Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO

Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Beleidsregel van de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) inzake toepassing van de Wet wegvervoer goederen, Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 ten aanzien van vergunningverlening (Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 0. Definitiebepaling

  • beroepsverordening voor het wegvervoer: Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen;

  • ERRU: elektronisch sanctieregister;

  • marktverordening voor het wegvervoer: Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg;

  • onderneming: elke natuurlijke persoon, rechtspersoon, alsook elke overheidsinstantie die ingeschreven staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, over een btw-nummer beschikt en goederen vervoert, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de beroepsverordening voor het wegvervoer;

  • uitvoerend directeur: de natuurlijke persoon die belast is met het feitelijk leiding geven aan de vervoerder;

  • vergunning: de communautaire vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen of de binnenlandse vergunning als bedoeld in artikel 7.1 van de Wet wegvervoer goederen;

  • vervoerder: de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of de maatschap voor wiens rekening en risico het beroepsvervoer wordt verricht als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen;

  • voertuigen: motorvoertuig of een samenstel van voertuigen, dat ingericht is voor uitsluitend vervoer van goederen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen;

  • voertuigregister: onderdeel van het digitale ondernemersloket van de NIWO waarin de onderneming de kentekens van de haar ter beschikking staande voertuigen, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder g van de beroepsverordening voor het wegvervoer, registreert;

  • wet: Wet wegvervoer goederen;

  • Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 2. Vergunningeisen

Artikel 1. Eisen aanvraag

Bij een aanvraag voor verlening of verlenging van de communautaire vergunning wordt ingevolge artikel 3 van de beroepsverordening voor het wegvervoer juncto artikel 2.8 van de wet vastgesteld of de onderneming die het beroep van wegvervoerondernemer voor rekening en risico uitoefent of wil gaan uitoefenen voldoet aan de eisen van:

  • a. werkelijke en duurzame vestiging;

  • b. betrouwbaarheid;

  • c. financiële draagkracht; en

  • d. vakbekwaamheid.

Artikel 2. Werkelijke en duurzame vestiging

  • 1 De onderneming is werkelijk en op duurzame wijze in Nederland gevestigd indien in verhouding tot de omvang van de vervoersactiviteiten én in onderling verband en samenhang bezien:

    • a. de onderneming op het vestigings- of exploitatieadres documenten bewaart als bedoeld in artikel 5 van de beroepsverordening voor het wegvervoer evenals overige documenten die zien op de vervoersactiviteiten en de voertuigen van de onderneming;

    • b. de onderneming op permanente basis over één of meer gekentekende voertuigen beschikt die zijn ingeschreven en in het verkeer zijn toegelaten;

    • c. de onderneming de vervoersactiviteiten daadwerkelijk uitvoert met voertuigen als bedoeld onder b;

    • d. de onderneming de administratieve en commerciële activiteiten daadwerkelijk verricht met adequate apparatuur en voorzieningen op het vestigings- of exploitatieadres;

    • e. de onderneming over een kantoor beschikt dat tijdens de gewone kantooruren geopend is;

    • f. de onderneming op permanente basis over chauffeurs beschikt die gestationeerd zijn op het vestigings- of exploitatieadres;

    • g. tijdens de kantooruren op het vestigings- of exploitatieadres administratief personeel aanwezig is en de vervoersmanager bereikbaar is; en

    • h. het voertuig dat wordt ingezet voor internationaal vervoer ten minste binnen acht weken na vertrek uit Nederland terugkeert naar het vestigings- of exploitatieadres in Nederland.

  • 2 De onderneming registreert in het voertuigregister de kentekens van alle voertuigen waarmee zij feitelijk de vergunningplichtige vervoersactiviteiten uitvoert.

  • 3 De onderneming registreert in het voertuigregister jaarlijks en uiterlijk op 31 januari het totale aantal werknemers en het aantal chauffeurs dat op 31 december van het voorgaande jaar in dienst dan wel ter beschikking van de onderneming stond.

  • 4 Indien de onderneming de gegevens als bedoeld in het tweede en derde lid niet registreert, kan de communautaire vergunning worden ingetrokken.

  • 5 Dit artikel geldt niet voor de houders van de binnenlandse vergunning.

Artikel 3. Betrouwbaarheid

  • 1 De onderneming, vervoersmanager en uitvoerend directeur voldoen aan de eis van betrouwbaarheid.

  • 2 De betrouwbaarheid van natuurlijke personen en rechtspersonen wordt aangetoond met een verklaring omtrent het gedrag voor de functie van wegvervoerondernemer goederenvervoer, die niet ouder is dan twee maanden gerekend vanaf de datum van de aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning of verlenging van de vergunning.

  • 3 Indien een bestuurder, vervoersmanager of uitvoerend directeur van een onderneming niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt of niet in Nederland woont, wordt een door de bevoegde buitenlandse autoriteit van een lidstaat afgegeven verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen overgelegd, die niet ouder is dan twee maanden gerekend vanaf de datum van de aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning of verlenging van de vergunning.

  • 4 De onderneming overlegt in elk geval een nieuwe verklaring omtrent het gedrag bij tussentijdse toetreding van een bestuurder, vervoersmanager of uitvoerend directeur of op verzoek van de NIWO.

Artikel 3a. ERRU: verlies van betrouwbaarheid en rehabilitatie

  • 1 Bij het verlies van betrouwbaarheid wordt de vergunning van de onderneming geschorst of ingetrokken of de vervoersmanager ongeschikt verklaard indien de NIWO oordeelt dat dit een evenredige sanctie is.

  • 3 Een onderneming of vervoersmanager kan de status van betrouwbaarheid verliezen indien de grenswaarde van het aantal strafpunten wordt overschreden.

  • 4 Een veroordeling of sanctie komt voor strafpunten in aanmerking indien deze:

    • a. als meest ernstige, heel ernstige of ernstige inbreuk is aangemerkt in de beroepsverordening voor het wegvervoer en Verordening (EU) 2016/403; én

    • b. niet ouder is dan twee jaar vanaf de datum dat de desbetreffende veroordeling of sanctie onherroepelijk is geworden.

  • 5 De onderneming waarvan de vergunning op grond van het eerste lid is geschorst of ingetrokken, is na afloop van een termijn van maximaal zes maanden respectievelijk een termijn van twee jaar gerehabiliteerd.

  • 6 De vervoersmanager die ongeschikt is verklaard, is na afloop van een termijn van twee jaar en nadat opnieuw de examens met succes zijn afgelegd, gerehabiliteerd.

Artikel 3b. Wet Bibob

  • 1 Tijdens de aanvraag- of verlengingsprocedure van de communautaire vergunning en gedurende de looptijd van de vergunning kan te allen tijde een onderzoek als bedoeld in artikel 7a van de Wet Bibob worden ingesteld.

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan de Wet Bibob wordt er niet respectievelijk niet meer voldaan aan de eis van betrouwbaarheid en wordt de vergunning ingetrokken.

Artikel 4. Financiële draagkracht

  • 1 De onderneming beschikt ter voldoening aan de eis van financiële draagkracht over kapitaal en reserves van € 9.000, – wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en € 5.000, – voor ieder volgend voertuig.

  • 2 Bij een aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning en verlenging van de vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen eventueel aangevuld met een achtergestelde lening, eventuele overwaardes of een bank- of verzekeringsgarantie.

  • 3 De onderneming toont zijn financiële draagkracht aan door overlegging van een balans of de jaarcijfers, voorzien van een vermogensopstelling indien het eigen vermogen onvoldoende is.

  • 4 Bij de in het derde lid bedoelde financiële stukken wordt een verklaring gevoegd, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en dat dit vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde verklaring wordt afgegeven door een accountant of deskundige aangesloten bij:

    • a. Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants;

    • b. Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen;

    • c. Register Belastingadviseurs; of

    • d. een door de NIWO na goedkeuring van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen instelling.

  • 6 Op verzoek overlegt de onderneming ter onderbouwing van de in het vierde lid bedoelde verklaring onderliggende stukken.

  • 7 Indien sprake is van een achtergestelde lening, wordt een afschrift van de achterliggende leningsovereenkomst tot achterstelling overgelegd. In de leningsovereenkomst zijn in ieder geval de volgende elementen opgenomen:

    • a. NAW-gegevens van de geldnemer en de geldgever;

    • b. bedrag waarvoor de geldlening is aangegaan;

    • c. wijze van een eventueel vervroegde aflossing;

    • d. rentevergoeding;

    • e. termijn waarvoor de lening is aangegaan; en

    • f. achterstelling van de geldlening ten aanzien van alle bestaande en toekomstige crediteuren.

  • 8 Op verzoek toont de onderneming gedurende de looptijd van de vergunning van een onderneming aan dat nog steeds wordt voldaan aan de eis van financiële draagkracht.

  • 9 De onderneming toont haar financiële draagkracht in ieder geval opnieuw aan indien een uitbreiding van het aantal gewaarmerkte afschriften leidt tot overschrijding van het door de onderneming eerder aangetoonde risicodragend vermogen.

Artikel 5. Vakbekwaamheid

  • 1 De vakbekwaamheid wordt ingebracht door een natuurlijk persoon, de vervoersmanager, die door overlegging van een erkend getuigschrift aantoont dat hij de vereiste kennis bezit.

  • 2 Een interne vervoersmanager:

    • a. heeft een woonplaats in de Europese Unie;

    • b. geeft daadwerkelijk leiding aan de vervoersactiviteiten van de onderneming; en

    • c. heeft een reële band met de onderneming.

  • 3 Een externe vervoersmanager:

    • a. heeft een woonplaats in de Europese Unie;

    • b. geeft, in verhouding tot de omvang van de vervoersactiviteiten, daadwerkelijk leiding aan de vervoersactiviteiten van de onderneming; en

    • c. is niet tevens werkzaam bij of voor de opdrachtgever van de onderneming waarbij hij de vakbekwaamheid inbrengt.

  • 4 De inzet van de vervoersmanager wordt beoordeeld aan de hand van te overleggen bewijsstukken die betrekking hebben op:

    • a. een arbeids- of managementovereenkomst, waarin in ieder geval diens verantwoordelijkheden als vervoersmanager zijn bepaald en de taken worden omschreven die deze persoon daadwerkelijk uitvoert;

    • b. een redelijke beloning, waarbij wordt aangesloten bij de relevante functieklassen uit de CAO;

    • c. een in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven volmacht ten aanzien van de vervoersactiviteiten van de onderneming; en

    • d. de wijze waarop de vervoersmanager gemiddeld per week daadwerkelijk vorm en inhoud geeft aan een overeenkomst als bedoeld onder a.

  • 5 De vervoersmanager mag bij maximaal vier vervoersondernemingen zijn vakbekwaamheid inbrengen zolang het wagenpark van de vervoersondernemingen bij elkaar niet meer bedraagt dan vijftig voertuigen.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid mag een interne vervoersmanager een onbeperkt aantal voertuigen beheren indien hij werkzaam is bij:

    • a. één vervoersonderneming;

    • b. twee gescheiden ondernemingen die een fiscale eenheid vormen dan wel als één onderneming kunnen worden beschouwd; of

    • c. één holding waartoe meerdere vervoersondernemingen behoren.

Artikel 6. Vrijstelling van het afleggen van examens van vakbekwaamheid

(Vervallen per inwerkingstreding van deze beleidsregel.)

Hoofdstuk 3. Aanvraagprocedure

Artikel 7. Indienen aanvraag

  • 1 Een aanvraag tot verlening of verlenging van een communautaire vergunning kan langs elektronische weg worden ingediend, mits dit via het daartoe ingerichte ondernemersloket geschiedt.

  • 3 Nadat voor de in het eerste lid bedoelde aanvraag de verschuldigde vergoeding is ontvangen, wordt de aanvraag binnen acht weken behandeld en beslist.

  • 4 Indien een aanvraag niet voorzien is van alle noodzakelijke stukken om tot een inhoudelijke behandeling van de aanvraag te komen, wordt om overlegging van aanvullende stukken verzocht binnen een daartoe te stellen redelijke termijn.

  • 5 De behandeltermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager is verzocht de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 6 Indien de gegeven termijn als bedoeld in het vierde lid ongebruikt is verstreken, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.

  • 7 Indien een aanvraag voor verlenging van de communautaire vergunning na de expiratiedatum van de communautaire vergunning wordt ingediend, wordt deze aanvraag als een nieuwe aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning beschouwd.

  • 8 In geval van wijziging van de rechtsvorm van de onderneming wordt een nieuwe aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning ingediend.

Hoofdstuk 4. Binnenlandse vergunning

Artikel 8. Eisen binnenlandse vergunning

  • 1 De NIWO toetst eens per vijf jaar of de houder van de binnenlandse vergunning voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid.

  • 2 De binnenlandse vergunning wordt ingetrokken indien:

    • a. er niet meer wordt voldaan aan de eisen van betrouwbaarheid, financiële draagkracht of vakbekwaamheid;

    • b. de onderneming erom verzoekt;

    • c. de onderneming haar vervoersactiviteiten heeft gestaakt; of

    • d. de vervoersmanager niet langer leidinggeeft aan die vervoersactiviteiten.

  • 3 De binnenlandse vergunning vervalt van rechtswege indien:

    • a. de natuurlijke persoon aan wie de binnenlandse vergunning is verleend komt te overlijden dan wel wettelijk onbekwaam wordt verklaard; of

    • b. de onderneming wordt ontbonden.

  • 4 Ingeval van wijzigingen met betrekking tot de naam of het adres van de onderneming vervallen de verstrekte vervoersdocumenten en vraagt de onderneming ter vervanging nieuwe vervoersdocumenten aan.

  • 5 Indien de onderneming ter vervanging niet tijdig nieuwe vervoersdocumenten aanvraagt als bedoeld in het vierde lid, dan verliest de onderneming het vergunninghouderschap.

  • 7 Indien de onderneming de vervoersdocumenten die op grond van het tweede en het derde lid zijn ingetrokken respectievelijk zijn komen te vervallen niet binnen één week na de inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking of het vervallen ervan inlevert, kan de NIWO een last onder dwangsom opleggen.

Hoofdstuk 5. Onderzoek

Artikel 9. Onderzoek naar naleving van vergunningeisen

  • 1 Gedurende de looptijd van de vergunning kan te allen tijde onderzoek naar de naleving van de vergunningeisen worden ingesteld bij de onderneming.

  • 2 Indien de feiten en omstandigheden ten tijde van de aanvraagprocedure voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning daartoe aanleiding geven, wordt binnen twee jaar na vergunningverlening een nader onderzoek ingesteld.

  • 3 In de in het tweede lid bedoelde gevallen wordt een gewaarmerkt afschrift afgegeven met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaar.

  • 4 Indien uit onderzoek blijkt dat aan alle vergunningeisen wordt voldaan, wordt een nieuw gewaarmerkt afschrift verstrekt voor de resterende geldigheidsduur van de communautaire vergunning.

  • 5 Indien gedurende de looptijd van de communautaire vergunning wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer aan één of meer vergunningeisen voldoet, kan op verzoek van de onderneming een hersteltermijn van maximaal zes maanden worden verleend om opnieuw aan alle vergunningeisen te voldoen.

  • 6 Ten aanzien van de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid, kan de termijn als bedoeld in het vijfde lid met drie maanden worden verlengd bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of wettelijke onbekwaamheid van de vervoersmanager.

  • 7 De hersteltermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop is vastgesteld, en in de vorm van een voornemen aan de onderneming kenbaar is gemaakt, dat niet meer aan één of meer vergunningeisen wordt voldaan.

  • 8 Het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, schorst de behandeltermijn van een eventueel al ingediende aanvraag van de betreffende onderneming voor verlenging van de communautaire vergunning.

  • 9 De vergunning wordt ingetrokken indien, na een eventueel verleende hersteltermijn, uit onderzoek blijkt dat niet aan alle vergunningeisen wordt voldaan.

  • 10 Indien de onderneming, ingeval geen bezwaar wordt ingediend, niet binnen één week na de inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking de vergunning en de gewaarmerkte afschriften inlevert, kan de NIWO een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 10. Risicobedrijven

  • 1 Een onderneming die beschikt over een communautaire vergunning wordt beschouwd als risicobedrijf, als bedoeld in artikel 12 van de beroepsverordening voor het wegvervoer, in elk geval indien sprake is van:

    • a. een solvabiliteitsratio lager dan 20%; of

    • b. een achtergestelde lening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze beleidsregel, die gebruikt wordt om aan de eis van financiële draagkracht te voldoen.

  • 2 Een risicobedrijf toont jaarlijks aan dat zij voldoet aan de eis van financiële draagkracht op de wijze als bedoeld in artikel 4, derde lid, van deze beleidsregel.

  • 3 Een onderneming wordt niet langer als risicobedrijf beschouwd zodra wordt aangetoond dat:

    • a. er sprake is van een minimale solvabiliteitsratio van 20%; of

    • b. de achtergestelde lening is afgelost en er wordt voldaan aan de eis van financiële draagkracht.

Hoofdstuk 6. Financiële verstrengeling

Artikel 11. Voor rekening en risico van de vervoerder

  • 1 Indien wordt onderzocht of er sprake is van vervoer voor rekening en risico van de onderneming wordt de mate van financiële verstrengeling beoordeeld.

  • 2 Bij het onderzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval in onderling verband en samenhang gekeken naar de volgende elementen:

    • a. er is sprake van één of meer rijdende deelnemers;

    • b. de voor het vervoer bestemde voertuigen staan ter beschikking van de onderneming;

    • c. de winstgerechtigdheid per deelnemer is niet in overwegende mate gerelateerd aan de aan deze deelnemer toe te rekenen omzet en kosten;

    • d. de onderneming draagt in overwegende mate het arbeidsongeschiktheidsrisico van de deelnemers;

    • e. de onderneming kent een regeling waarmee eventuele knelpunten in het vervoersschema kunnen worden opgevangen;

    • f. de opdrachtgevers geven hun opdracht aan de onderneming;

    • g. de facturatie geschiedt uit naam van de onderneming;

    • h. de onderneming draagt het debiteurenrisico; en

    • i. de onderneming neemt de gebruikelijke verzekeringen uit.

  • 3 Onder deelnemers als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan: de vennoten van een vennootschap onder firma, de beherende en stille vennoten van een commanditaire vennootschap, de maten van een maatschap, de leden van een coöperatie, de leden van een vereniging en de bestuurders van een stichting.

  • 4 Een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een maatschap, een coöperatie en een stichting overleggen op verzoek een verklaring gezamenlijk vervoer.

Artikel 12. Wijzigingen in het vennootschapsbestand

  • 1 Zodra een vergunning is verleend geeft een vennootschap onder firma wijzigingen in het vennootschapsbestand onverwijld door aan de NIWO.

  • 2 Bij uittreden of overlijden van een vennoot blijft de vennootschap onder firma als vervoerder in de zin van artikel 1.1 van de wet aangemerkt, indien:

    • a. een vennootschapsakte wordt overgelegd, waarin een voortzettingsbeding is opgenomen; en

    • b. aangetoond wordt dat aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan.

  • 3 Bij het ontbreken van de in het tweede lid, onder a bedoelde vennootschapsakte, wordt verondersteld dat de vennootschap onder firma is ontbonden.

Hoofdstuk 7. Vervoersdocumenten

Artikel 13. Gewaarmerkte afschriften

  • 1 De NIWO beoordeelt het aantal af te geven gewaarmerkte afschriften aan de hand van:

    • a) het aantal aangevraagde gewaarmerkte afschriften;

    • b) het aantal dat wordt begrensd door de financiële draagkracht; en

    • c) het aantal aangetoonde voertuigen.

  • 3 Indien tijdens de looptijd van de vergunning blijkt dat niet meer aan de vereisten als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan, vordert de NIWO de gewaarmerkte afschriften terug.

  • 4 Een gewaarmerkt afschrift bevindt zich in originele staat aan boord van elk voertuig die door de onderneming wordt ingezet voor het beroepsgoederenvervoer.

  • 5 In geval van wijzigingen met betrekking tot de naam en het adres van de onderneming vervallen de verstrekte vervoersdocumenten en vraagt de onderneming ter vervanging nieuwe vervoersdocumenten aan.

  • 6 Indien de onderneming ter vervanging niet tijdig nieuwe vervoersdocumenten aanvraagt als bedoeld in het vijfde lid, dan verliest de onderneming het vergunninghouderschap.

  • 7 Indien de onderneming de vervoersdocumenten die op grond van het vijfde lid zijn komen te vervallen niet binnen één week na het vervallen ervan inlevert, kan de NIWO een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 14. Overbruggingsbewijzen

  • 1 Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 7, zevende lid, van deze beleidsregel worden op verzoek van de onderneming overbruggingsbewijzen verstrekt gedurende de aanvraagprocedure voor maximaal zes maanden waarbij de geldigheid van het overbruggingsbewijs ingaat vanaf de datum van uitgifte van het overbruggingsbewijs.

  • 2 Ingeval een aanvraag voor verlenging van de communautaire vergunning vóór de expiratiedatum wordt ingediend en waarop ten tijde van de expiratiedatum nog niet is beslist, worden op verzoek van de onderneming overbruggingsbewijzen verstrekt voor maximaal zes maanden.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde overbruggingsbewijzen zijn geldig vanaf de expiratiedatum van de communautaire vergunning.

Artikel 15. Vermissing gewaarmerkte afschriften

  • 1 Bij vermissing van gewaarmerkte afschriften wordt door de onderneming terstond een verklaring van vermissing overgelegd.

  • 2 Indien een verklaring van vermissing als bedoeld in het eerste lid wordt overgelegd, wordt op verzoek van de onderneming een vervangend gewaarmerkt afschrift verstrekt.

Artikel 16. Faillissement

  • 1 Indien een onderneming in staat van faillissement is verklaard, wordt de verleende vergunning ingetrokken waarvan mededeling wordt gedaan aan de curator.

  • 2 Indien de curator aangeeft dat er sprake is van tijdelijke voortzetting van de vervoersactiviteiten van de gefailleerde onderneming, behoudt de gefailleerde onderneming de vergunning en het aantal gewaarmerkte afschriften dat nodig is voor die voortzetting voor de duur van maximaal acht weken, gerekend vanaf het moment van de mededeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien de op basis van de in het voorgaande lid bedoelde termijn van maximaal termijn van acht weken is verstreken, wordt de vergunning van de gefailleerde onderneming ingetrokken.

  • 4 Indien de curator, ingeval geen bezwaar tegen de intrekking van de vergunning wordt ingediend, niet binnen één week na de inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking de vergunning en de gewaarmerkte afschriften van de gefailleerde inlevert, kan de NIWO een last onder dwangsom opleggen.

  • 5 Indien een doorstart van de gefailleerde onderneming plaatsvindt, wordt een nieuwe aanvraag voor verlening van de communautaire vergunning ingediend door de doorstartende onderneming.

Hoofdstuk 8. Bezwaar en beroep

Artikel 17. Bezwaar

  • 1 Een bezwaarschrift kan langs elektronische weg worden ingediend, mits dit via het daartoe ingerichte ondernemersloket geschiedt.

  • 2 In afwijking van artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht, schorst het bezwaar met ingang van indieningsdatum, de werking van het besluit tot afwijzing of intrekking waartegen het is gericht gedurende de bezwaarprocedure.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt de werking van het besluit waartegen een bezwaar is ingediend niet geschorst indien toepassing is gegeven aan artikel 3a of 3b van deze beleidsregel.

Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie,

De directeur,

G.J. Olthoff

Naar boven