Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

[Regeling vervalt per 31-12-2029.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 23-11-2023 t/m heden

Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 november 2023;

besluit:

vast te stellen de: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

  • a. Achterstandsscore: de achterstandsscores geven de verwachte onderwijsachterstanden op scholen aan. Aan de hand van deze scores verdeelt het Ministerie van OCW het onderwijsachterstandenbudget over de scholen;

  • b. Activiteitenkosten: de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van het project. Deze kosten staan in directe relatie tot het werk van en in samenwerking met het onderwijs en culturele partners. De kosten voor coördinatie, kennisdeling, monitoring, evaluatie en accountantskosten vallen niet onder de activiteitenkosten;

  • c. Adhesieverklaring: schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028;

  • d. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • e. Activiteit: Een specifieke handeling of bezigheid die door de aanvrager wordt geiniteerd en door, of met, de doelgroep (een individu, groep of organisatie) wordt uitgevoerd om een specifieke outcome te bereiken. Denk hierbij aan het brainstorms, repetities, coachingsessies, bijeenkomsten, presentaties etc.

  • f. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021;

  • g. Beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit: programma geïnitieerd door het Ministerie van OCW. Dit programma waarborgt de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs;

  • h. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • i. Coördinerende werkzaamheden: organisatorische werkzaamheden voor het voeren van penvoerderschap;

  • j. Cultuureducatie: (de sector die zich kenmerkt door) het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school of in de directe omgeving van de school.

  • k. Culturele codes: de Code Diversiteit & Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur;

  • l. Culturele instelling: een instelling die zich inzet binnen de kunst en/of cultuursector en zich alszodanig heeft kenbaar gemaakt bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of soortgelijke organisatie.

  • m. Cultuur: (De sector die zich kenmerkt door) het dynamische geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen, erfgoed, identiteiten enz. van een volk, gemeenschap of groep die tot stand komen door sociale en artistieke processen.

  • n. Effect: zie ‘outcome’.

  • o. Europees Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • p. Fonds: stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • q. Festival: Een samenhangend publiekelijk programma (incl. concoursen en manifestaties) dat, gedurende een in de tijd beperkte periode en niet vaker dan één keer per jaar, onder een gemeenschappelijke noemer plaatsvindt. Dit programma heeft als doel de presentatie en uitwisseling van (inter)nationale kunst, cultuur en erfgoed, om zo bij te dragen aan kennisontwikkeling voor de relevante Nederlandse sector.

  • r. Gemeenten: de deelnemende gemeenten aan CmK zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • s. Intentieverklaring: een brief waarin het Rijk en de matchende gemeente of provincie met elkaar de intentie uitspreken om de financiering voor Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028 te verzorgen en de doelstellingen uit de regeling te onderschrijven;

  • t. Instelling: Rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, bijvoorbeeld een stichting of vereniging. Overheden en eenmanszaken zijn hier per definitie uitgesloten.

  • u. Instrument: een materiëel of immateriëel middel, methodiek of systeem dat binnen een project wordt gebruikt om activiteiten en processen herhaaldelijk uit te voeren, zoals bijvoorbeeld een muziekinstrument, het planningsdocument, een digitale platform of hoorversterkers.

  • v. Kansengelijkheid: kinderen en jongeren met dezelfde talenten hebben recht op gelijke kansen. Ieder kind moet zich volledig kunnen ontwikkelen. De achtergrond, het opleidingsniveau van ouders, de plek waar ze wonen of hun financiële situatie mogen geen invloed hebben op de schoolprestaties van een kind;

  • w. Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • x. Kunst: (De sector die zich kenmerkt door) de materiele of immateriele uitingen binnen of rondom geformaliseerde disciplines, elk met zijn eigen geformaliseerde technieken, tradities en kenmerken, zoals erfgoed, film, podiumkunsten, beeldende kunsten, letteren, vormgeving, architectuur, digitale cultuur etc.

  • y. Meerjarige subsidie: subsidie van het Fonds die wordt toegekend aan instellingen om te werken aan zijn eigen rol en functie in het stelsel, middels een of meerdere programma's zoals in de aanvraag omschreven en die doelgericht zijn en bijdragen aan het realiseren van de subsidiedoelstellingen van het fonds.

  • z. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • aa. Nederland: Europees Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • bb. Onderwijs: (De sector die zich kenmerkt door) de georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden. Specifiek spreken we over het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaarberoepsonderwijs, hoger onderwijs, speciaal en wetenschappelijk onderwijs.

  • cc. Penvoerder: een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele instellingen en het onderwijs, een plan indient. De penvoerder is de aanvrager en degene met wie het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidierelatie aangaat. De penvoerder is daardoor volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording.

  • dd. Proces: het bedenken, onderzoeken, experimenteren, herzien en verfijnen van activiteiten en instrumenten, waarbij een voortdurende dialoog tussen ideeën en realisatie ontstaat om een specifieke outcome te bereiken.

  • ee. Professional: een individu die (1) ten minste een part-time aanstelling een organisatie heeft, (2) vakbekwaam is geacht door af te studeren aan een erkende opleiding, (3) als zelfstandige ten minste drie jaar als ondernemer inschreven staat bij de Belastingdienst en Kamer van Koophandel, of een vergelijkbare organisatie of (4) financiering ontvangen van op professionals gerichte instanties zoals Rijkscultuurfondsen.

  • ff. Regeling: Een subsidieregeling van het fonds, zoals gepubliceerd in de Staatscourant en op de eigen website, waarbinnen aanvragen gehonoreerd kunnen worden met een subsidie.

  • gg. Sector: Een deel van de maatschappij waarin vergelijkbare of verwante processen worden ondernomen door een scala aan actoren, zoals instellingen, overheidsinstanties, non-profitorganisaties, bedrijven en individuen. Deze processen kunnen variëren van productie en distributie tot dienstverlening en beleidsvorming.

  • hh. Subsidie: Een financiële bijdrage of toekenning van middelen door het fonds aan een aanvrager op basis van een gehonoreerde aanvraag.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Het Fonds verstrekt in de periode 2025–2028 meerjarige stimuleringssubsidies. Het doel van deze subsidies is het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie, onder andere door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Deze samenwerking is gebaseerd op een onderwijskundige visie op cultuureducatie, vergroot de kansengelijkheid van kinderen en jongeren en stelt de culturele ontwikkeling van leerlingen en studenten centraal.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier kalenderjaren, namelijk van 2025 tot en met 2028.

Artikel 1.4. Subsidieplafond en beschikbare bedragen

  • 1 Het subsidieplafond voor het totaal van de aanvragen is € 15.231.238 per kalenderjaar.

  • 2 Voor aanvragen van penvoerders uit de provincies en gemeenten is per kalenderjaar beschikbaar:

    • a. per provincie € 0,85 per inwoner, met aftrek van de inwoners waarvoor gemeenten reeds een bijdrage ontvangen;

    • b. per gemeente € 0,85 per inwoner.

  • 3 Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens van 1 januari 2023.

  • 4 Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 5

    • a. Het Fonds kan het vastgestelde subsidieplafond verhogen of verlagen.

    • b. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.5. Matching met provincie en gemeente

  • 1 De aan het Fonds gevraagde subsidie bedraagt de som van het aantal inwoners per provincie of gemeente, vermenigvuldigd met € 0,85 per jaar. Indien er gerekend wordt met de som van het aantal inwoners per provincie worden de gemeenten of regio's die zelfstandig penvoerderschap voeren niet meegerekend. Het bedrag wordt gematcht door de provincie of gemeente.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van het bedrag. In de intentieverklaring maken het Rijk en de matchende overheden hier dan een afspraak over.

  • 3 De subsidie van het Fonds bedraagt nooit meer dan 100% van de bijdrage afkomstig van provincie of gemeente.

  • 4 Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag niet afkomstig zijn uit de onderwijsmiddelen die scholen van het Rijk ontvangen. Ook kunnen de middelen die verbonden zijn aan de Brede Specifieke Uitkering of het programma School en Omgeving niet als matching worden opgevoerd.

  • 5 Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag mede worden gefinancierd door andere partners.

Hoofdstuk 2. – Weigeringsgronden en voorwaarden

Artikel 2.1. Weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert in ieder geval subsidie als voor dezelfde activiteiten in dezelfde periode reeds subsidie is of zal worden verleend:

    • a. op grond van de regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. door het Fonds; of

    • c. door een van de andere Rijkscultuurfondsen.

  • 2 Subsidie kan worden geweigerd op basis van inhoudelijke gronden, of

    • a. als door de betreffende provincie of gemeente aan het Ministerie van OCW geen positieve intentieverklaring afgegeven is in antwoord op de brief ‘matchingsverzoek’ van de staatssecretaris voor deelname aan deze regeling;

    • b. als de aanvraag niet vergezeld gaat met een adhesieverklaring zoals bedoeld in artikel 3.6;

    • c. als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie van het Fonds verbonden voorwaarden of verplichtingen. Daaronder vallen in elk geval ook: het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d. als de aanvraag geen uitsluitsel geeft over de mate waarin scholen inhoudelijk en financieel betrokken zijn, doordat de financiële inzet van de scholen niet wordt toegelicht;

    • e. als meer dan 10% van de activiteitenkosten is bestemd voor coördinatiekosten;

    • f. als de aanvrager een eigen subsidieregeling inricht ter besteding van de verkregen subsidie van het Fonds;

    • g. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • h. als de aanvrager in de aanvraag niet verklaart de navolgende codes te onderschrijven: Governance Code Cultuur, Fair Practice Code en Code Diversiteit & Inclusie;

    • i. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet;

    • j. als sprake is van een in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht opgenomen weigeringsgrond.

Artikel 2.2. Voorwaarden

  • 1 De aanvrager dient aan te tonen dat hij in 2020, 2021 en 2022 subsidie heeft ontvangen van de lokale overheid, tenzij dit reeds bekend is bij het Fonds.

  • 2 De aanvrager die niet kan voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, kan desondanks een aanvraag indienen als de aanvrager:

    • a. beschikt over een adhesieverklaring van de betrokken gemeente of provincie waarin deze het vertrouwen in het duurzame potentieel van de penvoerder uitspreekt; of

    • b. voortkomt uit een fusie van instellingen waarvan in ieder geval één instelling voorheen structureel werd gesubsidieerd.

Artikel 2.3. Aanvullende voorwaarden

  • 1 De penvoerder, scholen en culturele instellingen zijn verplicht samen te werken met een of meerdere instellingen voor hoger onderwijs.

  • 2 Alleen als een penvoerder, naar het oordeel van het Fonds, voldoende gemotiveerd kan toelichten dat een samenwerking met een instelling voor hoger onderwijs redelijkerwijs niet haalbaar is, kan het Fonds ertoe overgaan de in het eerste lid bedoelde samenwerking niet verplicht te stellen.

Artikel 2.4. Beperking

Een instelling die op basis van deze regeling subsidie ontvangt, kan voor de activiteiten waarop die subsidie betrekking heeft, in de periode waarop die subsidie betrekking heeft, geen aanspraak maken op subsidie voor deze activiteiten op basis van andere regelingen van het Fonds.

Hoofdstuk 3. – De aanvraag

Artikel 3.1. De aanvrager

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling gevestigd in Europees Nederland.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Een aanvraag voor meerjarige subsidie wordt ingediend voor het organiseren van het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie, onder andere door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. De samenwerking is gebaseerd op een onderwijskundige visie op cultuureducatie, vergroot de kansengelijkheid van kinderen en jongeren en stelt de culturele ontwikkeling van de leerling en student centraal. Het doel wordt gerealiseerd door middel van:

    • a. duurzame kwaliteitsverbetering van cultuureducatie door samenwerking tussen het onderwijs, te weten het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal onderwijs, met de culturele omgeving. Aansluiting bij de curriculumvernieuwingen binnen het leergebied Kunst en Cultuur is hierbij voorwaardelijk voor de duurzaamheid; en

    • b. het vergroten van de deskundigheid van zowel leerkrachten, docenten, culturele partners als penvoerders ten aanzien van cultuureducatie.

  • 2 Subdoelen, en daarmee facultatief na te streven, zijn de volgende:

    • a. Het ontwikkelen van integrale cultuureducatie in verbinding met andere vakken;

    • b. Het verbinden van binnen- en buitenschools om daarmee de culturele omgeving dichter bij de leerling en student te brengen.

Artikel 3.3. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de ontwikkeling van cultuureducatie;

    • b. de verankering van cultuureducatie in het onderwijs;

    • c. de kwaliteit van de aanvraag; en

    • d. de kwaliteit van de samenwerking.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde criteria positief zijn beoordeeld. De wijze waarop de criteria worden getoetst is terug te vinden in de toelichting.

Artikel 3.4. Indieningstermijn en behandeling aanvraag

  • 1 Aanvragen kunnen vanaf 1 december 2023, 13:00 Amsterdamse tijd worden ingediend en dienen voor 1 juli 2024, 16:00 Amsterdamse tijd door het Fonds te zijn ontvangen. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2 Aanvragen in deze regeling worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Aan de aanvraag zijn bestuurlijke afspraken tussen OCW en de gemeenten dan wel provincie voorafgegaan. Deze afspraken zijn middels een intentieverklaring en adhesieverklaring vastgelegd. Per gemeente of provincie is in deze regeling bepaald hoeveel middelen er per aanvraag beschikbaar zijn.

Artikel 3.5. Het aanvraagformulier

  • 1 Een aanvraag wordt digitaal ingediend via het online systeem ‘Mijn Fonds’, dat bereikbaar is via de website van het Fonds.

  • 2 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde formulier tijdig is ontvangen en vergezeld gaat van de vereiste bijlagen.

Artikel 3.6. Adhesieverklaring

De aanvraag gaat vergezeld van een ondertekende adhesieverklaring door de verantwoordelijke wethouder of gedeputeerde van de matchende gemeente of provincie. Dit is een schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028.

Artikel 3.7. Beoordeling

Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen worden ter advisering voorgelegd aan de interne adviescommissie van het Fonds. Het Fonds besluit over de aanvraag mede op basis van het advies van de commissie.

Artikel 3.8. Toekenning

  • 1 Het Fonds kent de subsidie toe aan de penvoerder.

  • 2 De penvoerder geeft de ontvangen subsidie, overeenkomstig de in de aanvraag aangegeven verdeelwijze, door aan de bij de aanvraag betrokken instellingen.

Artikel 3.9. Beslistermijn

Het Fonds informeert de aanvrager uiterlijk 1 december 2024 schriftelijk over het besluit op de aanvraag.

Artikel 3.10. Vaststelling subsidie

  • 1 Het Fonds stelt de subsidie vast na ontvangst van de verantwoording over de gehele subsidieperiode.

  • 2 Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en er is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, stelt het Fonds de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Hoofdstuk 4. – Verplichtingen en verantwoording

Artikel 4.1. Melding van wijzigingen

De aanvrager doet onmiddellijk melding aan het Fonds als:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • b. niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan; of

  • c. er aanzienlijke inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

Artikel 4.2. Kennisdeling, monitoring en evaluatie

De penvoerder is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, en:

  • a. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling en is verplicht deel te nemen aan de landelijke kennisdelingsactiviteiten;

  • b. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;

  • c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het individuele monitoring- en evaluatietraject en is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie;

  • d. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA); en

  • e. vult in 2025 de vragenlijst over klimaat en duurzaamheid in die door het Ministerie van OCW is ontwikkeld. Dit geeft de penvoerder de mogelijkheid te reflecteren over de eigen ambities ten aanzien van duurzaamheid. De antwoorden op deze vragenlijst vormen een mogelijk startpunt voor toekomstig vast te stellen duurzaamheidsbeleid van de penvoerder.

Artikel 4.3. Verantwoording

  • 1 De aanvrager stuurt jaarlijks voor 1 mei een financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar. Deze financiële verantwoording zal worden aangevuld met een verantwoording op de resultaten. In het tweede jaar, te weten 2026, en in het vierde jaar, te weten 2028, zal de aanvrager de financiële verantwoording en de verantwoording op resultaatafspraken vergezellen van een inhoudelijk voortgangsverslag.

  • 2 De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting en gaat indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per project, vergezeld met een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het Fonds vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 3 Het Fonds stelt nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording. Die nadere voorwaarden zijn terug te vinden in het Handboek Verantwoording Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028.

  • 4 De aanvrager draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de verrichte (controle)werkzaamheden door een door het Fonds aan te wijzen partij. De daaraan verbonden kosten van de penvoerder zijn voor eigen rekening.

Artikel 4.4. Archivering

Het goedgekeurde eindrapport en databestanden met onderzoeksgegevens, die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, dienen binnen drie maanden na publicatie van het eindrapport ofwel de afronding van het onderzoek, aangeboden te worden aan DANS, de Data Archiving and Networked Services van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW).

De aangeboden documenten dienen geen vertrouwelijke gegevens te bevatten. Ook gerubriceerde gegevens en gegevens op grond van de wet- en regelgeving openbaar maken, moeten achterwege blijven.

Artikel 4.5. Gebruik van open standaarden

  • 1 De penvoerder is verplicht de ICT-voorzieningen die worden ontwikkeld in het kader van de gesubsidieerde activiteiten te bouwen volgens de open standaarden.

  • 2 Indien de subsidieontvanger bij het verrichten van de gesubsidieerde activiteiten intellectuele eigendomsrechten vestigt is de subsidieverlener verplicht het materiaal volgens de principes van een Creative Commons-licenties ‘Naamsvermelding 4.0 Internationaal’ beschikbaar te stellen.

Artikel 4.6. Culturele codes

De penvoerder is verplicht om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie te onderschrijven en toe te passen op een wijze die ten minste voldoet aan de volgende leden:

  • 1. Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier volledig aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • i. als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht van ten minste drie leden;

      • ii. als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting, behalve daar waar het gaat om de reguliere bezoldiging van deze toezichthouders;

    • e. te reflecteren op de rol van de toezichthouder ten aanzien van sociale veiligheid in de organisatie.

  • 2. Voor de Fair Practice Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier volledig aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast en wat de ambities zijn. De aanvrager reflecteert hierop achteraf in de verantwoording;

    • b. aan te sluiten bij de bestaande collectieve afspraken over honorering, zoals de meest voor de hand liggende CAO en de sociale dialoog tussen werkgevers of opdrachtgevers en werknemers of opdrachtnemers

    • c. te reflecteren op de rol die de organisatie inneemt in het werken aan fair chain: hoe kan de organisatie voorbeeldstellend zijn in de eigen omgeving?

  • 3. Voor de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier volledig aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. dat in de voortgangsgesprekken de voortgang en monitoring worden toegelicht.

Hoofdstuk 5. – Overige bepalingen

Artikel 5.1. Fusie

  • 1 Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het beoordelen van de aanvraag uitgegaan van het totaal van de individuele resultaten.

  • 2 Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Artikel 5.2. Hardheidsclausule

Het Fonds kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een belanghebbende van bepalingen in dit reglement afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 5.3. Algemeen Subsidiereglement

De bepalingen in het Algemeen Subsidiereglement zijn van toepassing, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 5.4. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2029. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028 Fonds voor Cultuurparticipatie.

, 14 november 2023

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

H. Verhoeven

directeur – bestuurder

Bijlage 1

Maximaal beschikbare subsidie per kalenderjaar op basis van inwonersaantallen per 1-1-2023 en € 0,85 per inwoner.

Provincie

Totaal inwoners

(omvang gemeente < 90.000)

Totaal

Drenthe

393.286

€ 334.293,10

Flevoland

221.876

€ 188.594,60

Friesland

441.595

€ 375.355,75

Gelderland

1.496.255

€ 1.271.816,75

Groningen

357.928

€ 304.238,80

Limburg

722.949

€ 614.506,65

Noord-Brabant

1.528.824

€ 1.299.500,40

Noord-Holland

1.153.602

€ 980.561,70

Overijssel

705.595

€ 599.755,75

Utrecht

858.937

€ 730.096,45

Zeeland

391.124

€ 332.455,40

Zuid-Holland

1.867.491

€ 1.587.367,35

Totaal

10.139.462

€ 8.618.542,70

gemeente

Inwoneraantal

Totaal

Amsterdam

918.117

€ 780.399,45

Rotterdam

663.900

€ 564.315,00

’s-Gravenhage

562.839

€ 478.413,15

Utrecht

367.947

€ 312.754,95

Eindhoven

243.730

€ 207.170,50

Groningen

238.147

€ 202.424,95

Tilburg

227.707

€ 193.550,95

Almere

222.825

€ 189.401,25

Breda

186.438

€ 158.472,30

Nijmegen

182.480

€ 155.108,00

Apeldoorn

167.191

€ 142.112,35

Arnhem

165.770

€ 140.904,50

Haarlem

165.396

€ 140.586,60

Haarlemmermeer

162.300

€ 137.955,00

Enschede

161.235

€ 137.049,75

Amersfoort

160.759

€ 136.645,15

Zaanstad

159.618

€ 135.675,30

’s-Hertogenbosch

158.753

€ 134.940,05

Zwolle

132.411

€ 112.549,35

Leiden

127.089

€ 108.025,65

Leeuwarden

127.073

€ 108.012,05

Zoetermeer

126.998

€ 107.948,30

Maastricht

122.734

€ 104.323,90

Ede

122.012

€ 103.710,20

Dordrecht

121.434

€ 103.218,90

Westland

114.887

€ 97.653,95

Alphen aan den Rijn

114.182

€ 97.054,70

Alkmaar

111.834

€ 95.058,90

Emmen

108.765

€ 92.450,25

Delft

106.086

€ 90.173,10

Venlo

103.328

€ 87.828,80

Deventer

102.781

€ 87.363,85

Helmond

94.898

€ 80.663,30

Oss

94.437

€ 80.271,45

Amstelveen

94.418

€ 80.255,30

Purmerend

93.992

€ 79.893,20

Hilversum

93.345

€ 79.343,25

Sittard-Geleen

92.234

€ 78.398,90

Land van Cuijk

91.423

€ 77.709,55

Súdwest Fryslân

90.883

€ 77.250,55

Heerlen

87.122

€ 74.053,70

Hengelo (O)

82.311

€ 69.964,35

Totaal

7.671.829

€ 6.521.054,65

Naar boven