Tijdelijke subsidieregeling hernieuwbare warmteprojecten

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 16-11-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Klimaat en energie van 14 november 2023, nr. WJZ/ 38873651, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling voor hernieuwbare warmteprojecten ter tegemoetkoming van gestegen energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne (Tijdelijke subsidieregeling hernieuwbare warmteprojecten)

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aantal geproduceerde megawattuur hernieuwbare warmte: het aantal megawattuur waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de onderneming met zijn productie-installatie voor hernieuwbare warmte een hoeveelheid hernieuwbare warmte heeft geproduceerd;

  • actief in de primaire landbouwproductie: indien meer dan 50% van de omzet of productiewaarde van de onderneming of groep wordt gegenereerd uit de primaire productie van landbouwproducten;

  • algemene de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • biomassa: vaste biomassa als bedoeld in de NTA 8003:2017, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 100, 150, 170 tot en met 179;

  • de-minimisverordening voor de landbouwsector: verordening (EU) nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352);

  • doublet: combinatie van naast elkaar liggende diepboringen die ten minste bestaat uit één productieput en één injectieput;

  • ean-code: uniek 18-cijferig nummer dat dient om een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas of een aansluiting van een productie-installatie of een productie-eenheid op het net te identificeren;

  • garantie van oorsprong: een garantie van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet of een garantie van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare energiebronnen;

  • geothermie: een productie-installatie, bestaande uit één of meer doubletten, waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van één of meer geothermische bronnen met een diepte van minimaal 500 meter;

  • groep: twee of meer in Nederland gevestigde ondernemingen die met elkaar verbonden zijn doordat zij een van de banden met elkaar onderhouden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening;

  • hernieuwbare warmte: warmte die blijkens een garantie van oorsprong is opgewekt in een productie-installatie die gebruik maakt van zonthermie, geothermie of biomassa;

  • ketel: installatie waarin brandstof wordt verstookt waarbij de verbrandingswarmte met een warmtewisselaar wordt overgedragen aan een vloeistof;

  • landbouwproduct: product als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met uitzondering van een visserijproduct of een aquacultuurproduct vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354);

  • landbouwvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 702/2014 van de commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

  • minister: de Minister voor Klimaat en Energie;

  • nominaal thermisch vermogen: maximale vermogen van een productie-installatie dat onder nominale condities benut kan worden voor de productie van hernieuwbare warmte;

  • nominaal elektrisch vermogen: maximale vermogen van een productie-installatie dat onder nominale condities benut kan worden voor de productie van elektriciteit;

  • NTA 8003:2017: Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 30 november 2017;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • productie-installatie: een samenstel van voorzieningen waarmee overwegend hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, en het nominaal elektrisch vermogen niet groter is dan 5 megawatt, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van hernieuwbare warmte;

  • tijdelijk crisiskader: mededeling van de Europese Commissie van 17 maart 2023 betreffende het Tijdelijk crisis- en transitiekader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2023, C 101/03);

  • zonthermie: de productie van hernieuwbare warmte uit zonne-energie, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van afgedekte collectoren voorzien van een transparante isolerende laag en met een totale apertuuroppervlakte groter dan of gelijk aan 200 m².

Artikel 2. Subsidieverstrekking

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag eenmalig subsidie als tegemoetkoming voor de gevolgen van de verstoorde energiemarkt door de Russische agressie tegen Oekraïne aan een onderneming of een groep:

    • a. die één of meerdere productie-installaties in stand houdt en per installatie zowel in het kalenderjaar 2021 als in het kalender 2022 ten minste 400 megawattuur hernieuwbare warmte heeft geproduceerd;

    • b. waarvan het nominaal thermisch vermogen per productie-installatie gelijk is aan of meer bedraagt dan 1 megawatt; en

    • c. die in het kalenderjaar 2022 ten opzichte van het kalenderjaar 2021 een stijging heeft van de kosten van energie voor het produceren van hernieuwbare warmte per productie-installatie, waardoor per productie-installatie de uitkomst van de berekening met toepassing van de formules ((Pa +Pb) x (Y-399)) en ((Pa +Pb) x (Z-399)) in beide gevallen groter is dan nul. Waarbij wordt verstaan onder:

      Pa: de kostenstijging elektriciteitskosten per kilowattuur voor het produceren van hernieuwbare warmte en bedraagt € 0,081;

      Pb: de kostenstijging biomassa per ton voor het produceren van hernieuwbare warmte en bedraagt: € 28,80;

      Y: het aantal geproduceerde megawattuur hernieuwbare warmte in 2021;

      Z: het aantal geproduceerde megawattuur hernieuwbare warmte in 2022.

  • 2 Voor zover de onderneming of de groep één of meerdere productie-installaties in stand houdt die tussen 1 januari 2021 en 31 december 2021 voor het eerst hernieuwbare warmte hebben geproduceerd:

    • a. wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, de minimale hoeveelheid geproduceerde hernieuwbare warmte in megawattuur per installatie in het kalenderjaar 2021 berekend pro-rato met toepassing van de formule (M/12 x 400), waarbij wordt verstaan onder:

      M: het aantal maanden dat de installatie in 2021 in stand werd gehouden.

    • b. wordt de stijging van de kosten van energie in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, berekend met toepassing van de formules: ((Pa +Pb) x (Y-((M/12) x 399))) en ((Pa +Pb) x (Z-399)).

  • 3 Indien de onderneming of groep hernieuwbare warmte levert aan afnemers buiten de onderneming of de groep, verstrekt de minister alleen subsidie indien de prijs voor hernieuwbare warmte voor ten minste 50% van de totale geleverde warmte op 24 februari 2022 contractueel is vastgelegd met een vaste prijs per eenheid voor de periode tot tenminste 31 december 2022.

Artikel 3. Hoogte subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het nominaal thermisch vermogen in megawatt van de productie-installatie en bedraagt voor de volgende categorieën maximaal:

    Categorie

    Subsidiebedrag in € per 1 megawatt nominaal thermisch vermogen

    1. Geothermie

    71.000

    2. Ketel vaste biomassa kleiner dan 5 megawatt

    41.000

    3. Ketel vaste biomassa gelijk aan of groter dan 5 megawatt

    71.000

    4. Zonthermie

    19.000

  • 2 Voor de berekening van de hoogte van de subsidie geldt 24 februari 2022 als datum voor het bepalen van het nominaal thermisch vermogen in megawatt van de productie-installatie.

  • 3 De totale door de onderneming of groep ontvangen subsidie bedraagt ten hoogste € 2.000.000, doch niet meer dan € 250.000 indien de onderneming of groep actief is in de primaire productie van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector.

Artikel 4. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie wordt in de periode van 20 november 2023 09:00 uur tot en met 27 november 2023 17:00 uur ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 Door de onderneming of groep kan maximaal één aanvraag worden ingediend.

  • 3 Indien een onderneming of groep meerdere productie-installaties in stand houdt noemt de onderneming bij de aanvraag het nominaal thermisch vermogen van alle productie-installaties waarvoor hij een aanvraag indient.

  • 4 Indien er sprake is van een groep:

    • a. wordt door één van de ondernemingen in de groep voor alle verbonden ondernemingen:

    • b. is de onderneming die de aanvraag indient de subsidieontvanger;

    • c. geldt de datum waarop de subsidie wordt aangevraagd, als datum voor het bepalen of er sprake is van een groep en voor het vaststellen van de ondernemingen die in de groep verbonden zijn.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 59.400.000.

  • 2 De minister verdeelt het subsidieplafond evenredig over de ingediende aanvragen.

Artikel 6. Beslissing op de aanvraag

  • 1 De minister beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 De termijn in het eerste lid kan worden verlengd tot ten hoogste tien weken indien het tijdelijk crisiskader wordt verlengd en hij van die verlenging schriftelijk mededeling doet aan degenen die een aanvraag hebben ingediend.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag, voor zover:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b. de totale door de onderneming, of de groep, ontvangen steun die wordt gerechtvaardigd door paragraaf 2.1 van het tijdelijk crisiskader, na toepassing van deze regeling, en waarbij uit wordt gegaan van brutobedragen, meer bedraagt dan:

    • 1°. € 2.000.000; of

    • 2°. € 250.000, indien de indien de onderneming actief is in de primaire productie van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector;

  • c. in de subsidieaanvraag niet alle in een groep verbonden ondernemingen worden vermeld;

  • d. indien de onderneming tot de sector kredietinstellingen en financiële instellingen behoort;

  • e. de subsidie is bestemd voor:

    • 1°. Een onderneming tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

    • 2°. Een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader, tenzij het op grond van het toepasselijke Europese steunkader is toegestaan aan een onderneming in moeilijkheden subsidie te verlenen.

Artikel 8. Informatieverplichtingen

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. indien van toepassing: beschikkingen tot subsidieverlening per product-installatie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

    • b. gegevens over de onderneming, waaronder het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, de code van de Standaard Bedrijfsindeling, het post- en bezoekadres, het rekeningnummer van een bankrekening bij een Nederlandse bank of bij een Europese bank, bedoeld in artikel 1:1, van de Wet op het financieel toezicht;

    • c. indien het een aanvraag betreft van een groep: een opgave van alle in de groep verbonden ondernemingen, het rekeningnummer van een bankrekening van de subsidieaanvrager bij een Nederlandse bank of bij een Europese bank, bedoeld in artikel 1:1, van de Wet op het financieel toezicht, waarop de subsidie kan worden bijgeschreven, alsmede de gegevens over de contactpersoon bij de groep, waaronder de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • d. indien het een aanvraag betreft van een onderneming: gegevens over de contactpersoon bij de onderneming, waaronder de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • e. de volgende gegevens over de installatie voor de productie van hernieuwbare warmte:

      • 1°. Een stuk waaruit blijkt dat de installatie in stand wordt gehouden door de onderneming of een lid van de groep;

      • 2°. Het KvK-nummer van het lid van de groep dat de installatie in stand houdt;

      • 3°. Een opgave van het nominaal thermisch en, indien van toepassing het nominaal elektrisch vermogen van de installatie;

      • 4°. De locatiegegevens en ean-code van de installatie;

    • f. een overzicht van de garanties van oorsprong per productie-installatie waarvoor de subsidie wordt aangevraagd waaruit de productie van hernieuwbare warmte in de kalenderjaren 2021 en 2022 blijkt;

    • g. indien de onderneming of groep warmte levert aan afnemers buiten de onderneming en de groep: een verklaring dat de prijs voor hernieuwbare warmte voor ten minste 50% van de totale geleverde warmte op 24 februari 2022 contractueel is vastgelegd met een vaste prijs per eenheid voor de periode tot tenminste 31 december 2022;

    • h. informatie over de steun die op grond van paragraaf 2.1 van het tijdelijk crisiskader reeds is verstrekt aan de onderneming en groep, waaronder het soort steun en het ontvangen steunbedrag.

Artikel 9. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de ontvanger voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt tot tien jaar na de datum van de beschikking tot de subsidievaststelling bewaard.

  • 3 De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 4 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 5 De onderneming of de groep, die actief is in de verwerking of de afzet van landbouwproducten, bedoeld in artikel 2, onderdelen 6 en 7, van de landbouwvrijstellingsverordening, geeft de subsidie niet geheel of gedeeltelijk door aan primaire producenten van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector.

  • 6 De onderneming of de groep, die actief is als onderneming in de primaire productie van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector, hanteert een voor die activiteiten gescheiden boekhouding.

Artikel 10. Voorschot

Na verlening van de subsidie wordt binnen vier weken een eenmalig voorschot verstrekt van 60% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 11. Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 De subsidieaanvrager vraagt uiterlijk op 31 oktober 2024 17.00 uur de vaststelling van de subsidie aan met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 Bij de aanvraag tot vaststelling wordt in ieder geval meegezonden:

    • a. indien van toepassing: een verklaring waarin wordt aangegeven wanneer een onderneming failliet is gegaan of de bedrijfsvoering heeft gestaakt;

    • b. informatie over de werkelijke steun die op grond van paragraaf 2.1 van het tijdelijk crisiskader is verstrekt aan de onderneming of groep, waaronder het soort steun en het ontvangen steunbedrag;

    • c. een overzicht van de garanties van oorsprong waaruit de werkelijke productie van hernieuwbare warmte in de kalenderjaren 2021 en 2022 blijkt;

    • d. indien de onderneming of groep warmte levert aan afnemers buiten de onderneming en de groep: contracten voor de levering van hernieuwbare warmte over het kalenderjaar 2021 en 2022;

    • e. indien hernieuwbare warmte wordt geproduceerd door geothermie: een rapport van een deskundige over het nominaal thermisch vermogen van de productie-installatie;

    • f. indien het subsidiebedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 bedraagt: een verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon omtrent de getrouwheid van de gegevens in de aanvraag als bedoeld in de artikelen 2, derde lid, 8, eerste lid, onderdelen c, e, g en h, en 9, vijfde en zesde lid;

    • g. indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt: een controleverklaring van een accountant of accountant-administratieconsultent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat met de aanvraag wordt voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht en waarin ten minste het volgende is opgenomen:

  • 3 Het rapport, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, wordt opgesteld met gebruikmaking van een protocol dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.

  • 4 De verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, en de controleverklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, wordt opgesteld met gebruikmaking van een protocol dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.

  • 5 De minister stelt de subsidie vast binnen zestien weken na de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12. Cumulatie

Indien reeds subsidie is verstrekt voor dezelfde subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat op grond van deze regeling kan worden verstrekt noch meer bedraagt dan toegestaan volgens de toepasselijke Europese steunkaders.

Artikel 13. Staatssteun

  • 1 De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door steunmaatregel SA.108788 (2023/N).

  • 2 De minister maakt binnen twaalf maanden na de datum van verlening van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 3, onderdeel 76, van het tijdelijk crisiskader.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het tweede lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling hernieuwbare warmteprojecten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 november 2023

De Minister voor Klimaat en Energie,

R.A.A. Jetten

Naar boven