Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 7 december 2023, IENW/BSK-2023/355923 tot vaststelling van de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024 (Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4:126 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen en toepassingsbereik

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • 2 Deze beleidsregel heeft betrekking op een aanvraag als bedoeld in artikel 4:126 van de wet om vergoeding van schade waarvan de aanvrager stelt dat die is veroorzaakt door de Minister.

Hoofdstuk 2. Procedurebepalingen

Artikel 2. Aanvraag

  • 1 De aanvrager maakt gebruik van een door de Minister vastgesteld formulier.

  • 2 In aanvulling op de artikelen 4:1, 4:2, eerste lid, en 4:127 van de wet bevat een aanvraag mede:

    • a. indien een onderneming om een vergoeding van inkomensschade vraagt: de jaarrekeningen en de maandcijfers van in ieder geval de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar en de maandcijfers van het lopende schadejaar, voorzien van een handtekening van de bestuurder van de onderneming of bij een accountantsrapport een handtekening van een accountant;

    • b. bij schade wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte;

    • c. bij schade geleden door een onderneming: een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 3 De Minister bevestigt de ontvangst van de aanvraag en stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure.

Artikel 4. Normaal maatschappelijk risico

  • 1 Onder het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet valt in ieder geval:

    • a. schade van maximaal € 500,– voor een particulier;

    • b. schade ten gevolge van een omzetdaling van maximaal 2% van de normomzet van een onderneming; dan wel

    • c. schade ten gevolge van een kostenstijging van maximaal 2% van de normkosten van een onderneming.

  • 2 De vaststelling van het normaal maatschappelijk risico geschiedt voor de daarbij aangewezen maatregelen aan de hand van hetgeen daarover in de bijlage bij deze beleidsregel is bepaald.

Artikel 5. De adviescommissie

  • 1 De Minister kan een adviescommissie instellen.

  • 2 De commissie heeft tot taak de Minister van advies te dienen over de op de aanvraag te nemen beslissing.

  • 3 De commissie bestaat uit één of meer onafhankelijke deskundigen, die door de Minister worden benoemd. Indien de commissie uit meer leden bestaat, wijst de Minister de voorzitter aan.

  • 4 De Minister stelt de aanvrager in kennis van zijn beslissing een adviescommissie in te stellen. De Minister informeert de aanvrager over de namen van de deskundigen, hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten.

  • 5 Leden van de adviescommissie kunnen door de Minister geheel of gedeeltelijk van hun taak worden ontheven wanneer op grond van feiten en omstandigheden de onafhankelijkheid als bedoeld in het derde lid niet langer is gewaarborgd.

  • 6 Een verzoek om toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt door de aanvrager schriftelijk en gemotiveerd ingediend bij de Minister, uiterlijk binnen twee weken na verzending van de kennisgeving aan aanvrager als bedoeld in het vierde lid. De Minister beslist binnen twee weken op het verzoek.

  • 7 Indien een adviescommissie wordt ingesteld, worden de kosten van deskundigenbijstand die zijn gemaakt voordat een conceptadvies is uitgebracht, in ieder geval niet aangemerkt als redelijke kosten zoals bedoeld in artikel 4:129, onder b, van de wet.

  • 8 De Minister stelt in ieder geval geen adviescommissie in als de aanvraag naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is. Een aanvraag is onder meer kennelijk ongegrond als:

    • a. de aanvrager kennelijk het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

    • b. de vergoeding van de schade kennelijk anders is verzekerd;

    • c. die naar het oordeel van de Minister steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens de Minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak;

    • d. de schadevergoeding voor een particulier kennelijk minder bedraagt dan € 500,–;

    • e. de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht; of

    • f. wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 4:131, eerste lid, van de wet.

Artikel 6. Het door de adviescommissie te verrichten onderzoek

  • 1 De commissie dient de Minister van advies over de op de aanvraag te nemen beslissing.

  • 2 De commissie stelt, indien dat nodig is voor een zorgvuldige advisering, een onderzoek in naar:

    • a. de vraag of de door aanvrager in zijn aanvraag gestelde schade een gevolg is van de in de aanvraag aangeduide schadeoorzaak, voor zover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens de Minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet kan worden aangemerkt;

    • b. de omvang van de schade als bedoeld onder a;

    • c. de vraag of, met inachtneming van artikel 4, deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de aanvrager behoort te blijven;

    • d. de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 3 De commissie brengt advies uit over haar bevindingen. Zij adviseert de Minister over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding en doet, indien de Minister een daartoe strekkende verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 4 Indien een aanvraag om toekenning van een voorschot is ingediend door aanvrager, dient de commissie de Minister tevens van advies over de verlening van dit voorschot, vooruitlopend op de toekenning van nadeelcompensatie.

Artikel 7. Bevoegdheden en verplichtingen informatie adviescommissie

  • 1 De Minister stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 2 De aanvrager verschaft de commissie de informatie en de stukken die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3 De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van de Minister.

  • 4 De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

Artikel 8. Procedure adviescommissie

  • 1 De commissie stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure.

  • 2 De commissie stelt de aanvrager en de Minister in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 3 Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 4 Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan aanvrager en de Minister toegezonden.

  • 5 Alvorens de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk acht weken nadat de commissie is ingesteld, aan aanvrager en aan de Minister toegezonden. De commissie kan deze termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Hiervan doet zij tijdig en onder opgaaf van redenen mededeling aan de Minister en aanvrager.

  • 6 Aanvrager en de Minister maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk vier weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de commissie kenbaar. Op verzoek van de aanvrager of de Minister kan de commissie deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van de termijn doet de commissie mededeling aan aanvrager en de Minister.

  • 7 De commissie stelt haar definitieve advies vast binnen vier weken na het verstrijken van de in het zesde lid genoemde termijn. Zij zendt het advies toe aan aanvrager en aan de Minister. Deze termijn kan de commissie eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Hiervan doet zij tijdig en onder opgaaf van redenen mededeling aan de Minister en aanvrager.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 9. Voorschot

  • 1 De Minister kan de aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 4:126 van de wet en wiens belang naar het oordeel van de Minister vordert dat aan hem een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend, op aanvraag een voorschot toekennen.

  • 2 De Minister betrekt bij het besluit op de aanvraag om voorschot het advies als bedoeld in artikel 6, vierde lid.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers

Bijlage als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de beleidsregel

Normaal maatschappelijk risico voor ondernemingen bij tijdelijke infrastructurele maatregelen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • infrastructurele maatregel: maatregel die verband houdt met de aanleg, de wijziging, het beheer en het onderhoud van waterstaatswerken, autowegen, autosnelwegen en vaarwegen in beheer bij het Rijk of de aanleg en wijziging van hoofdspoorwegen. Met inbegrip van de daarin gelegen kunstwerken en wat verder naar zijn aard daartoe behoort;

  • normale infrastructurele maatregel: infrastructurele maatregel die als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden gezien;

  • normbrutowinstmarge: omzet minus de inkoopwaarde van de afzet op jaarbasis, uitgedrukt in een percentage van de omzet, dat naar redelijke verwachting behaald zou zijn, als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden;

  • normkosten: kosten op jaarbasis die naar redelijke verwachting gemaakt zouden zijn, als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden;

  • normomzet: omzet op jaarbasis die naar redelijke verwachting behaald zou zijn, als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden.

Artikel 2. Normaal maatschappelijk risico voor ondernemingen

Bij schade door infrastructurele maatregelen valt in ieder geval onder het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet:

  • a. schade ten gevolge van een omzetdaling van maximaal 2% van de normomzet van een onderneming; dan wel

  • b. schade ten gevolge van een kostenstijging van maximaal 2% van de normkosten van een onderneming.

Artikel 3. Normaal maatschappelijk risico en tijdelijke omzetdaling door normale infrastructurele maatregelen

  • 1. Schade ten gevolge van een normale infrastructurele maatregel valt in ieder geval binnen het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet, indien de schade het gevolg is van een tijdelijke omzetdaling die niet uitgaat boven de omzetdrempel, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De omzetdrempel is het bedrag van de normomzet vermenigvuldigd met het drempelpercentage omzetdaling. Het drempelpercentage omzetdaling bedraagt al naar gelang de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager als volgt:

    Normbrutowinstmarge

    Drempelpercentage omzetdaling

    0-36%

    13%

    36-65%

    11%

    65-100%

    8%

  • 3. Indien de omzetdaling de omzetdrempel, bedoeld in het tweede lid, overstijgt, wordt een forfait vastgesteld dat uitdrukking geeft aan het schadebedrag dat binnen het normaal maatschappelijk risico valt volgens de formule:

    forfait = (normomzet x normbrutowinstmarge) x n, waarin ‘n’ al naar gelang de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager als volgt bedraagt:

    Normbrutowinstmarge

    ‘n’

    0-36%

    13%

    36-65%

    11%

    65-100%

    8%

Artikel 4. Normaal maatschappelijk risico en tijdelijke kostenverhoging door normale infrastructurele maatregelen

  • 1. Schade ten gevolge van een normale infrastructurele maatregel valt in ieder geval binnen het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet, indien de schade het gevolg is van een tijdelijke kostenverhoging die niet uitgaat boven de kostendrempel, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De kostendrempel is het bedrag van de normkosten vermenigvuldigd met het drempelpercentage kostenverhoging. Het drempelpercentage kostenverhoging bedraagt al naar gelang de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager als volgt:

    Normbrutowinstmarge

    Drempelpercentage kostenverhoging

    0-36%

    4%

    36-65%

    6%

    65-100%

    8%

  • 3. Indien de kostenverhoging de kostendrempel, bedoeld in het tweede lid, overstijgt, wordt een forfait vastgesteld dat uitdrukking geeft aan het schadebedrag dat binnen het normaal maatschappelijk risico valt volgens de formule:

    forfait = (normomzet x normbrutowinstmarge) x n, waarin ‘n’ al naar gelang de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager als volgt bedraagt:

    Normbrutowinstmarge

    ‘n’

    0-36%

    13%

    36-65%

    11%

    65-100%

    8%

  • 4. In afwijking van artikel 1 wordt voor de toepassing van dit artikel onder normbrutowinstmarge verstaan: de omzet minus de som van de inkoopwaarde van de afzet plus de overige variabele kosten op jaarbasis, uitgedrukt in een percentage van de omzet, dat naar redelijke verwachting behaald zou zijn, als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden.

Artikel 5. Normaal maatschappelijk risico en tijdelijke omzetdaling of tijdelijke kostenverhoging door niet-normale infrastructurele maatregelen

Als de schade bedoeld in artikel 4:126 van de wet ten gevolge van een niet-normale infrastructurele maatregel het bedrag, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, overstijgt, kan door de Minister ter bepaling van het normaal maatschappelijk risico een kortingspercentage worden gehanteerd ten aanzien van het deel van de schade dat dat bedrag overstijgt.

Artikel 6. Langdurige tijdelijke schade

  • 1. Als sprake is van langdurige schade als gevolg van een tijdelijke infrastructurele maatregel worden met ingang van het derde jaar waarin de schade wordt geleden door de Minister een lager drempelpercentage en een lager percentage ‘n’ dan genoemd in de artikelen 3 en 4 gehanteerd.

  • 2. Voor niet-normale infrastructurele maatregelen wordt met ingang van het derde jaar waarin schade wordt geleden door de Minister een lager percentage dan genoemd in artikel 2, onderdelen a en b, gehanteerd.

Naar boven