Besluit aanwijzing toezichthouders Omgevingswet

Geraadpleegd op 29-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 15-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m 16-04-2024

Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 december 2023, tot aanwijzing van toezichthouders die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet (Besluit aanwijzing toezichthouders Omgevingswet)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister voor Natuur en Stikstof, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op de artikelen 18.6, eerste lid, en 18.7 van de Omgevingswet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Aanwijzing van toezichthouders

§ 1.1. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel 1

  • 1 Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, worden aangewezen de directeur-generaal in wiens taakpakket die wet valt of diegenen die door hem worden aangewezen.

§ 1.2. Minister van Economische Zaken en Klimaat

Artikel 2

Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat, worden aangewezen diegenen die werkzaam zijn voor:

  • a. het Staatstoezicht op de Mijnen; en

  • b. de Kustwacht Nederland.

§ 1.3. Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Artikel 3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, worden aangewezen diegenen die werkzaam zijn voor de Inspectie Leefomgeving en Transport, tenzij in het derde tot en met het vijfde lid anders is bepaald.

  • 7 Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 20.6 in verband met artikel 20.7, aanhef en onder b, van de Omgevingswet en de EG-verordening PRTR, worden ook aangewezen diegenen die werkzaam zijn voor:

    • a. de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, voor zover het betreft de beleidsterreinen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; en

    • b. het Staatstoezicht op de Mijnen, voor zover het betreft mijnbouwwerken en pijpleidingen.

  • 8 Als personen belast met het toezicht op de naleving van gedoogplichten, bedoeld in de artikelen 10.2 en 10.3 van de Omgevingswet, worden ook aangewezen diegenen die werkzaam zijn voor de gemeente Amsterdam bij de Nautische Sector van Haven Amsterdam en diegenen die werkzaam zijn bij het Havenbedrijf Rotterdam N.V., Divisie Havenmeester, te Rotterdam.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 11567, datum inwerkingtreding 17-04-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.

4

  • d. lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

  • f. lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, bedoeld in hoofdstuk 17 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

  • g. gedoogplichten, bedoeld in artikelen 10.2, 10.3 en 10.17 van de Omgevingswet;

  • h. peilbesluiten, bedoeld in artikel 13.1, eerste lid aanhef en onderdeel d, subonderdeel 2°;

met dien verstande dat de aanwijzing, bedoeld in de aanhef en onder b tot en met d en f, niet van toepassing is voor zover het betreft activiteiten die worden verricht door Rijkswaterstaat.

§ 1.4. Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Artikel 4

Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, worden aangewezen:

  • a. de door de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 17 van de Wet op de economische delicten met de opsporing van de bij of krachtens die wet strafbaar gestelde feiten belaste personen;

  • b. diegenen die werkzaam zijn voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; en

  • c. diegenen die werkzaam zijn voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, met uitzondering van de personen, bedoeld onder a.

§ 1.5. Minister voor Natuur en Stikstof

Artikel 5

  • 1 Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Minister voor Natuur en Stikstof, worden aangewezen:

    • a. de door de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 17 van de Wet op de economische delicten met de opsporing van de bij of krachtens die wet strafbaar gestelde feiten belaste personen;

    • b. diegenen die werkzaam zijn voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; en

    • c. diegenen die werkzaam zijn voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, met uitzondering van de personen, bedoeld onder a.

§ 1.6. Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel 6

Als personen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, waarvoor op grond van paragraaf 18.1.1 van die wet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust bij de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, worden aangewezen diegenen die werkzaam zijn voor de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, met uitzondering van de personen die toezicht houden op de naleving van de Archiefwet 1995.

Hoofdstuk 2. Bevoegdheid van toezichthouders tot het binnentreden van een woning

§ 2.1. Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Artikel 7

De personen, bedoeld in artikel 3, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner, ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, en tweede lid, aanhef en onder b tot en met f, van de Omgevingswet, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op gevaarlijke stoffen.

§ 2.2. Minister voor Natuur en Stikstof

Artikel 8

De personen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a en c, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner, ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in de artikelen 11.32, 11.38, 11.39, 11.47, 11.93, 11.96, 11.101, 11.102, 11.105, 11.106, 11.108, 11.109a en 11.110 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

§ 2.3. Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel 9

De personen, bedoeld in artikel 6, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner, ten aanzien van:

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge

Naar boven