Tijdelijke stimuleringsregeling slim, veilig, doelmatig en duurzaam gebruik van mobiliteitsinfrastructuur 2023–2027

[Regeling vervalt per 01-10-2028.]
Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 25-11-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 november 2023, nr. IENW/BSK-2023/60021, houdende regels voor toekenning van specifieke uitkeringen in verband met specifieke afspraken voor slim, veilig, doelmatig en duurzaam gebruik van infrastructuur (Tijdelijke stimuleringsregeling slim, veilig, doelmatig en duurzaam gebruik van mobiliteitsinfrastructuur 2023–2027)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • afsprakenlijst: lijst van afspraken, gemaakt in een Bestuurlijk Overleg, dat heeft plaatsgevonden in de jaren 2022 tot en met 2027 over de financiering van maatregelen of maatregelenpakketten met betrekking tot activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die door de Minister is aangeboden aan de Tweede Kamer;

  • Bestuurlijk Overleg: Bestuurlijk Overleg MIRT of Bestuurlijk Overleg Leefomgeving;

  • Bestuurlijk Overleg MIRT: Bestuurlijk Overleg MIRT Noord-Nederland, Bestuurlijk Overleg MIRT Oost-Nederland, Bestuurlijk Overleg MIRT Zuid-Nederland, Bestuurlijk Overleg MIRT Zuidwest-Nederland, Bestuurlijk Overleg MIRT Noordwest-Nederland of Bestuurlijk Overleg goederenvervoercorridors;

  • Bestuurlijk overleg Leefomgeving: Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Noord-Nederland, Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Oost-Nederland, Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Zuid-Nederland, Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Zuidwest-Nederland of Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Noordwest-Nederland;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • MIRT: Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport;

  • specifieke uitkering: uitkering als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van het nemen van maatregelen die slimmer, veiliger, doelmatiger en duurzamer gebruik van mobiliteitsinfrastructuur beogen te bevorderen.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

  • 1 Met het oog op het in artikel 2 genoemde doel kan de minister op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken voor:

    • a. organisatorische en technische inbedding van levering van actuele en betrouwbare data voor digitale mobiliteitsdiensten en het data-gedreven uitvoeren van overheidstaken in het mobiliteitsdomein en daarop gerichte planvorming;

    • b. bevordering van vermindering van gebruik van het openbaar vervoer en individueel vervoer tijdens de spitsuren;

    • c. ondersteuning bij kennisuitwisseling en planvorming door werkgevers en advisering aan werkgevers in verband met verduurzaming en slimmer maken van woon-werkmobiliteit en zakelijk mobiliteit;

    • d. ondersteuning bij de uitvoering van de Fietsambitie 2022–2025;

    • e. ondersteuning bij het doen van onderzoek en het opstellen en laten uitvoeren van plannen ten behoeve van de ontwikkeling van keten- en deelmobiliteit;

    • f. advisering over en ondersteuning bij het opstellen van een regionaal plan van aanpak voor verkeer en vervoer van goederen gericht op verbetering van de bereikbaarheid en vermindering van CO2-emissie en advisering over en ondersteuning bij de uitvoering van dat plan van aanpak;

    • g. het realiseren van fysieke infrastructurele aanpassingen van lokale of regionale aard;

    • h. het verrichten van onderzoek ten behoeve van een veilig, slim en duurzaam gebruik van lokale en regionale mobiliteitsinfrastructuur;

    • i. ondersteuning, organisatie en uitvoering van een aanpak, gericht op het gebiedsgericht beperken van de hinder van infrastructurele werkzaamheden door in te zetten op slim plannen en slim reizen;

    • j. de ondersteuning van het samenwerkingsverband ‘Clean Energy Hubs’ gericht op de uitrol van alternatieve laad- en tankinfrastructuur in NL.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van een maatregel of maatregelenpakket waarover in een afsprakenlijst afspraken over de financiering zijn gemaakt en voldoen aan de volgende criteria:

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

  • 1 Voor een specifieke uitkering komen in aanmerking:

    • a. voorbereidingskosten;

    • b. uitvoeringskosten;

    • c. infrastructurele kosten;

    • d. kosten ten behoeve van kennisuitwisseling;

    tot een maximum bedrag dat is vastgesteld in de afsprakenlijst van het betreffende bestuurlijke overleg.

  • 2 Kosten die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn gemaakt en deel uit maken van een maatregel of maatregelenpakket waarover in een Bestuurlijk Overleg dat heeft plaatsgevonden in 2022 of 2023 afspraken zijn gemaakt kunnen voor een specifieke uitkering in aanmerking komen.

Artikel 5. Kosten die niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

Voor een specifieke uitkering komen niet in aanmerking:

  • a. omzetbelasting die in aftrek kan worden gebracht of in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds;

  • b. kosten van een maatregel of maatregelenpakket waarvoor reeds eerder op basis van deze regeling een bijdrage vanuit het Rijk is verstrekt of kosten waarvoor langs een andere weg een bijdrage vanuit het Rijk is of wordt verstrekt;

  • c. kosten die zijn gemaakt vóór een Bestuurlijk Overleg tijdens welke de betreffende afspraak is gemaakt, tenzij in het Bestuurlijk Overleg is afgesproken dat deze kosten wel in aanmerking voor een specifieke uitkering komen.

Artikel 6. Uitkeringsplafond en wijze van verdelen

  • 1 De minister stelt per kalenderjaar een uitkeringsplafond vast.

  • 2 De verdeling van de beschikbare middelen in een kalenderjaar vindt plaats overeenkomstig de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van een Bestuurlijk Overleg.

  • 3 In afwijking van het eerste lid stelt de minister een uitkeringsplafond vast voor de periode vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2024.

Artikel 7. Hoogte specifieke uitkering

  • 1 De hoogte van de specifieke uitkering die voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, beschikbaar is, wordt vastgesteld overeenkomstig de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van een Bestuurlijk Overleg.

  • 2 Een specifieke uitkering bedraagt niet meer dan het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag verminderd met de omzetbelasting over de kosten, bedoeld in artikel 4, die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 8. Begrotingsvoorbehoud

Specifieke uitkeringen die worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9. Aanvraag tot verlening specifieke uitkering

  • 1 Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering kan worden ingediend door een gemeente, een provincie, de Vervoerregio Amsterdam of Metropoolregio Rotterdam Den Haag waarmee afspraken zijn gemaakt in het kader van een Bestuurlijk Overleg over de financiering van maatregelen of maatregelpakketten met betrekking tot activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2 Een aanvraag om een specifieke uitkering wordt uiterlijk ingediend:

    • a. voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarin de afsprakenlijst van het Bestuurlijk Overleg MIRT die betrekking heeft op de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, aan de Tweede Kamer is aangeboden; of

    • b. voor 1 oktober van het jaar waarin de afsprakenlijst van het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving die betrekking heeft op de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, aan de Tweede Kamer is aangeboden.

  • 3 Een aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. een specificatie en raming van de kosten van de activiteiten;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de doelen, bedoeld in artikel 2;

    • d. het bedrag waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • e. een beschrijving van de wijze waarop niet onder de aangevraagde specifieke uitkering vallende kosten, worden gedekt;

    • f. een tijdsplanning van de activiteiten.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld digitaal formulier.

  • 5 In afwijking van het tweede lid wordt een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering die voortvloeit uit afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Bestuurlijk Overleg dat heeft plaatsgevonden in 2022 of 2023 uiterlijk twaalf weken na de publicatie van deze regeling in de Staatscourant ingediend.

Artikel 10. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

  • b. de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het doel van deze regeling;

  • c. onvoldoende zekerheid bestaat over de cofinanciering zoals opgenomen in de betreffende afsprakenlijst;

  • d. het bedrag waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd niet aannemelijk of redelijk is.

Artikel 11. Verlening specifieke uitkering

  • 1 Op de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering beslist de minister binnen dertien weken na ontvangst.

  • 2 Indien een beschikking niet binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met eenzelfde termijn worden verlengd. De minister doet hiervan terstond mededeling aan de aanvrager.

  • 3 Een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering vermeldt in ieder geval:

    • a. de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend;

    • b. het bedrag van de specifieke uitkering;

    • c. het bedrag aan compensabele omzetbelasting dat wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds;

    • d. de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend.

  • 4 De minister kan in de beschikking bepalen dat het bedrag van de specifieke uitkering bij de vaststelling daarvan of tussentijds wordt geïndexeerd volgens de Index Bruto Overheidsinvesteringen, zoals geraamd in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau, voor zover deze indexatie door de Minister van Financiën aan de minister is toegekend.

  • 5 Het bedrag van de specifieke uitkering, genoemd in het derde lid, onderdeel b, wordt niet geïndexeerd, tenzij dat in de beschikking tot verlening is vastgelegd.

Artikel 12. Voorschotverlening

  • 1 De minister kan bij een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering besluiten tot het verstrekken van een voorschot.

  • 2 De hoogte van het voorschot, de termijnen waarin het wordt uitbetaald en het tijdstip van uitbetaling worden in de beschikking bepaald.

Artikel 13. Verplichtingen ontvanger

  • 1 De ontvanger besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend.

  • 2 De activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verleend, worden afgerond uiterlijk op het tijdstip dat in de beschikking tot verlening van een specifieke uitkering is aangegeven.

  • 3 De ontvanger doet onverwijld schriftelijke mededeling aan de minister zodra het aannemelijk is dat er een activiteit waarvoor een specifieke uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 4 De ontvanger van een specifieke uitkering werkt mee aan een door de minister ingesteld evaluatieonderzoek ten behoeve van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk als bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5 Bij een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering kan de minister nadere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de specifieke uitkering.

Artikel 15. Vaststelling specifieke uitkering

De minister stelt de specifieke uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, volledig zijn uitgevoerd, de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 14, heeft plaatsgevonden en volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13.

Artikel 16. Terugvordering

De minister kan onverschuldigd betaalde uitkeringsbedragen of voorschotten terugvorderen voor zover na de dag waarop de beschikking waarin de uitkering is vastgesteld is bekendgemaakt nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 17. Evaluatie

De minister publiceert voor 31 december 2028 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk.

Artikel 18. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op:

    • a. specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend;

    • b. de verplichting tot publicatie van een verslag als bedoeld in artikel 17 totdat aan die verplichting is voldaan.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling slim, veilig, doelmatig en duurzaam gebruik van mobiliteitsinfrastructuur 2023–2027.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers

Naar boven