin de strategische lange termijn programmadoelstelling geoperationaliseerd wordt in duurzame kwalitatieve en/of kwantitatieve resultaten (met bijbehorende succescriteria en/of indicatoren), inclusief onderliggende aannames en risico’s; b) de mate waarin deze resultaten relevant zijn voor de programma ToC en realistisch binnen de tijdspanne en invloedssfeer van het programma.

  • Q3. De mate waarin de voorgestelde Monitoring, Evaluatie en Leren (MEL) strategie, inclusief de gepresenteerde methodologieën en rolverdeling, de aanvrager in staat zal stellen om de voortgang te monitoren en aanpassingen te maken aan middelen, activiteiten, uitkomsten en onderliggende aannames.

  • Q4. De mate waarin de voorgestelde activiteiten zijn afgestemd op (a) de operationele context waarin zij plaatsvinden, met aandacht voor de politiek-economische en psychosociale dimensies en dynamiek, en (b) bredere nationale en internationale ontwikkelingsstrategieën en -programma's.

  • Q5.

    • a) De mate waarin het voorgestelde programma conflict sensitief is in het ontwerp en de voorgestelde wijze van uitvoering; en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q6.

    • a) De mate waarin het voorgestelde programma inclusief is in het ontwerp en de voorgestelde wijze van uitvoering, met in het bijzonder aandacht voor (i) de wijze waarop lokale gemeenschappen zullen worden betrokken bij de activiteiten, en (ii) de situatie en positie van vrouwen en jongeren in de samenleving; en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q7.

    • a) De mate waarin de aanvrager binnen het voorgestelde programma gelijkwaardige partnerschappen aan zal gaan met lokale organisaties, waarbij de gelijkwaardigheid wordt afgemeten aan (i) het eigenaarschap en de zeggenschap van de lokale actoren bij de ontwikkeling van, besluitvorming over en implementatie van activiteiten; (ii) de mate waarin er sprake is van een wederkerig verantwoordingsmechanisme; en (iii) de mate waarin risico’s worden gedeeld, inclusief hoe de aanvrager de risicodeling verder wil versterken en ontwikkelen; en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q8.

    • a) De mate waarin het voorgestelde programma een learning loop tussen lokale, nationale, regionale en internationale beleidsbeïnvloeding enerzijds, en adaptieve, lokaal geleide programmering anderzijds, in praktijk zal brengen, inclusief hoe de aanvrager dit verder wil versterken en ontwikkelen; en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q9.

    • a) De mate waarin de aanvrager effectieve invloed zal hebben op de agendabepaling en/of uitkomst van beleidsprocessen (op lokaal, nationaal, regionaal en/of internationaal niveau) die relevant zijn voor het gekozen beleidsthema (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling); en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q10.

    • a) De mate waarin de aanvrager aantoont dat de institutionele manier van werken in fragiele staten en conflictgebieden zal bijdragen aan het bereiken van resultaten die relevant zijn voor het gekozen beleidsthema (veiligheid voor mensen en gemeenschappen, of vredesopbouw en conflictbemiddeling),inclusief hoe de aanvrager dit verder wil versterken en ontwikkelen; en b) de mate waarin de aanvrager dit overtuigend onderbouwt aan de hand van de show cases en de visiedocumenten.

  • Q11. De mate waarin a) de risico's voor de voorgestelde interventiestrategieën zijn geïdentificeerd; b) de risico’s worden beheerst met adequate risicobeperkende maatregelen die passen bij een adaptieve, lokaal geleide ontwikkelingsaanpak; c) er sprake is van een realistische analyse van de mogelijkheden van risicomitigatie; en d) risico’s worden gemitigeerd gegeven de contexten waarin geopereerd zal worden.

  • Q12. De mate waarin de benodigde middelen -opgenomen in de begroting- in verhouding staan tot de uit te voeren activiteiten en de te realiseren resultaten.

11. Tijdspad

Uiterlijk op 1 mei 2024 zal op de aanvragen worden besloten. Concreet betekent dit het volgende:

Indienen subsidieaanvraag

Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit

Tot 21 december 2023, 11.59 uur a.m. CET

Beslissing op tijdig ingediende subsidieaanvragen

Uiterlijk op 1 mei 2024

12. Subsidieverplichtingen en uitbetaling

12.1. Subsidieverplichtingen

Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op een meldingsplicht ten aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie, zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages, zoals inhoudelijke en financiële tussen- en eindrapportages in IATI. Ook zullen verplichtingen worden opgenomen over:

  • Het uitvoeren van een baseline studie in lijn met de IOB kwaliteitscriteria, die de basiswaardes bevat voor de kwantitatieve en kwalitatieve outcome indicatoren die gebruikt zullen worden;

  • Het uitvoeren van een externe tussentijdse evaluatie (in 2028) en externe eindevaluatie (in 2031) in lijn met de IOB kwaliteitscriteria.

12.2. Uitbetaling subsidie

De subsidie zal op basis van een jaarlijkse actualisering van de liquiditeitsprognose in jaarlijkse termijnen vooruit worden betaald, tot een maximum van 95% van het totaal verleende subsidiebedrag.

Indien na de looptijd van het subsidietijdvak bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat verleende middelen over zijn, zullen deze, indien zij niettemin reeds waren uitbetaald, terugvloeien naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook hierover zal een verplichting worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.

12.3. BZ leerpartner

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) zal afzonderlijk (d.w.z. buiten dit subsidieprogramma om) een leerpartner contracteren om het Ministerie te ondersteunen bij zijn eigen monitoring-, evaluatie- en leerdoelstellingen voor dit subsidieprogramma.21 De MEL doelstellingen van BZ zullen gericht zijn op het leren op overkoepelende subsidieprogramma-niveau door lessen te trekken uit elk van de te subsidiëren programma’s zoals die zullen worden uitgevoerd door de geselecteerde organisaties.

Van de leerpartner wordt verwacht dat hij gebruik maakt van de inzichten die voortkomen uit de MEL inspanningen die zijn uitgevoerd in het kader van de programma’s waarvoor een subsidie zal zijn verleend. De leerpartner zal daarom een reguliere reeks leerevenementen opzetten en faciliteren die gericht zullen zijn op het bij elkaar brengen van de geselecteerde organisaties, om gezamenlijk inzichten en ervaringen uit te wisselen. Het wordt zeer op prijs gesteld als geselecteerde organisaties deelnemen aan deze leerevenementen. Aanvragers die deelnemen mogen een vast budget van 30.000 euro per jaar reserveren om de kosten van deze deelname te dekken.

De leerpartner zal de eerste zes tot negen maanden van 2024 gebruiken om (i) in overleg met het Ministerie en de geselecteerde organisaties leervragen te identificeren op overkoepelende subsidieprogramma-niveau; (ii) een concreet werkplan te ontwikkelen voor de operationalisering van deze vragen en de reguliere reeks leerevenementen; (iii) met de geselecteerde organisaties overeen te komen welke van hun indicatoren aansluiten bij de indicatoren in het BZ V&R resultatenkader; en (iv) om de indicatoren binnen het BZ V&R resultatenkader te identificeren die relevant zijn voor het monitoren en vastleggen van inzichten in de leervragen van het ministerie.

Daarnaast wordt van de leerpartner verwacht dat hij een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie uitvoert van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma als geheel, evenals andere noodzakelijke MEL initiatieven die relevant zijn voor het ministerie.

13. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de uitvoering van dit subsidiebeleidskader bedragen 3.858.000 euro voor de totale subsidieperiode. Administratieve lasten zijn de lasten die gepaard gaan met informatieverplichtingen in verband met het doen van de aanvraag en, in geval subsidie wordt verstrekt, het voldoen aan de daaraan verbonden verantwoordingsverplichtingen. Het bedrag van 3.850.000 euro komt neer op 1,8% procent van het totale subsidiebudget. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 50 organisaties interesse hebben voor het subsidiebeleidskader en een aanvraag zullen indienen die kan worden gehonoreerd.

Bij de totstandkoming van het subsidiebeleidskader is kritisch bezien dat ten eerste de criteria voor de subsidieaanvragers en de beoogde resultaten helder zijn geformuleerd en ten tweede duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de financiering en verantwoording van de toegekende subsidies plaatsvindt. Hiermee moet een aanvrager de afweging kunnen maken of met de indiening van een subsidieaanvraag kans bestaat op een toekenning. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken beoogt op deze wijze de administratieve lasten voor de subsidieaanvragers tot een minimum te beperken.

14. Appendices

  • 1. Aanvraagformulier

  • 2. Corporate rates 2023

  • 3. Maximum Remuneration ‘overige landen’

  • 4. Verplichte formats

    • i. Track record

    • ii. Show cases

    • iii. Programmavoorstel

    • iv. Visiedocumenten

    • v. Risicoanalyse en risicostrategie

    • vi. Begroting, onderverdeeld in een budget model en bijbehorende activiteitenbegroting in Excel-formaat

  1. Het aanvraagformulier wordt geplaatst op http://www.government.nl/ministries/ministry-of-foreign-affairs/decrees/2023/11/09/subsidy-framework-contributing-to-peaceful-and-safe-societies-2024-2031 ^ [1]
  2. http://www.government.nl/ministries/ministry-of-foreign-affairs/decrees/2023/11/09/subsidy-framework-contributing-to-peaceful-and-safe-societies-2024-2031 ^ [2]
  3. Wereldbank: Fragility, Conflict and Violence Overview (worldbank.org) ^ [3]
  4. Zie bijvoorbeeld: IOB 2019 Less Pretension, More Realism; Interrogating the evidence base on humanitarian localisation: a literature study; IOB 2023 Inconvenient Realities – An evaluation of Dutch contributions to stability, security and rule of law; en OESO/DAC 2023 Peer Review The Netherlands ^ [4]
  5. Zie: Policy Document for Foreign Trade and Development Cooperation: Do what we do best | Policy note | Government.nl ^ [5]
  6. Zie: Theory of Change - Security and Rule of Law (English, January 2023) | Publication | Government.nl, pp.7–8. ^ [6]
  7. Zie: Policy Document for Foreign Trade and Development Cooperation: Do what we do best | Policy note | Government.nl, p.39. ^ [7]
  8. Zie SRoL ToC: Theory of Change - Security and Rule of Law (English, January 2023) | Publication | Government.nl, pp.21–22. ^ [8]
  9. Zie: Policy Document for Foreign Trade and Development Cooperation: Do what we do best | Policy note | Government.nl, p.40. ^ [9]
  10. Zie SRoL ToC: Theory of Change - Security and Rule of Law (English, January 2023) | Publication | Government.nl, p.27. ^ [10]
  11. Sub-thema 1.i in de SRoL ToC, zie: Theory of Change - Security and Rule of Law (English, January 2023) | Publication | Government.nl, p.10. ^ [11]
  12. Sub-thema 3.ii in de SRoL ToC, zie: Theory of Change - Security and Rule of Law (English, January 2023) | Publication | Government.nl, p.20. ^ [12]
  13. NB: de aanvraag dient te zijn gericht op activiteiten die niet reeds zijn gestart op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend, zie artikel 9 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [13]
  14. Artikel 14, eerste lid, Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [14]
  15. Artikel 9 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [15]
  16. Bijvoorbeeld: ‘email 1 van 5’, ‘email 2 van 5’, etc. ^ [16]
  17. Indien deze optie echter de voorkeur heeft van de aanvrager, kunnen aanvragen aangetekend worden ingediend op het volgende adres: Secretariaat DSH, onder vermelding van ‘Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024-2031’, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag, Nederland. Indien een aanvraag per gewone post in plaats van aangetekend wordt verzonden, is het risico dat de aanvraag te laat of helemaal niet wordt ontvangen geheel voor rekening van de aanvrager. Aanvragen die per post zijn verstuurd (met uitzondering van aanvragen met een gefrankeerde envelop) en waarvan het poststempel valt vóór de uiterste datum voor indiening van aanvragen, worden geacht op tijd te zijn ingediend, mits ze niet later zijn ontvangen dan één week na het verstrijken van de uiterste datum voor indiening van aanvragen. Per post verstuurde aanvragen met een ‘gefrankeerde" enveloppe worden geacht op tijd te zijn ingediend als ze vóór 11.59 uur a.m. CET op 18 december 2023 bij het Ministerie zijn bezorgd. Een poststuk wordt pas als ontvangen beschouwd als het door de postafdeling van het Ministerie is geregistreerd. Inkomende post wordt 's avonds of in het weekend niet geregistreerd. ^ [17]
  18. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd) wordt verwezen naar D.6 in het aanvraagformulier. ^ [18]
  19. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd) wordt verwezen naar D.6 in het aanvraagformulier. De bezoldigingsbedragen voor organisaties in deze landen zijn aangepast op basis van de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2022), Zie: Statistics | Eurostat (europa.eu). ^ [19]
  20. Voor technische details over dit criterium (zoals dienstverband en componenten waaruit het bedrag is opgebouwd) wordt verwezen naar D.6 in het aanvraagformulier. ^ [20]
  21. Deze opdracht zal openbaar worden aanbesteed via de Rijksinkoopsamenwerking. Organisaties die inschrijven op het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma zijn uitgesloten van de aanbesteding voor de BZ leerpartner, gelet op het feit dat van de leerpartner wordt verwacht dat hij een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie uitvoert van het Contributing to Peaceful and Safe Societies subsidieprogramma als geheel. ^ [21]
Naar boven