Artemis
Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
1.
|
|
Als Artemis zijn wij zeer verheugd met het initiatief van Ctgb om een verduurzamingsloket
gewasbeschermingsmiddelen in te stellen. Veel nieuwe ontwikkeling zitten echter op
stofniveau. Zijn er ook mogelijkheden voor versnelling procedure stofaanvraag die
bijdrage aan verduurzaming? Zonder stof, geen middel!
In hoeverre wordt het wegnemen van wachttijden alvorens een stof/middel in behandeling
genomen wordt verkort? Het afgelopen jaar was er een wachttijd van 3 jaar voor het
in behandeling nemen van een nieuwe stofaanvraag. Het sneller in behandeling nemen
van stoffen en middelen kan de versnelling in verduurzaming vergroten.
|
|
Op basis van uw opmerking is een verduidelijkende tekst opgenomen in de preambule
van de beleidsregel. Hierin worden ook andere maatregelen genoemd die het Ctgb neemt
voor het verkorten van de doorlooptijden en de verduurzaming van het stoffen- en middelenpakket.
Ook op Europees niveau blijft het Ctgb zich inzetten voor het vergroten van de capaciteit
voor het beoordelen van stoffen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt,
bijvoorbeeld door de BTSF-training voor micro-organismen, en de inzet op betere gegevensvereisten,
richtsnoeren en testprotocollen.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
2.
|
|
CropLife NL verwelkomt de inrichting van het verduurzamingsloket omdat dit een impuls
kan geven aan verkorting van doorlooptijden en verduurzaming kan versnellen. Belangrijk
is dat dit gepaard gaat met de juiste randvoorwaarden om een algehele verkorting van
doorlooptijden te realiseren. Zo wordt voorkomen dat een waterbedeffect ontstaat en
andere aanvragen verder worden vertraagd. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het
multidisciplinaire team dat ‘groene’ aanvragen behandelt en dat verantwoordelijk is
voor het verduurzamingsloket. Dit team moet over voldoende capaciteit beschikken om
ook stofbeoordelingen uit te voeren. Immers, als een stofbeoordeling vertraging oploopt
als gevolg van het verduurzamingsloket dan heeft dit ook gevolgen voor de indiening
van het middel op basis van deze stof.
|
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
3.
|
|
CropLife NL heeft de suggestie gedaan om aanvragen voor precisietechnieken ook met
prioriteit te beoordelen en de criteria in de beleidsregel hierop aan te passen. Dit
sluit ook aan bij de acties in het Uitvoeringsprogramma bij de Toekomstvisie Gewasbescherming
2030. Het Ctgb geeft in een antwoord op een veelgestelde vraag op de website aan dat
de ontwikkelingen rondom innovatieve toepassingstechnieken nog volop gaande zijn,
waardoor het nog niet mogelijk is om heldere criteria op te stellen om te bepalen
welke van deze technieken bijdragen aan verduurzaming. De keuze om aanvragen voor
precisietechnieken vooralsnog nog geen onderwerp van de criteria te maken is te begrijpen.
Van belang is dat uitbreiding van de criteria tijdig wordt heroverwogen op het moment
dat criteria beschikbaar zijn voor praktijkrijpe technieken. Bovendien constateren
wij dat de aanvragen alsnog met prioriteit in behandeling worden genomen op het moment
dat het betreffende middel aan de overige criteria voldoet. Dit laatste zou nog kunnen
worden verhelderd in het antwoord op de veelgestelde vragen.
|
|
Naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van innovatieve toepassingstechnieken
kunnen de criteria van het verduurzamingsloket op termijn herzien worden.
De voorgestelde verheldering is opgenomen in de beantwoording van de Veelgestelde
vragen.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
4.
|
|
Vanuit het belang om de beschikbaarheid van laagrisicomiddelen te stimuleren is de
projectgroep LR Impuls positief over het instellen van het verduurzamingsloket.
|
|
Dank voor uw reactie.
|
Koppert
Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
5.
|
|
Wij vragen ons af hoe het Ctgb ervoor zorgt, dat in de toekomst het verduurzamingsloket
voor versnelling zorgt.
Een splitsing van het team in twee loketten (conventioneel en verduurzamingsloket)
zou juist kunnen leiden tot nog meer vertraging.
Dit is nu ook de realiteit van een aantal aanvragen, die door de instelling van het
groene loket extra vertraging oplopen.
Gaat het Ctgb ervoor zorgen dat in de (nabije) toekomst aanvragen voor middelen onder
het duurzaamheidsloket de wettelijke termijnen halen, zoals gedefinieerd onder 1107/2009?
|
|
Het verduurzamingsloket is een maatregel die aanvullend is op het splitsen van de
aanvragen in verschillende stromen die toegewezen worden aan gespecialiseerde multidisciplinaire
teams.
Het Ctgb houdt zich in beginsel aan de geldende wettelijke termijnen in de Europese
Verordeningen. In de praktijk blijkt echter dat het afhandelen van aanvragen binnen
deze termijnen niet voor alle aanvraagtypen mogelijk is omdat de beoordelingskaders
zich blijven ontwikkelen en de datavereisten blijven toenemen, waardoor de aanvraagdossiers
en de beoordeling daarvan omvangrijker en complexer zijn geworden (zie ook de Meerjarenstrategie,
pagina 9)
Het doorvoeren van de organisatiewijziging die in het antwoord op commentaar 1 genoemd
wordt heeft tijdelijk een beslag gelegd op de capaciteit, maar staat los van de inrichting
van het verduurzamingsloket. Nu de organisatiewijziging eenmaal is doorgevoerd is
de verwachting dat de beoordeling juist efficiënter wordt en de doorlooptijden korter
worden.
Zie ook het antwoord op commentaar 1.
|
LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum
Vertegenwoordigers landbouwsector
|
6.
|
|
LTO Nederland, BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum waarderen de ambitie
van het Ctgb om de verduurzaming van het stoffen- en middelenpakket gewasbeschermingsmiddelen
te faciliteren. Terecht wordt genoemd dat het nodig is dat heldere en eenduidige criteria
nodig zijn om te bepalen welke middelaanvragen bijdragen aan een weerbare en duurzame
teelt in Nederland. Hierbij de opmerking dat meer maatregelen en acties, die buiten
het werkterrein van het Ctgb liggen, nodig zijn die bijdragen aan weerbare teeltsystemen.
|
|
Het Ctgb onderschrijft uw opmerking dat er meer maatregelen en acties nodig zijn voor
de transitie naar een landbouw waarbij weerbare planten en teeltsystemen centraal
worden
gesteld in plaats van gewasbeschermingsmiddelen.
Als partner binnen het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming 2030 zet het Ctgb zich
hiervoor in binnen de mogelijkheden en de rol van de organisatie.
|
Natuur & Milieu
Maatschappelijke organisatie
|
7.
|
|
De versnelde toelating van laagrisicomiddelen via een verduurzamingsloket zien wij,
Natuur & Milieu, in principe als een positieve ontwikkeling. Het verduurzamingsloket
is hier dan ook een goede stap voor. Het is echter van groot belang dat de gehanteerde
standaarden en voorgeschreven tests even streng blijven, zodat ook bij deze middelen
de veiligheid voor mens, dier en milieu gegarandeerd blijft. Zeker omdat alle micro-organismen,
inclusief virussen, en verschillende specifiek-toxische stoffen onder de noemer ‘laag-risico
middel’ komen te vallen.
Het is echter essentieel om te benadrukken dat versnelde toelating van laagrisicomiddelen
alleen, zonder een bredere systeemverandering, niet genoeg is om de biodiversiteit
en waterkwaliteit daadwerkelijk te verbeteren. De nadruk moet komen te liggen op het
voorkómen van middelengebruik, naast het vervangen van middelen. Daarvoor is het principe
van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) afgesproken in de Richtlijn duurzaam gebruik
pesticiden zoals u beschrijft in de regels 44 t/m 46. Echter wordt er een beperkte
uitleg gegeven van dit begrip in de genoemde regels. De definitie van Geïntegreerde
gewasbescherming conform artikel 14 is: ‘De lidstaten nemen alle nodige maatregelen
om bestrijding met lage pesticideninzet te bevorderen, waarbij zij waar mogelijk voorrang
geven aan niet-chemische methoden, zodat professionele gebruikers van pesticiden overschakelen
op praktijken en producten die binnen het gehele voor de bestrijding van een bepaald
schadelijk organisme ter beschikking staande aanbod het laagste risico voor de gezondheid
van de mens en het milieu opleveren. Bestrijding met lage pesticideninzet omvat geïntegreerde
gewasbescherming alsmede biologische landbouw overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van
biologische producten ( 4 ).’
In de huidige beleidsregel stelt u dat: ‘De gebruikte pesticiden moeten zo doelgericht
mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid,
niet-doelwitorganismen en het milieu’. Dus datgene wat er moet gebeuren in het geval
dat toch wordt gekozen voor (laagrisico) pesticiden inzet. Conform IPM moeten echter
niet-chemische methoden de voorrang hebben. Wij roepen het CTGB daarom dringend op
om bindende IPM voorwaarden op te nemen bij versnelde toelating. Dit voorkomt ook
dat het verduurzamingsloket gebruikt wordt als greenwashing en zorgt er juist voor
dat het wordt ingezet voor daadwerkelijk verduurzaming. Overigens zouden deze voorwaarden
dan ook moeten worden opgenomen bij alle conventionele (niet laag-risico) middelen,
om een gelijk speelveld te garanderen.
|
|
Het verduurzamingsloket heeft geen invloed op inhoudelijke aspecten van de beoordeling
zelf. Het Ctgb blijft aanvragen die via het loket lopen op dezelfde grond beoordelen
als andere aanvragen.
Het Ctgb beaamt dat versnelde toelating alleen niet toereikend is voor de transitie
naar een weerbare en duurzame teelt (zie ook het antwoord bij commentaar 6).
De verplichting om geïntegreerde gewasbescherming (IPM) toe te passen ligt vast in
de wetgeving die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen reguleert. Omdat deze verplichting
over het gebruik gaat (en niet over de toelating van middelen), valt de implementatie
van deze verplichting (bijvoorbeeld met bindende IPM maatregelen) niet binnen het
mandaat van Ctgb.
|
Novozymes
Biotechnologiebedrijf
|
8.
|
|
Novozymes bedankt het CtgB voor hun Beleidsregel verduurzamingsloket bij het Ctgb.
Dit maakt het mogelijk om duurzame middelen sneller op de markt te brengen.
|
|
Dank voor uw reactie.
|
Preambule / preamble
|
Artemis
Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
9.
|
9
|
Door werkzame stof(fen)aanvragen die direct gekoppeld zijn aan middelen die aan benoemde
criteria voldoen ook versneld af te handelen, kan de verduurzaming sterker gewaarborgd
worden.
|
middelen en/of werkzame stoffen
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
10.
|
10
|
In de preambule wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024, die op dit moment niet beschikbaar is. Het is dan ook niet mogelijk om de onderlinge
samenhang met deze beleidsregel te beoordelen. Wij zouden graag nog de gelegenheid
krijgen hierop te reageren.
|
|
In de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024 is de toelatingsprocedure vastgelegd.
Er wordt niet ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de beoordeling. De verwijzing
in de tekst betreft het volgende artikel:
‘Artikel 2:5 Gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan een duurzame teelt
Een aanvraag voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel dat bijdraagt aan een
weerbare en duurzame teelt in Nederland, zoals bedoeld in de Toekomstvisie Gewasbescherming
2030 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma, wordt waar mogelijk versneld afgehandeld.’
|
Koppert
Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
11.
|
10
|
ten aanzien van 'versneld': worden producten ten minste conform de tijdslijnen zoals
vastgelegd in 1107/2009 behandeld (bijvoorbeeld 120 dagen voor wederzijdse erkenning)?
|
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
(commentaar persoonlijk en opgesteld vanuit taak als projectleider LR Impuls mede
gehoord hebbende de projectgroep LR Impuls)
|
12.
|
11
|
Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de
beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame
teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe
consultatie voor te leggen.
|
|
Zie antwoord op commentaar 10.
|
Artemis
Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
13.
|
14
|
Kan concreter aangegeven worden wat wordt bedoeld met versneld afhandelen. Ons inzien
mag de ambitie hoger zijn dan het behalen van de wettelijke termijnen in de Europese
verordening.
|
Deze beleidsregel regelt de voorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen om versneld
(sneller dan de wettelijke termijnen in de Europese verordening) afgehandeld te worden.
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
14.
|
14
|
In de preambule wordt genoemd dat het Ctgb meerdere maatregelen neemt om vergroening
en verduurzaming te faciliteren. Om daadwerkelijk een versnelling in de beoordeling
te realiseren is méér beoordelingscapaciteit een randvoorwaarde. In de motie van leden
De Groot en Boswijk, waaraan in de preambule wordt gerefereerd, wordt ook genoemd
dat sprake is van een tekort aan specialistische beoordelingscapaciteit. Het terugbrengen
van de doorlooptijden voor alle aanvragentypen is dan ook speerpunt 1 uit de Ctgb
Meerjarenstrategie 2024–2027. Wij begrijpen dat dit een andere maatregel is die buiten
de reikwijdte van deze beleidsregel valt, maar voor deze context is wel relevant voor
de positieve impact van het verduurzamingsloket. Daarbij is het essentieel dat de
beoordelingscapaciteit voor alle aanvragen wordt gerealiseerd, waaronder voor de aanvragen
die aan de criteria voor het verduurzamingsloket voldoen. Ook moet worden voorkomen
dat de behandeling van ‘groene’ aanvragen voor stoffen of middelen die niet aan de
criteria voldoen, steeds in tijd wordt opgeschoven als gevolg van de werkzaamheden
van dit multidisciplinaire team voor het verduurzamingsloket.
|
Invoegen na ‘... af te handelen.’:
‘Naast de inrichting van het verduurzamingsloket wordt ook ingezet op verdere capaciteitsopbouw
in de multidisciplinaire teams om de doorlooptijden te verkorten (speerpunt 1 uit
de Ctgb Meerjarenstrategie 2024–2027). Dit omvat nadrukkelijk ook de capaciteit voor
het multidisciplinaire team dat de ‘groene’ aanvragen behandelt. Ook wordt ingezet
op verdere kennisopbouw van dit multidisciplinaire team.’
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum
Vertegenwoordigers landbouwsector
|
15.
|
18
|
Naar de mening van LTO Nederland, BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum
zijn er meer heldere en eenduidige criteria dan genoemd zijn. De organisaties vinden
belangrijk dat deze worden overgenomen, onder voorwaarde dat ze eenvoudig zijn toe
te passen en niet leiden tot vertraging in de beoordeling of toelating van reeds door
het Ctgb benoemde laagrisicio en verwante stoffen (r. 55–61) en middelen.
Onderbouwing: Het loket heeft tot doel ‘aanvragen voor middelen die bijdragen een
weerbare en duurzame teelt in Nederland versneld af te handelen’, en volgens het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 zijn er meer middelen dan alleen laag-risicostoffen
die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt (ook middelen met minder neveneffecten,
bijdragend aan IPM, met zo min mogelijk emissies en residuen, etcetera).
NB. Idee is dus dat de stof / het middel aan tenminste één van de criteria moet voldoen
om in behandeling genomen te worden door het duurzaamheidsloket, niet aan allemaal!
|
Aanvullende criteria:
1. selectieve middelen (‘zo min mogelijk neveneffecten’, bijv. op natuurlijke vijanden).
2. resistentiemanagement (toelaten van een middel uit een nieuwe resistentiemanagement-groep
vermindert de selectiedruk bij ziekten en plagen waardoor meer kans op duurzame beheersing).
3. stoffen die weinig/geen residuen geven omdat ze snel uiteen vallen in van nature
voorkomende stoffen (UP-doel ‘zo min mogelijk residuen’).
4. stoffen die bijdragen aan ‘preventie’ (1ste IPM-stap) bijv. omdat ze bijdragen
aan schoon uitgangsmateriaal.
5. stoffen die knelpunten ('actuele vraagstukken' onder het UP) oplossen.
|
Het Ctgb is zich ervan bewust dat er ook middelen zijn op basis van stoffen die niet
voldoen aan de voorgestelde criteria, maar die een plaats kunnen hebben in de huidige
manier waarop geïntegreerde gewasbescherming wordt ingevuld. Toelatingsaanvragen voor
dergelijke middelen kunnen uiteraard bij het Ctgb worden gedaan. Het verduurzamingsloket
is echter gericht op bepaalde middelen die een versnelde behandeling verdienen. Dit
zijn middelen op basis van stoffen met een gunstig gevaarprofiel en aan dat uitgangspunt
houden we vast.
Selectiviteit is onderdeel van de criteria (zie de beleidsregel, artikel 2, lid 3 onder a. ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking’). Onder
de middelen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket vallen zowel middelen
die preventief ingezet kunnen worden (bijvoorbeeld door induceren van weerstand of
door concurrentie met plant-pathogenen) als middelen die correctief ingezet kunnen
worden (zoals niet-chemische, selectief-werkende middelen). Daarnaast vallen veel
‘groene’ stoffen in een andere resistentiemanagement-groep dan synthetische stoffen
en dragen ze daarmee bij aan de chemische diversiteit. Voor dergelijke stoffen hoeven
in de regel geen Maximale Residu Limieten (MRLs) te worden vastgesteld (Annex IV stoffen).
Ook wordt binnen de werkgroep actuele vraagstukken ingezet om tot oplossingen te komen
die bestaan uit niet-chemische maatregelen en methoden; hieronder vallen ook de middelen
die via het verduurzamingsloket afgehandeld worden.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
16.
|
44
|
Deze zin loopt niet goed en de formulering is voor verbetering vatbaar: ‘Gewasbeschermingsmiddelen
moeten zo gekozen worden dat zo min mogelijk neveneffecten hebben, waardoor ze de
weerbaarheid van het systeem niet afbreken, maar juist ondersteunen.’
|
Aanpassen:
‘Gewasbeschermings-middelen moeten doelgericht worden ingezet met zo min mogelijk risico’s voor mens, dier en milieu, waardoor ze de weerbaarheid van het systeem niet afbreken, maar juist ondersteunen.’
|
Op basis van uw opmerking is de formulering van de betreffende zin aangepast om deze
beter te laten lopen.
De suggestie over inhoudelijke aanpassing van deze zin is niet overgenomen. De formulering
in de beleidsregel is rechtstreeks overgenomen uit de tekst van het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 (blz. 18): ‘Maar er komt een belangrijk principe
bij: als binnen de principes teelthandelingen of gewasbeschermingsmiddelen toegepast
worden, dan moeten die zo gekozen worden dat ze de weerbaarheid van het systeem niet
afbreken, maar juist ondersteunen.’
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
17.
|
46
|
In het UP Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 is de volgende omschrijving (zie gele
tekst) van de gewenste gewasbeschermingsmiddelen opgenomen in de paragraaf 4.4 (p.
35). Deze tekst luidt als volgt:
‘Om ook in een weerbaar teeltsysteem met weerbare rassen en gewassen aantasting door
ziekten, plagen en onkruiden te kunnen voorkomen, beheersen en bestrijden, blijft
de inzet van biociden en gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk. Als middelen worden
ingezet, is het streven naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten.
Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen
van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen7.’
7 Biologische stoffen zijn: van natuurlijke oorsprong zoals van planten, dieren, micro-organismen
of bepaalde mineralen, of nagemaakte middelen die identiek zijn aan de natuurlijke
stof en een laag risico kunnen hebben voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen.
Deze omschrijving van eisen aan de gewenste gewasbeschermingsmiddelen in het UP past
in de preambule van de beleidsregel en mijn verzoek is om op regel 46 aansluitend
de volgende zin toe te voegen:
Het streven is hierbij naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten.
Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen
van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen.
|
In regel 46 aansluitend de volgende zin opnemen:
‘Het streven is hierbij naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten.
Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen
van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen.’
|
Zie antwoord op opmerking 15.
|
Koppert
Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
18.
|
57
|
Doorhalen niet chemische. Voorstel om hier af te zien van het onderscheid ‘niet-chemische’. ‘Stoffen’ is voldoende.
|
c. stoffen met een niet toxische of selectief-toxische werking, zoals:
|
De versnelde afhandeling van aanvragen voor niet-chemische middelen sluit aan bij
de doelstellingen van het SUR-voorstel, en de Farm to Fork strategy waarin reductiedoelen
gesteld worden van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Voor het verduurzamingsloket is hier is het criterium voor een niet-toxische of selectief
toxische werking aan toegevoegd. Dit criterium is opgesteld op basis van het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, waarin gesteld wordt dat gewasbeschermingsmiddelen
zo gekozen moeten worden dat ze zo min mogelijk neveneffecten hebben.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
19.
|
61
|
Hier kan naar de beslisboom worden verwezen die is opgenomen in Bijlage I. Hieronder zijn nog inhoudelijke opmerkingen geplaatst bij de beslisboom (punt 33
uit deze reactie).
|
Invoegen na ‘... een selectief-toxische werking.’:
‘Voor de beoordeling of een aanvraag aan deze criteria voldoet, kan het stappenplan
worden doorlopen dat is opgenomen in Bijlage I.’
|
Op basis van uw opmerking is deze verwijzing opgenomen in de tekst.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
20.
|
63
|
De beleidsregel sluit voor de criteria o.a. aan bij een Europese Verordening (SUR-voorstel).
Op het moment dat deze beleidsregel inwerking treedt (beoogd per 1 januari 2024) is
de SUR nog niet van kracht. Er wordt in Europa nog onderhandeld over de inhoud van
het SUR-voorstel. Dat roept wel vraagtekens op over de houdbaarheid van de criteria
zolang de SUR nog niet definitief is vastgesteld. Tenminste moet worden vermeld dat
de beleidsregel zal worden herzien op het moment dat de definitieve tekst van de SUR
op dit punt afwijkt van de huidige tekst.
|
Invoegen na ‘... wet- of regelgeving.’:
‘Op het moment dat de definitieve tekst van de SUR afwijkt op de punten waarop deze
beleidsregel zich baseert, dan zal de beleidsregel in lijn worden gebracht met de
SUR.’
|
Zowel in het SUR-voorstel als in de Farm to Fork Strategy worden reductiedoelen voor
niet-chemische middelen gesteld.
In de preambule van de beleidsregel wordt het volgende aangegeven: ‘indien er in de
toekomst Europees geharmoniseerde criteria worden opgesteld zal het Ctgb de criteria
voor het verduurzamingsloket opnieuw in overweging nemen’.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
21.
|
65
|
CropLife NL verwelkomt heldere en transparante criteria voor het verduurzamingsloket,
waarbij op voorhand duidelijk is of een aanvraag met prioriteit in behandeling kan
worden genomen. Hiermee wordt een inhoudelijke discussie per aanvraag voorkomen en
wordt vertraging voorkomen.
Er wordt uit het oogpunt van uitvoerbaarheid gekozen voor criteria die in de praktijk
makkelijk toepasbaar zijn. Dit betekent ook dat aanvragen die niet aan deze criteria
voldoen wel degelijk kunnen bijdragen aan verduurzaming, zoals aanvragen waarin een
precisietechnieken is opgenomen. In de beleidsregel moet dan ook worden benadrukt
dat de criteria voor een specifiek doel zijn opgesteld (te weten: prioritaire behandeling)
en niet alle duurzame aanvragen alomvattend definiëren. De criteria moeten dus geen
zelfstandige betekenis of status verkrijgen buiten de context van het verduurzamingsloket.
Dat geldt ook voor de lijst met goedgekeurde werkzame stoffen die aan de criteria
voor de stoffen voldoen (Bijlage II bij de concept-beleidsregel).
|
Invoegen na ‘... in overweging nemen.’:
‘De criteria in deze beleidsregel zijn uitsluitend opgesteld voor het doel van het
verduurzamingsloket. De criteria zijn dan ook niet bedoeld om uitputtend alle middelen
aan te wijzen die bijdragen aan verduurzaming. Er kan dan ook geen zelfstandige betekenis
worden ontleend aan deze criteria. Dit geldt ook voor het overzicht van de stoffen
opgenomen in Bijlage II.’
|
Uw tekstvoorstel is deels overgenomen in de preambule van de beleidsregel.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
22.
|
65
|
De beleidsregel spreekt van ‘versnelde afhandeling’ en onderscheidt hiermee aanvragen
van het algemene principe ‘first in, first start’ dat geldt voor aanvragen die niet
aan de criteria voldoen. Hoewel wordt verhelderd dat de versnelde afhandeling niet
ziet op de inhoudelijke uitvoering of uitkomst van de beoordeling, wekt de terminologie
‘afhandeling’ wel deze indruk. Een andere terminologie kan worden overwogen.
|
Suggestie om integraal in de beleidsregel andere terminologie te hanteren voor ‘versnelde
afhandeling’:
‘Versnelde behandeling’ of ‘Versnelde inbehandelingname’
|
Op basis van uw opmerking is de tekst van de beleidsregel gewijzigd. In de gehele
tekst wordt nu gesproken over ‘versnelde inbehandelingname’
|
Novozymes
Biotechnologiebedrijf
|
23.
|
‘De versnelde afhandeling heeft overigens alleen betrekking op de doorlooptijd’
|
In het voorstel staat niet beschreven wat de doorlooptijd is.
|
Bijvoorbeeld, Novozymes stelt voor dat het DAR of the RR binnen 6 maanden moet worden
opgesteld, wat overeenkomt met een voorstel in de SUR (voor DAR). Als Novozymes realiseren
we ons dat dit een uitdaging is, maar het geeft in ieder geval onze gezamenlijke ambitie
weer.
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
24.
|
66
|
De beschikbaarheid van laagrisicomiddelen kan ook gestimuleerd worden door de inhoudelijke
beoordeling van aanvragen te versnellen. Met name voor nieuwe laagrisicomiddelen doet zich deze mogelijkheid voor bij aanvragen voor wederzijdse
erkenning (WE) van laagrisicotoepassingen, op grond van de onderbouwde laagrisicostatus
in de referentielidstaat. Mijn verzoek is deze mogelijkheid te onderzoeken en eventueel
op te nemen in de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024.
|
|
Een van de acties van het Ctgb binnen het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming 2030
(UP) is het versnellen van de inhoudelijke beoordeling van aanvragen voor laagrisicomiddelen
(natuurlijk met behoud van het hoge beschermingsniveau voor mens, dier en milieu).
Nederland benut momenteel alle huidige mogelijkheden voor wederzijdse erkenningen
van laagrisicomiddelen en er wordt (ook op EU niveau) verkend of er meer mogelijkheden
zijn.
Dit valt echter buiten de scope van het verduurzamingsloket, dat zich beperkt tot
een procedurele maatregel.
|
LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum
Vertegenwoordigers landbouwsector
|
25.
|
66
|
De beschikbaarheid van laagrisicomiddelen kan ook gestimuleerd worden door de inhoudelijke
beoordeling van aanvragen te versnellen. Met name voor nieuwe laagrisicomiddelen doet
zich deze mogelijkheid voor bij aanvragen voor wederzijdse erkenning (WE) van laagrisicotoepassingen,
op grond van de onderbouwde laagrisicostatus in de referentielidstaat. Verzoek is
deze mogelijkheid te onderzoeken en zo mogelijk toe te passen.
|
|
Zie antwoord op commentaar 24.
|
Novozymes
Biotechnologiebedrijf
|
26.
|
Algemeen (en ook Art 2 point 4)
|
‘natuur-identieke stoffen (zoals dsRNA, antilichamen, peptiden) met een selectief-toxische
werking.’
Novozymes gaat ervan uit dat dit antilichamen en enzymen omvat.
|
Geen aanpassingen nodig als onze aanname correct is. Zie ook punkt 4 [over artikel 1
Artikel 2, punt 3, subpunt c
]
|
Als werkzame stoffen zoals enzymen en antilichamen een niet-toxische of selectief
toxische werking hebben dan voldoen deze aan de criteria voor het verduurzamingsloket.
|
|
Artikel 1. Begrippen
|
Koppert
Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
27.
|
1(c)
|
Doorhalen niet chemische. Voorstel om hier af te zien van het onderscheid ‘niet-chemische’. ‘Stoffen’ is voldoende.
|
tekst overnemen zoals in de preambule
|
Zie antwoord op commentaar 7.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
28.
|
1(l)
|
Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de
beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame
teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe
consultatie voor te leggen.
|
|
Zie antwoord op commentaar 1.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
29.
|
1(l)
|
De definitie voor het ‘verduurzamingsloket’ kan worden verbeterd (zie suggestie).
Als eerder aangegeven is de ‘beleidsregel toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024’ niet bekend op het moment waarop deze reactie is opgesteld.
|
Aanpassen:
‘Verduurzamingsloket: de werkwijze waarmee het Ctgb aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan
een weerbare en duurzame teelt versneld behandelt, zoals bedoeld in de beleidsregel toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen
en biociden Ctgb 2024;’
|
De term ‘werkwijze’ suggereert dat aanvragen die via het verduurzamingsloket lopen
ook inhoudelijk anders beoordeeld worden, terwijl er alleen sprake is van een procedureel
verschil. Daarom is de term ‘procedure’ in de tekst gehandhaafd.
|
|
Artikel 2. Criteria voor afhandeling via het verduurzamingsloket
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
30.
|
2(1)
|
Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de
beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame
teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe
consultatie voor te leggen.
|
|
Zie de reactie bij opmerking 10.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
31.
|
2(2)
|
Er wordt verwezen naar artikel 3; dit moet zijn lid 3
|
‘..., mits de aanvraag aan de criteria uiteengezet in artikel 3 voldoet:...’,
wordt,
‘..., mits de aanvraag aan de criteria uiteengezet onder lid 3 voldoet:...’
|
Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast. Dank voor uw opmerkzaamheid.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
32.
|
2(2)
|
Er wordt verwezen naar artikel 3; dit moet zijn lid 3
|
Aanpassen:
‘De volgende typen aanvragen voor zowel professioneel als niet-professioneel gebruik
komen
in aanmerking om versneld te worden afgehandeld, mits de aanvraag aan de criteria
uiteengezet in lid 3 voldoet:’
|
Zie antwoord bij commentaar 31.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
33.
|
2(2a)
|
Bij dit punt kan worden verduidelijkt dat ook zonale aanvragen onder de scope vallen.
|
Aanpassen:
‘een aanvraag voor een toelating van een gewasbeschermingsmiddel in Nederland, waaronder een zonale aanvraag en een wederzijdse erkenning;’
|
Alle aanvragen waarbij sprake is van minstens één nieuw gebruik in Nederland – en
die voldoen aan de overige criteria – komen in aanmerking voor het verduurzamingsloket.
Het onderscheid tussen verschillende aanvraagtypen is hier dus niet relevant. De tekst
in de beleidsregel is op dit punt verduidelijkt en versimpeld.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
34.
|
2(2b)
|
Voor de volledigheid aan het einde van de zin toevoegen ‘, inclusief een wederzijdse
erkenning’
|
‘b. een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel
met een nieuw gebruik in Nederland. ‘,
wordt,
‘b. een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel
met een nieuw gebruik in Nederland, inclusief een wederzijdse erkenning.’
|
Zie het antwoord bij opmerking 33.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
35.
|
2(2b)
|
Bij dit punt kan worden verduidelijkt dat het om tenminste een nieuw gebruik in Nederland
gaat en dat dit wat betreft het aanvraagtype ook zonale aanvragen kunnen zijn.
|
Aanpassen:
‘een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel met
tenminsteéén nieuw gebruik in Nederland, waaronder een wederzijdse erkenning.’
|
Zie het antwoord bij opmerking 33.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
36.
|
2(3)
|
Hier kan ter ondersteuning verwezen worden naar Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket op pagina 5
|
‘Alle werkzame stoffen in dit gewasbeschermingsmiddel behoren tot tenminste één van
de volgende categorieën:... ‘,
wordt,
‘Alle werkzame stoffen in dit gewasbeschermingsmiddel behoren tot tenminste één van
de volgende categorieën (Zie Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket):...’
|
Op basis van uw opmerking is de tekst in de beleidsregel aangepast.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
37.
|
2(3a)
|
Naar aanleiding van deze bepaling komt de vraag op wat het gevolg is op het moment
dat een ‘(verwacht) laagrisicostof’ de status als ‘laag-risico’ verliest. Het ligt
voor de hand dat de status van de stof op het moment van indiening van de aanvraag
bepalend is en dat de werkwijze voor het verduurzamingsloket niet wordt aangepast
voor een aanvraag die reeds in behandeling is genomen.
|
|
De status van de stof op het moment van indiening is inderdaad bepalend.
|
Novozymes
Biotechnologiebedrijf
|
38.
|
2(3c)
|
In Artikel 2, punt 3, subpunt c wordt het begrip ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische
werking’ genoemd. Dit begrip wordt echter niet gedefinieerd in Artikel 1, waarin de gebruikte begrippen worden verklaard.
|
Leg het concept ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische
werking’ uit, zoals bedoeld in de preamble ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische
of selectief-toxische werking, zoals: alle semiochemicals (waaronder feromonen); plantaardige
extracten met een niet-toxische of selectief-toxische werking; natuur-identieke stoffen
(zoals dsRNA, antilichamen, peptiden) met een selectief-toxische werking. ‘
|
Omdat het hier gaat om een definitie waarin in deze beleidsregel invulling gegeven
wordt is ervoor gekozen om in artikel 2, punt 4 en 5 nader in te gaan op de betekenis van de concepten ‘niet-chemische stoffen’ en ‘niet-toxisch
of selectief toxisch’.
|
Koppert
Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen
|
39.
|
2(3c)
|
Dit staat al in 3.a
|
|
Laagrisicostoffen zoals bedoeld in artikel 2, lid 3(a) van de beleidsregel kunnen zowel chemische als niet-chemische werkzame werkzame stoffen
zijn. De niet-chemische werkzame stoffen waar het om gaat in artikel 2, lid 3(c) worden
als niet toxisch of selectief-toxisch beschouwd als ze geen van de classificaties
hebben die genoemd worden in Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De overige criteria voor laagrisicostoffen (bv. persistentie) worden hier niet toegepast.
Naast de laagrisicostoffen komen ook niet-chemische werkzame stoffen met een niet-toxische
of selectief toxische werking in aanmerking voor versnelde afhandeling via het loket.
Dit laatste criterium wordt in artikel 2, lid 5 toegelicht. Dit betreft een andere
categorie dan de laagrisicostoffen die in artikel 2, lid 3(a) bedoeld worden.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
40.
|
2(5)
|
De formulering van deze bepaling kan worden verbeterend. Er wordt verwezen naar de
criteria uit Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a, uit Verordening (EG) 1107/2009. Hierin zijn criteria opgenomen wanneer een werkzame stof niet als een stof met laag
risico wordt aangemerkt. De bepaling in art. 2, lid 5 uit de concept-beleidsregel
verwijst naar in positieve zin naar deze criteria. Het is evident dat de werkzame
stof niet moet beschikken over de eigenschappen die worden opgesomd in de Verordening. Zie
suggestie om dit te verhelderen
|
Aanpassen:
‘Een werkzame stof wordt in de context van het verduurzamingsloket beschouwd als niet-toxisch
of selectief toxisch indien:
– het een semiochemical betreft, en/of
– de werkzame stof anders dan een micro-organisme in overeenstemming met de criteria in Verordening (EG) nr. 1107/2009, Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en
onder a, wordt aangemerkt als laagrisico stof. Hierbij worden zowel werkzame stoffen die zijn of moeten worden geclassificeerd
als acuut toxisch voor in het water levende organismen, als werkzame stoffen die zijn
of moeten worden geclassificeerd als chronisch toxisch voor in het water levende organismen
uitgesloten van behandeling via het verduurzamingsloket.’
|
Op basis van uw opmerking is de betreffende tekst in de beleidsregel aangepast.
Omdat het hier alleen gaat om de classificaties uit Bijlage II, punt 5.1.1 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en niet om de overige criteria voor laagrisicostoffen, is uw tekstsuggestie op dit
punt aangepast.
|
|
Artikel 3. Inwerkingtreding
|
Geen commentaar ontvangen op artikel 3.
|
|
Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
41.
|
|
In de preambule en in de artikelen wordt nergens naar bijlage 1 verwezen. Hiervoor is nu een suggestie gedaan (punt 5 uit deze reactie).
De beslisboom is nu opgesteld dat deze moet worden doorlopen per werkzame stof. Wanneer
een middel uit meerdere werkzame stoffen bestaat, kan het onduidelijk zijn dat de
beslisboom per stof opnieuw moet worden doorlopen.
Ook wordt buiten beschouwing gelaten of de aanvraag voor tenminste één (nieuwe) toepassing
in Nederland wordt gedaan.
Overigens wordt in de afzonderlijke stappen soms gesproken van ‘stof’. Dit moet worden
aangepast in ‘werkzame stof’.
|
Onder vernummering van de punten 1 t/m 6 en de verwijzingen hierin opgenomen naar
andere stappen worden de nummers 1 en 2 nieuw ingevoegd:
‘1. Wordt de toelating aangevraagd voor tenminste één nieuwe toepassing in Nederland?
a. Ja → Ga door met stap 2.
b. Nee → De stof voldoet niet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.
2. Bevat het middel meer dan één werkzame stof?
a. Ja → Ga door met stap 3, maar herhaal stap 3 en de daarop volgende stappen afzonderlijk
voor iedere werkzame stof.
b. Nee → Ga door met stap 3.’
|
Op basis van uw opmerking en de tekstsuggestie is Bijlage I van de beleidsregel aangepast.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
42.
|
I(3)
|
De vraagstelling betreft de werkzame stof
|
‘Is de stof een...?’
wordt
‘Is de werkzame stof een...?’
|
Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
43.
|
I(4)
|
De vraagstelling betreft de werkzame stof
|
‘Is de stof een...?’
wordt
‘Is de werkzame stof een...?’
|
Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
44.
|
I(5)
|
De vraagstelling betreft de werkzame stof
|
‘Is de stof...?’
wordt
‘Is de werkzame stof...?’
|
Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.
|
Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)
|
45.
|
I(6)
|
De vraagstelling betreft de werkzame stof
|
‘Is de stof een...?’
wordt
‘Is de werkzame stof een...?’
|
Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.
|
|
Bijlage II. Voorlopige lijst van stoffen die voldoen aan de criteria voor het verduurzamingsloket
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
46.
|
|
Voor de periode na inwerkingtreding van de beleidsregel is het proces voor aanpassing
van de lijst opgenomen in Bijlage II niet beschreven. Wij zouden hiervoor graag een verheldering van de procedure zien.
De beleidsregel is zo opgesteld dat de niet de vermelding op bijlage II, maar de daadwerkelijke
status van een stof bepalend is. Wij begrijpen dit zo dat dat een aanvraag ook versneld
in behandeling kan worden genomen als de lijst nog niet is geactualiseerd. Het verzoek
is om dit in de preambule of dit als toelichting op te nemen in Bijlage II.
|
|
Op basis van uw opmerking is in de toelichting bij Bijlage 1 de volgende zin toegevoegd:
‘Op basis van de status van de stof op het moment van indienen van de aanvraag wordt
bepaald of de aanvraag voldoet aan de criteria, ook indien de lijst nog niet geactualiseerd
is.
‘
Bij inwerkingtreding wordt de op dat moment geldende lijst gepubliceerd. Tenminste
na iedere SCoPAFF-vergadering zal opnieuw bepaald worden welke goedgekeurde werkzame
stoffen aan de criteria voor het verduurzamingsloket voldoen. Ook na iedere bijeenkomst
van het RAC zal de lijst herzien worden op basis van de geactualiseerde classificaties.
|
CropLife NL
Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie
|
47.
|
|
Individuele CropLife NL-bedrijven zijn geraadpleegd over ontbrekende stoffen op de
lijst. Op het moment van de reactie ontbreken er geen stoffen. Mocht hier verandering
in komen, dan zullen deze worden aangedragen aan het Ctgb.
|
|
De lijst van stoffen die voldoen aan de criteria voor het verduurzamingsloket op het
moment van inwerkingtreding van de beleidsregel is gepubliceerd in Bijlage II van de beleidsregel.
|